direct naar inhoud van Artikel 1 Begripsbepalingen
Plan: Bedrijventerrein Agrobaan Ysselsteyn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP09020-Va01

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze planregels wordt verstaan onder:


1. Het plan:

Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Agrobaan Ysselsteyn' van de gemeente Venray.


2. Het bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0984.BP09020-Va01 met de bijbehorende regels en bijlagen.


3. De verbeelding:

De verbeelding van bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Agrobaan Ysselsteyn',
bestaande uit kaart met kenmerk NL.IMRO.0984.BP09020-Va01.


4. Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

5. Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.


6. Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.


7. Bedrijf:

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en/of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten,
waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt.


8. Bebouwingspercentage:

Een op de verbeelding of in de regels van dit plan aangegeven percentage, dat de
grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat minimaal mag worden bebouwd.


9. Bestaand:

  • a. Onder bestaande bebouwing wordt verstaan bebouwing welke op het tijdstip van
    de inwerkingtreding dit bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;
  • b. Onder bestaand gebruik wordt verstaan het gebruik van grond en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.


10. Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.


11. Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

12. Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.


13. Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.


14. Bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en de voor personen toegankelijke onderbouw en met uitsluiting van een zolder.


15. Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten.


16. Bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.


17. Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.


18. Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke
hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond.


19. Brutovloeroppervlak:

De som van de horizontale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten.

20. Dagrecreatief medegebruik:

Extensieve vormen van dagrecreatie die in de open lucht plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is; hieronder worden in ieder geval verstaan: wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën. Tevens tijdelijk medegebruik van grasland voor kleinschalige dagrecreatie die in de open lucht plaatsvindt, waaronder kleinschalige recreatieve luchtvaart ten behoeve van luchtballonvaren en ultralights.


21. Detailhandel:

Het bedrijfsmatig aan particulieren te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling en verkoop en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een
beroep of bedrijfsactiviteit.


22. Detailhandel in volumineuze goederen:

Detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), (grove) bouwmaterialen, keukens, sanitair en wooninrichting waaronder meubels.

23. Erf:

Het onbebouwde gedeelte van een perceel, dat direct gelegen is bij een gebouw en
dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

24. Eigen terrein:

Het terrein dat is uitgegeven in erfpacht, is verhuurd of in gebruik gegeven aan, dan wel in eigendom is van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, welke de betreffende gronden gebruikt ten behoeve van een middels de regels van dit plan ter
plaatse toegestane functie.


25. Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.


26. Geluidszoneringsplichtige inrichting:

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van
vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.


27. Gevellijn:

Een op de verbeelding aangegeven voorgevelrooilijn.


28. Groothandel:

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten
verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan
instellingen of personen, tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.


29. Hoeksituatie:

Een bouwvlak waarvan de bouwgrenzen gelegen zijn langs twee of meer openbare
wegen.


30. Kantoor(activiteiten):

Activiteiten die in overwegende mate bestaan uit administratieve werkzaamheden, dan wel werkzaamheden die worden uitgevoerd uit hoofde van juridische, bancaire, ontwerptechnische of hiermee vergelijkbare dienstenverlenende beroepsgroepen, dan wel werkzaamheden welke verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen of hiermee vergelijkbare instellingen.

31. Milieuhygiënische uitvoerbaarheid:

Overkoepelend begrip voor relevante milieuaspecten zoals onder andere geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dienen te worden.

32. Ondergeschikt bouwdeel:

Een buiten de gevel of het dakvlak uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals bijvoorbeeld luifels, liftopbouwen of -kokers, antennes, reclame-uitingen, technische installaties en noodtrappen, met uitzondering van uitgebouwde gedeeltes
van een gebouw.


33. Ondergeschikte detailhandel:

Beperkte (maximaal 15 % van de vloeroppervlakte) op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel verband houden met de bedrijfsactiviteiten.


34. Interne ontsluitingsstructuren:

(Straat)Verhardingen ten behoeve van de ontsluiting van de op het terrein gelegen

bedrijfspercelen.


35. Peil:

  • a. Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de
    hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.


36. Prostitutie:

Het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen
met een derde tegen vergoeding.


37. Risicovolle inrichting:

  • a. Een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, dan wel;
  • b. Een inrichting waarvoor krachtens een artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer vastgestelde algemene maatregel van bestuur regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen, dan wel;
  • c. Bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6 contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.


38. Staat van bedrijfsactiviteiten:

Bedrijfsactiviteitenlijst ontleend aan de VNG uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze planregels.


39. Seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijk besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of erotisch
/ pornografische voorstellingen plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, seksautomatenhal en se kstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.


40. Stedenbouwkundig beeld:

Het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa’s, de gevelindeling, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvorm in zijn omgeving.

41. Voorgevelrooilijn:

De (denkbeeldige) lijn die evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw loopt tot
aan de zijdelings perceelsgrenzen. Een bouwvlak gelegen langs meerdere openbare
wegen (hoeksituatie) heeft meerdere voorgevellijnen.


42. Waterhuishoudkundige voorzieningen:

Voorzieningen ten behoeve van waterberging of -infiltratie en voorzieningen ten behoeve van de aan- en afvoer van (hemel)water, zoals leidingen, watergangen,
waterlopen en waterpartijen.


43. Weg:

Een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende
bermen en zijkanten.


44. Wegbeheerder:

De beheerder van een (auto)(snel)weg. De wegbeheerder van de Rijksweg A73 is
Rijkswaterstaat.


45. Werk:

Een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.