direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Bedrijventerrein Agrobaan fase 3 Ysselsteyn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP11014-va01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in categorie 2, 3.1 en 3.2 zoals opgenomen in bijlage 1 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein Agrobaan Ysselsteyn', met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen, alsmede kantooractiviteiten ten behoeve van deze bedrijven, met dien verstande dat maximaal 30% van het brutovloeroppervlak ten behoeve van deze kantooractiviteiten mag worden aangewend;

met de daarbij behorende:

  • b. erven en terreinen;
  • c. ontsluitingswegen, met dien verstande dat minimaal 1 interne ontsluitingsweg met een minimale breedte van 6 meter aanwezig is;
  • d. voorzieningen ten behoeve van het laden en lossen;
  • e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat, binnen de bestemming 'Bedrijf' te allen tijden ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • f. water en (ondergrondse) waterhuishoudkundige- en infiltratievoorzieningen;
  • g. bermen, beplantingen en groenvoorzieningen;
  • h. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • i. overige bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. op of in de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen slechts die gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen;
  • b. gebouwen dienen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak te worden opgericht;
  • c. het maximum bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan aangegeven op de verbeelding;
  • d. de oppervlakte van bouwpercelen mag niet meer bedragen dan 5000 m²;

3.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van de situering en maatvoering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. indien op de verbeelding een gevellijn is aangegeven dient de voorgevel van het hoofdgebouw evenwijdig aan de gevellijn opgericht te worden, met dien verstande dat de afstand van de voorgevel tot de aan de weg gekeerde perceelsgrens niet minder dan 13 m mag bedragen;
  • b. de maximale goot - en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven op de verbeelding;
  • c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m, met dien verstande dat één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens mag worden opgericht;
  • d. de onderlinge afstand tussen de gebouwen, indien niet aaneengebouwd, mag niet minder dan 3 m bedragen.

3.2.3 Bouwwerken van openbaar nut

Voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, geldt dat:

  • a. de bebouwde oppervlakte niet meer dan 10 m² mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Ten aanzien van de situering en maatvoering van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m;
  • b. de hoogte van antennes, en reclamemasten bedraagt maximaal 15 m, met dien verstande dat de hoogte van reclamemasten die in het voorerf worden gesitueerd maximaal 3 m bedraagt;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 4 m, met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde gesitueerd tussen de bedrijfsbebouwing en de aan de weg gelegen bouwperceelgrens maximaal 3 m bedraagt.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredig nadelige gevolgen voor:

  • a. het straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de externe veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders zijn, daar waar binnen het bouwvlak ingevolge de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' een maximale bouwhoogte van 8 m geldt, bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder b voor de oprichting van gebouwen met een maximale bouwhoogte van 12 m.

3.4.1 Afwegingskader

Een in 3.4 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het niet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein ten behoeve op de ter plaatse gevestigde functie(s);
  • b. het gebruik van de gronden en opstallen voor detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel;
  • c. het gebruik van gronden voor zelfstandige kantooractiviteiten;
  • d. het gebruik van de gronden en opstallen voor het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing;
  • e. het gebruik van de gronden en opstallen voor permanente of tijdelijke bewoning en bedrijfswoning.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.1 sub a voor het toestaan van een bedrijf in de milieucategorie 4.1 dat voorkomt op de 'Staat van bedrijfsactiviteiten', zoals opgenomen in bijlage 1 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein Agrobaan Ysselsteyn';
  • b. artikel 3.1 sub a voor het toestaan van een bedrijf in de milieucategorie 2, 3.1, 3.2 en 4.1 dat niet voorkomt op de 'Staat van bedrijfsactiviteiten', zoals opgenomen in bijlage 1 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein Agrobaan Ysselsteyn', danwel voor bedrijven die vallen onder een zwaardere milieucategorie dan ter plaatse toegestaan, mits de aard en de omvang van de milieuhinder die dit bedrijf veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf als genoemd in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' dat conform de bepalingen van dit plan ter plaatse wel is toegestaan;
  • c. artikel 3.5 sub d voor het toestaan van het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, met dien verstande dat de (beoogde) opslag en/of stalling gelegen dient te zijn achter de voorgevelrooilijn van de ter plaatse aanwezige bebouwing en niet waarneembaar mag zijn vanaf de openbare weg.

3.6.1 Afwegingskader

Een in 3.6 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.