direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Albionstraat 48 Leunen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP11018-va01

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2; Een en ander met daarbij behorende voorzieningen zoals verhardingen en ontsluitingen, tuinen, groen en parkeren.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen enkel bouwwerken ten dienste van de bestemming wonen worden gebouwd, waarbij de volgende eisen gelden:

  • a. burgerwoningen
Inhoud woning inclusief aan/bijgebouwen   Max. 875m³  
Goothoogte   Max. 4,5 m  
Dakhelling   Min. 12º en max. 45º  
Afstand tot agrarische bedrijfsgebouwen   Min. 25 m.  

 

  • b. aanbouwen en bijgebouwen bij de woning:
goothoogte   Max. 3 m  
dakvorm en-helling   afgestemd op dakvorm en -helling woning  
afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m  
afstand tot de bestemming 'Verkeeer - Wegverkeer'   Min. 10 m  

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen, achter voorgevelrooilijn   Max. 2 m  
erf- en terreinafscheidingen, voor voorgevelrooilijn   Max. 1 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   Max. 3 m  
Oppervlakte ten behoeve van woning, exclusief onoverdekt zwembad   Max. 30 m²  
Onoverdekt zwembad   Max. 50 m²  

  • d. ter plaatse van het bouwvlak is één woning toegestaan, met de daarbij behorende aan- en bijgebouwen met dien verstande dat de uitbreiding van de woning buiten het bouwvlak is toegestaan;
  • e. in aanvulling op artikel 3.2 onder d dienen aan- en bijgebouwen bij met de dichtsbijzijnde gevel binnen een omtrek van 15 m van achter- en zijgevels van de woning te worden gebouwd.
  • f. ondergeschikte bouwdelen zijn wat betreft hoogte, verschijningsvorm en dakvorm uitgezonderd van het gestelde onder artikel 3.2 onder a, b en c;
  • g. binnen de fundering van de woning en/of het bijgebouw bij de woning is het ondergronds bouwen van menstoegankelijke ruimte ter vergroting van het woongenot toegestaan, mits deze ruimte(n) uitsluitend van binnenuit toegankelijk zijn en geen ruimtelijke uitstraling hebben;

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en inpassing van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. een verantwoorde landschappelijke inpassing van de woning met bijgebouwen;
  • e. het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2 onder c en het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met grotere afmetingen, zoals tennisbanen, met de bijbehorende voorzieningen toestaan, onder de voorwaarde dat de bouwwerken zorgvuldig worden ingepast, waarbij de inpassing door de erfinrichting, beplanting en/of vormgeving moet bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten;
  • b. artikel 3.2 onder a en een goothoogte van maximaal 6 m toestaan onder de voorwaarde dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing zoals bedoeld is in het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader;
  • c. artikel 3.2 onder a en een grotere inhoudsmaat voor woningen toestaan, met dien verstande dat:
    • 1. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    • 2. verbouw in combinatie met herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
    • 3. het aantal woningen gelijk blijft; woningsplitsing is niet toegestaan;
  • d. artikel 3.2 onder a en b van de planregels en het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens toestaan, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    • 2. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    • 3. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    • 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    • 5. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
    • 6. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
    • 7. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen ten behoeve van:

  • a. standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. aan-huis-gebonden-bedrijf;
  • c. het gebruik voor mantelzorg;
  • d. het gebruik van de woning voor huisvesting van tijdelijke werknemers.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.1 en 3.5 onder b van de planregels en een grotere omvang van aan-huis-gebonden-beroep respectievelijk een aan-huis-gebonden-bedrijf, anders dan een verblijfsrecreatieve voorziening, toestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 70 m2;
    • 2. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
    • 3. detailhandel vindt slechts plaats voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden-beroep en/ of het aan-huis-gebonden-bedrijf;
    • 4. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen -noodzakelijk zijn;
    • 5. de activiteit mag uitsluitend in het hoofdgebouw en/ of aanbouw plaatsvinden;
  • b. artikel 3.5 onder c van de planregels en toestaan dat de woning, aan- of bijgebouw gebruikt worden ten behoeve van mantelzorg onder de voorwaarden dat:
    • 1. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    • 2. sprake is van een medische indicatie door een van gemeentewege erkende instelling;
    • 3. het ten behoeve van de mantelzorg ingerichte vloeroppervlak maximaal 70 m² bedraagt;
    • 4. er geen tweede woning(eenheid) mag ontstaan;
    • 5. burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is