Plan: | Nachtegaalweg 6 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.BP18008-va01 |
Het bedrijf TF MINIATURE HORSES - eigendom van mevrouw B. Fisseler - is gevestigd aan de Nachtegaalweg 6 te 5812 AJ VENRAY-HEIDE. Het bedrijf richt zich op het fokken en trainen van zogenaamde mini-paarden. Op 16 januari 2017 en 7 maart 2017 heeft mevrouw Fisseler een verzoek ingediend bij het college van B&W van Venray om het bestaande bouwblok van haar agrarische bedrijf te vergroten van 0,72 ha naar 1,08 ha. Bij brief van 21 april 2017 (kenmerk: BRO-2017-0004) heeft het college van B&W besloten om in principe medewerking te verlenen aan deze bouwblokvergroting.
Ter plaatse van het agrarisch bedrijf geldt het bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010 en het bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010-herziening regels . De gronden zijn bestemd als 'Agrarisch' en kennen – onder meer - de aanduidingen 'bouwvlak' en 'agrarisch bedrijf '. De planregels stellen dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd.
Het voorliggende bestemmingsplan 'Nachtegaalweg 6' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling ten behoeve van de noodzakelijke bouwblokvergroting. Het bestemmingsplan 'Nachtegaalweg 6' bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels waaraan een toelichting is toegevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een versie op papier van het bestemmingsplan beschikbaar.
Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan is gelegen in het buitengebied ten westen van het kerkdorp Heide. Het plangebied ligt buiten de (stedenbouwkundige en verkeerskundige) bebouwde kom van Heide. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie N, nrs. 1095, 1097, 1421, 1427 en 30 en plaatselijk bekend als Nachtegaalweg 6 Heide. Het plangebied heeft een omvang van 4,58 ha.
Op onderstaande afbeelding is de indicatieve ligging van het plangebied op gemeentelijk niveau weergegeven.
locatie Nachtegaalweg 6 Heide
Op onderstaande afbeelding wordt de begrenzing van het plangebied weergegeven.
plangebied
De plantoelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een analyse van het plangebied en een beschrijving van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling (het plan). In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan het relevante rijks-, provinciale - en gemeentelijke beleid. Hoofdstuk 4 bevat een expliciete toetsing van het plan aan alle relevante milieu-planologische aspecten. De gevolgen voor de waterhuishouding (waterparagraaf) zijn beschreven in hoofdstuk 5. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan wordt behandeld in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 behandelt de economische uitvoerbaarheid van dit plan, de handhavingsaspecten en beschrijft de gevolgde procedure.
Het plangebied wordt volledig gevormd door de agrarische bedrijfsgronden van het bedrijf TF MINIATURE HORSES . Op deze gronden zijn een agrarische bedrijfswoning, een (binnen)rijhal, stallen met aansluitend een ruimte voor workshops, een stapmolen, opslag-en stallingsruimte en een verblijfsruimte voor maximaal 4 personen aanwezig. Dat kunnen grooms, ruiters of gasten van de initiatiefneemster zijn. Daarnaast zijn er de buitenruimtes voor dressuur en africhting, parkeer- en laad - en losplaatsen. Tenslotte bevinden zich aan de westzijden weiden voor uitloop en begrazing door de paarden.
feitelijke situatie plangebied e.o (bron: Google Maps)
De initiatiefnemer exploiteerde tot begin 2016 een paardenhouderij ter plaatse van het projectgebied. Het bedrijf richtte zich op het fokken en trainen van zogenaamde mini-paarden. Het betreft hier specifiek gefokte replica's van normale rijpaarden. Tevens werden er demonstraties, wedstrijden en workshops gehouden.
Het huidige agrarische bouwvlak van de initiatiefnemer bedraagt ca. 0,72 ha.
Een deel van de bedrijfsgebouwen is buiten het bestaande bouwvlak gelegen. Daarnaast bevinden zich om de bedrijfsbebouwing – deels eveneens buiten het bouwvlak – uitloopweiden, dressuur- en africhtingsbakken met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals afrasteringen, hekken en hulpgebouw. Ook deze bouwwerken horen volgens de planregels binnen het bouwvlak te liggen.
De verzochte uitbreiding van het bouwvlak is primair noodzakelijk in verband met de legalisatie van de gehele paardenhouderij aan de Nachtegaalweg 6 te Heide alsmede om de bouw van een nieuwe binnenrijhal van maximaal 35 meter bij 65 meter met een ontvangst- en bezoekersruimte van 5 meter bij 18 meter mogelijk te maken. De initiatiefnemer is begin 2016 gestopt met de feitelijke exploitatie van de paardenhouderij. De initiatiefnemer wil de bedrijfswoning en de paardenhouderij gaan verkopen. Ten behoeve van deze verkoop is het van groot belang dat de paardenhouderij qua bebouwing en gebruik geheel gelegaliseerd is en dat er de mogelijkheid is om een extra binnenrijhal te realiseren. Dat is op dit moment (nog) niet het geval.
Deze nieuwe binnenrijhal moet aansluitend aan het bestaande bebouwde bedrijfsterrein alsmede aansluitend aan het bestaande bouwvlak gerealiseerd worden. De uitbreiding van het bouwvlak op deze plek is zowel uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering van het gehele nieuwe bedrijfsterrein wenselijk als vanwege de realisatie van een 'binnenterrein' waardoor zowel een efficiente ontsluiting als het parkeren op eigen terrein wordt ingevuld en waarmee het terrein tevens een aansprekend, kwalitatief hoogstaand 'gezicht naar buiten' krijgt. Tenslotte blijft het principe van zuinig ruimtegebruik hier gelden. Het nieuw benodigde bouwvlak moet zowel qua oppervlakte (m2) als qua vormgeving zo compact mogelijk blijven. Dit alles wordt met de huidige uitbreiding van de bouwvlaklocatie gerealiseerd.
Uiteindelijk moet het vergrote bouwvlak met de beoogde nieuwe indoorrijhal de exploitatie van een productiegerichte paardenhouderij mogelijk maken, waarbij de onderneming primair gericht is op het fokken, africhten,trainen en verhandelen van paarden. Er zal binnen het plangebied geen manege gevestigd worden. Dat is nadrukkelijk verboden via de planregels (gebruiksregels) van dit plan.
Onderstaand wordt een beeld geschetst van een mogelijke (bebouwde) inrichting van het terrein.
inrichtingsschets uitbreiding paardenhouderij Nachtegaalweg 6 (rood = bestaand; oranje = nieuw)
beoogde nieuwe binnen rijhal met ontvangst- en bezoekersruimte
Teneinde de verkoop van de paardenhouderij en een legale doorstart van deze agrarische onderneming door een nieuwe eigenaar mogelijk te maken, is verzocht om medewerking om de omvang van het huidige bouwvlak aan te passen aan de feitelijke omvang van (de bebouwing van) de paardenhouderij met de mogelijkheid van een extra binnenrijhal. Met de verzochte bouwvlakvergroting tot maximaal 1,08 ha. blijft het nieuwe bouwvlak qua vormgeving en oppervlakte veel kleiner dan het beleidsmatige maximum van 2,5 ha.
nieuw bouwvlak
Brandveiligheid
Om voldoende (primaire en secundaire) bluswatervoorzieningen voor handen te hebben, voorziet het plan ook in de aanleg op eigen terrein van een geboorde put met een debiet van 90 m3/uur. De locatie en aanleg zal geschieden in overleg met de brandweer Limburg Noord. Dit is in overeenstemming met het brandveiligheidsadvies van de Regionale brandweer Limburg Noord d.d. 4 december 2018.
Ontsluiting
Het plangebied (bedrijfsperceel) wordt ontsloten door middel van twee inritten op de Groeneweg; de inrit bij de bedrijfswoning en de inrit van het bedrijfsdeel. Op dit punt verandert er niets ten opzichte van de bestaande situatie. Het bedrijf wordt al door middel van deze twee inritten ontsloten. De inrit bij de bedrijfswoning wordt alleen (privé) gebruikt door de ondernemer en haar gezin. De tweede inrit bij de nieuwe indoorrijhal vormt de bedrijfsmatige toegang tot het terrein. Door middel van bebording (op eigen terrein aan hekwerk) aan weerszijde (west-en oostzijde) van het terrein zal het bezoekende verkeer duidelijke instructies krijgen welke inrit men moet nemen.
Voor de volledige nieuwe terreininrichting wordt verwezen naar de tekening die als bijlage 1 integraal onderdeel uitmaakt van deze plantoelichting.
De Plattelandscoöperatie Peel en Maas te Panningen heeft een landschappelijk inpassingsplan gemaakt waarmee niet alleen het nieuwe (uitgebreide) bouwvlak, maar ook het hele perceel landschappelijk wordt ingepast.
Visie
De visie achter het landschapsplan heeft naast aandacht voor landschap ook een meerwaarde voor natuur en de oplossing voor regenwater van de nieuwe bebouwing wordt meegenomen. Dit alles aansluitend op het oude plan van 2006. De onderstaande visie geeft weer wat wenselijk is op het vlak van landschappelijke inpassing, ecologie en waterinfiltratie.
Landschap
De landschappelijke inkadering van het totale bedrijf dient ook een bijdrage te leveren aan de landschapskwaliteit. Het doel hierbij is ook de structuur van het landschap te versterken en de herkenbaarheid en aantrekkelijkheid te vergroten. Door het feit dat het bedrijf geweldig omgeven is door groen in een halfopen landschap, is de vervanging van de Prunussen naar een dichte haag de afronding van bestaande fraaie erf. Het is de bedoeling om ook de nieuwe situatie fraai in het landschap te gieten. Door de nieuwe hal verdwijnt een deel van de beplanting op deze plek en door hier de zichtzijde met hagen en bomen te omkaderen wordt een visitekaartje gecreëerd en een sterke verbinding naar de bijbehorende weilanden. De haag en bomen geeft beschutting rond de nieuwe hal. De achterzijde wordt de haag een stuk verlengd, zodat dit bijdraagt aan de versterking groencluster. Door de verdere omgeving juist open te laten, behalve enkele bomen, wordt het doorzicht behouden, dat strookt met de historische situatie. Op het binnenerf enkele “andere” bomen, namelijk zuilbomen geven een mooi accent.
Water
De visie is om het regenwater van de nieuwe bebouwing op te vangen en te laten infiltreren in de infiltratiepoel in de hoek van het perceel, dat grenst aan de bestaande beplantingsstrook en achterlangs de nieuwe haag. Daar de nieuwe bebouwing en verharding ca. 2500 m2 bedraagt wordt al het regenwater opgevangen en kan infiltreren in deze infiltratiepoel. Bij de T=100 moet er een bui van 84 mm gebufferd kunnen worden wat dan 210 m3 omhelst. Bij grote buien kan het overtollige regenwater op het nabijgelegen weiland vloeien en infiltreren, maar dit zal niet aan de orde zijn met deze inhoud infiltratiebufferpoel.
De inrichting en begroeiing van deze infiltratiepoel met een kruidenvegetatie zal eveneens enige ecologische waarden creëren voor fauna vanuit het open weiland.
Natuur
De locatie heeft op dit moment met het vele groen rondom de bebouwing wel natuurwaarden. Door de aanleg van hagen met bomen en de solitaire bomen en poel kan hier een meerwaarde worden gecreëerd, zodat flora en fauna hiervan kunnen profiteren.
landschappelijk inpassingsplan
Voor het volledige landschappelijke inpassingsplan wordt verwezen naar het rapport dat als bijlage 2 integraal onderdeel uitmaakt van deze plantoelichting.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR is het kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt. Een van de kernbegrippen in de Structuurvisie is decentralisatie. Dit kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten letterlijk de ruimte geven om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.
Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie).
Planspecifiek
Verstedelijkings- en landschapsbeleid en ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied laat het Rijk grotendeels over aan de provincies en gemeenten. Het plan heeft betrekking op de uitbreiding van een agrarisch bouwblok voor een ter plaatse gevestigde paardenhouderij. Specifieke nationale belangen zijn hierbij niet aan de orde.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Vanaf 1 juli 2017 moeten ruimtelijke plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken worden getoetst aan de nieuwe Ladder Duurzame Verstedelijking. De grondslag voor de nieuwe Ladder-toets is het nieuwe artikel 3.1.6 lid 2 Bro. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd:
'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
Planspecifiek
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de uitbreiding van een agrarisch bouwblok voor een paardenhouderij. Het betreft hier geen stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 onder i van het Bro.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ((Barro) voorheen ook genoemd: AMvB Ruimte) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden.
Het Barro bevat alle ruimtelijke rijksbelangen uit de eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) en geeft middels regels en plankaarten (juridisch) de mogelijkheid om de rijksbelangen veel directer door te laten werken in de ruimtelijke plannen van andere overheden. De onderwerpen in het Barro betreffen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nationale landschappen, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.
Planspecifiek
Dit bestemmingsplan heeft geen betrekking op een van de genoemde rijksbelangen. Voor het plangebied e.o. is verder ook geen sprake van een gebiedsreservering voor de lange termijn.
Het POL 2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), provinciaal verkeer- en vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer). In het POL 2014 formuleert de provincie een aantal zogenoemde 'Limburgse principes' welke de komende jaren richtinggevend zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van Limburg.
Belangrijke principes in dit nieuwe omgevingsbeleid zijn:
Het plangebied is gelegen in de POL-zone 'buitengebied'. Deze zone omvat gebieden met een overwegend landbouwkundig karakter waarbij plaatselijk ook omgevingskwaliteiten aan de orde kunnen zijn. Met respect voor de aanwezige kwaliteiten wordt de inrichting en ontwikkeling van de gebieden in belangrijke mate bepaald door de landbouw. Daarnaast wordt in deze gebieden extra belang gehecht aan verbreding van de plattelandseconomie. Bijvoorbeeld door het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de toeristische sector, en voor kleinschalige vormen van bedrijvigheid in vrijkomende agrarische en niet-agrarische gebouwen.
Planspecifiek
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de uitbreiding van een agrarisch bouwblok voor een paardenhouderij. Het betreft hier een ruimtelijke ontwikkeling die past binnen de provinciale beleidsdoelstellingen voor dit gebied.
De Omgevingsverordening Limburg 2011 was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. In 2014 is de Omgevingsverordening opnieuw gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Het hoofdstuk Ruimte heeft twee kenmerkende verschillen met de andere onderdelen van de Verordening:
Reikwijdte verordening
Artikel 2.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
Planspecifiek
In de toelichting bij dit bestemmingsplan is aangetoond dat door middel van dit plan niet voorzien wordt in een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' zoals bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
Algemeen
Aan bestaande locaties waar sprake is van een bedrijfsmatige agrarische productie wordt op de verbeelding een agrarisch bouwvlak toegekend. Of sprake is van een bedrijfsmatige activiteit wordt bepaald aan de hand van de omvang. De omvang van agrarische bedrijven kan worden uitgedrukt in Nederlandse Grootte Eenheden (NGE). Bedrijven met een omvang van minimaal 70 NGE worden doorgaans beschouwd als volwaardig bedrijf met voldoende toekomstperspectief. Volgens de norm van het CBS ligt de grens tussen een agrarisch bedrijf en een hobbymatige activiteit bij een omvang van 20 NGE.
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2010 worden een aantal duidelijke ruimtelijke beleidskeuzes gemaakt, namelijk:
Agrarisch bouwvlak
Een bouwvlak is een op de verbeelding voor een perceel of meerdere aaneengesloten percelen opgenomen vlak waarbinnen alle bij het bedrijf behorende bebouwing dient te worden gesitueerd. Alle bouwwerken in het buitengebied (zoals bedrijfswoning, bijgebouwen, stallen, machineberging, mestopslag, voedersilo's, permanente teeltondersteunende voorzieningen) dienen binnen een, op de verbeelding begrenst, bouwvlak te worden opgenomen. Dit geldt ook voor bijbehorende voorzieningen zoals tuin, erfverharding, kuilvoerplaten en erfbeplanting. De grens van het bouwvlak hoeft niet samen te vallen met de kadastrale perceelsgrenzen. In beginsel is maximaal 2 inritten toegestaan ten behoeve van de vuile en schone weg.
Verder zijn op bedrijfsniveau voorzieningen toegestaan ten behoeve van een duurzame ontwikkeling en exploitatie van het desbetreffende bedrijf zoals mestverwerking, energie - opwekking en biovergisting. Een aantal voorzieningen worden onder voorwaarden buiten het agrarisch bouwvlak toegestaan: mest- en sleufsilo en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen. Het is ook mogelijk dat de erfbeplanting (deels) buiten het bouwvlak is gesitueerd.
Bij een (her)overweging omtrent de omvang van de agrarische bouwvlakken wordt het principe 'bouwvlak op maat' gehanteerd. Uitgangspunt hierbij is dat de omvang en begrenzing van de bouwkavel is afgestemd op een redelijkerwijs voorziene uitbreidingsbehoefte binnen de planperiode.
Tegenprestatie bij ontwikkelingen binnen en buiten agrarisch bouwvlak
Op de verbeelding is de omvang van het bouwvlak vastgelegd. Een uitbreiding van het bouwvlak is binnen het bestemmingplan mogelijk gemaakt via een besluit dat het college van B&W kan nemen. Bij de uitbreiding wordt rekening gehouden met de referentiematen van de provinciale regeling en het Limburgs Kwaliteitsmenu.
Basiskwaliteitsverbetering
Als basis geldt voor elke ontwikkeling met betrekking tot bouwen, bouwwerken en verharding van agrarische bedrijven dat de ontwikkeling landschappelijk wordt ingepast op basis van een inpassingsplan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke en ruimtelijke inpassing). Het basispakket is van toepassing bij ontwikkelingen waarbij het agrarisch bouwvlak niet groter wordt dan 1,5 hectare (behalve voor glastuinbouwbedrijven waar 3 hectare geldt). Toetsingskader voor dit basispakket (landschappelijke inpassing) vormt het Beeldkwaliteitsplan.
Ten aanzien van de nieuwe ontwikkeling worden daarnaast voorzieningen getroffen voor de afkoppeling van hemelwater, waarbij afhankelijk van de situatie dit infiltratie of berging kan zijn.
Aanvullende kwaliteitsverbetering
Verder geldt een aanvullende kwaliteitsverbetering in geval van nieuwvestiging (inclusief omschakeling) of in geval dat het agrarisch bouwvlak groter is/wordt dan 1,5 hectare (bij glastuinbouw meer dan 3 hectare). Indien aanvullende kwaliteitsverbeterende maatregelen aan de orde zijn, dient in ieder geval de volledige kavel te worden ingepast (bij het basispakket hoeft alleen de uitbreiding ingepast te worden). Toetsingskader voor de aanvullende kwaliteitsverbeteringen vormt het Ruimtelijk KwaliteitsKader
In het kader van het aanvullend kwaliteitsverbetering dient naast de landschappelijke inpassing (basispakket) voldaan te worden aan één of meerdere van de onderstaande componenten (afhankelijk van het agrarische bedrijfstype en de aanwezige ruimtelijke kwaliteit):
De afspraken omtrent de landschappelijke inpassing en aanvullende kwaliteitsverbetering worden vervolgens in een overeenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente vastgelegd. Bij de beoordeling van dit aanvullend pakket wordt een advies gevraagd aan de (regionale) adviescommissie.
Planspecifiek
Dit plan voldoet geheel aan het geformuleerde beleid voor het Venrayse buitengebied. Het plan leidt tot een vergroting van het bouwvlak ruim beneden de 1,5 ha. (nml. 1,08 ha.). De uitbreiding van het agrarische bouwvlak zal landschappelijk worden ingepast. Verder wordt er voorzien in een systeem van duurzame hemelwaterverwerking (verwezen wordt hier naar het bepaalde in paragraaf 2.2.2 van deze plantoelichting). Hierdoor voldoet dit plan aan alle eisen uit het basispakket.
Het houden, stallen, trainen en fokken van paarden en het aanbieden van paardrijlessen is een toenemende economische activiteit in het buitengebied. Duidelijk is geworden dat er een grote diversiteit aan activiteiten bestaat.
Op basis van de VNG-publicatie ‘Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening’ (februari 2009) wordt onderscheid gemaakt tussen productiegerichte paardenhouderijen en gebruiksgerichte paardenhouderijen (ofwel maneges). Het onderscheid in productiegerichte paardenhouderijen en maneges, blijkt in de praktijk moeilijk toepasbaar. In het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' worden alle paardenhouderijen, met uitzondering van maneges als agrarisch bedrijf beschouwd. Binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' zijn paardenhouderijen en maneges binnen de volgende bestemmingen mogelijk:
beleid paardenhouderijen in het Venrayse buitengebied (bron: bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010')
Om recht te doen aan de specifieke activiteiten van de gebruiksgerichte paardenhouderijen, is het ook toegestaan verblijfsaccommodatie te realiseren voor tijdelijke gebruikers, stagiaires en grooms.
Bij paardenhouderijen kunnen een zogenaamde paardenbakken of buitenrijbanen nodig zijn. Dit is een voorziening met zand en een afrastering en vaak zijn er ook lichtmasten aanwezig. Afhankelijk van de grondwaterstand kan ook drainage noodzakelijk zijn. Andere voorzieningen zijn een stapmolen e.d. Een paardenbak (of stapmolen) dient in principe binnen het bestemmingsvlak of agrarisch bouwvlak en in aansluiting op de (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing te worden opgericht. Indien hier aantoonbaar geen ruimte beschikbaar is, is het mogelijk om de voorziening aansluitend aan het bestemmingsvlak of agrarisch bouwvlak op te richten.
Planspecifiek
De (productgerichte) paardenhouderij van de initiatiefneemster is gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch'. Daar zijn dergelijke agrarische bedrijven ook toegestaan. Er is binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer om de beoogde nieuwe indoorrijhal in zijn geheel binnen dit bouwvlak te realiseren. Het beoogde nieuwe bedrijfsgebouw wordt nu deels binnen het bestaande agrarische bouwvlak en deels direct aansluitend aan het bestaande agrarische bouwvlak gerealiseerd. Hierdoor past de paardenhouderij binnen het beleidskader voor paardenhouderijen in het buitengebied.
Het verkeers- en vervoersplan (Gemeente Venray (maart 2007), Venray's Verkeers- en vervoersplan. Venray) is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Venray en recentelijk geactualiseerd. Met het verkeers- en vervoersplan worden een viertal doelstellingen nagestreefd:
In het VVVP is een wegcategorisering opgenomen. De wegen in Venray zijn verdeeld in:
De stroomwegen worden gevormd door de auto(snel)wegen buiten de bebouwde kom, zoals de A73, de Deurneseweg en de Middenpeelweg.
Gebiedsontsluitingswegen zijn wegen met aparte voorzieningen voor langzaamverkeer (aparte fietspaden of parallelle structuur) en een toegestane snelheid van 50 km/u (binnen de bebouwde kom) en 80 km/u (buiten de bebouwde kom). De weginrichting is vooral gericht op doorstroming. De buitenring is zo'n gebiedsontsluitingsweg bedoeld om het verkeer tussen de woonwijken en de bovenlokale wegen om het centrum heen te geleiden naar wegen van een hogere orde.
Wijkontsluitingswegen zijn wegen binnen de bebouwde kom met een maximum snelheid van 50 km/u waarbij de weginrichting plus omgeving gericht is op een gemengd gebruik van doorstroming en verblijven. Voor langzaam verkeer wordt uitgegaan van fietssuggestiestroken of - waar mogelijk - aparte fietspaden.
De overige wegen binnen en buiten de bebouwde kom zijn erftoegangswegen. Op deze wegen geldt een maximumsnelheid van 30 km/u (binnen de bebouwde kom) of 60 km/u (buiten de bebouwde kom). De verkeersfunctie van deze wegen is perceelsontsluiting. De weginrichting en omgeving is dan ook geheel gericht op verblijven. Een menging van de verschillende verkeersstromen (gemotoriseerd verkeer en langzaamverkeer) wordt hier acceptabel geacht. Woonstraten binnen de bebouwde kom zijn erftoegangswegen.
Planspecifiek
De Nachtegaalweg kan worden getypeerd als erftoegangsweg. De verkeersfunctie is hier gericht op verblijven en perceelsontsluiting. Het wegprofiel en de inrichting van de openbare ruimte volgt deze specifieke verkeersfunctie. Het betreft hier echter geen weg waarvoor in het VVVP concrete beleidsdoelstellingen zijn geformuleerd.
De Toetssteen Openbare Ruimte, heeft betrekking op de (toekomstige) openbare ruimte, geen gebouw zijnde, welke beheerd wordt door de beheerders van de afdeling Openbare Ruimte van de gemeente Venray. De Toetssteen Openbare Ruimte heeft als doel het waarborgen van de kwaliteit van de openbare ruimte van de gemeente Venray. Het begrip kwaliteit kan worden opgedeeld in:
De Toetssteen beschrijft de uitgangspunten, randvoorwaarden, ontwerpeisen etc. waaraan bouwplannen in de openbare ruimte minimaal dienen te voldoen. Verder verschaft de Toetssteen inzicht in de toetsingsprocedure van de gemeente.
Het meenemen van de uitgangspunten, randvoorwaarden en ontwerpeisen van al de betrokken vakdisciplines in een vroeg stadium zal resulteren in een meer integraal ontwerp. Met deze werkwijze kan op de lange termijn integraal ontworpen openbare ruimte kostenefficiënter worden beheerd en kan deze door keuzes als flexibiliteit en aanpasbaarheid blijven voorzien in de behoeften van de maatschappij. Ook zal het beoordelingstraject van een bouwplan efficiënter verlopen.
Het waarborgen dat wordt voldaan aan de verschillende kwaliteitseisen van de gemeente bestaat uit twee stappen, te weten:
1. Aanleveren Toetssteen.
2. Controle op toepassing Toetssteen in de plannen.
Planspecifiek
Onderdeel van het onderhavige plan is de realisatie van voldoende parkeer- en laad-en losplaatsen. Het betreft hier verkeerskundige voorzieningen op eigen (privaat) terrein. Dit plan valt dus niet primair onder de reikwijdte van de Toetssteen. In het kader van de ontwikkeling van het voorliggende plan dient de Toetssteen Openbare Ruimte met name te waarborgen dat voorzien wordt in een kwantitatief en kwalitatief adequate parkeeroplossing op eigen terrein. Voor het aantal benodigde parkeer- en laad- en losplaatsen zal – volgens de Toetssteen Openbare Ruimte – voldaan moeten worden aan het bepaalde in de Beleidsnota Parkeernormen Venray. Voor de fysieke realisatie van de parkeerplaatsen zal moeten worden voldaan aan de technische eisen uit de Toetssteen Openbare Ruimte en het OOR (Ontwerpprincipes Openbare Ruimte).
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010 en het bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010- herziening regels. De gronden zijn bestemd als 'Agrarisch' en kennen – onder meer - de aanduidingen 'bouwvlak' en 'agrarisch bedrijf '. In de loop der jaren is een deel van de bedrijfsgebouwen en een aanzienlijk deel van de bedrijfsgronden buiten het bouwvlak komen te vallen.
Artikel 3.2.1 onder a van de planregels stellen echter dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd. Verder stelt artikel 3.5 onder i van de planregels dat de agrarische bedrijfswoning en agrarische bedrijfsgebouwen niet gebruikt mogen worden voor de huisvesting van stagiaires en grooms voor het africhten van paarden.
Uitsnede verbeelding BP Buitengebied Venray 2010 (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Een deel van de bedrijfsgebouwen ligt buiten het bouwvlak. Ook de hekwerken om de uitloopweiden en om dressuur- en africhtingsbakken liggen grotendeels buiten het bouwvlak. Tevens is er een logiesruimte voor het verblijf van maximaal 4 gasten of grooms. Hierdoor is het gebruik van een deel van de huidige bedrijfsbebouwing in strijd met het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010 kent echter een wijzigingsbevoegdheid (artikel 3.7.5 BP Buitengebied) om – onder een aantal voorwaarden – het agrarisch bouwvlak te vergroten (tot maximaal 2,5 ha) en daarmee de huidige strijdigheid met het bestemmingsplan, op te heffen.
De huidige en toekomstige bedrijfsgebouwen zijn geen geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh), zodat de Wgh verder niet van toepassing is.
Zowel de beoogde nieuwe indoorrijhal als de te legaliseren bedrijfsgebouwen hebben een bodemgevoelige functie. Er zal inzicht moeten komen in de kwaliteit van de bodem en het grondwater. Historisch bodemonderzoek (vooronderzoek) is derhalve in ieder geval noodzakelijk in het kader van dit bestemmingsplan.
Econsultancy BV te Swalmen heeft een historisch bodemonderzoek (NEN 5725) uitgevoerd aan de Nachtegaalweg 6 te Heide. Er zijn geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging binnen het plangebied te verwachten. Op basis van het vooronderzoek, de terreininspectie en het zintuiglijk bodemonderzoek kan gesteld worden dat er milieuhygiënisch géén belemmeringen bestaan voor de voorgenomen bouwplannen binnen het plangebied. De onderzoeksresultaten geven vooralsnog géén aanleiding voor verder bodemonderzoek dan wel een bodemonderzoek op analytische grondslag.
Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar het rapport dat als bijlage 3 integraal onderdeel uitmaakt van deze plantoelichting.
De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In het Besluit NIBM is vastgelegd wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Het gaat hierbij om de volgende categorieën:
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit maar niet onder bovenstaande categorieën valt, heeft het toenmalige Ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.
Het doel van deze tool is:
In het kader van deze ruimtelijke ontwikkeling is gebruik gemaakt van deze specifieke rekentool. Het plangebied ligt in een gebied dat is aangeduid als 'Weinig Stedelijk'. Het plangebied ligt in het 'buitengebied'. De verkeersgeneratie voor de Nachtegaalweg 6 is berekend aan de hand van de CROW-publicatie 327, Kencijfers Parkeren en Verkeersgeneratie. Er wordt een verkeersgeneratie met een maximum van 24 extra verkeersbewegingen per weekdagetmaal berekend in verband met de uitbreiding van de paardenhouderij op de Nachtegaalweg 6. Het aandeel vrachtverkeer is 25 procent.
NIBM-tool uitbreiding paardenhouderij Nachtegaalweg 6 Heide
Conclusie
Uit de berekening van de toename blijkt dat de Nibm-norm van 1,2 µg/m3 voor zowel stikstof als fijnstof niet wordt overschreden. De bijdrage van het extra verkeer leidt niet tot een in betekende mate slechter wordende luchtkwaliteit ter plaatse. Geconcludeerd kan worden dat voor het aspect luchtkwaliteit geen nader onderzoek noodzakelijk is.
Voor het realiseren van een aanvaardbare woon- en/of verblijfsklimaat ter plaatse van het plangebied en om te voorkomen dat agrarische bedrijven in hun ontwikkeling belemmerd worden, is het bepaalde in de Wet geurhinder en veehouderij van belang. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen.
De gemeenteraad van de gemeente Venray heeft een Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld. In deze verordening wijkt de gemeente Venray deels af van de wettelijke normen uit de Wgv. De geurverordening van de gemeente Venray stelt de volgende normen:
In deze verordening is het huidige plangebied aangewezen als “Buitengebied”. Hiervoor geldt een maximale waarde voor geurbelasting door een veehouderij van 14,0 ouE/m3 ter plaatse van geurgevoelige objecten.
In de bebouwde kom geldt een vaste afstand van 100 meter voor veehouderijen waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld. In het buitengebied geldt een vaste afstand van 50 meter (artikel 4 lid 1 Wgv). Paarden behoren tot de diercategorieen waarvoor geen emissiefactoren zijn vastgesteld ( bijlage 1 Regeling geurhinder en veehouderij (Rav-code: M1)).
Het dichtst bij de paardenhouderij gelegen geurgevoelige object is de agrarische bedrijfswoning van de melkrundveehouderij aan de Nachtegaalweg 4.
De kortste afstand tussen de grens van het bestaande bouwvlak en de gevel van deze bedrijfswoning verandert niet als gevolg van dit plan. De uitbreiding van het bouwvlak vindt namelijk uitsluitend plaats aan de andere (west)zijde van het bestaande bouwvlak. De afstand tussen de grens waar de uitbreiding van het bouwvlak begint en het dichtstbij gelegen geurgevoelige object bedraagt ca. 104 meter.
Verder mogen er in het kader van dit plan geen nieuwe geurgevoelige objecten binnen deze paardenhouderij gerealiseerd worden. De bestaande bedrijfswoning en huisvesting voor grooms blijven gehandhaafd. Extra bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. De enige relevante nieuwe ontwikkeling zou de realisatie van een nieuwe indoor rijhal zijn. Daarvan is in de jurisprudentie echter al vastgesteld dat dit geen geurgevoelige objecten zijn in de zin van de Wgv (zie ABRvS 13-02-2013, zaaknr. 201111498/1/R4, ECLI:NL:RVS:2014:22 en ABRvS 24-12-2013, zaaknr. 201300114/1/R3, ECLI:NL:RVS:2013:2562).
Het wettelijk kader voor risicovolle bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor het transport van gevaarlijke stoffen is het vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het Nederlandse externe veiligheidsbeleid is gebaseerd op twee elementen: een harde norm in de vorm van het plaatsgebonden risico (PR) en een oriënterende waarde in de vorm van het groepsrisico (GR). De norm voor het plaatsgebonden risico bedraagt één op de miljoen (10-6) per jaar, ofwel 1 op de miljoen blootgestelde personen. Het hanteren van een norm voor het plaatsgebonden risico biedt een basisveiligheidsniveau voor de individuele burger in de omgeving van een risicovolle activiteit. Voor nieuwe situaties geldt deze norm als grenswaarde. Dat wil zeggen dat kwetsbare objecten buiten de 10-6 contour moeten zijn gelegen. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de plaatsgebonden risico-contour ook, maar daar geldt de contour alleen als richtwaarde.
Het groepsrisico gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied (1 % letaliteitgrens) gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de oriënterende waarde. Dit is een richtwaarde waarvan het bevoegd gezag, voldoende gemotiveerd, kan afwijken.
Binnen dit plan zijn een aantal bedrijfsgebouwen aanwezig die gekwalificeerd kunnen worden als beperkt kwetsbare objecten in de zin van artikel 1 Bevi. Het betreft hier de bestaande bedrijfswoning, de huidige indoorrijhal en het verblijf van de grooms. Ook de toekomstige nieuwe indoorrijhal is een beperkt kwetsbaar object.
Volgens de Risicokaart Limburg zijn er binnen een straal van 1 km om het plangebied geen risicovolle (Bevi)inrichtingen zijn gelegen.
De dichtstbij het plangebied gelegen routes waarover het transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt zijn de N 270 (wegtracé Ysselsteyn-A73 Venray) en A73 (wegtracé: A73 afrit 9 (Venray)-afrit 11 (Horst)). De N270 is een provinciale weg die geen basisnetroute is, maar waarover wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De A73 is wel een basisnetroute.
Volgens de Risicokaart Limburg geldt er voor de N270 geen PR 10-6 contour. Voor het bovenbegenoemde wegvak van de A73 geldt een PR-plafond van 1, 0 meter (d.w.z. de PR 10-6 contour valt binnen het wegvlak). Verder geldt er een Plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter aan weerzijde van de weg (artikel 13 Wet vervoer gevaarlijke stoffen jo. artikelen 2 en 3 en bijlage I Regeling basisnet).
Verder vloeit uit artike 8 lid 1 Bevt voort dat indien een bestemmingsplan of omgevingsvergunning betrekking heeft op een gebied dat meer dan 200 meter van een transportroute waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, afligt, dan hoeft in de toelichting bij dat plan onderscheidenlijk in de ruimtelijke onderbouwing van die vergunning geen verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden.
Het plangebied is op ca. 350 meter van de N 270 en op ca. 4,8 km van de A-73 gelegen, zodat externe veiligheidsaspecten geen beperkingen opleveren voor de realisatie van het plan.
Een buisleiding die wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen, vormt een risico voor de veiligheid. Als de leiding gaat lekken, kunnen de gevaarlijke stoffen vrijkomen en ontstaat er een kans op een explosie, vergiftiging van mensen of dieren of verontreiniging van het milieu. In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor de exploitant en de gemeente. Exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn. Gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.
Op basis van de Risicokaart Limburg blijkt dat er binnen het plangebied en in de omgeving van het plangebied geen ondergrondse olie- of gasbuisleidingen zijn gelegen die van invloed zijn op het plan.
Wel is ten zuiden van het plangebied een rioolpersleiding gelegen. Dit is echter geen leiding waardoor gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Conform het beleid van het Waterschap Limburg en de gemeente Venray dient deze leiding - inclusief een bijbehorende beschermingszone aan weerszijde van de leiding van 3,50 meter vanuit het hart van de leiding - wel geregeld te worden in de planregels en op de verbeelding van het geldend bestemmingsplan. Dat is gebeurd in de bestemmingsplannen 'Buitengebied Venray 2010' en 'Buitengebied Venray 2010-herziening regels' Deze planologisch-juridische regeling wordt ook voor dit bestemmingsplan van overeenkomstige toepassing verklaard. Het nieuwe - vergrote - bouwvlak ligt buiten de beschermingszone langs deze leiding.
Zonering rond het bovengrondse hoogspanningsnet in Nederland is vastgelegd in de Netkaart van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De Netkaart bevat o.a. gegevens over de netbeheerder en de breedte van de indicatieve zones. Op basis van de informatie van o.a. de Netkaart blijkt dat er geen hoogspanningslijnen in de directe nabijheid van het besluitgebied liggen die van invloed zijn op het plan.
Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers, granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Het gehele grondgebied van de gemeente Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE). Met behulp van het explosievenonderzoek worden de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart gebracht. De gemeente Venray adviseert bij grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen een detectieonderzoek uit te (laten) voeren.
Dit onderzoek dient plaats te vinden in het kader van de Arbowetgeving en is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet juridisch afdwingbaar. Het is echter te allen tijden de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de grond om bij grondwerkzaamheden te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving.
Natuur en landschap
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen Ecologische HoofdStructuur (EHS)), Natura 2000-gebieden of beschermde natuurmonumenten. Het plangebied zelf heeft geen bijzondere natuurwaarden, maar kent wel specifieke (open) landschappelijke waarden.
In het landschappelijk inpassingsplan zal rekening gehouden worden met deze landschappelijke waarden. Zoals blijkt uit dit verzoek, is en blijft de bedrijfsbebouwing voornamelijk geclusterd op het oostelijke deel van het bouwvlak. De overige delen van het bouwvlak zullen voornamelijk gebruikt worden voor het africhten en het weiden van paarden, maar ook laden en lossen, parkeren, groen- en watervoorzieningen.
De beoogde ruimtelijke ontwikkeling ziet primair op de legalisatie van een bestaande paardenhouderij en op de bouw van een nieuwe indoorrijhal. Gelet op de ruime afstanden tot het dichtstbijgelegen Natura 2000-gebied 'Boschhuizerbergen' en de Limburgse NNN (6 km resp. 2,5 km) en de aard van de ruimtelijke ontwikkeling heeft het plan redelijkerwijs geen nadelige consequenties voor de natuur- en landschappelijke waarden van de NNN en de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.
Flora en fauna
Het plangebied is op dit moment deels bebouwd en verhard en deels onbebouwd en onverhard. De gronden zijn in gebruik voor (agrarische)bedrijfs-, verkeers- en woondoeleinden. Water is binnen het projectgebied niet aanwezig.
Door het bestaande gebruik van het plangebied – en de verstoring die hierdoor plaatsvindt (verkeer, menselijke/bedrijfsmatige activiteiten) - alsmede door de aard en inrichting van het plangebied, vormt het plangebied geen geschikte biotoop voor zoogdieren (waaronder vleermuizen, hoewel het gebied wel incidenteel als fourageergebied kan dienen), amfibieën en reptielen.
Econsultancy BV te Swalmen heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De quickscan flora en fauna is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen uitbreiding van het agrarisch bouwblok en heeft als doel om in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten, gebieden of houtopstanden aanwezig zijn die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk negatieve gevolgen kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep.
De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in de onderstaande tabel. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
Conclusie
Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden is de verwachting dat de voorgenomen werkzaamheden uitvoerbaar zijn. Ten aanzien van algemene broedvogels kunnen overtredingen voorkomen worden door rekening te houden met het broedseizoen. Daarnaast dient te allen tijde de zorgplicht in acht te worden genomen ten aanzien van algemene zoogdieren en amfibieën.
Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen voor deze soorten ten aanzien van de Wet natuurbescherming niet aan de orde. Dit wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling van desbetreffende overige soorten. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht.
Met betrekking tot beschermde gebieden en houtopstanden worden geen bezwaren voorzien in de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden op de onderzoeklocatie. Ontheffing hoeft niet te worden aangevraagd.
Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar het rapport dat als bijlage 4 integraal onderdeel uitmaakt van deze plantoelichting.
Binnen het plangebied zijn geen rijks-of gemeentelijke monumenten gelegen. Ook ligt het plangebied niet binnen een molenbiotoop.
Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Venray is het plangebied gelegen in een gebied met een lage archeologische verwachting. In dit soort gebieden behoeft niet gevreesd te worden dat bodemingrepen leiden tot verstoring van historisch relevant bodemarchief. Archeologie legt geen beperkingen op ruimtelijke (bouw) ontwikkelingen op. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Uitsnede archeologische beleidskaart Venray
De ontsluiting van het plangebied blijft plaatsvinden via de Groeneweg. Deze weg is qua verkeersfunctie (perceelsontsluitingsweg) en qua wegprofiel uitstekend geschikt om het verkeersaanbod van en naar het projectgebied af te wikkelen.
Het plangebied (bedrijfsperceel) wordt ontsloten door middel van twee inritten op de Groeneweg; de inrit bij de bedrijfswoning en de inrit van het bedrijfsdeel. Op dit punt verandert er niets ten opzichte van de bestaande situatie. Het bedrijf wordt al door middel van deze twee inritten ontsloten. De inrit bij de bedrijfswoning wordt alleen (privé) gebruikt door de ondernemer en haar gezin. De tweede inrit bij de nieuwe indoorrijhal vormt de bedrijfsmatige toegang tot het terrein. Door middel van bebording (op eigen terrein aan hekwerk) aan weerszijde (west-en oostzijde) van het terrein zal het bezoekende verkeer duidelijke instructies krijgen welke inrit men moet nemen.
Parkeren dient volgens het gemeentelijke parkeerbeleid plaats te vinden op eigen terrein. Het benodigd aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de 'Beleidsnota Parkeernormen Venray'. In deze beleidsnota zijn de parkeerkencijfers van het CROW vertaald naar parkeernormen voor de Gemeente Venray. De normen staan weergegeven in bijlage 3 van de Beleidsnota. In de beleidsnota staan verder de uitgangspunten en toepassingsregels m.b.t. parkeren. Dit is het leidende document.
De ligging van een gebied bepaalt mede de parkeernorm. Venray is daarom ingedeeld in drie stedelijke zones:
1. Centrum: het gebied binnen de binnenring met uitzondering van het woongebied direct ten noorden van het centrum.
2. Schil/overloopgebied: het gebied tussen de binnenring en de buitenring inclusief het woongebied ten noorden van het centrum.
3. Rest bebouwde kom, kerkdorpen en buitengebied: alle overige niet onder 1 en 2 genoemde gebieden.
Het plangebied valt onder de zone 'buitengebied'. De Beleidsnota Parkeernormen Venray kent specifieke parkeernormen voor de functies binnen het plangebied:
functie | parkeernorm | benodigde pp | aanwezige pp |
1 bedrijfswoning | 2,0 pp / woning | 2 | 4 |
1 verblijfsgebouw voor max. 4 grooms/ruiters (4 kamers) | 0,3 pp/kamer | 1,2 | 3 |
paardenhouderij: - max. 30 stallen/boxen |
0,4/paardenbox | 12 | 12 |
Binnen het plan wordt voorzien in 15 parkeerplaatsen voor motorvoertuigen ten behoeve van bezoekers, ruiters en grooms en 2 parkeerplaatsen voor vrachtwagens/paardentrailers. Daarnaast is er op het rechterzijerf bij de bedrijfswoning ruimte om minstens 4 auto's te parkeren. De parkeergelegenheid bij de bedrijfswoning wordt alleen gebruikt door bewoners. het zakelijke verkeer zal parkeren ter plaatse van de parkeervakken op het binnenterrein.
Hiermee wordt voorzien in meer dan voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
ontsluiting, draaicirkel en parkeerplaatsen op eigen terrein
Evenementen
Er wordt niet voorzien in het standaard organiseren van evenementen (zoals cursussen, workshops en wedstrijden). Dat was voorheen het geval toen de initiatiefneemster nog mini-paarden fokte en africhtte. In de nieuwe opzet zal dit niet meer of slechts zeer incidenteel gebeuren. Voor evenementen heeft de initiatiefneemster altijd een vergunning in het kader van de APV nodig. Een van de zaken die in het kader van het organiseren van zo'n evenement moet gebeuren is het zorgdragen voor voldoende parkeergelegenheid. Links naast het bouwblok ligt een grote paardenwei (van ca. 2 ha) die direct bereikbaar is vanaf de openbare weg (Groeneweg). Bij evenementen kunnen hier tientallen auto's zonder probleem geparkeerd worden.
parkeren bij evenementen
Vanuit het Europese beleid vormen de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), het Europees Milieu- en natuurbeleid en het Verdrag van Malta de belangrijkste beleidsstukken. Op Rijksniveau zijn dit met name de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4) en het Waterbeleid 21e eeuw: Anders omgaan met water (WB21).
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Venray als het waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit het waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten:
De overkoepelende ambitie die de gemeente Venray hanteert, is het verbeteren van de omgang met het water. Daartoe wordt onder meer integraal waterbeheer voorgestaan. Integraal waterbeheer richt zich op het verminderen van watergebruik, een goede ontwatering en voldoende berging van afstromend water, het vasthouden van gebiedseigen water, het terugdringen van afvoerpieken en het afkoppelen van hemelwater.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2013-2016 is het beleid voor het beheer van de gemeentelijke riolering voor de periode 2013 tot en met 2016 vastgelegd. Het plan bevat een beschrijving van de huidige situatie, een evaluatie van de aan het plan voorafgaande periode en een beschrijving van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen. In het GRP wordt onder andere ingegaan op hemelwater- en oppervlaktewaterafvoer.
In het kader van het GRP is onderzoek gedaan naar de geschiktheid van het uitvoeren van afkoppelprojecten binnen de gemeente. Op basis van de bodemgesteldheid, de hoogte van de grondwaterstand en de aanwezigheid van oppervlaktewater is onderzocht welke mogelijkheden er zijn voor afkoppeling: uit het onderzoek blijkt dat in het overgrote deel van de gemeente Venray voldoende mogelijkheden voor afkoppeling aanwezig zijn. Bij afkoppelprojecten wordt in de eerste plaats gekeken naar openbare verharde oppervlakken. Daarbij wordt opgemerkt dat afkoppelen als maatregel slechts wordt uitgevoerd in combinatie met wegwerkzaamheden (onder andere reconstructies van wegen) of rioolvervangingen, dit gezien de kosten die dergelijke ingrepen met zich meebrengen. Het afkoppelen van particuliere oppervlakten wordt slechts in uitzonderlijke situaties meegenomen.
Bij particuliere duurzame waterhuishoudkundige systemen, zoals bergings- en infiltratievoorzieningen hanteert de gemeente Venray de volgende voorwaarden:
Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water; dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Het watertoetsproces is één van de instrumenten om dit te bereiken. Het proces is er om waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is het watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.
De originele bodem bestaat volgens de digitale bodemkaart van Nederland uit een veldpodzolgrond, die volgens de Stichting voor Bodemkartering voornamelijk is opgebouwd uit lemig fijn zand. De afzettingen, waarin deze bodem is ontstaan, behoren geologisch gezien tot de Formatie van Boxtel. Tectonisch gezien ligt het plangebied op de Peelhorst. Deze horst wordt aan de zuidwestzijde begrensd door de Peelrandbreuk en aan de noordoostzijde door de Tegelenbreuk. Beide breuken zijn noordwest-zuidoost gericht.
De gemiddelde stand van het freatisch grondwater bedraagt ± 26 m +NAP, waardoor het grondwater zich op ± 2,0 m -mv zou bevinden. Het water van het eerste watervoerend pakket stroomt volgens de isohypsenkaart van de Dienst Grondwaterverkenning van TNO in noordelijke richting.
De doorlaatfactor (K-waarde) van de gronden wordt geschat tussen 0,45 m1-0,75 m1/etmaal. De onderhavige gronden zijn derhalve te kwalificeren als "vrij goed doorlatend".
K-waarde plangebied (rood omcirkeld) (bron: bodemdoorlatendheidskaart Noord-Limburg).
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied ligt verder buiten het rivierbed van de Maas, zoals opgenomen in de beleidslijn 'Grote Rivieren'.
Er liggen geen pompstations in de buurt van de onderzoekslocatie die van invloed zouden kunnen zijn op de grondwaterstroming ter plaatse van de onderzoekslocatie. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermings- en/of grondwaterwingebied.
Het totale plangebied bedraagt 4,58 ha. en is nu deels onverhard (weilanden, paarden-c.q. dressuurbakken, paddocks, longeercirkels e.d.) en deels verhard (bedrijfsbebouwing (bedrijfswoning, indoorrijhal, groomverblijf, overige bedrijfsgebouwen, erfverharding, parkeer-, laad-en losplaatsen).
In de nieuwe situatie worden de gronden voor dezelfde functies gebruikt. De toename van het (potentieel) nieuw afvoerend verhard oppervlak bestaat uit:
toename bouwvlak ( 1,08 ha - 0,72 ha.) |
3600 m2 |
Ter plaatse van de Nachtegaalweg is een stelsel van gemengde drukriolering aanwezig.
Hierbij kan gedacht worden aan de aanleg van gescheiden watercircuits door het hergebruik van bijvoorbeeld regenwater (drinkwater, grijswater, huishoudwater). De ervaringen met bestaande proefprojecten leert echter dat deze pas rendabel zijn bij projecten met 1000 of meer te bouwen woningen. Ook de recent aangescherpte regelgeving op dit vlak maakt het hergebruik van (regen)water niet snel haalbaar. Het onderhavige plan is dan ook te kleinschalig om deze voorziening toe te passen.
Hergebruik is vanwege de kleinschaligheid van dit plan geen optie. Omdat verder ook waterlopen op grote afstand liggen van het plangebied, kan het hemelwater ook niet via een buffer op het oppervlaktewater worden afgevoerd. De enige optie die overblijft is de afvoer van het hemelwater via infiltratie en berging op eigen terrein.
Bij de bepaling van de capaciteit/kwantiteit van de te kiezen infiltratie- en/of bergingsvoorziening wordt uitgegaan van:
Dit leidt tot de navolgende capaciteitsbepaling voor een infiltratie en/of bergingsvoorziening:
neerslaggebeurtenis | capaciteit infiltratie en/of bergingsvoorziening |
T=10 | 2500 m2 x 0,03 m = 75 m3 |
T=100 | 2500 m2 x 0,084 m = 210 m3 |
De voorzieningen die -op basis van de locatiespecifieke kenmerken en de beslismethodiek - geschikt zijn voor de onderhavige situatie zijn:
In het kader van de realisatie van dit plan zal de initiatiefneemster zorg dragen voor de aanleg van een infiltratiepoel die zodanig gedimensioneerd is dat hiermee zowel een neerslaggebeurtenis van T=10 alsmede een van T= 100 verwerkt kan worden.
Bij een incidentele (zeer) hoge grondwaterstand zal het hemelwater dat niet geborgen kan worden bovengronds overstorten naar het aangrenzende weiland. Dit gebied is eigendom van de initiatiefneemster.
Het (huishoudelijk en bedrijfsmatig) afvalwater zal wel op de openbare riolering geloosd worden.
Bij de bouw zullen geen schadelijke uitlogende stoffen worden gebruikt. Tevens zal de initiatiefnemer moeten zorgdragen dat er vanwege zijn reguliere bedrijfsvoering geen schadelijke stoffen in de bodem terechtkomen. Hiertoe zal men moeten voldoen aan de – voor het bedrijf geldende – bodembeschermende (milieu)regels uit het Activiteitenbesluit.
Vooroverleg met en advies van het waterschap Limburg maakt onderdeel uit van de watertoets. Het waterschap Limburg heeft evenwel aangegeven dat bij plannen met een nieuw afvoerend verhard oppervlak van minder dan 2000 m2 en waarbij het plangebied niet is gelegen in specifieke aandachtsgebieden1, er geen vooroverleg plaats hoeft te vinden met het watertoetsloket.
Het plan leidt tot een toename van het afvoerend verhard oppervlak met meer dan 2000 m2 maar is niet gelegen in een aandachtsgebied. Specifiek wateradvies door het waterschap is derhalve noodzakelijk.
Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. Verder voldoet dit bestemmingsplan aan de digitale eisen uit het ' Uitbestedingsprotocol digitale bestemmingsplannen gemeente Venray (versie 090305)' . De plansystematiek voldoet - onder meer - aan de volgende RO-standaarden 2012:
Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding.
Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.
Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar kunnen verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn er echter geen verschillen te vinden.
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels. De inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik. In het artikel over de wijze van meten worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
De bestemmingsregels van een bestemmingsplan bevatten regels omtrent bouwmogelijkheden en gebruik van de in het plan begrepen gronden en bebouwing. Het onderhavige bestemmingsplan kent de enkelbestemming 'Agrarisch' en de dubbelbestemmingen 'Leiding-Riool', 'Waarde-Houtopstanden en houtwallen' en 'Waterstaat-Beschermingszone watergang'.
In de bestemmingen is in de bestemmingsomschrijving aangegeven welke doeleinden binnen die bestemmingen zijn toegestaan. In de bouw-en gebruiksregels wordt aangegeven welke bebouwing mogelijk is en welk gebruik van gronden en bouwwerken in ieder geval niet is toegestaan. Tevens kunnen Burgemeester en Wethouders nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en de inrichting van gronden. Daarnaast zijn voor een aantal gevallen flexibiliteitsregels opgenomen, in de vorm van een afwijkingsmogelijkheid voor het bevoegd gezag om van de bouw-of gebruiksregels te kunnen afwijken. Door middel van een omgevingsvergunningstelsel worden verder regels gesteld aan de uitvoering van (grond)werken, geen bouwwerken zijnde en van (grond)werkzaamheden.
In de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouw-en gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels en de overige regels. In de Overgangs- en slotregels zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.
De realisatie van het plan geschiedt voor rekening van de initiatiefneemster. De paardenhouderij en bijbehorende gronden zijn eigendom van de initiatiefneemster.
De initiatiefneemster en de gemeente Venray hebben verder een anterieure exploitatie-overeenkomst (inclusief planschadeverhaalsclausule) gesloten ten behoeve van het gemeentelijk kostenverhaal en de afwenteling van eventuele planschadeclaims op de initiatiefneemster. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.
De doelstellingen van het ruimtelijke beleid kunnen slechts verwezenlijkt worden, indien de regels van het bestemmingsplan worden nageleefd. De gemeenten Horst aan de Maas en Venray hebben sinds 1 april 2005 via een gemeenschappelijke regeling hun handhavingscapaciteit gebundeld. Beleidsuitgangspunten voor toezicht en handhaving zijn vastgelegd in de Nota Integraal Handhavingsbeleid Horst een de Maas en Venray (2012-2015). Het beleidsplan bevat naast visie, doelstellingen en prioriteiten ook de werkwijzen hoe met geconstateerde overtredingen wordt omgegaan en welke strategieën daarbij worden gevolgd. Ook wordt invulling gegeven aan de vele eisen die wet- en regelgeving aan de gemeentelijke taakuitvoering stelt.
De gemeenten Horst aan de Maas en Venray voeren hun handhavingstaken uit op basis van de volgende visie. De gemeenten Horst aan de Maas en Venray stellen een ,gezonde, veilige, leefbare en groene leefomgeving centraal. Handhaving is één van de middelen om de kwaliteit van wonen, leven en werken te behouden en te versterken. Het bestuur streeft naar een gestructureerd en integraal handhavinqsbeleid waarbij preventief beleid voorop staat. De betrokkenheid en het eigen verantwoordelijkheidsbesef van de burgers, bedrijven en instellingen moeten daarbij worden vergroot. Als de preventieve inzet (informatievoorziening) niet werkt en het geschonken vertrouwen wordt beschaamd, volgt daadwerkelijke handhavend optreden. Zo krijgt iedereen de aanpak die hij/ zij verdient.
De uit deze visie voorvloeiende doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het handhavingsbeleid zijn:
1. Appelleren aan de eigen verantwoordelijkheid.
2. Preventie gaat boven repressie.
3. Draagvlak creëren.
4. Klantgericht handelen.
5. Alleen noodzakelijke en handhaafbare kaders stellen.
Concreet betekent dit dat nadrukkelijk wordt ingezet op preventie. Leidend uitgangspunt is dat burgers, bedrijven en instellingen worden vertrouwd in een rechtmatige uitoefening van hun activiteiten. Er wordt daarbij van uitgegaan dat het maatschappelijk veld met gerichte voorlichting en communicatie, verantwoordelijk kan worden gemaakt (en gehouden) voor de naleving van voor hen geldende wet- en regelgeving. Daarbij past een bewuste differentiatie van de handhavingsinzet. ln een jaarlijks op te stellen handhavinqsuitvoeringsprogramma (HUP) worden de prioriteiten vertaald naar actie. Het jaarlijkse HUP wordt vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van beide gemeenten en ter kennis gebracht van de gemeenteraden.
In het kader van het wettelijk overleg zijn de planstukken voor beoordeling toegezonden aan zowel het Waterschap Limburg als de provincie Limburg.
In beginsel dient de wettelijk geregelde procedure met betrekking tot de inspraak gevolgd te worden. Er mag echter uitzondering worden gemaakt in de Inspraakverordening van de gemeente. Bij algemeen besluit van de gemeenteraad van de gemeente Venray van 4 november 2008 is de Inspraakverordening 2007 aangepast. Hierin is het volgende besloten:
Mocht een bestemmingsplan toch aanleiding geven om inspraak te verlenen, dan kunnen Burgemeester en Wethouders met het delegatiebesluit (op grond van artikel 156 van de Gemeentewet) alsnog besluiten om inspraak te verlenen. Hiervoor kan aanleiding bestaan bij politiek of maatschappelijk gevoelige kwesties. Van politiek of maatschappelijk gevoelige kwesties is geen sprake bij het onderhavig bestemmingsplan. Derhalve is dan ook geen mogelijkheid tot inspraak geboden.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 15 maart 2019 t/m donderdag 25 april 2019 . In deze periode was het voor eenieder mogelijk om zienswijzen in te dienen tegen het ontwerpbestemmingsplan. In deze periode zijn geen zienswijzen ontvangen.