direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Pottevenweg ong - Heidse Peelweg Ysselsteyn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP18012-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De heren H.A. en J.E. Peeters zijn eigenaar van de percelen, kadastraal bekend gemeente Venray, sectie M, nummers 537, 934, 935, 1554, 1556, 1594, 1595, 1621, 1622 en 1684, gelegen aan de Heidse Peelweg te Ysselsteyn. Zij zijn al geruime tijd met de gemeente in overleg over het beëindigen van hun intensieve veehouderij aan de Heidse Peelweg 47 en 49.

Deze beëindiging, waarbij op nummer 47 ook een groot deel van de stallen wordt gesloopt, past binnen het streven van de gemeente naar een verbetering van de woon- en leefomgeving in de dorpskernen door onder meer beëindiging en verplaatsing van intensieve veehouderijen in de kernrandzones. In de Woonvisie wordt ruimte geboden om woningbouw toe te staan ter compensatie van het saneren van veehouderijbedrijven mits er sprake is van een maatschappelijk belang. Overeen is gekomen om, als tegemoetkoming in de kosten van de sanering, sloop en afwaardering van genoemde locatie, planologische medewerking te verlenen aan de realisatie van twee woningbouwkavels.

Realisatie op de eigen locatie Heidse Peelweg 47 bleek ruimtelijk gezien niet haalbaar.

Aan de Hoofdstraat 11 te Oirlo is door V-Snaar Projecten een veehouderij gesaneerd. Dit bedrijf zorgde tot voor kort voor een overbelaste situatie qua geurhinder op de kern van Oirlo. De gemeente Venray heeft medewerking toegezegd aan de realisatie van twee woningbouwkavels als tegemoetkoming in de kosten van sanering. Realisatie van de twee woningbouwkavels aan de Hoofdstraat 11 is stedenbouwkundig minder wenselijk en in Oirlo is reeds een overschot aan plancapaciteit. Voor de locatie Hoofdstraat 11 te Oirlo is een separate bestemmingsplanprocedure doorlopen.

De twee woningbouwkavels van Heidse Peelweg 47 en een van de twee woningbouwkavels van de Hoofdstraat 11 te Oirlo worden gesitueerd op de percelen kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie M nummers 513 (ged.) , 516 (ged.) en 841 (ged.) en plaatselijk bekend als Pottevenweg ongenummerd te Ysselsteyn. Eigenaar van deze gronden is M.J.M. Claessens uit Ysselsteyn (initiatiefnemer deel plangebied aan de Pottevenweg).

De kadastrale percelen aan de Pottevenweg ongenummerd te Ysselsteyn zijn gelegen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' (inclusief herziening regels) en hebben daarin de bestemming 'Agrarisch' gekregen, alsmede de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 2 en Waarde - Houtopstanden en houtwallen en de gebiedsaanduidingen luchtvaartverkeerzone (waarbij een maximum bouwhoogte geldt van 95 m), agrarisch gemengd en reconstructiewet- zone - verwevingsgebied.

De locaties Heidse Peelweg 47 en 49 te Ysselsteyn vallen binnen hetzelfde bestemmingsplan en hebben daarin de bestemming Agrarisch (met gekoppeld bouwvlak) gekregen, met de functieaanduiding bedrijfswoning, de functieaanduidingen intensieve veehouderij, de gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerzone (waarbij een maximum bouwhoogte geldt van 72 m) en de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied. Ter plaatse van het gekoppelde agrarisch bouwvlak geldt ook de gebiedsaanduiding agrarisch gemengd.

De gemeente Venray heeft aangegeven dat deze ontwikkelingen passen binnen de beleidskaders ten aanzien van de Kadernotitie Wonen en de gemeentelijke aanpak 'Ruimte voor Ruimte' en wil aan deze ruimtelijke ontwikkelingen medewerking verlenen via een bestemmingsplanprocedure.

Het voorliggende bestemmingsplan 'Pottevenweg ong - Heidse Peelweg Ysselsteyn ' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling voor het project.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied deel A is kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie M nummers 513 (ged.) , 516 (ged.) en 841 (ged.) en is plaatselijk bekend als Pottevenweg ongenummerd te Ysselsteyn. Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 3500 m2 . Op onderstaande luchtfoto en uitsnede uit de kadastrale omgevingskaart is de ligging van de ontwikkelingslocatie weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18012-va01_0002.jpg"

Afbeelding:Ligging plangebied A

De kadastrale situatie is op onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18012-va01_0003.jpg"

Afbeelding: kadastrale kaart met plangebied A

Het plangebied deel B is kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie M nummers 537, 934, 935, 1554, 1556, 1594, 1595, 1621, 1622 en 1684 en is plaatselijk bekend als Heidse Peelweg 47 en 49 te Ysselsteyn. Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 2,5 ha. Op onderstaande luchtfoto en uitsnede uit de kadastrale omgevingskaart is de ligging van de locatie weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18012-va01_0004.jpg"

Afbeelding:Ligging plangebied B

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18012-va01_0005.jpg"

Afbeelding: kadastrale kaart met plangebied B

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor de plangebieden vigeert het volgende bestemmingsplan:

Naam bestemmingsplan   Bestemming deel A   Bestemming deel B   Vaststelling Raad  
bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010 (incl. - herziening regels)   - bestemming Agrarisch
- dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 - dubbelbestemming Waarde - Houtopstanden en houtwallen
- gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerzone (max. bouwhoogte 95 m)
- gebiedsaanduiding agrarisch gemengd
- gebiedsaanduiding reconstructiewet- zone - verwevingsgebied  
- bestemming Agrarisch
- gekoppeld bouwvlak
- bedrijfswoning
- intensieve veehouderij
- luchtvaartverkeerzone (max bouwhoogte 72 m)
- gebiedsaanduiding agrarisch gemengd
- gebiedsaanduiding reconstructiewet- zone - verwevingsgebied  
14 december 2010 (en 20 september 2017)  

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18012-va01_0006.jpg"

Afbeelding: Uitsnede verbeelding A

Binnen de bestemming aan de Pottevenweg is het niet mogelijk om drie nieuwe woningen toe te voegen. Daarom is het noodzakelijk om een reguliere bestemmingsplanprocedure te doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18012-va01_0007.jpg"

Afbeelding: Uitsnede verbeelding B

De bestemming aan de Heidse Peelweg 47 en 49 dient afgestemd te worden op de resterende gebruiksmogelijkheden zoals overeengekomen tussen initiatiefnemer en gemeente.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een uitgebreide analyse van (de waarden van) het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling zelf. In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

NB: alleen daar waar noodzakelijk zal ingegaan worden op de locaties Heidse Peelweg 47 en 49; omdat op deze locatie geen ontwikkelingen plaatsvinden doch slechts een beperking van mogelijkheden, is de impact hiervan op de omgeving beperkt dan wel uitsluitend positief.

Hoofdstuk 2 Analyse van het plangebied

In dit hoofdstuk wordt de feitelijke situatie van het plangebied beschreven. Er wordt ingegaan op de aanwezige ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied en omgeving. Ook worden de aanwezige gebiedswaarden (natuur en landschap, flora en fauna en cultuurhistorie) van het plangebied beschreven.

2.1 Beschrijving plangebied e.o.

Deelgebied A:

Het plangebied A is gelegen binnen het bestemmingsplan Buitengebied, grenzend aan de zuidoostelijke rand van de kern Ysselsteyn. In de directe omgeving van de locatie zijn veelal burgerwoningen gelegen. Er resteert in een straal van 300 m rondom het plangebied nog één agrarisch bedrijf (varkenshouderij Puttenweg 43).

Op onderstaande luchtfoto is de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Ysselsteyn te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18012-va01_0008.jpg"

Figuur: plangebied A aan zuidoostelijke rand Ysselsteyn

Deelgebied B:

Het plangebied B is gelegen binnen het bestemmingsplan Buitengebied, grenzend aan de westelijke rand van de kern Ysselsteyn. In de directe omgeving van de locatie zijn enkele agrarische bedrijven gelegen, met aan de Ringweg (vooral aan de oostzijde) en aan de Heidse Peelweg 41 burgerwoningen.

Op onderstaande luchtfoto is de ligging van het plangebied B ten opzichte van de kern Ysselsteyn te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18012-va01_0009.jpg"

Figuur: plangebied B aan westelijke rand Ysselsteyn

2.2 Ruimtelijke structuren

2.2.1 Ruimtelijke hoofdstructuur, stedenbouw en landschap

Beide plangebieden liggen aan de woonkern Ysselsteyn. Ysselsteyn ligt ten zuiden van de kruising van twee oost-west en noord- zuid lopende wegen, de N270 en N277, waarvan de laatste door de dorpskern heen loopt, op een afstand van circa 150 m vanaf het plangebied A. Het dorp heeft hoofdzakelijk een woonfunctie.

De ruimtelijke opbouw van Ysselsteyn vindt zijn oorsprong in een geheel door de mens vanaf de tekentafel ontworpen stedenbouwkundige structuur, die ontwikkeld werd op basis van een (deels aanwezig) geometrisch patroon: de kruising van de doorgaande provinciale wegen, het Y- vormig wegenstelsel met de Ringweg en het rechthoekig verkavelingspatroon. Dit heeft geresulteerd in een heldere en sterke stedenbouwkundige opzet. Dit stedenbouwkundig patroon is nog herkenbaar. Kenmerkend voor Ysselsteyn zijn de lange zichtlijnen door het dorp naar het open buitengebied. Op een paar plekken eindigen de zichtlijnen op een boerderij.

De bebouwing in Ysselsteyn laat duidelijk zien dat het een jong dorp is. Er is een afwisselend beeld van eenvoudige, sobere woningen met kappen en enkele grote en kleinere hoeves. Moderne bebouwing met platte daken en een expressievere uitstraling is ook te vinden, voorbeelden daarvan zijn de school en de huisartsenpraktijk.

Het dorp wordt verkeerskundig gezien begrensd door de Ringweg. Ruimtelijk ligt daar binnen nog een groot open gebied met veel agrarische bedrijvigheid (akkerbouw) dat op dit moment door een rafelige rand van woningen wordt begrensd. Een deel van de woningen ligt met de achterkant naar het buitengebied en een ander deel met de voorkant.

Ten noordoosten van Ysselsteyn aan de Ysselsteynseweg ligt een aantal grootschalige agrarische bebouwingen dicht tegen het dorp aan. Aan de noordkant van de Ysselsteynseweg is er door de sportvelden enigszins een ruimtelijke scheiding. Aan de zuidwestkant van Ysselsteyn is de mozaïekstructuur duidelijk herkenbaar aan de rand van het dorp.

2.2.2 Verkeer

De hoofdontsluiting van Ysselsteyn is goed te noemen: de provinciale weg N277 doorkruist het dorp in noord-zuidelijke richting. Ten noorden van het dorp loopt in oost-westelijke richting de provinciale weg N270. Beide wegen geven het dorp een goede aansluiting op de rest van de gemeente Venray maar ook naar verder gelegen bestemmingen.

Parkeren bij de nieuwe woningen:

De parkeernorm van de gemeente Venray (‘Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en het CROW) betreft voor grondgebonden woningen 2 parkeerplaatsen, waarvan minstens 1 op eigen terrein. Gelet op de omvang van de drie nieuwe bouwpercelen, kunnen en zullen de beide benodigde parkeergelegenheden per woning geheel op eigen terrein worden aangelegd.

Ter plaatse van de Heidse Peelweg 47 zal de parkeerruimte toenemen en de parkeerdruk afnemen door het wegbestemmen van de intensieve veehouderijfunctie en het wegbestemmen van het gekoppelde bouwvlak.

2.2.3 Groen en water

De groenvoorzieningen in Ysselsteyn bestaan onder andere uit enkele grotere en kleinere groene pleinen, waar het Lovinckplein er met zijn centrale ligging en grootte bovenuit springt. Hierdoor vormt dit plein een belangrijk onderdeel van het openbare groen. Op het plein is ruimte voor publieke en openbare activiteiten.

De afstand tot het buitengebied is vanaf iedere plek in de bebouwde kom gering. Hierdoor is vanuit de woonomgeving voor de bewoners toch overal groen bereikbaar (het buitengebied in de functie van uitloopgebied). In de omgeving van Ysselsteyn liggen veel groene gebieden, restanten van uitgestrekte hei- en bosterreinen. Ten zuiden is dit het bos aan de Paardekopweg, ten westen de Heidse Peel en ten noordwesten de Rouwkuilen, dat is aangewezen als kwetsbaar gebied.

De hoofdlijnen van het gemeentelijke groenbeleid zijn vastgelegd in het Groenstructuurplan. In het groenstructuurplan worden aanbevelingen gedaan voor het ontwikkelen van een sterke groenstructuur, die aansluit bij de karakteristieke eigenschappen van elk dorp. Als algemene doelstellingen voor de kerkdorpen worden genoemd:

  • het versterken van de ruimtelijke opbouw van de landelijke kern en de onderlinge samenhang van de diverse groenvoorzieningen;
  • het tot stand brengen van een goede ruimtelijk relatie tussen het omringend landschap en het dorpsgroen;
  • de entrees van de dorpen markeren door een laanbeplanting met aanvullende beplanting die een verkeersremmende invloed kan hebben.

Het plangebied A is gesitueerd aan de Pottevenweg, nabij de kruising met de Ringweg, zijnde de zuidelijke rondweg om Ysselsteyn. De Ringweg is een doorgaande weg met een snelheidsregime van 60 km/uur, welke ter plaatse voorzien is van laanbeplanting, afwisselend aan linker of rechter wegberm.

De bestaande fysieke omgeving zal voor het overige geen substantiële wijzigingen ondergaan als gevolg van de projectie van drie bouwvlakken ten behoeve van de nieuwe woningen.

2.3 Waarden van het plangebied e.o.

2.3.1 Natuur en landschap

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze vervangt drie
wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De gebiedsbescherming wordt geregeld in hoofdstuk 2 van de Wnb. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Op onderstaande afbeelding is de
ligging van het plangebied (rode ster) te zien ten opzichte van het NNN (groene vlakken).

Het lichtgroene vlak (buiten het kaartbeeld) heeft betrekking op de Deurnsche Peel & Mariapeel (op een afstand van ruim 3,6 km ten zuiden van het plangebied); de groene vlakken betreft het NNN (Rouwkuilen op circa 1 km ten noorden van het plangebied).

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18012-va01_0010.jpg"

Afbeelding: NNN rondom plangebied

De toekenning van drie bouwvlak ten behoeve van de bouw van de nieuwe woningen zal geen enkele invloed hebben op de NNN-gebieden. Het NNN wordt als gevolg van het project niet significant belast, anders dan nu ook reeds het geval is. Enige aantasting van het NNN zal gezien de afstand tot het plangebied als gevolg van het project derhalve niet plaatsvinden. In de volgende paragraaf zal ingegaan worden op mogelijke aantasting van flora en fauna.

Het beperken van de agrarische mogelijkheden door het wegbestemmen van het gekoppelde agrarische bouwvlak en de intensieve veehouderijmogelijkheden aan de Heidse Peelweg 47 en 49 heeft uitsluitend positieve effecten op de NNN-gebieden.

2.3.2 Flora en fauna

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt een eind gemaakt aan de discussies over de implementatie van de Europese richtlijnen. In artikel 3.1 Wnb wordt direct een link gelegd met de Vogelrichtliijn. Alle vogels die beschermd zijn op grond van artikel 1 Vogelrichtlijn vallen onder het beschermingsregime van de artikel 3.1 Wnb, voor zover deze vogels van nature in Nederland voorkomen. Artikel 3.1 eerste lid Wnb ziet op het verbod om vogels te doden of vangen. De verboden in de Wnb zijn vrijwel letterlijk overgenomen uit de artikelen 5 en 6 Vogelrichtlijn. Net als de in de Vogelrichtlijn zijn de verboden beperkt tot opzettelijke handelingen. Het beschermingsregime voor vogels is iets versoepeld ten opzichte van het systeem onder de Flora en Faunawet. Het verbod op het opzettelijk verstoren van vogels is beperkt tot verstoringen die van “wezenlijke invloed” zijn op de staat van instandhouding van de soort. Onder wezenlijke invloed wordt verstaan: “een wezenlijke negatieve invloed op een beschermde soort”. Of daar sprake van is hangt af van de populatie van de diersoort. Hoe zeldzamer de soort hoe groter de kans dat naar bijvoorbeeld een lokale populatie moet worden gekeken. Daarnaast is van belang of de populatie een negatief effect zelf teniet kan doen, bijvoorbeeld of er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn naar een volwaardig leefgebied elders. Als een populatie het effect niet zelf teniet kan doen is de kans groter dat het effect als wezenlijke invloed kan worden aangemerkt.

Bij vogels is verstoring tijdens het broedseizoen niet langer verboden als de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar is.

De wet voorziet in ruime mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen, ook voor vogels en strikt beschermde soorten. Bij het verlenen van de vrijstelling moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan als bij het verlenen van de vroegere ontheffing.

Een ontheffing van een verbod ex artikel 3.1 Wnb kan slechts worden verleend indien:

  • er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is;
  • er geen sprake is van verslechtering van de staat van instandhouding van de soort;
  • en er een limitatief opgesomde ontheffingsgrond aan de ontheffing ten grondslag kan worden gelegd.

Quick scan flora en fauna

Op 27 juni 2018 heeft FaunaConsult een quick scan opgesteld voor de ontwikkellocatie aan de Pottevenweg. Onderstaand is de conclusie van deze scan weergegeven:

"Algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën

In het plangebied komen mogelijk zoogdieren en amfibieën voor, die onder de Wet natuurbescherming zijn beschermd. Het gaat om algemeen voorkomende soorten (zogenaamde A-soorten), waarvoor in Limburg een vrijstelling geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling en beheer en onderhoud.

Dit houdt in dat deze soorten verstoord mogen worden, zonder dat daar vooraf een ontheffing voor is verkregen. Wel geldt altijd de Zorgplicht (artikel 1.11 Wnb): deze houdt in dat nadelige gevolgen voor dieren en planten altijd zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Om aan de algemene zorgplicht te voldoen, moeten dieren die tijdens de werkzaamheden worden aangetroffen, zo snel mogelijk naar een aangrenzende locatie buiten het plangebied worden verplaatst.

Vleermuizen

De bomenrij aan de westzijde van het plangebied (de bomenlaan naast de Ringweg) fungeert mogelijk als vaste vliegroute en belangrijk foerageergebied van vleermuizen. Vleermuizen, hun vaste vliegroutes en foerageergebieden zijn onder de Wet natuurbescherming beschermd (internationaal beschermde soorten). Doordat de laanbomen blijven gehandhaafd, blijven eventueel aanwezige vliegroutes en foerageergebied behouden. Om verstoring te voorkomen, mag er tot op een afstand van 10 meter van de bomenrij alleen vleermuisvriendelijke buitenverlichting worden geplaatst; van de bomen af en omlaag gerichte verlichting of amberkleurige UV-vrije led armaturen.

Vogels

In het plangebied komen mogelijk beschermde vogelnesten voor tijdens het broedseizoen. Het gaat om vogels waarvan het nest niet jaarrond wordt beschermd of als strenger beschermd wordt beschouwd. Hiervoor zijn maatregelen die negatieve effecten voorkomen wel verplicht. Verstoring van broedvogels en vernietiging van vogelnesten kan worden voorkomen door de te verwijderen vegetaties buiten de periode 15 maart – 15 juli (het broedseizoen van de meeste vogels) te rooien. Door naleving van deze maatregel worden ten aanzien van vogels geen overtredingen op de Wet natuurbescherming begaan."

De quick scan is integraal als bijlage bij de planstukken gevoegd.

Flora en fauna vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

2.3.3 Cultuurhistorie en archeologie

Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Wet op de archeologische monumentenzorg die de Monumentenwet 1988 deels heeft aangepast. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden. Eventueel aangetroffen waarden dienen primair ter plekke (in situ) beschermd te worden dan wel - indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is - door een opgraving (ex situ) te worden veilig gesteld.

Uit onderstaande uitsnede van de gemeentelijke Archeologische Beleidskaart blijkt dat voor de gronden van het plangebied waarop de toekomstige ontwikkeling zal plaatsvinden, de aanduiding “categorie 4” geldt. Deze categorie omvat droge en natte gebieden met een hoge verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18012-va01_0011.jpg"

Figuur: uitsnede archeologische beleidskaart

Voor dit categorie 4-gebied geldt dat er in het bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen dient te worden, waarbij een onderzoeksverplichting geldt ingeval de te verstoren oppervlakte groter is dan 500 m2 én de verstoringsdiepte groter is dan 50 cm onder het maaiveld.

In de planregels zal deze verplichting, evenals op basis van de vigerende bestemming al het geval is, worden neergelegd in de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2.

Gelet op de situering en de omvang van het te verstoren gebied is het niet te verwachten dat de grenswaarden voor het al dan niet noodzakelijk zijn van een archeologisch onderzoek overschreden zullen worden. Archeologie vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

Daarenboven geldt dat, indien tijdens werkzaamheden van beperktere omvang onverhoopt ook archeologische vondsten plaatsvinden, initiatiefnemer dat zal melden.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke ontwikkeling

3.1 Projectbeschrijving

De eigenaren van de percelen, kadastraal bekend gemeente Venray, sectie M, nummers 537, 934, 935, 1554, 1556, 1594, 1595, 1621, 1622 en 1684, gelegen aan de Heidse Peelweg te Ysselsteyn, zijn al geruime tijd met de gemeente in overleg over het beëindigen van hun intensieve veehouderij aan de Heidse Peelweg 47 en 49.

Deze beëindiging, waarbij ook een groot deel van de stallen wordt gesloopt, past binnen het streven van de gemeente naar een verbetering van de woon- en leefomgeving in de dorpskernen door onder meer beëindiging en verplaatsing van intensieve veehouderijen in de kernrandzones. In de Woonvisie wordt ruimte geboden om woningbouw toe te staan ter compensatie van het saneren van veehouderijbedrijven mits er sprake is van een maatschappelijk belang. Overeen is gekomen om, als tegemoetkoming in de kosten van de sanering, sloop en afwaardering van genoemde locatie, planologische medewerking te verlenen aan de realisatie van twee woningbouwkavels.

Realisatie op de eigen locatie Heidse Peelweg 47 bleek ruimtelijk gezien niet haalbaar.

Aan de Hoofdstraat 11 te Oirlo is door V-Snaar Projecten een veehouderij gesaneerd. Dit bedrijf zorgde tot voor kort voor een overbelaste situatie qua geurhinder op de kern van Oirlo. De gemeente Venray heeft medewerking toegezegd aan de realisatie van twee woningbouwkavels als tegemoetkoming in de kosten van sanering. Realisatie van de twee woningbouwkavels aan de Hoofdstraat 11 is stedenbouwkundig minder wenselijk en in Oirlo is reeds een overschot aan plancapaciteit. Voor de locatie Hoofdstraat 11 te Oirlo is een separate bestemmingsplanprocedure doorlopen.

De twee woningbouwkavels van Heidse Peelweg 47 en een van de twee woningbouwkavels van de Hoofdstraat 11 te Oirlo worden gesitueerd op de percelen kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie M nummers 513 (ged.) , 516 (ged.) en 841 (ged.) en plaatselijk bekend als Pottevenweg ongenummerd te Ysselsteyn. Eigenaar van deze gronden is M.J.M. Claessens uit Ysselsteyn (initiatiefnemer deel plangebied aan de Pottevenweg).

De kadastrale percelen aan de Pottevenweg ongenummerd te Ysselsteyn zijn gelegen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' (inclusief herziening regels) en hebben daarin de bestemming 'Agrarisch' gekregen, alsmede de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 2 en Waarde - Houtopstanden en houtwallen en de gebiedsaanduidingen luchtvaartverkeerzone (waarbij een maximum bouwhoogte geldt van 95 m), agrarisch gemengd en reconstructiewet- zone - verwevingsgebied.

De locaties Heidse Peelweg 47 en 49 te Ysselsteyn vallen binnen hetzelfde bestemmingsplan en hebben daarin de bestemming Agrarisch (met gekoppeld bouwvlak) gekregen, met de functieaanduiding bedrijfswoning, de functieaanduiding intensieve veehouderij, de gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerzone (waarbij een maximum bouwhoogte geldt van 72 m) en de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied. Ter plaatse van het gekoppelde agrarisch bouwvlak geldt ook de gebiedsaanduiding agrarisch gemengd.

Vanwege de ligging in het buitengebied is er qua planregels inhoudelijk zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010, herziening regels.

3.2 Stedenbouwkundige opzet, groen en water

Voor de inrichting van het plangebied aan de Pottevenweg is onderstaande schets gemaakt.

De woningen krijgen een uitstraling, passend in het landelijk gebied en iets lager in goothoogte zodat de kap wordt ingezet in de eerste verdieping. Een type van een moderne langgevelboerderij zou hier zeer goed tot zijn recht komen. Om een gevarieerd straatbeeld te krijgen zullen de voorgevels en kaprichtingen ten opzichte van elkaar verspringen.

Het westelijk gelegen perceel zal zodanig worden ingericht dat de verkeersveiligheid en het zicht op deze T-splitsing niet in het geding is.

De nieuwe woningen zullen in passend, gebiedseigen groen gezet worden, zodat met de bouw van de nieuwe woningen de karakteristiek van het landschap wordt versterkt en er door de ontwikkeling geen landschappelijke kwaliteiten verloren gaan. Door de gekozen verkavelingsopzet zullen de zichtlijnen vanuit de Ringweg naar het buitengebied behouden blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18012-va01_0012.jpg"

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater voorzien, anders dan (bij voorkeur) open hemelwaterinfiltratievoorzieningen waarover meer in hoofdstuk 6.

Door het erf te omkaderen met een gemengde haag (zijdelingse grenzen tot 1,8 m en voor de voorgevellijnen en bij achterste perceelsgrens tot circa 1 m) wordt een ruimte gecreëerd waarbinnen de woningen met bijbehorende functies geclusterd zijn; deze gemengde haag zorgt tevens voor voldoende privacy ten opzichte van omliggende functies en geeft variatie en een aantrekkelijk beeld.

De gemengde haag bestaat uit veldesdoorn, gewone liguster, haagbeuk, vuilboom en gewone beuk. De haag wordt gemengd aangeplant en zal met 1 of 2 maal knippen per jaar op een hoogte van 1,80 meter een groene afscheiding vormen. In verband met de uitstraling en (verkeers)veiligheid zal de hoogte van de gemengde haag vóór de voorgevellijn nooit hoger mogen worden dan 1 meter.

Het binnengebied zal aangeplant worden met (hoogstam)(fruit)bomen en grotere solitaire struiken welke worden aangeplant op onderlinge afstand van ca 10 meter, waarbij gekozen kan worden uit soorten die weinig onderhoud vergen.

Het grasland zal als weide worden beheerd en worden aangevuld met een 'vogelbosje' met besdragende soorten zoals lijsterbes, gelderse roos, meidoorn, hazelaar en sleedoorn.

Ten aanzien van de Heidse Peelweg 47 en 49 kan geconstateerd worden dat deze percelen reeds zijn ingepast in het gebied en deze inpassing geen wijzigingen zal ondergaan.

3.3 Ontsluiting en parkeren

Ontsluiting:

De ontsluiting van de Heidse Peelweg 47 en 49 zal ongewijzigd blijven.

De drie nieuw te realiseren woningen worden ontsloten op de Pottevenweg. Via de Ringweg wordt van daaruit aangesloten op de N277 en de N270. Door deze ontwikkeling zal het aantal verkeersbewegingen weliswaar toenemen, doch deze toename heeft geen significante gevolgen. Omdat hier sprake is van een goede en overzichtelijke weg vormen verkeerskundige aspecten geen belemmering voor onderhavig initiatief.

Parkeren bij de nieuwe woningen:

De parkeernorm van de gemeente Venray (‘Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en het CROW) betreft voor grondgebonden woningen 2 parkeerplaatsen, waarvan minstens 1 op eigen terrein. Gelet op de omvang van de nieuwe bouwpercelen, kunnen en zullen de beide benodigde parkeergelegenheden geheel op eigen terrein worden aangelegd.

Ter plaatse van de Heidse Peelweg 47 zal de parkeerruimte en parkeerdruk alleen maar afnemen door het wegbestemmen van de intensieve veehouderijfunctie en het wegbestemmen van het gekoppelde bouwvlak.

3.4 Brandveiligheid

In het Bouwbesluit 2012 zijn regels gesteld ten aanzien van brandveiligheid van onder andere woongebouwen. Aan deze regels zal worden getoetst op het moment dat de omgevingsvergunningen voor de woningen worden aangevraagd.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgesteld op 13 maart 2012.

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en ontwikkelingen van burgers en bedrijven. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. Deze tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts een van de instrumenten die worden ingezet. Ook kennis, bestuurlijke afspraken en kaders worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. Een actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is nodig om de nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende (wereldwijde) omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed. Deze aspecten worden (zijn) in hoofdstuk 6, 5 respectievelijk paragraaf 2.3.3 behandeld.

4.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:

a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;

c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De definitie voor een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1, lid 1, Bro) luidt als volgt: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen."

In de Handreiking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor wat een ‘stedelijke ontwikkeling’ is. Op basis van jurisprudentie blijkt dat één of enkele woningen niet gezien worden als een stedelijke ontwikkeling:

  • ABRvS 18 december 2013, 201302867/1/R4 (Weststellingerwerf): hierbij ging het om het rechtstreeks mogelijk maken van drie woningen en drie woningen via een wijzigingsbevoegdheid
  • ABRvS 14 januari 2014, nr. 201308263/2/R4 (Midden-Delfland): bestemmen van één woning

Het begrip "woningbouwlocatie" (zoals opgenomen in de omschrijving van het begrip "stedelijke ontwikkeling" in artikel 1.1.1 Bro) is niet nader gedefinieerd. Gelet op de kleinschalige woningbouw die onderhavig plan mogelijk maakt, kan in het licht van de jurisprudentie van de Afdeling gesteld worden "dat de plannen niet voorzien in een woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1 Bro".

De in het plan voorziene ontwikkeling kan dan ook niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is.

4.3 Provinciaal beleid

4.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 is het Provinciaal Omgevingsplan Limburg vastgesteld. Belangrijke principes in dit nieuwe omgevingsbeleid zijn:

  • 1. Kwaliteit. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto ‘meer stad, meer land’, het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Het instrument van het Limburgs Kwaliteitsmenu is overgedragen aan gemeenten.
  • 2. Algemene principes voor duurzame verstedelijking. De ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
  • 3. Uitnodigen. De manier waarop de Provincie samen met de partners het voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De Provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.

Voor wat betreft de projectlocatie geeft het POL 2014 aan dat de omgeving getypeerd kan worden als overgangsgebied tussen 'overig bebouwd gebied' en 'buitengebied. De woningen zullen geheel in het 'buitengebied' worden geprojecteerd, zoals op onderstaande uitsnede uit de POL-kaart is te zien:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18012-va01_0013.jpg"

Uitsnede POL-kaart

Noord-Limburg kenmerkt zich door een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Er dient een transformatie van de bestaande woningvoorraad plaats te vinden, aangezien er nauwelijks bevolkingsgroei meer is. Daarbij zal primair worden gekozen voor inbreiding, aanpassing en functieverandering en slechts beperkte uitbreiding in de nabijheid van kleine kernen. Uitbreiding via uitleggebieden slechts in zeer uitzonderlijke gevallen, met als uitgangspunt bouwen voor eigen behoefte.

In casu is er sprake van een intensief veehouderijbedrijf aan de Heidse Peelweg 47 en 49 waarvan de intensieve veehouderijactiviteiten zijn beëindigd en worden wegbestemd. Hiervoor in de plaats komt een grondgebonden agrarisch bedrijf. De mogelijkheid om aan de Pottevenweg twee nieuwe woningen te realiseren was de stimulans om deze afwaardering van het bedrijf aan de Heidse Peelweg 47 te realiseren. De derde nieuwe woning aan de Pottevenweg wordt gerealiseerd doordat de sanering van het agrarische veehouderijbedrijf aan de Hoofdstraat 11 te Oirlo zijn beslag heeft gekregen; het bestemmingsplan voor laatstgenoemde locatie is al onherroepelijk.

Deze ontwikkeling is niet strijdig met de doelstellingen van het provinciale ruimtelijke beleid.

4.4 Regionaal beleid

Op 5 april 2016 heeft de gemeente Venray de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg vastgesteld. Een visie waarmee de bestuurders van de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray en Peel en Maas en de Provincie Limburg sturing geven aan de regionale woningmarkt. Samen met alle woonpartners zijn vijf inhoudelijke pijlers geïdentificeerd die de kern vormen van deze visie. De pijlers rusten idealiter op een stevig fundament: krachtige gemeenten en een sterke regio. Ze zijn samen te vatten in:

  • 1. Een gezonde woningmarkt in balans: nieuwbouw naar behoefte

Het aantal plannen dat de regio heeft en maakt om nieuwbouw toe te voegen, moet in een gezonde verhouding staan tot de kwantitatieve behoefte. Het is onverantwoord om te sturen op een bouwprogramma dat uitgaat van meer dan voorspelde groei. Dat betekent in de regio concreet dat plancapaciteit terug wordt gebracht én alleen plannen toe worden gevoegd die echt kwaliteit toevoegen en passen bij de woonbehoefte van de afzonderlijke gemeenten in de regio: bouwen naar reële behoefte.

  • 2. De juiste woning op de juiste plek en dynamisch voorraadbeheer

Samen willen de gemeenten in de regio een breed palet aan woonmilieus bieden dat aansluit bij de huidige en toekomstige inwoners van onze regio. De dominante vraag in de regio is het wonen in grotere kernen waar voorzieningen zijn. Er is in de visie een afwegingskader ontworpen dat regionaal en lokaal het instrument vormt om tot een heldere prioritering en onderbouwing van nieuwbouwplannen te komen. De werkwijze sluit aan bij de principes van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Integrale afweging en integraal voorraadbeleid zijn sleutelwoorden.

  • 3. Goed wonen voor iedereen, maar met extra aandacht voor ….

Bijzondere aandacht is nodig voor de huisvesting van (toekomstige) werknemers en dan vooral de arbeidsmigranten. Zij vullen veel banen in en zijn voorwaarde voor de verdere economische ontwikkeling. De regio gaat voor een uitnodigende strategie en kiest voor de beleidslijn van short stay naar mid stay en uiteindelijk naar regulier wonen. Regionaal wordt ook de noodzaak gevoeld om stil te staan bij statushouders. En verder zijn Toegelaten Instellingen (corporaties) vanaf 1 januari 2016 verplicht bij nieuwe verhuringen passend toe te wijzen. Betaalbaarheid en beschikbaarheid zijn dan ook twee onderwerpen die op regionaal niveau verder uitgewerkt moeten worden.

  • 4. Kwaliteit bestaande voorraad en kernen meer centraal

De eerste pijler van het dynamisch voorraadbeheer is het werken aan de kwaliteit en de geschiktheid van de bestaande voorraad. Vooral in de meer stedelijke wijken vraagt dit aandacht. Daar is vernieuwing nodig (slopen, verdunnen, renoveren). Stedelijke herverkaveling kan hierbij een instrument zijn, net zoals de mogelijkheden van een transitiefonds. Maar ook de leefomgeving in de kernen staat op sommige plekken onder druk. Leegkomende en leegblijvende panden kunnen juist in kleine kernen versneld een spiraal naar beneden inzetten. Lokale kracht zien, benutten en waarderen is de lijn die wordt ingezet. Ruim baan voor nieuwe vormen van maatschappijsturing (coöperaties, zelfbeheer). Maar ook, slechts na zorgvuldige afweging is er in de kleine kernen in beperkte mate ruimte voor nieuwbouw. De grote opgave voor nu is het tegengaan van het overaanbod aan goedkope en slechte koopvoorraad.

  • 5. Een levensloopvriendelijke en duurzame regio

Door de vergrijzing neemt het aantal senioren fors toe; in de kleine kernen gaat dit proces nog sneller. Dit wordt extra aandacht gegeven in lokaal woonbeleid. Aanpassing van de woning is primair de verantwoordelijkheid van de verhuurder of eigenaar. Maar bewustwording over woningaanpassingen maakt het verschil. Hier ligt een prachtige kans om de koppeling te zoeken met bewustwording op het terrein van verduurzaming. Voorzieningen voor zwaardere zorg vereisen een zekere omvang en zullen naar verwachting daarom in grotere kernen geconcentreerd worden.

Toets aan Regionale Structuurvisie Wonen:

Het woningbouwproject zoals beschreven in paragraaf 3.1 van deze plantoelichting vindt zijn oorsprong in de sanering van twee agrarische (intensieve veehouderij) bedrijven, waarvoor bouwtitels beschikbaar worden gesteld. Uitgifte van percelen voor het segment 'ruimte-voor-ruimte-woningen' is het middel om het gewenste doel (sanering intensieve veehouderijbedrijven) te kunnen stimuleren.

Verder zijn de geplande bouwkavels geschikt voor het huisvesten van alle doelgroepen welke op zoek zijn naar een woning in een bovengemiddeld segment. De ligging op relatief korte afstand van de centrumvoorzieningen van Ysselsteyn is een pluspunt omdat de eerste voorzieningen redelijk nabij liggen. De woningen zullen levensloopbestendig worden uitgevoerd, zodat deze voor elke generatie en gezondheid cq mobiliteit geschikt zijn.

Het project is derhalve passend in de gedachtengang zoals verwoord in de regionale structuurvisie wonen.

4.5 Gemeentelijk beleid

4.5.1 Strategische visie Venray 2020

In de (herijkingen van de) Strategische visie Venray wordt een toekomstvisie geformuleerd waarin een antwoord wordt gegeven op de vraag waar de gemeente Venray in het jaar 2025 wil staan. Met de visie op de gewenste toekomstrichting kan de gemeente Venray effectief sturing geven aan het proces van beleidsontwikkeling en prioritering.

Venray neemt als centrumgemeente een herkenbare positie in, in de regio gelegen tussen Venlo, Eindhoven, Duitsland en Arnhem-Nijmegen. De kern Venray heeft met name sinds de Tweede Wereldoorlog een enorme groei doorgemaakt, zowel qua aantal inwoners, qua werkgelegenheid als qua voorzieningenniveau. De kracht van Venray is dat dit gecombineerd wordt met het van oorsprong dorpse karakter van de gemeente. In de visie wordt de bewuste keuze gemaakt om dorp én stad te zijn.

Aan de rand van de kern zijn er in ruime, landschappelijke setting kleinschalige en gemengde woonmilieus gerealiseerd. Het betreft grondgebonden, levensloopbestendige woningen in allerlei prijsklassen, die zich voegen naar de karakteristieken van de locatie.

Naast het wonen in Venray en in de dorpen is er door de reconstructie ook meer ruimte ontstaan voor het wonen in het buitengebied.

Er is blijvende aandacht voor het bouwen in aansluiting op de ruimtelijke karakteristieken en kwaliteiten van Venray.

De nieuw te realiseren woningen zijn van hoge kwaliteit (Ruimte voor Ruimte) en het project vindt zijn oorsprong in de sanering van twee agrarische (intensieve veehouderij) bedrijven, waarvoor bouwtitels beschikbaar worden gesteld. Sanering van de intensieve veehouderijen aan de rand van de kernen Ysselsteyn en Oirlo is van belang om een kwalitatief goed woon- en leefklimaat te blijven garanderen; de mogelijkheid van ontwikkeling van nieuwe woningen binnen dit kader geeft de ruimte voor deze saneringen.

4.5.2 Ontwikkelingsperspectief Venray 2015

Het door de gemeente Venray opgestelde Ontwikkelingsperspectief 2015 beoogt de verbindende schakel te vormen tussen het strategisch beleid zoals verwoord in de Strategische visie en het tactisch beleid zoals opgesteld in verschillende Dorp- en Wijkontwikkelingsplannen. De nota biedt een ontwikkelingsperspectief voor de middellange termijn (ontwikkelingen tot 2015, met een doorkijk naar 2020/2025) en vormt voor het gemeentebestuur een leidraad bij de afweging van concrete beslissingen of voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten. In het document is derhalve een uitvoeringsstrategie opgenomen die de gemeente Venray wil hanteren bij de verdere uitwerking en uitvoering van de nota.

Met betrekking tot Ysselsteyn zijn met name de volgende richtinggevende doelen uit het ontwikkelingsperspectief relevant:

  • het behouden van levensvatbare dorpen en wijken. Door samenwerking en clustering van dorpen en wijken beschikken deze over een compleet en gedifferentieerd woningaanbod en een basisaanbod aan maatschappelijke voorzieningen.
  • het ondersteunen van sociale cohesie. Door te zorgen voor integratie en samenwerking tussen doelgroepen op verschillende niveaus in en tussen de verschillende dorpen en wijken van Venray. Door het activeren en in stand houden van een diversiteit aan voorzieningen en het creëren van betrokkenheid bij de leefomgeving en betrokkenheid voor de medemens.
  • aandacht voor natuur en cultuurhistorische kwaliteiten. Door de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van Venray te beschermen en waar mogelijk verder te ontwikkelen en te benutten.
  • het vergroten van de ruimtelijke identiteit van Venray. Door ruimtelijke kwaliteiten van Venray te behouden, te versterken en te benutten met daarin ruimte voor ontwikkeling en vestiging van passende functies.

Onderhavige ontwikkelingslocatie aan de Pottevenweg (net buiten de kern Ysselsteyn) heeft tot gevolg dat drie nieuwe, grondgebonden koopwoningen in het hogere marktsegment worden toegevoegd aan de woningvoorraad. De kopers voor deze woningen zijn al gevonden. Door de situering van woningen wordt het open zicht vanuit de kern Ysselsteyn naar het landelijk gebied gewaarborgd en de landschappelijke kwaliteit beschermd. Het wegbestemmen van het gekoppelde agrarische bouwvlak en de intensieve veehouderijactiviteiten aan de Heidse Peelweg 47 en 49 zorgen voor een verbetering van het woon- en leefklimaat in Ysselsteyn.

Onderhavig project vormt hiertoe weer een kans.

4.5.3 Woonvisie Venray 2017

In mei 2017 heeft de gemeenteraad de 'Woonvisie Venray 2017: Transformatie van de woningmarkt' vastgesteld. De woonvisie geeft op hoofdlijnen de visie van het gemeentebestuur voor de komende jaren weer. De visie heeft de focus op de rol van het wonen in de algehele ambitie om Venray sterker en aantrekkelijker te maken. Uit de verrichte onderzoeken is gebleken dat in Limburg, dat wordt aangeduid als een anticipeergebied, er tegen de stroom in nog 3 plaatsen zijn die groeien; één daarvan is de gemeente Venray.

De kwaliteit van het wonen speelt een grote rol voor de tevredenheid, identiteit, zelfredzaamheid en participatie van Venraynaren en is zeker ook van belang voor de economische ontwikkeling van Venray.

Met deze woonvisie wil de gemeente ervoor zorgen dat Venray zich ook op langere termijn positief ontwikkelt. De focus ligt op het beantwoorden van de groeiende vraag naar woningen in Venray voor de komende jaren. Om de verwachte groei te kunnen opvangen, zijn woningen nodig om de nieuwe wens van de woonconsument te kunnen vervullen: een wat kleinere woning, gebruiksvriendelijk en duurzaam. Deze woningen staan er al voor een groot deel, maar omdat de huishoudenssamenstelling verandert, is het nodig om de bestaande voorraad aan te passen. Daarmee wil de gemeente tegelijkertijd de differentiatie in de bestaande voorraad vergroten. Ook toevoegingen zullen moeten bijdragen aan de differentiatie, waardoor er een betere balans komt in de woningvoorraad. Daarmee wil de gemeente de waarde van de bestaande voorraad in stand houden en tegelijkertijd de kwaliteit van de bestaande voorraad verbeteren.

Er is al veel gezegd en geschreven over de planovercapaciteit. Er wordt aan gewerkt om de overcapaciteit te verminderen. Toch wil de gemeente dat niet te rigoureus doen, omdat er ruimte nodig is om de voorziene groei van Venray te kunnen opvangen. Het komt er dan op aan, dat waar nodig én mogelijk de overcapaciteit wordt omgezet naar plannen, die een bijzondere bijdrage leveren aan Venray.

Doordat er in casu sprake is van de toevoeging van drie nieuwe bouwtitels welke hun oorzaak vinden in het saneren en wegbestemmen van intensieve veehouderijactiviteiten (met bijbehorend gekoppeld bouwkavel en sloop van stallen) past deze, per saldo positieve, ontwikkeling binnen het volkshuisvestingsbeleid; immers, zonder een dergelijke prikkel zullen intensieve veehouderijen niet genegen zijn om hun activiteiten te staken.

4.5.4 Structuurvisie Dorpsontwikkelingsplan Ysselsteyn

De gemeenteraad van Venray heeft op 28 september 2010 de structuurvisie Dorpsontwikkelingsplan Ysselsteyn vastgesteld. Hierin is een analyse van de huidige situatie van de kern Ysselsteyn en een hierop gebaseerde strategische visie neergelegd. In de strategische visie wordt de visie op Ysselsteyn voor de periode tot 2020 beschreven.

Op basis van de analyse van de huidige situatie zijn de sterktes en zwaktes, en de hiermee samenhangende kansen en bedreigingen van de kern Ysselsteyn in beeld gebracht, hetgeen heeft geresulteerd in een integrale gebiedsvisie. Deze visie voor de kern Ysselsteyn is gestoeld op 4 pijlers, te weten een ruimtelijke, functionele, economische en sociaal maatschappelijke pijler.

In de ruimtelijke pijler wordt aangegeven op welke locaties in en rond de kern nieuwe (woningbouw)ontwikkelingen mogelijk zijn, en welke voorwaarden hieraan zijn verbonden.

Op basis van de visiebepaling is een aantal speerpunten geformuleerd voor concrete ontwikkelingen in en rond de kern Ysselsteyn. Deze speerpunten zijn opgenomen in de uitvoeringsagenda behorende bij het dorpsontwikkelingsplan. Enkele van deze speerpunten zijn de herinrichting van het Lovinckplein, vermindering van overlast als gevolg van de omliggende intensieve veehouderijen, het stimuleren van bedrijvigheid en een concentratie van de gezondheidszorg in en rondom het dorp.

Op basis van de strategische visie en de hierin geformuleerde speerpunten is een uitvoeringsagenda opgesteld, waarin 14 concrete agendapunten zijn benoemd. Deze punten zijn onder te verdelen in projecten op het gebied van:

  • sociaal maatschappelijke aard;
  • bedrijvigheid;
  • openbare ruimte;
  • milieu;
  • verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18012-va01_0014.jpg"

Analysekaart behorende bij structuurvisie Dorpsontwikkelingsplan Ysselsteyn

Onderhavig bestemmingsplan komt met het wegbestemmen van de functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ter plaatse van de Heidse Peelweg 47 en 49 tegemoet aan het streven tot een afwaartse beweging van het aantal intensieve veehouderijen nabij de kern.

Het wegbestemmen van het gekoppelde deel van het agrarisch bouwvlak en de aanduiding intensieve veehouderij, vermindering van de gebruiksmogelijkheden en de sloop van de stallen noopt tot een financiële impuls door het instemmen met de toevoeging van extra bouwtitels op een locatie die hiervoor geschikt is. Deze locatie is gevonden aan de Pottevenweg, nabij de hoek met de Ringweg. Door de woningen te situeren langs de Pottevenweg wordt het open zicht vanuit de kern Ysselsteyn naar het landelijk gebied gewaarborgd.

4.5.5 Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling

De Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011 is vastgesteld op 20 december 2011 en op 1 januari 2012 in werking getreden. Het in deze structuurvisie vastgelegde kwaliteitsbeleid omtrent een bijdrage Ruimtelijke ontwikkeling is gebaseerd op de gedachte dat ruimtelijke ontwikkelingen (bouwactiviteiten) leiden tot verlies aan ruimtelijke kwaliteit en dat dit verlies moet worden gecompenseerd. Achterliggend doel is het behoud en waar mogelijk versterking van de (groene) kwaliteiten van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied.

Aan de Hoofdstraat 11 te Oirlo is, zoals in paragraaf 3.1 uitgebreid beschreven, een veehouderij gesaneerd. Dit bedrijf zorgt voor een zwaar overbelaste situatie qua geurhinder op de kern van Oirlo. De gemeente Venray heeft medewerking toegezegd aan de realisatie van twee woningbouwkavels als tegemoetkoming in de kosten van sanering. Realisatie van de twee woningbouwkavels aan de Hoofdstraat 11 is stedenbouwkundig minder wenselijk en in Oirlo is reeds een overschot aan plancapaciteit.

Aan de Heidse Peelweg 47 zal een verkleining van het agrarisch bouwvlak (laten vervallen van het gekoppelde bouwvlak), vermindering van de gebruiksmogelijkheden (wegbestemmen aanduiding intensieve veehouderij op nummers 47 en 49) en de sloop van de stallen worden doorgevoerd, hetgeen door de gemeente Venray wordt gecompenseerd met twee woningbouwkavels.

Deze twee woningbouwkavels van Heidse Peelweg 47 en één van de twee woningbouwkavels van de Hoofdstraat 11 te Oirlo (de ruimte-voor ruimte woningen) worden gesitueerd op de percelen kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie M nummers 513 (ged.) , 516 (ged.) en 841 (ged.) en plaatselijk bekend als Pottevenweg ongenummerd te Ysselsteyn.

De toekenning van de ruimte-voor-ruimte woningen is onlosmakelijk verbonden met de sanering van twee intensieve veehouderijen nabij dorpskernen. Een en ander is tussen initiatiefnemers en de gemeente Venray vastgelegd in een anterieure overeenkomst.

In de Structuurvisie bijdrage ruimtelijke ontwikkeling is vastgelegd dat een bijdrage ruimtelijke ontwikkeling niet van toepassing is op onder andere ruimte-voor-ruimte woningen. Uitgifte van percelen voor het segment 'ruimte-voor-ruimte-woningen' is immers het middel om het gewenste doel (sanering intensieve veehouderijbedrijven) te kunnen stimuleren.

Hoofdstuk 5 Milieu-planologische aspecten

5.1 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 Wgh).

De Pottevenweg en de Ringweg in Ysselsteyn zijn aangewezen als wegen met een maximumsnelheid van 60 km/h en de N277 (Puttenweg) kent buiten de bebouwde kom een 80 km/h-regime. Het te ontwikkelen deel van het plangebied valt binnen de geluidszones van deze wegen.

Op 29 mei 2018 is het akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai door K-Plus afgerond. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In het kader van de Wet geluidhinder worden vanwege wegverkeerslawaai geen restricties aan het bouwplan opgelegd.

Het akoestisch onderzoek (Rapportnr. M18 291.401, daterend van 29 mei 2018) is integraal aan de planstukken toegevoegd.


Spoorweglawaai

Het plangebied ligt niet in een zone van een spoorweg.

5.2 Bodem- en grondwaterkwaliteit

In het kader van het onderhavige plan wordt binnen het plangebied aan de Pottevenweg een nieuwe bodemgevoelige functie toegelaten in de vorm van drie woningen.

Voordat door middel van een omgevingsvergunning nieuwe functies mogelijk worden gemaakt zal er inzicht moeten zijn of de bodem- en grondwaterkwaliteit een dergelijke bebouwing en gebruik ook mogelijk maken.

Op 30 maart 2018 is door Econsultancy BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, waarvan de conclusie onderstaand is weergegeven:

"Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht" (ONV). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.

De bovengrond bestaat voornamelijk uit sterk humeus, matig siltig, zeer fijn zand. De ondergrond bestaat uit matig tot sterk siltig, zeer fijn zand. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.

Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.

De bovengrond is licht verontreinigd met koper. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd.

Deze koperverontreinigingen zijn hoogstwaarschijnlijk te relateren aan de regionaal verhoogde achtergrondgehalten in de bodem.

Het grondwater is licht verontreinigd met koper en zink. Deze metaalverontreinigingen zijn hoogstwaarschijnlijk te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater.

De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, niet geheel bevestigd. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouw op de onderzoekslocatie.

Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing."

Het verkennend bodemonderzoek (met rapportnummer 6339.001) is integraal aan de planstukken toegevoegd.

5.3 Luchtkwaliteit

De regels inzake luchtkwaliteit kennen het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.

Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten - die jaarlijks meer dan 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2 bijdragen- een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.

De Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' bevat regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).

Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM).

Het onderhavige project valt met drie nieuw te realiseren woningen zonder meer onder de Regeling NIBM.

Luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor het project.

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Risicovolle inrichtingen (Bevi)

De veiligheid rond bedrijven wordt gereguleerd in de vigerende omgevingsvergunning voor de activiteit milieu (of het Activiteitenbesluit) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 21 oktober 2004 (Bevi). In het Bevi zijn specifieke regels opgenomen voor specifieke risicovoIle inrichtingen. Het gaat hierbij onder meer om inrichtingen in het kader van het Besluit risico's zware ongevallen 1999, LPG-tankstations, inrichtingen waar gevaarlijke (afval)stoffen of bestrijdingsmiddelen in emballage van meer dan 10.000 kg worden opgeslagen of inrichtingen met een koel-of vriesinstallatie met meer dan 400 kg ammoniak. In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren, hotels, winkelcentra, campings) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen dan wel bedrijfsgebouwen van derden, kleinere kantoren, hotels en winkels, sporthallen, zwembaden) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6/jr.

Het kan gaan om inrichtingen waarbij door middel van een vaste afstand wordt voldaan aan deze contour (zogenaamde “categoriale inrichtingen”) en inrichtingen waarbij deze contour individueel moet worden berekend (Quantitative Risk Assement (QRA)). Dit is geregeld in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).

Bij het nemen van een planologisch besluit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan) moet het bevoegd gezag deze contour in acht nemen voor kwetsbare objecten. Hierbij geldt de PR-contour 10-6/jr. als grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour als richtwaarde, d.w.z. in principe moet PR 10-6/jr. aangehouden worden, maar er mag gemotiveerd van worden afgeweken.

Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het aantal personen dat in de omgeving van de bron verblijft bepaalt daardoor mede de hoogte van het groepsrisico. Voor het GR geldt geen harde juridische norm (zoals de PR-contour 10-6/jr. wel is) maar een zogenaamde oriënterende waarde. Het berekende groepsrisico wordt weergegeven in een curve, waarbij de kans op een ongeval wordt uitgezet tegen het aantal mensen dat daarbij om kan komen. In dezelfde grafiek wordt de oriënterende waarde uitgezet. Als die wordt overschreden door een ruimtelijke ontwikkeling moet dat worden verantwoord. Hiermee wordt in beeld gebracht of en in welke mate het bevoegd gezag het GR wel of niet aanvaardbaar vindt, al dan niet na het nemen van maatregelen.

De woningen in het te ontwikkelen deel van het plangebied (deel A) zijn te kwalificeren als een kwetsbaar object. Volgens de Risicokaart van de Provincie Limburg liggen in de directe omgeving van het plangebied (binnen een straal van 800 meter) geen risicovolle inrichtingen.

Voor plangebied deel B vinden er geen relevante wijzigingen plaats.

5.4.2 Vervoer gevaarlijke stoffen

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In het basisnet is de omvang voor de verschillende transportmodaliteiten vastgelegd.

De dichtstbijzijnde wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt zijn de N270 (Deurneseweg) en de N277 (Puttenweg).

In het rapport 'Externe veiligheid provinciale wegen' van de Provincie Limburg zijn ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N277 geen gegevens opgenomen. Ten aanzien van de N270 zijn wel transport gegevens bekend. Met betrekking tot de relevante stof categorie GF3 (brandbaar tot vloeibaar verdicht gas) geldt voor de N270 een te verwachten vervoersintensiteit van 390 transportbewegingen per jaar. Uit bijlage 4 van het betreffende rapport (kaartbeelden plaatsgebonden risico en groepsrisico huidige situatie) kan worden afgeleid dat ten aanzien van de N277 mag worden aangenomen dat dit aantal aanmerkelijk lager zal liggen. Gelet op deze lage transportintensiteiten, de afstand van het plangebied tot de N277 (ruim 150 m) en de N270 (ruim 550 m) en de beperkte impact op het aantal personen binnen het gebied als gevolg van de toevoeging van 3 woningen, zal het groepsrisico als gevolg van beide transportassen de oriëntatiewaarde niet benaderen of overschrijden.

Aangezien het groepsrisico als gevolg van de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan hoogstens verwaarloosbaar zal toenemen, de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt benaderd, en het nemen van bronmaatregelen in het kader van onderhavige bestemmingsplanprocedure niet mogelijk is, is het niet noodzakelijk dat het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen wordt verantwoord.

5.5 Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

5.5.1 Bedrijven en Milieuzonering; Staat van bedrijfsactiviteiten

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk' , 'rustig buitengebied' of vergelijkbare omgevingstypen;
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

5.5.2 Invloed milieuhinder op het plangebied

Het te ontwikkelen deel van het plangebied ligt tegen de rand van de bebouwde kom van Ysselsteyn.

In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich twee bedrijven. Het betreft achtereenvolgens de volgende locaties:

Adres   soort bedrijf   richtafstand   feitelijke afstand  
Ringweg 25   dierenartsenprak-tijk   30 m   180 m  
Pottevenweg 12   intensieve veehouderij   200 m   330 m  

De feitelijke afstand tussen het te ontwikkelen deel van het plangebied en deze inrichtingen is groter dan de richtafstand, waardoor voldaan wordt aan de Brochure.

Echter, in verband met de intensieve veehouderij dient het aspect geurhinder verder te worden beoordeeld.

Voor het toetsen van een aanvaardbaar woon- en/of leefklimaat ter plaatse van het plangebied en om te voorkomen dat agrarische bedrijven in hun ontwikkeling belemmerd worden, is het bepaalde in de Wet geurhinder en veehouderij van belang. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. Buiten de bebouwde kom geldt een vaste afstand van 50 meter tot een emissiepunt van een veehouderij en 25 meter afstand tot de gevel van een stal van een veehouderij. Aan deze afstanden wordt voldaan.

De gemeenteraad van de gemeente Venray heeft een Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld. In deze verordening wijkt de gemeente Venray deels af van de wettelijke normen uit de Wgv. De geurverordening van de gemeente Venray stelt de volgende normen:

  • Bestaande woongebieden 3,0 ouE/m3
  • Zoekgebieden woningbouw en bedrijventerreinen 8,0 ouE/m3
  • Buitengebied 14,0 ouE/m3

De normstelling is onderbouwd in de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij (inclusief aanvulling uit 2011).

Bij de beoordeling of het woon- en verblijfsklimaat ter plaatse van het plangebied acceptabel is, dient de geurbelasting veroorzaakt door de individuele bedrijven (voorgrondbelasting) en de geurbelasting op het plangebied veroorzaakt door alle veehouderijen samen (achtergrondbelasting) in beeld te worden gebracht. Beoordeeld moet worden of de belasting acceptabel is.

Voorgrondbelasting

Ter plaatse van het onderhavige plangebied geld er conform de Geurverordening een geurnorm van 14 ouE/m3. Door de beëindiging van de intensieve veehouderij op de locatie Heidse Peelweg 47 en 49 verdwijnt de individuele geurcontour van het bedrijf zelf. Uit de geurhinderkaart met de voorgrondgeurbelastingen blijkt dat er in dat geval geen 14 ouE/m3 -geurcontouren van andere intensieve veehouderijen over het te ontwikkelen plangebied liggen. De oude en de bestaande geurcontouren (2015 resp. 2018) van de veehouderijbedrijven rondom Ysselsteyn zien er als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18012-va01_0015.jpg"

Uitsnede geurhinderkaarten (voorgrondgeurbelasting)

Op de geurhinderkaart uit 2015 is de geurcontour van de intensieve veehouderij aan de Heidse Peelweg 47 en 49 nog te zien. Op de kaart van 2018 is decontour van nummer 47 geschrapt.

Achtergrondbelasting

Voor nieuwe bouwplannen binnen het invloedsgebied van intensieve veehouderijen geldt dat, alvorens er gebouwd kan worden, verzekerd dient te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit de gemeentelijke kaart 'Achtergrondbelastingen Geurhinder' (november 2018) blijkt dat er ter plaatse van het te ontwikkelen deel van het plangebied sprake is van een matig leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18012-va01_0016.jpg"

Uit het voorgaande blijkt dat er ter plaatse van de initiatieflocatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat aan de vaste afstanden wordt voldaan. Geur vormt daardoor geen belemmering voor dit plan.

5.6 Kabels, leidingen en straalpaden

5.6.1 Inleiding

Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de verbeelding en in de planregels geregeld. Leidingen met ongevaarlijke stoffen zoals hoofdwatertransportleidingen, afvalwatertransport-/rioolpersleidingen zijn in beginsel niet opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij door de leidingbeheerder de noodzaak voor opname is aangetoond. Een vereiste voor opname in het bestemmingsplan is dat de opgave van de ligging van de leidingen op digitale wijze dient te geschieden. Dit in verband met het bepalen van de exacte ligging.

5.6.2 Gas-, olie-, brandstof- of watertransportleidingen en hoogspanningskabels

Een buisleiding die wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen, vormt een risico voor de veiligheid. Als de leiding gaat lekken, kunnen de gevaarlijke stoffen vrijkomen en ontstaat er een kans op explosie, vergiftiging van mensen of dieren of verontreiniging van bodem/milieu.

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor de exploitant en de gemeente. Exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn. Gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.

In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen leiding- of hoogspanningkabeltracés welke belemmerend zijn voor het project.

5.6.3 Obstakelbeheer- en radarverstoringsgebied

Het plangebied bevindt zich niet binnen een straalpad van telecomvoorzieningen. Wel ligt het plangebied in het radarverstoringsgebied dat hoort bij de radar die staat op vliegbasis Volkel. Objecten hoger dan 65 meter boven NAP binnen een straal van 28 km van het radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld en zijn derhalve in beginsel niet toegestaan. Op de algemene hoogtekaart van Nederland is te zien dat het plangebied is gelegen op zodanige hoogte, dat met de planregels de toegestane bouwhoogte van het "object" niet boven 65 meter boven NAP uit zal komen en dus geen belemmering vormt voor de radarverbinding.

Gelet op het bovenstaande mag worden gesteld dat met het onderhavige bestemmingsplan de belangen van defensie niet worden geschaad.

5.6.4 Niet gesprongen explosieven

Het grondgebied van de kern Venray en richting Overloon heeft in de 2e wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele ontwikkelingen of uitbreidingen in dit gebied, waar na de 2e wereldoorlog nog niet in de grond is geroerd en er geen nadere onderzoeken hebben plaats gevonden, dient er in beginsel uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar NGE.

Onderhavig plangebied ligt niet in een gebied waar in de 2e wereldoorlog zwaar is gevochten.

Het te ontwikkelen deel van het plangebied (Pottevenweg) is tot voor kort intensief gebruikt als akkerland voor onder andere boomteelt enaspergebedden. Als gevolg hiervan is het gebied regelmatig gediepploegd en gespit.

Een nader onderzoek naar NGE is niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Waterbeleid

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Venray als het Waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit de gemeente Venray en het Waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten:

  • 1. afkoppelen van 100% van het verhard oppervlak, waarbij de beslisboom verantwoord afkoppelen van toepassing is;
  • 2. de trits vasthouden-bergen-afvoeren is van toepassing, waarbij hergebruik dan wel infiltratie van schoon regenwater de voorkeur heeft;
  • 3. verontreiniging van het water dient door bronmaatregelen voorkomen te worden;
  • 4. grondwateroverlast dient voorkomen te worden;
  • 5. een gelimiteerde afvoer naar het oppervlaktewatersysteem is toegestaan;
  • 6. bij inbreidingslocaties dient een voorziening gerealiseerd te worden met een minimale inhoud van 30 mm met een overloop naar maaiveld of oppervlaktewater.

6.2 Waterhuishoudkundige situatie plangebied

Binnen het plangebied moet een duurzaam waterhuishoudkundig systeem worden aangelegd om de hoeveelheid regenwater te verwerken die gelet op het ter plaatse aan de orde zijnde (nieuw) afvoerend verhard oppervlak (bebouwing inclusief erfverhardingen) binnen het plangebied valt.

Per uit te geven woonkavel zal derhalve moeten worden voorzien in een buffer. Deze open dan wel gesloten infiltratievoorzieningen zullen geïntegreerd worden in de diverse tuinen en kunnen gerealiseerd worden in de vorm van een vijver, verlaging in het erf (wadi) of bijvoorbeeld een grindkoffer of krat onder de bestrating. Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zal dit aspect nader worden uitgewerkt.

Afvoer van huishoudelijk afvalwater dient plaats te vinden via het aanwezige rioleringssysteem. De te realiseren woningen zullen daartoe worden aangesloten op het gemeentelijk riool (druk riool).

Bouwmaterialen

De gemeente Venray streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen. Er zal derhalve, voorzover relevant, geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen.

6.3 Overleg Waterschap

Vooroverleg met en advies van het Waterschap Limburg maakt onderdeel uit van de watertoets. Het Waterschap Limburg heeft evenwel aangegeven dat bij plannen met een toename van het nieuw afvoerend verhard oppervlak van minder dan 2000 m2 en waarbij het plangebied niet is gelegen in specifieke aandachtsgebieden, geen vooroverleg plaats hoeft te vinden met het watertoetsloket. Het plan leidt niet tot een toename van het afvoerend verhard oppervlak van meer dan 2000 m2 en ligt niet in een specifiek aandachtsgebied.

Specifiek wateradvies door het Waterschap is niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 7 Juridische vormgeving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:

  • plantoelichting
  • planregels;
  • verbeelding.

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. De plansystematiek voldoet aan de volgende RO-standaarden 2012:

  • Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012;
  • PraktijkRichtlijn BestemmingsPlannen (PRBP) 2012;
  • Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI) 2012.

7.2 Planmethodiek

Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.

Verder is aansluiting gezocht bij de systematiek van het bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010 (herziening regels).

7.3 Verbeelding

In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.

Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn geen verschillen te vinden.

7.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.

De Inleidende regels (hoofdstuk 1) bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.

In het artikel over de "Wijze van meten" (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. De bestemmingen vangen steeds aan met de bestemmingsbenaming. Daarna wordt in de doeleindenomschrijving weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden bestemd zijn. Indien er sprake zou kunnen zijn van conflicterende belangen, is er een nadere detaillering van de doeleinden opgenomen waarin wordt vermeld welke doeleinden prevaleren. Vervolgens wordt in de bebouwingsregeling aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden. In sommige bestemmingen wordt bovendien nader ingegaan op de toegestane voorzieningen. Vervolgens is een gebruiksbepaling opgenomen waarin wordt aangegeven dat gronden en opstallen niet in strijd met de bestemming mogen worden gebruikt. Voor de duidelijkheid zijn een aantal situaties aangegeven die in ieder geval in strijd met de bestemming worden geacht.

In de Algemene regels (hoofdstuk 3) zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouwregels, de algemene afwijkingsregels, de algemene wijzigingsregels, de algemene procedureregels voor wijzigingen, ontheffingen en nadere eisen en de overige regels.

In de Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4) zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Omdat onderhavig bestemmingsplan slechts een partiële herziening inhoudt, zijn in de regels ook slechts de van toepassing zijnde bepalingen opgenomen.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid, kostenverhaal en planschade

De realisatie van het project geschiedt voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding. De gronden zijn niet belast met beperkt zakelijke rechten van derden.

Kostenverhaal wordt geregeld in een tussen de gemeente Venray en de initiatiefnemer af te sluiten anterieure overeenkomst, waarin naast verhaal van de ambtelijke kosten en eventuele bijdragen bovenwijks en ruimtelijke ontwikkeling, ook het planschadeverhaal wordt opgenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventueel te vergoeden planschade niet voor rekening van de gemeente Venray komt maar voor rekening van de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 9 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid

Procedure  

Elk nieuw bestemmingsplan ontstaat uit een initiatief. De totstandkoming begint met de beslissing dat een bestemmingsplan zal worden opgesteld.

Conform artikel 3.1.1. Bro worden de Provincie Limburg en Limburg in het kader van dit bestemmingsplan betrokken in het vooroverleg.

Artikel 3.8 Wro regelt de procedure van het bestemmingsplan. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. Hierbij zijn een aantal aanvullingen:

1. kennisgeving, zoals bedoeld in artikel 3:12 Awb, dient tevens te worden gepubliceerd in de Staatscourant en langs elektronische weg te worden verzonden;

2. het ontwerpbestemmingsplan dient te worden verstuurd aan het Rijk, Provincie, Waterschappen en aan de besturen van bij het plan een belang hebbende gemeenten;

3. kennisgeving aan de eigenaren van percelen welke de bestemming in de naaste toekomst zal worden verwezenlijkt;

4. door een ieder kunnen zienswijzen naar voren worden gebracht;

5. de gemeenteraad dient binnen 12 weken, na de ter inzage termijn te beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.

Binnen twee weken wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Indien door Gedeputeerde Staten (GS) of de inspecteur een zienswijze is ingediend en deze niet volledig is overgenomen, dan vindt bekendmaking plaats binnen zes weken na vaststelling. Dit geldt tevens indien de gemeenteraad bij de vaststelling wijzigingen aanbrengt ten opzichte van het ontwerp. In deze gevallen zend het college na vaststelling onverwijld een afschrift van het raadsbesluit aan de GS en/of de inspecteur.

Indien het Rijk of de Provincie gebruik wil maken van haar aanwijzingsbevoegdheid gaat deze termijn niet op. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt dan, met uitsluiting van het onderdeel waarop het aanwijzingsbesluit ziet, samen met het aanwijzingsbesluit bekend gemaakt.

Het besluit treedt in werking 1 dag na afloop van de beroepstermijn.

Overleg  

In het kader van het wettelijk overleg heeft onder meer overleg plaatsgevonden met de Provincie Limburg. Medio februari 2019 heeft de provincie te kennen gegeven geen opmerkingen te hebben op onderhavig plan.

Inspraak en zienswijzen ontwerp-bestemmingsplan

Het ontwerp-besluit tot wijziging van het bestemmingsplan heeft met ingang van 15 maart 2019 t/m 25 april 2019 voor een ieder ter inzage gelegen.

Gedurende deze periode is één zienswijze ingediend. Het zienswijzenrapport is als bijlage bij de planstukken gevoegd. De zienswijze heeft geen aanleiding gegeven tot aanpassing van het bestemmingsplan.