Plan: | Grootdorp 35 Merselo |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.BP20017-va01 |
Initiatiefnemers zijn voornemens om op het perceel kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie Z nummer 130 en plaatselijk als Grootdorp 35 te Merselo, de huidige tot wonen bestemde boerderijwoning met aanbouw te slopen en een nieuwe tweekapper te realiseren, welke parallel aan het Grootdorp zal worden gesitueerd. Ten noordoosten van deze nieuwe woningen zullen vier aaneengesloten woningen haaks op de weg worden geprojecteerd. Deze wooneenheid zal worden gerealiseerd als het type 'schuurwoning', welke bouwstijl goed past in de van oorsprong landelijke omgeving.
Het kadastrale perceel is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Merselo' en heeft daarin de bestemming 'Wonen' gekregen, waarbij het bouwvlak redelijk strak om de bestaande woning met aanbouw heen is gelegd. Het bouwen buiten het bouwvlak en het toevoegen van 5 woningen past niet binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan.
De gemeente Venray wil aan deze ruimtelijke ontwikkeling echter medewerking verlenen door de vaststelling van een nieuwe en passende planologisch-juridische regeling in de vorm van een regulier bestemmingsplan.
Het voorliggende bestemmingsplan 'Grootdorp 35 Merselo ' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling voor het project.
Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie Z nummer 130 en plaatselijk als Grootdorp 35 te Merselo. Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 1734 m2. Op onderstaande luchtfoto en uitsnede uit de kadastrale omgevingskaart is de ligging van de ontwikkelingslocatie weergegeven:
Afbeelding:Ligging plangebied
De kadastrale situatie is op onderstaande afbeelding weergegeven.
Afbeelding: kadastrale kaart met plangebied
Voor het plangebied vigeert het volgende bestemmingsplan:
Naam bestemmingsplan | Bestemming | Vaststelling Raad | |
bestemmingsplan Merselo | - bestemming 'wonen' - dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 4 - gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerszone - gebiedsaanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop - bouwvlak tpv bestaande woning |
16 december 2014 |
Afbeelding: Uitsnede verbeelding
Binnen deze bestemming is het niet mogelijk om buiten het bouwvlak te bouwen en het aantal woningen te vergroten. Daarom is het noodzakelijk om een bestemmingsplanherziening te doen.
Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een uitgebreide analyse van (de waarden van) het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling zelf. In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
In dit hoofdstuk wordt de feitelijke situatie van het plangebied beschreven. Er wordt ingegaan op de aanwezige ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied en omgeving. Ook worden de aanwezige gebiedswaarden (natuur en landschap, flora en fauna en cultuurhistorie) van het plangebied beschreven.
Merselo is een historisch gegroeid esdorp gelegen aan de rand van het beekdal van de Loobeek. De dorpskern ligt tussen drie essen, op de kruising van verschillende lokale wegen. Ten noorden en ten westen van Merselo liggen de hoger gelegen bouwlanden, aan de oostkant de weilanden op van oorsprong vochtige beekdalgronden.
Merselo kan gekarakteriseerd worden als een fraai gesitueerd esdorp in een open landschap met een historisch gegroeide ruimtelijke structuur en een eigen identiteit. Merselo is te typeren als een duidelijk herkenbare, betrekkelijk compacte kern. Om die reden is aan de noordzijde uitgebreid. Deze ontwikkeling impliceert een heldere ruimtelijke opbouw van de kern Merselo, waarbij de kern blijft groeien in dezelfde richting. De oudere wegen Grootdorp en Kleindorp zijn randwegen met lintbebouwing en dienen niet overschreden te worden. Het dorp beschikt over weinig openbaar groen, maar wel over enkele forse bomen op particuliere grond. Juist dit particulier groen bepaalt het beeld van Merselo. Ten noorden van de kern Merselo ligt het buurtschap Kleindorp, ten zuidwesten ligt de lintbebouwing aan de Haag en aan de Veldstraat/Bakelsedijk.
Op onderstaande afbeeldingen is het plangebied en de directe omgeving in beeld gebracht:
Bestaande, te slopen langgevelboerderij
Zicht op plangebied komend vanuit Venray
Zicht op plangebied komend vanuit de kern Merselo, met kerk aan linkerhand
De belangrijkste functie van Merselo is de woonfunctie. De woonfunctie bestaat grotendeels uit eengezinswoningen, van het type twee-onder-één kap, geschakeld of vrijstaand. Rijtjeswoningen komen nauwelijks voor.
Merselo heeft - mede door zijn ligging nabij het winkelcentrum van Venray - weinig voorzieningen en openbare verblijfsruimte. In Merselo is het non-foodaanbod relatief zwaarder vertegenwoordigd dan het foodaanbod. Veel winkelvoorzieningen, zoals een kruidenier, zijn uit de kern Merselo verdwenen. Er zijn nog wel voorzieningen zoals een fietsenmaker en een café. Voor het merendeel doen de bewoners van Merselo hun zaken en inkopen in Venray. Naast de genoemde commerciële voorzieningen beschikt Merselo over gemeenschapshuis/clubhuis “D'n Hoek”, de RK-kerk met begraafplaats en een school. Recreatieve voorzieningen zijn er in de vorm van diverse sportvoorzieningen, -verenigingen en -accommodaties. Daarnaast zijn er een café, restaurant en een feestzaal in de kern Merselo.
Het plangebied ligt in de zuidoostelijke rand van de kern Merselo en vormt een mooie afronding in de richting van het landelijke gebied.
In de omgeving van het projectgebied zijn openbaar vervoersmogelijkheden in de vorm van een bushalte nabij de kerk op de kruising Kleindorp/Grootdorp, op een afstand van circa 150 meter van het plangebied.
Het project leidt tot extra verkeersbewegingen als gevolg van het feit dat er vier woningen worden toegevoegd. De verwachte verkeersgeneratie van woningen zoals voorzien (tussen-/hoekwoningen) bedraagt circa 7 bewegingen per woning, hetgeen neerkomt op 28 verkeersbewegingen per etmaal meer dan in de bestaande situatie. De verkeersbewegingen zullen beperkt blijven tot bewoners- en bezoekersverkeer. De toename van het aantal verkeersbewegingen is dus zodanig beperkt dat dit geen wezenlijke consequenties heeft voor de wegenstructuur en verkeersveiligheid.
Langs het Grootdorp is geen verhoogd trottoir aangebracht, maar een wandelstrook welke door een molgoot wordt gescheiden van de rijbaan. Ter plaatse van het plangebied is een verkeersremmende wegversmalling aangebracht met tevens langsparkeervakken.
De hoofdlijnen van het gemeentelijke groenbeleid zijn vastgelegd in het Groenstructuurplan. In het groenstructuurplan worden aanbevelingen gedaan voor het ontwikkelen van een sterke groenstructuur, die aansluit bij de karakteristieke eigenschappen van elk dorp. Als algemene doelstellingen voor de kerkdorpen worden genoemd:
Het plangebied is gesitueerd aan het Grootdorp, nabij de splitsing met het Kleindorp, welke de oostelijke rondweg om Merselo is. Het Grootdorp is een (relatief) grotere verbindingsweg met een snelheidsregime dat ter hoogte van het plangebied 30 km/uur bedraagt, en welke ter plaatse voorzien is van laanbeplanting, aan de zuidzijde van de weg.
De bestaande fysieke omgeving buiten het plangebied zal geen substantiële wijzigingen ondergaan als gevolg van de projectie van vier aaneengesloten woningen en sloop van de bestaande woning welke herbouwd wordt als twee wooneenheden. De laanstructuur zal beperkt worden versterkt en de openheid tussen de woningen door in de richting van het landelijk gebied zal behouden blijven door een zichtlijn naar het zuiden.
Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied te zien ten opzichte van Natura 2000-gebieden.
Het okerkleurige vlak heeft betrekking op de Boschhuizerbergen (op een afstand van ruim 5 km ten oosten van het plangebied) en het lichtgroene vlak betreft de Deurnsche Peel & Mariapeel ( op ruim 6 km van het plangebied). Op onderstaande afbeelding zijn beide gebieden ten opzichte van de kern Merselo weergegeven:
Afbeelding: Natura 2000-gebieden rondom plangebied
Ten behoeve van de instandhouding van de natuurgebieden dienen negatieve effecten te worden uitgesloten, waardoor onder andere onderzoek plaats dient te vinden naar de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Bij een projecteffect kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar zorgt het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie en worden negatieve effecten uitgesloten.
De relevante emissies van stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3) tijdens de aanlegfase vinden plaats door de verkeersbewegingen ten behoeve van de aanvoer van materialen en personen en de inzet van mobiele werktuigen tijdens de constructie ten behoeve van de realisatie van het plan. De relevante emissies tijdens de gebruiksfase vinden plaats door de verkeersbewegingen van en naar het plan.
De berekening van het projecteffect van zowel de aanleg- als de gebruiksfase met peiljaar 2020 is verricht met behulp van het programma Aerius Calculator (zie bijlage).
Het projecteffect op de Natura 2000-gebieden is kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof.
Enige andere aantasting van Natura 2000-gebieden op deze ruime afstand zal als gevolg van het project ook niet plaatsvinden. In de volgende paragraaf zal ingegaan worden op mogelijke aantasting van flora en fauna.
Met de Wet natuurbescherming (Wn) wordt een eind gemaakt aan de discussies over de implementatie van de Europese richtlijnen. In artikel 3.1 Wn wordt direct een link gelegd met de Vogelrichtlijn. Alle vogels die beschermd zijn op grond van artikel 1 Vogelrichtlijn vallen onder het beschermingsregime van de artikel 3.1 Wn, voor zover deze vogels van nature in Nederland voorkomen. Artikel 3.1 eerste lid Wn ziet op het verbod om vogels te doden of vangen. De verboden in de Wn zijn vrijwel letterlijk overgenomen uit de artikelen 5 en 6 Vogelrichtlijn. Net als de in de Vogelrichtlijn zijn de verboden beperkt tot opzettelijke handelingen. Het beschermingsregime voor vogels is iets versoepeld ten opzichte van het systeem onder de Flora en faunawet. Het verbod op het opzettelijk verstoren van vogels is beperkt tot verstoringen die van “wezenlijke invloed” zijn op de staat van instandhouding van de soort. Onder wezenlijke invloed wordt verstaan: “een wezenlijke negatieve invloed op een beschermde soort”. Of daar sprake van is hangt af van de populatie van de diersoort. Hoe zeldzamer de soort hoe groter de kans dat naar bijvoorbeeld een lokale populatie moet worden gekeken. Daarnaast is van belang of de populatie een negatief effect zelf teniet kan doen, bijvoorbeeld of er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn naar een volwaardig leefgebied elders. Als een populatie het effect niet zelf teniet kan doen is de kans groter dat het effect als wezenlijke invloed kan worden aangemerkt.
Bij vogels is verstoring tijdens het broedseizoen niet langer verboden als de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar is.
De wet voorziet in ruime mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen, ook voor vogels en strikt beschermde soorten. Bij het verlenen van de vrijstelling moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan als bij het verlenen van de vroegere ontheffing.
Een ontheffing van een verbod ex artikel 3.1 Wn kan slechts worden verleend indien:
Quickscan flora en fauna
Het plangebied is in gebruik als erf bij de oude (te slopen) langgevelboerderij.
Water is binnen het plangebied sec niet aanwezig. Het bestaande gebruik van het plangebied en de omgeving daarvan bestaat uit wonen, erfverhardingen (ten behoeve van parkeren), maaien, tuin en de gebruikelijke menselijke activiteiten.
Gelet op het feit dat oude bebouwing gesloopt wordt, is een verstoring van flora en fauna door onderhavig project niet onaannemelijk, waardoor er een noodzaak is tot het uitvoeren van ecologisch veldwerk.
Dit flora en fauna-onderzoek is medio januari 2020 uitgevoerd door FaunaConsult. Hierin is het volgende geconstateerd:
'Algemene vogels
In het plangebied komen mogelijk beschermde vogelnesten voor tijdens het broedseizoen. Het gaat om vogels waarvan het nest niet jaarrond wordt beschermd of als strenger beschermd wordt beschouwd. Hiervoor zijn maatregelen die negatieve effecten voorkomen wel verplicht. Verstoring en vernietiging van broedvogels en vogelnesten kan worden voorkomen door het slopen van de woonboerderij en het verwijderen van de vegetatie buiten de periode 15 maart – 15 juli (het broedseizoen van de meeste vogels) uit te voeren. Door naleving van deze maatregel worden ten aanzien van vogels geen overtredingen op de Wet natuurbescherming begaan.
Algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën
In het plangebied komen mogelijk zoogdieren en amfibieën voor, die onder de Wnb zijn beschermd. Het gaat om algemeen voorkomende soorten (zogenaamde A-soorten), waarvoor in Limburg een vrijstelling geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling en beheer en onderhoud. Dit houdt in dat deze soorten verstoord mogen worden, zonder dat daar vooraf een ontheffing voor is verkregen. Wel geldt altijd de Zorgplicht (artikel 1.11 Wnb); deze houdt in dat nadelige gevolgen voor dieren en planten altijd zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Om aan de algemene zorgplicht te voldoen, moeten dieren die tijdens de werkzaamheden worden aangetroffen, zo snel mogelijk naar een aangrenzende locatie buiten het plangebied worden verplaatst.
Vleermuizen
De te slopen boerderij bevat mogelijk vleermuisverblijven. Het slopen kan daarom leiden tot verstoring of vernietiging van vleermuizen en hun verblijven. Omdat alle vleermuissoorten streng zijn beschermd, dient het voorkomen van dergelijke verblijven conform het vleermuisprotocol (Vleermuisvakberaad Netwerk Groene Bureaus en Zoogdiervereniging, 2017) te worden onderzocht.'
Hierna is een sloopvergunning aangevraagd voor het slopen van de opstallen; op basis van de verleende sloopvergunning is er, buiten het broedseizoen, overgegaan tot de sloop van het dak.
Tijdens de sloop zijn er geen nesten van (broed)vogels aangetroffen, noch verblijfplaatsen van vleermuizen. Hierdoor is het niet noodzakelijk om vervolgonderzoeken in gang te zetten.
Het ecologisch onderzoek is als bijlage aan de toelichting toegevoegd.
Archeologie
Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Wet op de archeologische monumentenzorg die de Monumentenwet 1988 deels heeft aangepast. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden. Eventueel aangetroffen waarden dienen primair ter plekke (in situ) beschermd te worden dan wel - indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is - door een opgraving (ex situ) te worden veilig gesteld.
Uit onderstaande uitsnede van de gemeentelijke Archeologische Beleidskaart blijkt dat voor de gronden van het plangebied waarop de toekomstige ontwikkeling zal plaatsvinden, de aanduiding “categorie 4” geldt. Deze categorie omvat droge en natte gebieden met een hoge verwachting.
Figuur: uitsnede archeologische beleidskaart
Deze categorie is in het bestemmingsplan Merselo vertaald in de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-4', waarbij een onderzoeksverplichting geldt ingeval de te verstoren oppervlakte groter is dan 500 m2 én de verstoringsdiepte groter is dan 50 cm onder het maaiveld.
Op 25 september 2020 heeft Econsultancy een archeologisch onderzoek uitgevoerd aan Grootdorp 35 te Merselo. Doel van het bureauonderzoek is een antwoord te vinden op de vraag wat de gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied is. Dit wordt uitgevoerd door middel van het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en verwachte archeologische waarden. Het inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen door middel van boringen. Het veldonderzoek heeft tot doel antwoorden te vinden op wat de bodem-opbouw is binnen het plangebied en wat de gevolgen zijn van het in het plangebied aangetroffen bodemprofiel voor de gespecificeerde archeologische verwachting. Met de resultaten van het archeologisch onderzoek kan worden vastgesteld of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of vervolgonderzoek dan wel planaanpassing noodzakelijk is. Onderstaand zijn de conclusies van dit onderzoek samengevat:
"Gespecificeerde archeologische verwachting bureauonderzoek
Op basis van de ligging van het plangebied op een dekzandrug nabij een beekdal kunnen ook in de omgeving van het plangebied archeologische resten uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum worden verwacht. De ligging van het plangebied op circa 400 meter van het beekdal maakt het echter niet de meest geschikte locatie. De gespecificeerde verwachtingswaarde voor archeologische resten uit het Laat Paleolithicum en Mesolithicum is daarom middelhoog voor het plangebied. De ligging van het plangebied op een goed ontwaterde dekzandrug maakt dat het een erg geschikte locatie is ge-weest voor landbouwers. De gespecificeerde verwachtingswaarde voor archeologische resten vanaf het Neolithicum is daarom hoog. Het plangebied ligt iets ten oosten van de kruising van de van ouds-her twee belangrijkste wegen van Merselo. Ten noordwesten van het plangebied heeft vanaf in ieder geval 1400 een kapel en later kerk gestaan. Hoewel het plangebied lange tijd onderdeel uitmaakte van een groter akkercomplex, is het goed mogelijk geweest dat het plangebied in de Middeleeuwen en/of Nieuwe tijd bebouwd is geweest. De gespecificeerde verwachtingswaarde voor archeologische resten uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd is daarom hoog.
Resultaten inventariserend veldonderzoek
Uit het verkennend booronderzoek komt naar voren dat de top van het bodemprofiel in het plangebied is verstoord, vermoedelijk door de bebouwing van het plangebied in de 20e eeuw. Hierbij is ook de top van de oorspronkelijke dekzandafzettingen (licht) verstoord. De intacte dekzandafzettingen worden in het plangebied aangetroffen vanaf 25,6 tot 25,9 meter +NAP.
Op basis van de waargenomen (lichte) bodemverstoringen en de aanwezigheid van bebouwing op een deel van de nieuwbouwlocatie kan de gespecificeerde archeologische verwachting worden bijgesteld naar laag voor archeologische waarden uit het Laat Paleolithicum en Mesolithicum en middel-hoog voor archeologische waarden uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Op basis van het behoud van een deels middelhoge trefkans blijft de kans reëel dat archeologische resten binnen het plangebied aanwezig zijn.
Advies
Gezien de in dit onderzoek opgestelde archeologische verwachting is binnen het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk om deze te toetsen. Het vervolgonderzoek kan het beste worden uitgevoerd in de vorm van een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek. Bij een proefsleuvenonderzoek dienen verspreid over het plangebied sleuven gegraven te worden met als doel om eventuele archeologische waarden te karteren en waarderen. Voor dit onderzoek dient een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen te zijn opgesteld waarin is vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen.
Bovenstaand advies is van Econsultancy. De resultaten van onderhavig onderzoek dienen te worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Venray). De bevoegde overheid neemt vervolgens een besluit."
De gemeente heeft als bevoegd gezag dit advies overgenomen bij wijze van selectiebesluit. Dat betekent dat de archeologische verwachtingswaarde naar beneden kan worden bijgesteld naar middelhoog (categorie 4 volgens gemeentelijk beleid). Conform het gemeentelijk beleid geldt bij een middelhoge verwachtingswaarde een oppervlaktenorm van 2500 m2. Door de verlaging van de verwachtingswaarde op basis van het onderzoek is de aanvankelijke oppervlaktenorm van 500 m2 (van hoge verwachting) vergroot naar 2500 m2 (middelhoge verwachting).
Aangezien het totale plangebied ongeveer 1700 m2 groot is, wordt genoemde oppervlaktenorm bij lange na niet overschreden en kan van nader onderzoek worden afgezien. Wel zal de middelhoge verwachting met bijbehorende oppervlakte- en dieptenorm van 2500 m2 en 50 cm als dubbelbestemming aan het plangebied worden toegekend.
Het archeologisch onderzoek is als bijlage opgenomen bij de planstukken.
Cultuurhistorie
Over een klein deel van het plangebied rust de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone 'Molenbiotoop' ter waarborging van de windvang van de molen "Nooit Gedacht" Merselo. Deze vanuit cultuurhistorie waardevolle molen is in 1867 gebouwd door Simon Lambertus van den Brekel, molenaar op de door zijn vader gebouwde molen in Haren bij Oisterwijk. Het metselwerk van de molen werd uitgevoerd door metselaars die vuurtorens bouwden in zee. Daardoor kreeg het metselwerk bijzondere aandacht en werden de muren nagenoeg waterdicht. De molen die twee koppels stenen had, stond goed in het gemaal en had veel klandizie uit de omliggende gehuchten. In 1899 kwam er een derde koppel blauwe stenen bij voor het malen van tarwe en boekweit. In 1927 werd aan de voorzijde van de molen een pakhuis gebouwd.
Tijdens een herfststorm in november 1975 sloeg de molen op hol en werd er veel vernield. De 'vang' van de molen raakte los, waardoor de wieken op drift raakten en de as van de molen in brand vloog. Een gedeelte van de 'vang' was verbrand en het hekwerk en de platen waren voor de helft weg. Jarenlang heeft de molen er 'kaal' bij gestaan maar het onvermijdelijke kwam.
In 1987 werd de molen aan de Stichting Nooit Gedacht verkocht. Door de inspanning en volharding van deze Stichting is het gelukt de molen te redden van de ondergang.
Het plangebied aan Grootdorp 35 ligt op een afstand van ongeveer 380 m ten zuidoosten van deze molen. De gehele kern Merselo bevindt zich tussen de molen en het plangebied in. Als gevolg van de beperkte goot- (en daarmee ook bouw-)hoogte van de nieuwe woningen, en de tussenliggende bebouwingsmassa's, behoeft het geen nadere uitleg dat de windvang van de molen als gevolg van onderhavig plan niet in het geding is.
Initiatiefnemers zijn voornemens om op het perceel kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie Z nummer 130 en plaatselijk als Grootdorp 35 te Merselo, de huidige tot wonen bestemde boerderijwoning met aanbouw te slopen en een nieuwe tweekapper te realiseren, welke vergelijkbaar met de te slopen woning parallel aan het Grootdorp zal worden gesitueerd. Ten noordoosten van deze nieuwe woningen zullen vier aaneengesloten woningen haaks op de weg worden geprojecteerd. Deze wooneenheid zal worden gerealiseerd als het type 'schuurwoning', welke bouwstijl goed past in de van oorsprong landelijke omgeving. Het zullen allemaal koopwoningen betreffen van het type 'levensloopbestendig', waarbij het gehele woonprogramma zich op de begane grond bevindt, danwel de woning geschikt is of geschikt is te maken voor meerdere doelgroepen, al dan niet met beperkingen.
Figuur: ligging plangebied
De eerste indicatieve schetsen welke voor de nieuw te realiseren langgevelboerderij (tweekapper) en de vier aaneengesloten woningen zijn gemaakt, geven het volgende beeld:
Figuur: indicatieve schets kavelindeling
Figuur: indicatieve schets aanzicht
Door de vierkappers uit te voeren als een schuurwoning, wordt het idee gewekt dat binnen het plangebied sprake is van een langgevelboerderij met een stal haaks op die boerderij; dit past geheel in de historie van dit ooit agrarische bedrijfsperceel. De langgevelboerderij wordt nu ingevuld met twee wooneenheden en de stal betreft een schuurwoning met vier wooneenheden. Deze oriëntatie is vergelijkbaar met de oorspronkelijke opzet van agrarische bedrijven.
De langgevelboerderij zal na sloop weer op nagenoeg dezelfde locatie en in dezelfde rooilijn worden herbouwd. Ook de uitstraling van de bouwmassa blijft vergelijkbaar met de bestaande massa. Uit de gevelindeling blijkt dat er sprake is van twee wooneenheden.
De verspringing van de rooilijn ter plaatse van de schuurwoningen vindt zijn oorsprong in de suggestie die wordt gewekt als zijnde de stal bij de langgevelboerderij; deze verspringing zorgt voor een passende interpretatie van de bebouwingskarakteristiek.
Langs de noordoostzijde van de aaneengesloten woningen zal een zichtlijn in de richting van het landelijk gebied worden vrijgehouden van bebouwing; dit deel van het plangebied zal een groene uitstraling krijgen. De twee noordelijk gelegen woningen binnen dit woonblok van vier, zullen ook een achtertoegang krijgen.
De woningen zullen energieneutraal worden uitgevoerd.
Ontsluiting:
De nieuw te realiseren woningen worden ontsloten op het Grootdorp. Via het Kleindorp en de Beekweg is de Peelweg (N277) te bereiken waar het verkeer wordt opgenomen in de grotere verkeersstromen en via de Merseloseweg is er een snelle verbinding met het centrum van Venray.
Het project leidt tot extra verkeersbewegingen als gevolg van het feit dat er vijf woningen worden toegevoegd. De verwachte verkeersgeneratie van woningen zoals voorzien (tussen-/hoekwoningen) bedraagt circa 7 bewegingen per woning, hetgeen neerkomt op 35 verkeersbewegingen per etmaal meer dan in de bestaande situatie. De verkeersbewegingen zullen beperkt blijven tot bewoners- en bezoekersverkeer. De toename van het aantal verkeersbewegingen is dus zodanig beperkt dat dit geen wezenlijke consequenties heeft voor de wegenstructuur en verkeersveiligheid.
In de omgeving van het projectgebied zijn openbaar vervoersmogelijkheden in de vorm van een bushalte nabij de kerk op de kruising Kleindorp/Grootdorp, op een afstand van circa dan 150 meter van het projectgebied.
Voor het geval zich calamiteiten voordoen waarbij hulpdiensten de vierkapper tot op korte afstand moeten benaderen, is over de erfgrens met het perceel aan het Grootdorp 31 een pad voorzien, met een breedte van 1,8 meter. Op dit pad rust een erfdienstbaarheid; 60 cm is eigendom van initiatiefnemer.
Parkeren bij de nieuwe woning:
De parkeernorm van de gemeente Venray (‘Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en het CROW) betreft voor grondgebonden woningen 2 parkeerplaatsen.
Voor de 4 aaneengesloten woningen zullen haaks op de openbare weg 8 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De 9e parkeerplaats in deze rij wordt toebedeeld aan de linker woning in de langgevelboerderij, welke op het zijerf slechts ruimte heeft voor 1 parkeerplaats. De rechter woning in de langgevelboerderij zal naast de woning ook 2 eigen parkeerplaatsen krijgen.
Ter hoogte van de langgevelboerderij zijn 2 openbare parkeerplaatsen gesitueerd, met een snelheidsbeperkende maatregel. Deze parkeerplaatsen blijven behouden maar zullen tot recht voor de nieuwe langgevelboerderij worden verschoven, zodanig dat ook 'in het veld' alle in- en uitritten van omliggende woningen onbelemmerd bereikbaar blijven. Hetzelfde geldt voor de lantaarnpaal welke naast de beide openbare langsparkeerplaatsen is gesitueerd. Mocht deze uiteindelijk leiden tot moeizame inparkeermanoeuvres, dan kunnen de eigen parkeerplaatsen enkele graden gedraaid worden zodat dit probleem wordt omzeild.
Op onderstaande schets zijn deze parkeerplaatsen weergegeven:
Figuur: parkeervoorzieningen
Het plangebied zal als landelijke woonpercelen worden ingericht, met bijbehorende tuinen.
De nieuwe woningen zullen in gebiedseigen groen gezet worden, zodat er door de ontwikkeling geen landschappelijke kwaliteiten verloren gaan. Van belang is dat er tussen de nieuw te realiseren aaneengesloten woningen en de bestaande woning Grootdorp 31 een zichtlijn naar het landelijk gebied behouden blijft; gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde (anders dan vergunningvrij) zijn hier niet toegestaan. Naar deze zijde zullen de voorgevels van de nieuwe woningen worden gericht, zodat deze openheid ook praktisch uitvoerbaar is, zonder dat dit op schendingen van privacy stuit.
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater voorzien, anders dan eventueel een open hemelwaterinfiltratievoorziening waarover meer in hoofdstuk 6.
In het Bouwbesluit 2012 zijn regels gesteld ten aanzien van brandveiligheid van onder andere woongebouwen. Aan deze regels zal worden getoetst op het moment dat de omgevingsvergunning voor de woning worden aangevraagd. In beginsel kan echter wel aan de regels worden voldaan.
De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Venray zijn hoog, zoals neergelegd in de Energiestrategie 2030 (zie voor de inhoud van deze strategie paragraaf 4.5.5). Vanaf 2020 is alle nieuwbouwproductie in de woning- en utiliteitsbouw energieneutraal. Deze ambitie is grotendeels wettelijk verankerd. Het Bouwbesluit stelt dat per januari 2021 nieuwbouw bijna energieneutraal (BENG) moet zijn: er is vrijwel geen energie nodig, energie die nog nodig is komt uit groene bronnen.
De binnen het plangebied te realiseren woningen zullen in ieder geval energieneutraal zijn. In het bestemmingsplan kunnen alleen regels worden opgenomen die bijdragen aan 'een goede ruimtelijke ordening'. Voor de uitleg van dit begrip is in de rechtspraak het criterium ‘ruimtelijk relevant’ ontwikkeld. Alleen regels die ruimtelijk relevant zijn, kunnen in het bestemmingsplan opgenomen worden. Algemeen erkend wordt dat energietransitie een ruimtelijke impact heeft, maar de visie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is dat hiertoe geen regels in het bestemmingsplan kunnen worden opgenomen.
De gemeente Venray zal daarom het aspect 'duurzaamheid' en 'energieneutraalheid', maar ook 'levensloopbestendigheid' opnemen in de met initiatiefnemer overeen te komen anterieure overeenkomst.
In onderhavig plan zijn de volgende duurzaamheidsmaatregelen voorzien:
Voor een onaanvaardbare aantasting van privacy bij belendende percelen hoeft niet gevreesd te worden. De afstand tussen de te herbouwen en in twee eenheden te splitsen langgevelboerderij en de nabijgelegen woningen bedraagt circa 20 m, vergelijkbaar aan de huidige afstand. Dat is een afstand tussen woningen in een binnendorpse woonomgeving die volkomen normaal is in Nederland. De vierkapper welke haaks op de openbare weg zal worden gesitueerd, komt met de voorgevel op een afstand van ruim 8 m tot de zijdelingse perceelsgrens van het aangrenzende perceel. In de zijgevel van de woning op het belendende perceel bevindt zich één relatief klein raam op de begane grond. Verder wordt dat perceel omkaderd door een blinde muur met garage waarin ook geen gevelopeningen zijn. Het enige zicht op het erf is vanuit de kleine dakramen in het oostelijke dakvlak van de nieuw te realiseren woningen. Door de dichte tuinmuur is hierdoor in het geheel géén zicht op het terras van het belendend perceel; de afstand tussen het raam in de aanbouw van de naastgelegen woning en (drie van) de kleine dakramen in de nieuwe woningen bedraagt ook ruim 15 m. Van onaanvaardbare schending van privacy is hierdoor geen sprake.
De woning met erf aan de westzijde van het plangebied valt buiten het zicht van de nieuw te realiseren woningen, vanwege de te behouden beplanting welke tegen deze erfgrens aanwezig is.
Voor de aangrenzende woning ten oosten van het plangebied zal er tegen het einde van de dag sprake zijn van vermindering van zonlicht, maar dit is zeker niet in die mate dat dit onaanvaardbaar is, danwel dat als gevolg hiervan de lichtinval in de woning te beperkt wordt. Met behulp van de 'Suncalculator' is geconstateerd dat de schaduw van de nieuwe bebouwing, uitgaande van een bouwhoogte van 8 m, in de periode van 15 februari tot en met 31 oktober het dakvlak van de woning Grootdorp 31 waarop zonnepanelen zijn gelegen, in het geheel niet raakt. Hierdoor is er ook geen sprake van een substantiële vermindering van de opbrengst van deze zonnepanelen.
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geef aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en ontwikkelingen van burgers en bedrijven. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. Deze tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts een van de instrumenten die worden ingezet. Ook kennis, bestuurlijke afspraken en kaders worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. Een actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is nodig om de nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende (wereldwijde) omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed. Deze aspecten worden (zijn) in hoofdstuk 6 en de paragrafen 5.5 respectievelijk 2.2.3 behandeld.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) (welke in ontwerp tot 30 september 2019 ter inzage heeft gelegen) is een onderdeel van de nieuwe Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht het Rijk tot een strategische visie op de fysieke leefomgeving. Het doel is om alle onderdelen van de fysieke leefomgeving met elkaar in samenhang te brengen. Ook gemeenten en provincies maken een omgevingsvisie vanwege deze nieuwe wet.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richt zich op onderstaande vier prioriteiten. Deze onderwerpen hebben onderling veel met elkaar te maken en ze hebben gevolgen voor hoe de fysieke leefomgeving wordt ingericht. De Nationale Omgevingsvisie helpt bij het maken van de noodzakelijke keuzes.
Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie
Het klimaat verandert. De gevolgen hiervan worden steeds duidelijker merkbaar. Denk aan de steeds drogere zomers, de hevigere regenval en stijgende zeespiegel. Op deze en andere gevolgen van de klimaatverandering moet tijdig worden ingespeeld. Tegelijkertijd moet de overstap worden gemaakt naar duurzame energie. Het is de bedoeling dat ons land in 2050 een duurzame energievoorziening heeft. Iedereen draagt hier zelf aan bij door bijvoorbeeld zoveel mogelijk woningen aardgasvrij te maken. Maar er zullen ook aanpassingen nodig zijn, bijvoorbeeld met windenergie, die moeten worden ingepast in het landschap. Mensen in de omgeving moeten ook voordelen ervaren van geplaatste windmolens.
De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden
Nederland heeft een sterke internationale concurrentiepositie. Vanuit die positie wordt gewerkt aan een nieuw economisch verdienmodel dat duurzaam is en circulair. Door grondstoffen te hergebruiken in de bouw bijvoorbeeld. De overstap naar duurzame energie en het zorgen voor een gezond milieu zijn belangrijk. Ook zullen bedrijven zich hier goed moeten kunnen vestigen met voldoende ruimte voor bedrijvigheid. Daarvoor is het van belang om alle verschillende aspecten te betrekken die hierbij een rol spelen, zodat duurzaam geld verdiend kan blijven.
Onze steden en regio’s sterker en leefbaarder maken
Veel mensen zijn op zoek naar een geschikte, betaalbare woning. Iedereen wil graag wonen in een prettige omgeving. Een omgeving met voldoende groen en met aandacht voor veiligheid en gezondheid. Denk bijvoorbeeld aan groen en fonteinen op plekken waar het erg warm kan worden (hittestress). Tegelijkertijd is het belangrijk dat de woningen goed bereikbaar zijn door goede fiets- en wandelpaden en aansluiting op het wegennet en het openbaar vervoer. Kortom, het gaat niet alleen om voldoende woningen, maar ook om een aantrekkelijke woonomgeving.
Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen
In sommige regio’s staan de natuurlijke systemen en het landschap onder druk. Soms is daar sprake van een verzakkende bodem, onder meer door een te laag waterpeil. Als het waterpeil omhoog wordt gebracht, kan dat gevolgen hebben voor de landbouw en de veeteelt. In sommige gebieden wordt het dan misschien logischer om duurzame energie te produceren in plaats van voedsel. Tegelijkertijd moeten de kwaliteiten van het landschap worden behouden om te kunnen recreëren en ook vanwege het cultureel erfgoed.
In hoofdstuk 3 van onderhavige plantoelichting zijn de aspecten duurzaamheid, kwaliteit van leefomgeving, bereikbaarheid, groen en water uitgebreid aan de orde gesteld. Tevens in relatie met hoofdstuk 5 kan gesteld worden dat in onderhavig bouwproject voldoende aandacht is voor de afwegingen die op basis van (het ontwerp van) de nationale omgevingsvisie dienen te worden gemaakt.
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak dat:
In casu is er sprake van een toevoeging van 5 woningen, hetgeen geen stedelijke ontwikkeling betreft en daarom is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.
In het Barro zijn een aantal onderwerpen opgenomen waarvoor het rijk uit het oogpunt van de nationale belangen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte ruimtelijke regels stelt:
Voor een aantal van de genoemde Barro-onderwerpen, waaronder de uitbreiding van het hoofdwegennet, het hoofdspoorwegennet en de militaire radars, geldt dat de regels worden uitgewerkt in de Rarro.
Op onderhavig project werken geen van de in het Barro genoemde rijksbelangen rechtstreeks door.
Op 12 december 2014 is het nieuwe provinciaal omgevingsplan Limburg vastgesteld. Belangrijke principes in dit nieuwe omgevingsbeleid zijn:
Voor wat betreft de projectlocatie geeft het POL 2014 aan dat de omgeving getypeerd kan worden als overgangsgebied tussen 'overig bebouwd gebied'.
Figuur: uitsnede uit POL-kaart
Het betreft gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter. Transformatie naar woningbouw dient samen te gaan met kwaliteitsverbetering, herstructurering en waar nodig sloop. Dynamisch voorraadbeheer betekent ook dat er slechts ruimte is voor nieuwe toevoegingen aan de voorraad als deze echt kwaliteit toevoegen en samengaan met het schrappen van slechte voorraad.
Noord-Limburg kenmerkt zich door een aantrekkelijk woon- en leefklimaat waar mensen zich prettig voelen. Er dient een transformatie van de bestaande woningvoorraad plaats te vinden, aangezien er nauwelijks bevolkingsgroei meer is. Daarbij zal primair worden gekozen voor inbreiding, aanpassing en functieverandering en slechts beperkte uitbreiding in de nabijheid van kleine kernen. Uitbreiding via uitleggebieden slechts in zeer uitzonderlijke gevallen, met als uitgangspunt bouwen voor eigen behoefte.
Kwantitatief ligt er dus een aanzienlijke opgave om ervoor te zorgen dat de woningmarkt aansluit bij de demografische ontwikkeling. Het hoogtepunt van de regionale huishoudensgroei (basis voor de behoefte aan het aantal woningen) wordt inmiddels in 2036 (aldus 'Progneff 2019 Update'). Noord-Limburg kenmerkt zich door een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. De ambities en uitgangspunten uit het POL2014 zijn vastgelegd in de Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024 en in gemeentelijke visies, waarbij met name het Dorpsontwikkelingsplan Merselo de behoefte aan nieuwe woningen in deze kern laat zien.
Omdat er sprake is van een locatie gelegen binnen het bebouwd gebied (ook in de feitelijke bebouwde kom), er al sprake is van een woonbestemming, de nieuwe ontwikkeling van hoogwaardige kwaliteit is, waarbij een landelijke bouwstijl wordt gebruikt (zoals in hoofdstuk 3 al aan de orde is gekomen) en er gebouwd wordt voor de eigen behoefte binnen Merselo, is er geen strijdigheid met het POL 2014.
De Omgevingsverordening Limburg is in 2014 gewijzigd vanwege de vaststelling van het POL 2014, waarin was bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening zou worden toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Artikel 2.4.2 van de Omgevingsverordening Limburg heeft betrekking op 'wonen' en kent de volgende bepalingen:
In dit kader zijn de leden 1, 5 en 6 van toepassing. Zoals in paragraaf 4.3 (Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024) van onderhavige plantoelichting is vermeld, is er in casu sprake van bouwen naar reële behoefte en worden woningen toegevoegd die qua kwaliteit, woningomvang en perceelsomvang beantwoorden aan een feitelijk aanwezige behoefte en tevens qua prijzen marktconform zijn.
Voor het plangebied zijn er verder geen beperking opgenomen. Het project is dan ook niet strijdig met de Omgevingsverordening Limburg 2014.
De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijn (2030-2050) visie op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid en een gezonde leefomgeving in de Omgevingsvisie meegenomen. In de Omgevingsverordening legt de Provincie regels vast voor onder meer natuur, milieu, (grond-)water, ontgronding, wegen, ruimte (verstedelijking, woon- en werklocaties, agrarische bedrijven).
Naar verwachting zullen het ontwerp van de Omgevingsvisie (waarvoor het POL 2014 richtinggevend zal zijn) en het ontwerp van de bijbehorende Omgevingsverordening in mei 2020 ter inzage worden gelegd; een concept is er op dit moment nog niet.
Gedeputeerde Staten hebben op 1 februari 2011 de provinciale woonvisie vastgesteld. Het doel van de provinciale woonvisie is samen met alle woonregio's in Limburg te bereiken dat de juiste woningen op de juiste plaats en op het juiste moment beschikbaar komen. Het is een uitwerking van het provinciale coalitieprogramma “Investeren in Steden en Dorpen”. De provinciale woonvisie behandelt met nadruk de bovenlokale en bovenregionale sturing van de woningmarktontwikkeling tegen de achtergrond van de veranderende demografische context en op kwalitatieve aandachtspunten.
Op basis van de provinciale en regionale woonvisies en met gebruikmaking van de regionale woonvisies, actuele onderzoeken en monitoring wil de provincie Limburg bestuurlijke afspraken gaan maken over de woningbouwprogramma's.
Op 22 september 2020 heeft de gemeente Venray de nieuwe Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024 vastgesteld. Deze woonvisie geeft richting aan het woonbeleid voor de komende 4 jaar. Het is de 2e visie die door de 8 Noord-Limburgse gemeenten in gezamenlijkheid is opgesteld. In deze visie wordt teruggekeken naar de vorige visie: waar komen we vandaan en wat willen we meenemen naar de nieuwe visie. En zijn er ook zaken die veranderd zijn? Het 'wonen’ is steeds meer verweven met andere beleidsvelden in het economische én het sociaal domein. In het hoofdstuk 'analyse: trends en ontwikkelingen' wordt aangegeven wat de huishoudensontwikkeling is. Demografie blijft immers een belangrijke onderlegger voor het woonbeleid. Prognoses geven een handvat om in te spelen op de toekomstige ontwikkeling van onze bevolking. Hierbij gaat het zeker niet alleen om aantallen, maar ook om de samenstelling van onze bevolking. Uit de analyse die inzicht geeft in de sterke en zwakke segmenten van de woningvoorraad, blijkt dat de aandacht met name moet uitgaan naar de bestaande voorraad. Ook zijn allerlei trends en ontwikkelingen die de context waarbinnen wordt gewerkt, beïnvloeden en de druk op de leefbaarheid vergroten. Denk hierbij aan grote ontwikkelingen zoals de energietransitie en de vergaande extramuralisering van de zorg. Vanuit deze analyse is er dan ook een aantal opgaven dat kan worden samengevat in:
Toets aan regionale Woonvisie:
Het woningbouwproject zoals beschreven in paragraaf 3.1 van deze plantoelichting heeft consequenties voor de woningvoorraad in die zin dat er 5 woningen worden toegevoegd. Twee van de in totaal zes woningen worden gerealiseerd op de locatie van bestaande bebouwing welke aan sanering toe is.
De geplande aaneengesloten woningen zijn geschikt voor het huisvesten van alle doelgroepen welke op zoek zijn naar een woning in een (qua prijs) gemiddeld doch kwalitatief heel mooi segment; de ligging op relatief korte afstand van stedelijke voorzieningen is daarbij een pre.
Het project is derhalve passend in de gedachtengang zoals verwoord in de regionale Woonvisie Noord-Limburg.
In het coalitieakkoord 2018-2022 'Een gezonde toekomst voor Venray' is opgenomen dat de gemeente Venray wil komen tot een nieuwe strategische visie met een horizon tot 2030. Deze stip op de horizon moet richting geven aan de vraag waarin de gemeente zich de komende jaren wil ontwikkelen gezien de actuele trends en ontwikkelingen. Bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, energie, duurzaamheid, leefomgeving, gezondheid, demografie en technologie, maar ook kijkend naar de positie en rol van de gemeentelijke overheid.
Hiertoe heeft de gemeenteraad op 27 juni 2019 een nieuwe strategische visie vastgesteld; de Toekomstvisie 2030 'Venray loopt voorop'. Deze visie vervangt de Strategische visie Venray 2020 en de nota 'Venray, stad in de Peel (2025)'.
De toekomstvisie geeft richting om de koers te bepalen waarlangs we de gevolgen van de trends en ontwikkelingen laten landen in de gemeente, binnen de gemeenschap van Venray én in de regio. Belangrijke thema's uit de vorige (herijkte) strategische visie 'Tweede stad in de Peel' lopen door naar deze visie. 'Venray loopt voorop' geeft een eigentijdse vertaling van zelfsturing met een herijking van participatie en de rol van de overheid. Daarnaast is er veel aandacht voor de kwalitatieve ontwikkeling van onder meer de leefomgeving. Ook is samenwerking nader geduid als het gaat om de regio, met onderwijs, bedrijfsleven en in de naaste omgeving van inwoners.
Speciale aandacht verdient de komst van de Omgevingswet. De toekomstvisie 2030 is een belangrijke 'eerste stap' (identiteit, kwaliteiten, doelen) voor de totstandkoming van de Omgevingsvisie. In dat traject zal de verdieping plaatsvinden op de toekomstvisie, meer specifiek in de ruimtelijke vertaling.
De gemeente Venray heeft voor de komende tien jaar de volgende vijf concrete ambities geformuleerd:
"In het Venray van 2030:
In de toekomstvisie worden weinig directe beleidsuitspraken gedaan over woningbouwontwikkelingen in de gemeente Venray. In ambitie 2 wordt geconstateerd dat Venray zich tot doel stelt, dat er voor de diverse doelgroepen voldoende woningen beschikbaar zijn, welke net iets energiezuiniger zijn dan gemiddelde woningen en welk ook levensloopbestendig zijn.
De invulling van de kavel aan het Grootdorp 35 met één duurzame langgevelboerderij (tweekapper) en 4 aaneengesloten kleinere woningen waarbij ook aandacht is voor levensloopbestendigheid, komt de ruimtelijke kwaliteit in deze omgeving ten goede en past goed bij de woonbebouwing in de omgeving en bij de woonwensen/-behoeften in kleine kernen. Hierdoor is het plan in overeenstemming met de toekomstvisie.
In mei 2017 heeft de gemeenteraad de 'Woonvisie Venray 2017: Transformatie van de woningmarkt' vastgesteld. De woonvisie geeft op hoofdlijnen de visie van het gemeentebestuur voor de komende jaren. De visie heeft de focus op de rol van het wonen in de algehele ambitie om Venray sterker en aantrekkelijker te maken. Uit de verrichte onderzoeken is gebleken dat in Limburg, dat wordt aangeduid als een anticipeergebied, er tegen de stroom in nog 3 plaatsen zijn die groeien; één daarvan is de gemeente Venray.
De kwaliteit van het wonen speelt een grote rol voor de tevredenheid, identiteit, zelfredzaamheid en participatie van Venraynaren en is zeker ook van belang voor de economische ontwikkeling van Venray.
Met deze woonvisie wil de gemeente ervoor zorgen dat Venray zich ook op langere termijn positief ontwikkelt. De focus ligt op het beantwoorden van de groeiende vraag naar woningen in Venray voor de komende jaren. Om de verwachte groei te kunnen opvangen, zijn woningen nodig om de nieuwe wens van de woonconsument te kunnen vervullen: een wat kleinere woning, gebruiksvriendelijk en duurzaam. Deze woningen staan er al voor een groot deel, maar omdat de huishoudenssamenstelling verandert, is het nodig om de bestaande voorraad aan te passen. Daarmee willen wij tegelijkertijd de differentiatie in de bestaande voorraad vergroten. Ook toevoegingen zullen moeten bijdragen aan de differentiatie, waardoor er een betere balans komt in de woningvoorraad. Daarmee willen wij de waarde van onze bestaande voorraad in stand houden en tegelijkertijd de kwaliteit van de bestaande voorraad verbeteren.
Er is al veel gezegd en geschreven over de planovercapaciteit. Er wordt aan gewerkt om de overcapaciteit te verminderen. Toch wil de gemeente dat niet te rigoureus doen, omdat er ruimte nodig is om de voorziene groei van Venray te kunnen opvangen. Het komt er dan op aan, dat waar nodig én mogelijk de overcapaciteit wordt omgezet naar plannen, die een bijzondere bijdrage leveren aan Venray.
In casu heeft onderhavig project betrekking op de toevoeging van vijf kleinere en (relatief) goedkopere woningen aan het woningaanbod in de kern Merselo. Hierdoor zal de woningvoorraad stijgen, doch hierover heeft de gemeenteraad de 'beleidsregel woningtoevoeging' opgesteld. Hieraan is de volgende subparagraaf gewijd.
De gemeenteraad heeft op 30 oktober 2018 besloten dat indien een initiatief een kwalitatieve toevoeging (bijvoorbeeld voor duurzaamheid, type woning, levensloopbestendigheid) is aan de bestaande woningvoorraad en aan de reeds geplande en vaststaande woningbouwplannen, dit initiatief ongeacht het planoverschot, volkshuisvestelijk beschouwd kan worden als wenselijk.
De gemeente Venray wil onder andere meewerken aan het project 'Grootdorp 35 te Merselo', onder de voorwaarde dat de toe te voegen bouwtitels gebruikt zullen worden voor woningen welke duurzaam uitgevoerd dienen te worden en levensloopbestendig dienen te zijn.
Voorwaarden hiertoe zullen (voorzover juridisch mogelijk) in de planregels worden opgenomen.
In mei 2019 is de Structuurvisie Dorpsontwikkelingsplan Merselo opgesteld. Hierin is onder andere de woningbehoefte in deze kern onderzocht.
Geconstateerd is dat het wenselijk is dat er steeds voldoende ruimte en mogelijkheden zullen zijn om aan de actuele woningbehoefte van dat moment te kunnen voldoen. Dit geldt zowel voor nieuwbouw als voor aanpassing (verbouw) van bestaande bebouwing. Voor iedereen die in Merselo wil wonen moet daarvoor de kans en de mogelijkheid zijn.
In de ruimtelijke visie van Merselo zijn een aantal zoeklocaties voor woningbouw opgenomen. Een projectontwikkelaar is bezig met plannen voor woningbouw ter hoogte van Grootdorp 35.
Bovendien zal, na de gewenste verplaatsing van basisschool De Lier, de huidige schoollocatie de eerste aangewezen woningbouwlocatie zijn die ontwikkeld zal worden. Een stap die nu genomen moet worden, is een uitwerking van een stedenbouwkundig plan, rekening houdend met de wensen en behoefte van buurtbewoners en overige inwoners. Uitgangspunt is dat er in fases zeker ruimte zal komen voor levensloopbestendige woningen voor ouderen en starters, afgestemd op de behoefte van dat moment. Ook het bouwen van een woning in eigen beheer zal tot de mogelijkheden behoren. Tevens is er nog ruimte voor woningbouw aan het Kleindorp (voorheen zoekgebied ‘Capelleveld’).
Uit voornoemd document blijkt dus dat al rekening is gehouden met de woningbouwplannen aan het Grootdorp 35 en dat levensloopbestendige woningen voor ouderen en starters tot het wensenpakket van deze kern hoort.
Met onderhavig plan wordt aan deze wens/woningbehoefte voldaan, omdat de toe te voegen 5 woningen levensloopbestendig zullen worden uitgevoerd en met name geschikt zijn voor senioren die in Merselo zelf willen (blijven) wonen, maar in een kleinere woning, maar eventueel ook voor starters op de woningmarkt.
In 2013 is de Energiestrategie 2030 voor de gemeenten Beesel, Venlo en Venray: 'Energie voor groene groei' vastgesteld. Door de gemeenteraad is daarbij de ambitie uitgesproken om in 2030 CO2-neutraal (ofwel energieneutraal met compensatiemaatregelen) te zijn. Op basis van deze visie is door het college het 2e Uitvoeringsprogramma Energie Venray (2018-2021) vastgesteld. Met de Energiestrategie en het bijbehorende UP zijn de doelstellingen en de gefaseerde uitvoering op lange en korte termijn uitgewerkt.
De gemeente is voor het bereiken van de energiedoelen afhankelijk van alle energiegebruikers en energieleveranciers in de gemeente: bedrijfsleven, huishoudens, instellingen etc. De samenleving laat zich echter niet door de overheid sturen om energie te besparen of lokaal duurzaam op te wekken. Daarvoor moet er in de samenleving vooral ruimte zijn die leidt tot creativiteit en innovatie van de bedrijven en inwoners zelf. De overheid heeft daarin een rol als partner die samenwerkt, belemmeringen wegneemt, faciliteert en het goede voorbeeld geeft. De betrokkenheid van de overheid zorgt voor het aanjagen en versnellen van de gewenste ontwikkelingen.
Het streefbeeld in 2030 voor woningen laat zich als volgt schetsen:
In paragraaf 3.5 is reeds aan de orde gekomen welke duurzaamheidsmaatregelen in onderhavig plan voor de realisatie van één nieuwe woning voorzien zijn.
De Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011 is vastgesteld op 20 december 2011 en op 1 januari 2012 in werking getreden. Het in deze structuurvisie vastgelegde kwaliteitsbeleid omtrent een bijdrage Ruimtelijke ontwikkeling is gebaseerd op de gedachte dat ruimtelijke ontwikkelingen (bouwactiviteiten) leiden tot verlies aan ruimtelijke kwaliteit en dat dit verlies moet worden gecompenseerd. Achterliggend doel is het behoud en waar mogelijk versterking van de (groene) kwaliteiten van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied.
Voor het bepalen van de hoogte van de bijdrage in het stedelijk gebied wordt aangesloten bij de bijdrage ruimtelijke ontwikkeling zoals vastgelegd in de nota grondbeleid 2011. Deze bijdrage bestaat uit € 2.500,- per kavel. De tegenprestatie vindt zo veel mogelijk ter plaatse en/of in de nabijheid van de ingreep plaats. Indien dit niet mogelijk is, komt de bijdrage ten goede van het kwaliteitsfonds stedelijk gebied.
Voor het plangebied vigeert het volgende bestemmingsplan:
Naam bestemmingsplan | Bestemming | Vaststelling Raad | |
bestemmingsplan Merselo | - bestemming 'wonen' - dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 4 - gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerszone - gebiedsaanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop - bouwvlak tpv bestaande woning |
16 december 2014 |
Afbeelding: Uitsnede verbeelding
Binnen deze bestemming is het niet mogelijk om buiten het bouwvlak te bouwen en het aantal woningen te vergroten. Daarom is het noodzakelijk om een bestemmingsplanherziening te doen.
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 Wgh).
Grootdorp en Kleindorp zijn aangewezen als wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h, evenals de overige wegen in de kern Merselo.
Het plangebied valt niet binnen een haaks op de weg gelegen geluidszone van overige wegdelen.
Op 18 februari 2020 is door K-Plus een akoestische beschouwing opgesteld ten behoeve van het bepalen van het woon- en leefklimaat. Uit de berekeningen blijkt dat de gevelbelasting, zou deze worden getoetst volgens de systematiek van de Wet geluidhinder, zal voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Daarmee is aangetoond dat er sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat. Vanuit verkeerslawaai zijn er geen belemmeringen om het plan te realiseren.
Het onderzoek is integraal als bijlage toegevoegd
Spoorweglawaai
In de nabijheid van het plangebied zijn geen spoorlijnen gesitueerd.
In het kader van het onderhavige plan wordt binnen het plangebied een nieuwe bodemgevoelige functie toegelaten in de vorm van woningen.
Voordat door middel van een omgevingsvergunning nieuwe functies mogelijk worden gemaakt zal er inzicht moeten zijn of de bodem- en grondwaterkwaliteit een dergelijke bebouwing en gebruik ook mogelijk maken.
Op 20 februari 2020 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Econsultancy BV (rapportage is als bijlage toegevoegd). In dit onderzoek is het volgende geconcludeerd:
'Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "verdachte locatie met diffuse bodembelasting en een heterogene verontreiniging op schaal van monsterneming, niet lijnvormig" (VED-HE-NL).
De bodem bestaat voornamelijk uit matig tot sterk siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. De bovengrond is bovendien matig humeus. De ondergrond is zwak oerhoudend en matig leemhoudend. Verder zijn er zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met cadmium. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd.
Gezien het feit dat het grondwater zich dieper dan 5,0 m -mv bevindt, heeft er conform de NEN 5740 geen grondwateronderzoek plaatsgevonden.
Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.
Conclusie en advies
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als " verdachte locatie met diffuse bodembelasting en een heterogene verontreiniging op schaal van monsterneming " dient te worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, bevestigd. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er echter géén reden voor een nader onderzoek.
Asbest
Er zijn op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden aanwijzingen gevonden die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. De opdrachtgever geeft echter aan dat de verdachte druppelzone onder de asbest dakbedekking zonder dakgoot tot aan de onderliggende klinkerverharding conform de vigerende sloopvergunning is afgegraven en afgevoerd tijdens de verwijdering van het dak. Hierdoor acht Econsultancy een onderzoek asbest in bodem/puin conform de NEN 5707/5897 dan ook niet noodzakelijk.
Algemeen
Indien er bij werkzaamheden grond vrijkomt die niet op de locatie kan worden hergebruikt, zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit, het “Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAShoudende grond en baggerspecie (d.d. 8 juli 2019) of de regionale bodemkwaliteitskaart van toepassing.'
De regels inzake luchtkwaliteit kennen het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.
Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten - die jaarlijks meer dan 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2 bijdragen- een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.
De Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' bevat regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).
Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM).
Het onderhavige project valt met één ( vervangende) woning en vijf nieuwe woningen zonder meer onder de Regeling NIBM.
Luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor het project.
De veiligheid rond bedrijven wordt gereguleerd in de vigerende milieuvergunning (of een geldende Algemene Maatregel van Bestuur) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 21 oktober 2004 (Bevi). In het Bevi worden specifieke regels opgenomen voor specifieke risicovoIle inrichtingen. Het gaat hierbij onder meer om inrichtingen in het kader van het Besluit risico's zware ongevallen 1999, LPG-tankstations, inrichtingen waar gevaarlijke (afval)stoffen of bestrijdingsmiddelen in emballage van meer dan 10.000 kg worden opgeslagen, inrichtingen met een koel-of vriesinstallatie met meer dan 400 kg ammoniak. In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren, hotels, winkelcentra, campings) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen dan wel bedrijfsgebouwen van derden, kleinere kantoren, hotels en winkels, sporthallen, zwembaden) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6 /jr.
Het kan gaan om inrichtingen waarbij door middel van een vaste afstand wordt voldaan aan deze contour (zogenaamde “categoriale inrichtingen”) en inrichtingen waarbij deze contour individueel moet worden berekend (Quantitative Risk Assement (QRA)). Dit is geregeld in Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).
Bij het nemen van een planologisch besluit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan) moet het bevoegd gezag deze contour in acht nemen voor kwetsbare objecten. Hierbij geldt de PR-contour 10-6/jr. als grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour als richtwaarde, d.w.z. in principe moet PR 10-6/jr. aangehouden worden, maar er mag gemotiveerd van worden afgeweken.
Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het aantal personen dat in de omgeving van de bron verblijft bepaalt daardoor mede de hoogte van het groepsrisico. Voor het GR geldt geen harde juridische norm (zoals de PR-contour 10-6/jr. wel is) maar een zogenaamde oriënterende waarde. Het berekende groepsrisico wordt weergegeven in een curve, waarbij de kans op een ongeval wordt uitgezet tegen het aantal mensen dat daarbij omkomt. In dezelfde grafiek wordt de oriënterende waarde uitgezet. Als die wordt overschreden door een ruimtelijke ontwikkeling moet dat worden verantwoord. Hiermee wordt in beeld gebracht of en in welke mate het bevoegd gezag het GR wel of niet aanvaardbaar vindt, al dan niet na het nemen van maatregelen.
De woningen zijn te kwalificeren als een kwetsbaar object . Volgens de Risicokaart van de provincie Limburg liggen in de directe omgeving van het plangebied (binnen een straal van 300 meter) geen risicovolle inrichtingen.
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In het basisnet is de omvang voor de verschillende transportmodaliteiten vastgelegd.
De dichtstbijzijnde weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt is de N270 (Deurneseweg). De PR-contour 10-6/jr bedraagt hier 0 meter; het plangebied ligt op een afstand van ruim 2,3 km.
Het plangebied bevindt zich verder ruim 5 km van de spoorlijn Nijmegen-Venlo. Ten aanzien van het plaatsgebonden risico blijkt dat de PR-contour 10 -6/jr.is gelegen op 10 meter van de as van de spoorlijn. Het plangebied ligt hier ruim achter.
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
Het plangebied ligt op de rand van de bebouwde kom van Merselo.
In de directe nabijheid (binnen een straal van 150 meter) van het plangebied bevinden zich enkele maatschappelijke bestemmingen welke geheel passend zijn in een woonomgeving en een bedrijf. Het betreft achtereenvolgens de volgende locaties:
Adres | soort bedrijf | richtafstand | feitelijke afstand |
Kleindorp 2 | kerk | 30 m | 20 m (tot aan bouwvlak) |
Kleindorp 1 | kringloopwinkel | 10 m | 65 m |
Grootdorp 32 en Coppelenberg 3a | schoolgebouw | 30 m | 115 m |
Kleindorp 5 | utiliteitsbouw | max. 30 m | 85 m |
Coppelenberg 1 | nutsvoorziening | max. 30 m | 110 m |
Alleen de richtafstand ten opzichte van de kerk wordt niet gehaald voor wat betreft het deel van het plangebied waar al een woning aanwezig is en waarvoor een bouwvlak is opgenomen, echter de toe te voegen woningen haaks op de openbare weg bevinden zich buiten de richtafstand van 30 m als gevolg van geluid. De praktijk leert dat slecht 'hinder' wordt ondervonden van de activiteiten in een kerk bij het luiden van de klokken; dit vindt slechts gedurende een korte periode per dag plaats. Overige (geluid)hinder als gevolg van het gebruik van het kerkgebouw ligt niet in de lijn der verwachting.
Ter plaatse van het plangebied en omgeving is sprake van een menging van functies: reguliere woningen wisselen zich aan de noordzijde van het plangebied af met vele maatschappelijke functies en een bedrijfsfunctie, zodat het redelijk is om één afstandsstap lager aan te houden. De richtafstand behorende bij het kerkgebouw, welke als gevolg van geluidsuitstraling ingeval van een rustige woonwijk 30 m bedraagt, wordt daarmee verkleind tot 10 m, zodat alle woningen buiten deze richtafstand zijn gesitueerd en waardoor geconcluderend kan worden dat binnen het gehele plangebied toch een goed woon- en leefklimaat is gegarandeerd.
Klokgelui om kerkgangers op te roepen voor een kerkdienst moet overigens aangemerkt worden als een uiting tot het belijden van een godsdienst die beschermd wordt door artikel 6 van de Grondwet. Om die reden is in artikel 2.18, eerste lid, onder c, van het Activiteitenbesluit milieubeheer bepaald dat geluid ten behoeve van het oproepen tot het belijden van godsdienst of het bijwonen van godsdienstige bijeenkomsten buiten beschouwing wordt gelaten bij de in het Activiteitenbesluit opgenomen geluidsniveaus.
Op een afstand van ruim 175 m ten zuiden van het plangebied bevinden zich enkele grondgebonden agrarische bedrijven, waarvoor geen geurcirkel tot over het plangebied reikt.
Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de plankaart en in de planvoorschriften geregeld. Leidingen met ongevaarlijke stoffen zoals hoofdwatertransportleidingen, afvalwatertransport-/rioolpersleidingen zijn in beginsel niet opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij door de leidingbeheerder de noodzaak voor opname is aangetoond. Een vereiste voor opname in het bestemmingsplan is dat de opgave van de ligging van de leidingen op digitale wijze dient te geschieden. Dit in verband met het bepalen van de exacte ligging.
Een buisleiding die wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen, vormt een risico voor de veiligheid. Als de leiding gaat lekken, kunnen de gevaarlijke stoffen vrijkomen en ontstaat er een kans op explosie, vergiftiging van mensen of dieren of verontreiniging van het milieu.
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor de exploitant en de gemeente. Exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn. Gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen leiding- of hoogspanningkabeltracés welke belemmerend zijn voor het project.
Het plangebied bevindt zich niet binnen een straalpad van telecomvoorzieningen. Wel ligt het plangebied in het radarverstoringsgebied dat hoort bij de radar die staat op vliegbasis Volkel. Objecten hoger dan 65 meter boven NAP binnen een straal van 28 km van het radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld en zijn derhalve in beginsel niet toegestaan. Op de algemene hoogtekaart van Nederland is te zien dat het plangebied is gelegen op zodanige hoogte, dat met de planregels de toegestane bouwhoogte van het "object" niet boven 65 meter boven NAP uit zal komen en dus geen belemmering vormt voor de radarverbinding.
Gelet op het bovenstaande mag worden gesteld dat met het onderhavige bestemmingsplan de belangen van defensie niet worden geschaad.
Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers, granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Het gehele grondgebied van de gemeente Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden in het besluitgebied, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE). Met behulp van het explosievenonderzoek worden de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart gebracht. De gemeente Venray adviseert bij grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen een detectieonderzoek uit te (laten) voeren.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Venray als het waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit de eisen genoemd in de Toetssteen Openbare Ruimte 2019 van de gemeente Venray gelden daarbij de volgende uitgangspunten:
Ook in het kader van het beleid van het waterschap dient binnen het projectgebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden, hetgeen betekent dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit het waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten:
Doorgaans zijn lager gelegen gebiedsdelen het meest geschikt. Nagaan of plangebied nodig is voor wateropgave van omliggende gebieden; zorgen dat geen logische waterstructuren worden geblokkeerd.
Voorkomen van wateroverlast en erosie door afstromend water vanuit de omgeving naar het plangebied en andersom.
Input voor ontwerpen van het hemelwatersysteem. Denk ook aan bodemverontreinigingen.
Schoonhouden, scheiden, zuiveren.
Hergebruik water, vasthouden in de bodem (infiltratie), tijdelijk bergen, afvoeren naar oppervlaktewater, afvoeren naar gemengd of DWA-riool.
Verantwoorde systeemkeuze conform voorkeurstabel; maatwerk per situatie. Bij voorkeur toepassen van bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen. Bij diepte-infiltratie gelden zeer strenge randvoorwaarden; liever geen diepte-infiltratie toepassen.
Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op 100 mm per etmaal voor Noord Limburg (ten noorden van Sittard) en 80 mm per twee uur ten zuiden van Sittard met een beschikbaarheid van de gehele berging binnen 24 uur.
Denk aan bereikbaarheid, controlemogelijkheid, verantwoordelijkheid.
Binnen het plangebied moet een duurzaam waterhuishoudkundig systeem aanwezig zijn om de hoeveelheid regenwater te verwerken dat gelet op het ter plaatse aan de orde zijnd (nieuw) afvoerend verhard oppervlak van globaal 800 m² (bebouwing inclusief erfverhardingen bij langgevelboerderij zal circa 350 m2 gaan bedragen en bij vierkapper circa 450 m2) binnen het plangebied valt.
Het plangebied is op de grondwaterkaart van Nederland gelegen binnen grondwatertrap VII. De grondwatertrappenindeling is gebaseerd op de gemiddeld hoogste (GHG) en de gemiddeld laagste grondwaterstanddieptes (GLG). Hiermee worden de winter- en zomergrondwaterstanden gekarakteriseerd in een jaar met een gemiddelde neerslag en verdamping. De gemiddeld hoogste grondwaterstand in grondwatertrap VII ligt tussen 80 en 140 centimeter gemeten vanaf het maaiveld. De gemiddeld laagste grondwaterstand ligt dieper dan 120 centimeter vanaf maaiveld. De bodem bestaat uit hoge zwarte enkeerdgronden en lemig fijn zand.
Uit gegevens van het Waterschap Limburg blijkt dat de bodem van het plangebied een matig infiltrerend vermogen heeft: de K-waarde van de bodem ligt tussen de 0,45 en 0,75 m/dag.
Voor de bepaling van de capaciteit van de gekozen infiltratievoorziening dient, conform het beleid van het Waterschap Limburg, het afwateringssysteem gedimensioneerd te worden op een bui van 100 millimeter. Daarnaast dient de infiltratievoorziening over een zodanige leeglooptijd te beschikken dat deze binnen 24 uur weer gereed is voor een nieuwe maatgevende bui van 100 mm. Benodigde buffercapaciteit bedraagt dus 800 m2 x 0,1 m = 80 m3
Er zal worden voorzien in een voorziening voor 80 m3 waardoor de kans op problemen als gevolg van hemelwater zoveel mogelijk voorkomen zullen worden. Deze open dan wel gesloten infiltratievoorziening zal geïntegreerd worden in de tuinen en kan gerealiseerd worden in de vorm van een vijver, verlaging in het erf (wadi) of bijvoorbeeld een grindkoffer of krat.
Afvoer van huishoudelijk afvalwater dient plaats te vinden via het aanwezige rioleringssysteem.
Bouwmaterialen
De gemeente Venray streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen. Er zal derhalve, voorzover relevant, geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen.
Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. De plansystematiek voldoet aan de volgende RO-standaarden 2012:
Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.
Verder is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de systematiek van het bestemmingsplan Merselo.
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.
Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn geen verschillen te vinden.
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.
De Inleidende regels (hoofdstuk 1) bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.
In het artikel over de "Wijze van meten" (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. De bestemmingen vangen steeds aan met de bestemmingsbenaming. Daarna wordt in de doeleindenomschrijving weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden bestemd zijn. Indien er sprake zou kunnen zijn van conflicterende belangen, is er een nadere detaillering van de doeleinden opgenomen waarin wordt vermeld welke doeleinden prevaleren. Vervolgens wordt in de bebouwingsregeling aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden. In sommige bestemmingen wordt bovendien nader ingegaan op de toegestane voorzieningen. Vervolgens is een gebruiksbepaling opgenomen waarin wordt aangegeven dat gronden en opstallen niet in strijd met de bestemming mogen worden gebruikt. Voor de duidelijkheid is in een aantal situaties aangegeven die in ieder geval in strijd met de bestemming worden geacht.
In de Algemene regels (hoofdstuk 3) zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouwregels, de algemene afwijkingsregels, de algemene wijzigingsregels, de algemene procedureregels voor wijzigingen, ontheffingen en nadere eisen en de overige regels.
Binnen het plangebied liggen enkele zones welke bestemmingsoverschrijdend zijn. Hierbij dient gedacht te worden aan de luchtvaartverkeerszone van het militaire vliegveld ‘De Peel’ en de bij de molen behorende molenbiotoop. Voor deze zones zijn gebiedsaanduidingen opgenomen en de bijbehorende regelingen die daar ter plaatse van toepassing zijn, staan verwoord in de ‘Algemene aanduidingsregels’.
In de Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4) zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.
Omdat onderhavig bestemmingsplan slechts een partiële herziening inhoudt, zijn in de regels ook slechts de gewijzigde bepalingen opgenomen.
De realisatie van het project geschiedt voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding. De gronden zijn niet belast met beperkt zakelijke rechten van derden.
Kostenverhaal is geregeld in een tussen de gemeente Venray en de initiatiefnemer af te sluiten anterieure overeenkomst, waarin naast verhaal van de ambtelijke kosten en bijdragen bovenwijks en ruimtelijke ontwikkeling, ook het planschadeverhaal wordt opgenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventueel te vergoeden planschade niet voor rekening van de gemeente Venray komt maar voor rekening van de initiatiefnemer.
Het project is in vroegtijdig stadium al besproken in een vergadering van de Dorpsraad Merselo en ook met de aangrenzend eigenaren en huurders. Allen hebben kennis kunnen nemen van de schetsen en van niemand is vernomen dat er overwegende bezwaren zijn tegen het project.
Elk nieuw bestemmingsplan ontstaat uit een initiatief. De totstandkoming begint met de beslissing dat een bestemmingsplan zal worden opgesteld.
Conform artikel 3.1.1. Bro worden de provincie Limburg en Waterschap Limburg in het kader van dit bestemmingsplan betrokken in het vooroverleg.
Artikel 3.8 Wro regelt de procedure van het bestemmingsplan. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. Hierbij zijn een aantal aanvullingen:
1. kennisgeving, zoals bedoeld in artikel 3:12 Awb, dient tevens te worden gepubliceerd in de Staatscourant en langs elektronische weg te worden verzonden;
2. het ontwerpbestemmingsplan dient te worden verstuurd aan het Rijk, provincie, waterschappen en aan de besturen van bij het plan een belang hebbende gemeenten;
3. kennisgeving aan de eigenaren van percelen welke de bestemming in de naaste toekomst zal worden verwezenlijkt;
4. door een ieder kunnen zienswijzen naar voren worden gebracht;
5. de gemeenteraad dient binnen 12 weken na de ter inzagetermijn, te beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Dit betreft een termijn van orde.
Binnen twee weken wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Indien door de Gedeputeerde Staten (GS) of de inspecteur een zienswijze is ingediend en deze niet volledig is overgenomen, dan vindt bekendmaking plaats binnen zes weken na vaststelling. Dit geldt tevens indien de gemeenteraad wijzigingen aanbrengt in het ontwerp. In deze gevallen zend het college na vaststelling onverwijld een afschrift van het raadsbesluit aan de GS en/of de inspecteur.
Indien het Rijk of de provincie gebruik wil maken van haar aanwijzingsbevoegdheid gaat deze termijn niet op. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt dan, met uitsluiting van het onderdeel waarop het aanwijzingsbesluit ziet, samen met het aanwijzingsbesluit bekend gemaakt.
Het besluit treedt in werking 1 dag na afloop van de beroepstermijn.
Overleg
In het kader van het wettelijk overleg heeft overleg plaatsgevonden met Waterschap Limburg en provincie Limburg.
Omgevingsdialoog
Omwonenden zijn door initiatiefnemer op de hoogte gesteld van de plannen. Een verslag van deze omgevingsdialoog is aan het bevoegd gezag ter hand gesteld.
Inspraak en zienswijzen ontwerp-bestemmingsplan
Het ontwerp-besluit tot wijziging van het bestemmingsplan heeft gedurende 6 weken, van 29 januari 2021 tot en met 11 maart 2021, voor een ieder ter inzage gelegen.
Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.