direct naar inhoud van Regels
Plan: Haag 46, Merselo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP22030-va01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "Haag 46, Merselo" van de gemeente Venray.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0984.BP22030-va01 en de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat. Het gebouw kan onderscheiden worden van het hoofdgebouw en is in architectonisch opzicht ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden-bedrijf

het aan huis - geheel of overwegend door middel van handwerk - uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit bedrijvigheid in de cat. 1 en 2 als genoemd in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij de woning met behoud van woonfunctie kan worden uitgeoefend , met hieraan ondergeschikte en kleinschalige detailhandel welke direct in verband dient te staan met de ter plaatse toegestane bedrijfsactiviteiten.

1.7 abiotische waarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot de aanwezigheid van natuurlijke grondwaterstromen en een voor het gebied typerende bodemopbouw.

1.8 archeologische waarden

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende of de verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, te wonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of het terrein in overeenstemming met de bestemming

1.11 bed & breakfast

Het bieden van de mogelijkheid tot veelal kortdurend recreatief nachtverblijf en ontbijt, niet zijnde permanente bewoning, in een (deel van een) gebouw aan een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfsplaats elders hebben

1.12 beeldkwaliteit

Waardering en herkenning van alle visuele waarnemingen vanaf een bepaalde locatie

1.13 beeldkwaliteitsplan

Geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitsplan als onderdeel onlosmakelijk verbonden met het bestemmingsplan

1.14 beroep aan huis

De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van prostitutie.

1.15 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het plan aanwezig.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijbehorende bouwwerk

Een bijgebouw als bedoeld in de Wabo

1.19 bijgebouw

Een aangebouwd of vrijstaand gebouw of ander bouwwerk met een dak dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, die in architectonisch opzicht ondergeschikt zijn en functioneel dienstbaar aan dit hoofdgebouw. Een bijgebouw is een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in de Wabo.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 burgerwoning

een woning bedoeld ter huisvesting van een huishouden, niet zijnde een woning behorend bij een (agrarisch) bedrijf of andere inrichting.

1.27 cultuurhistorische waarde

de waarden aan een gebied of opstal toegekende waarde met betrekking tot de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het wegen- en slotenpatroon, de verkavelingsstructuur of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.

1.28 dagrecreatie

Activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten.

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.31 eigen terrein

Het terrein dat is uitgegeven in erfpacht, is verhuurd of in gebruik gegeven aan, dan wel in eigendom is van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, welke de betreffende gronden gebruikt ten behoeve van een middels de regels van dit plan ter plaatse toegestane functie.

1.32 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige). Een escortbedrijf is een aparte functie en derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming valt zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.33 erf

Een gedeelte van een perceel, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste va het gebruik van dat gebouw, waarbij geldt:

Achtererf: Erf achter de met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied evenwijdig gelegen lijn, die het hoofdgebouw raakt:

  • Aan een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op 1 meter achter het snijpunt met de voorgevel, en,
  • Aan een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op het snijpunt met de achtergevel.

Voorerf: erf dat geen onderdeel is van het achtererf

  • Zijerf: het gedeelte van het erf dat zich bevindt aan de zijkant van het hoofdgebouw, bij de voorkant en eindigend bij de achterkant van het hoofdgebouw. Het zijerf maakt onderdeel uit van het voorerf wanneer het grenst aan openbaar gebied, als dit niet zo is dan maakt het onderdeel uit van het achtererf vanaf 1 meter achter de begrenzing van het bouwvlak aan de weg gekeerde zijde.

1.34 gebiedskwaliteit

Gebiedskwaliteit is opgebouwd uit vier, onderling samenhangende, aspecten:

  • a. Landschappelijke structuur

De wijze, waarop de totstandkomingsgeschiedenis van een gebied afleesbaar is in de huidige situatie.

  • b. Landschappelijke elementen

De intrinsieke waarde van samenhangende ecologische en groenstructuren en watersystemen en de visuele waarde van de (afwisseling) van groene en gebouwde kwaliteiten.

  • c. Verkaveling structuur/ bebouwingsstructuur

De wijze waarop de ruimte in een gebied letterlijk geordend is: open/gesloten, de verdeling van bebouwd/onbebouwd, de functionele verdeling en de herkenbaarheid van de ruimtelijke structuur

  • d. Functionele structuur

De kwaliteit van de gebouwde omgeving, zowel de kwaliteit van de elementen op zich, als de kwaliteit van de onderlinge samenhang en de relatie met andere kwaliteitsaspecten.

De inhoudelijke waardering van de gebiedskwaliteit is opgenomen in het Ruimtelijk Kwaliteitskader (RKK).

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 gevel

Buitenmuur van een gebouw, waarbij geldt:

  • voorgevel: de gevel aan de voorzijde van een hoofdgebouw;
  • zijgevel: de gevels van een hoofdgebouw die haaks staan op de voorgevel.
  • achtergevel: de gevel van een hoofdgebouw die zich aan de tegenovergestelde kant van de voorgevel bevindt

1.37 groepsaccommodatie

een accommodatie waarbij door een groep of groepen van personen gezamenlijk van voorzieningen gebruik wordt gemaakt en waar logiesgelegenheden aanwezig zijn voor groepen personen.

1.38 hoofdgebouw

Een of meerdere panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.39 herbouw

na algehele sloop van het bestaande gebouw (woning) wordt nagenoeg hetzelfde teruggebouwd.

1.40 horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.41 hotel

Een inrichting gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van logies en bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen het bedrijfsmatig ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken alsmede het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie voor congres- en vergaderdoeleinden, feesten en partijen.

1.42 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.43 hoofdverblijf

de voorziening die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.

1.44 huishouding

Een huidhouding bestaat uit een persoon dan wel personen die in een zekere continue samenstelling met elkaar wonen en tussen de verschillende personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat.

1.45 kamerverhuur

Niet gemeenschappelijk deel van een woonfunctie waarin zich meer wooneenheden bevinden en waar voorzieningen, zoals keuken, sanitaire ruimtes, worden gedeeld.

1.46 logies

gelegenheid om te overnachten voor personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.47 maaiveld

Bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft

1.48 maximale bebouwingsoppervlakte

een op de verbeelding aangegeven oppervlakte in vierkante meters (m2). Die de omvang van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd.

1.49 milieuhygiënische uitvoerbaarheid

overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid et cetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

1.50 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van bodemkundige, hydrologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in samenhang.

1.51 omgevingskwaliteit

samenhangende systeem van water, milieu-, natuur- en landschapskwaliteit, zoals weergegeven in het Beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk kwaliteitskader.

1.52 omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.53 ondergeschikte bouwonderdelen

Onderdelen van een hoofdgebouw die in architectonisch opzicht ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw en bijgebouwen, zoals erkers, ingangpartijen, luifels, schoorstenen en antennes.

1.54 ondergronds

beneden het peil.

1.55 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.56 overige bouwwerken

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct duurzaam met de aarde is verbonden.

1.57 peil
  • a. Voor gebouwen waarvan:
    • 1. de hoofdingang binnen 20 meter van de weg is gelegen en;
    • 2. het oorspronkelijke maaiveld niet meer dan 0,50 meter afwijkt van de hoogte van de weg:
  • b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke maaiveld waarop het bouwwerk geplaatst is of wordt;

met dien verstande dat, indien bestaande gebouwen afwijkend van de onder a. en/of b. genoemde gevallen zijn gerealiseerd, de bovenkant van de begane grondvloer van bestaande gebouwen als peil wordt beschouwd.

1.58 (straat)prostitutie

het zich (op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg resp. openbare ruimten bevindend voertuig) beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele dienste ten behoeve van een ander tegen vergoeding. (Straat)prostitutie is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.59 permanente huisvesting

huisvesting in een woning welke als hoofdverblijf kan worden aangemerkt.

1.60 recreatie

Activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbestending.

1.61 ruimtelijk kwaliteitskader (RKK)

gemeentelijk toetsingskader, zoals vastgesteld op 14 december 2010, ter toetsing van de gebiedskwaliteiten en visueel-landschappelijke waarde bij nieuwe ontwikkelingen en uitbreidingen.

1.62 recreatieverblijf

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.

1.63 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. Een seksinrichting is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.64 verbeelding

De plankaart van het plan.

1.65 tijdelijke werknemers

tijdelijke werknemers die legaal (op grond van een EU paspoort of een tewerkstellingsvergunning) niet permanent in de gemeente verblijven en hun hoofdverblijf ergens anders hebben.

1.66 verblijfsrecreatie

Recreatie waarbij één of meerdere overnachtingen plaatsvinden. Hierbij wordt onder recreatiefverblijf verstaan een bouwwerk dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijkte stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt, zoals een recreatiewoning, chalet, stacaravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen; onder recreatiefverblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.67 wellness

Het aanbieden van diensten en behandelingen met het oogmerk het persoonlijke welbevinden van de klant te bevorderen; dit gebeurt middels behandelingen en activiteiten gericht op ontspanning, lichamelijke gesteldheid/ fitheid of uiterlijke verfraaiing (tijdelijk of permanent); uitgesloten is seksuele dienstverlening.

1.68 weg

Een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.

1.69 wonen

Het gehuisvest zijn in een woning.

1.70 woning/wooneenheid

Een (gedeelte van een) gebouwd dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

1.71 woon- en leefklimaat

woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

verticaal vanaf het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het aansluitende afgewerkte peil.

2.5 afstand tot de (naar de weg gekeerde) perceelgrens

de kortste afstand van een bouwwerk tot de (naar de weg gekeerde) perceelgrens van het bouwperceel.

2.6 afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.7 vloeroppervlakte

op de vloer tussen de binnenzijden van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 inhoud overkappingen, carports en daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken

vanaf peil tot aan de buitenzijde van het dak en tussen de buitenwerkse maten van de draagconstructie. Overstekken tot 0,50 meter worden niet meegeteld bij de berekening van de inhoud.

2.10 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.11 vrijwaringszone weg

uit de as van de dichtsbijgelegen rijbaan inclusief bijbehorende toe- en afritten.

2.12 inhoud bedrijfswoning

als inhoud van de bedrijfswoning wordt aangemerkt de inhoud (m3) van het hoofdgebouw inclusief aan/bijgebouwen, exclusief overkappingen. Zakelijke functies die in het woongedeelte zijn opgenomen, worden geacht tot de inhoud van de woning te behoren.

2.13 inhoud burgerwoning

als inhoud van de burgerwoning wordt aangemerkt de inhoud (m3) van het hoofdgebouw inclusief aan/bijgebouwen, exclusief overkappingen. Waar het hoofdgebouw onderdeel is van voormalige bedrijfsbebouwing, wordt onder inhoud van de burgerwoning begrepen de inhoud tot dat deel van het hoofdgebouw dat op dat moment functioneel als woonruimte in gebruik is, dan wel waarvan de uitstraling als woning zich naar buiten toe etaleert. De inhoud wordt dan tot dat punt en over alle bovengrondse bouwlagen berekend.

2.14 wijze van meten

Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

  • afstanden loodrecht,
  • hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
  • maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Recreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn, overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding, bestemd voor:

  • a. dagrecreatie:
    • 1. dagrecreatief medegebruik 1;
    • 2. een wellness en spa, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - wellness en spa':
  • b. verblijfsrecreatie overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding in de vorm van:
    • 1. logiesvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logiesverblijf' met dien verstande dat het aantal logies maximaal drie bedraagt;
  • c. dagrecreatie uitsluitend of in hoofdzaak ondergeschikt aan de verblijfsrecreatieve voorzieningen en ten dienste van de gebruikers van die voorzieningen;
  • d. wonen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning';
  • e. aan-huis-gebonden-beroep tot maximum van 40 m²;

Een en ander met daarbij behorende voorzieningen zoals groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat:

  • f. ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • g. gebruik van de gronden ten behoeve van 'Recreatie' pas is toegestaan als beplanting wordt aangelegd en in stand gehouden in het kader van de landschappelijke inpassing van de gronden, zoals vastgelegd in de landschappelijke inpassing (bijlage 1);

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en dug outs, welke binnen het gehele bestemmingsvlak zijn toegestaan;
  • b. voor zover op de verbeelding een maximale bebouwingsoppervlakte respectievelijk goot- en bouwhoogte is opgenomen mogen deze niet worden overschreden en met dien verstande dat het maximale bebouwingsoppervlak niet van toepassing is op de bedrijfswoning(en), aan- en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één woning toegestaan met dien verstande dat de daarbij behorende aan- en bijgebouwen en uitbreiding van de woning buiten de gronden met deze aanduiding is toegestaan;
  • d. gebouwen mogen niet voor de begrenzing van het bouwvlak aan de weg gekeerde zijde gebouwd worden, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

3.2.2 Recreatie

Voor bouwwerken gelegen op gronden met de bestemming 'Recreatie', gelden de volgende eisen:

  • a. bedrijfsgebouwen:

Bouwhoogte   Max. 10 m, tenzij anders op de verbeelding wordt aangegeven.  
Goothoogte   Max. 5,5 m, tenzij anders op de verbeelding wordt aangegeven.  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m  

  • b. bedrijfswoningen;

Inhoud, inclusief aan/bijgebouwen t.b.v. wonen   Max. bestaande inhoud  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m  

  • c. aan- en bijgebouwen bij de bedrijfswoning:

Goothoogte   Max. 3 m, tenzij anders op de verbeelding wordt aangegeven.  
Bouwhoogte   Max. 4,5 m, tenzij anders op de verbeelding wordt aangegeven.  
Dakvorm en -helling   Afgestemd op dakvorm en - helling bedrijfswoning  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m  

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  Bouwhoogte  
Erf- en terreinafscheiding, achter de begrenzing van het bouwvlak aan de weg gekeerde zijde   Max. 2 m  
Erf- en terreinafscheiding, voor de begrenzing van het bouwvlak aan de weg gekeerde zijde   Max. 1 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max. 3 m  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens   Min. 5 m  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'   Min. 10 m  
Oppervlakte ten behoeve van bedrijfswoning, exclusief overdekt zwembad   Max. 30 m²  

  • e. er geldt een bouwverbod van vijf meter tot de bouwperceelsgrens ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
  • f. ondergeschikte bouwonderdelen (tussenlid, klein, lage aanbouwen etc.) zijn wat betreft hoogte en verschijningsvorm uitgezonderd van het gestelde onder artikel 3.2.2 onder a tot en met d;
  • g. binnen de fundering van de woning en/of het bijgebouw bij de woning is het ondergronds bouwen van menstoegankelijke ruimten ter vergroting van het woongenot toegestaan, mits deze ruimte(n) uitsluitend van binnenuit toegankelijk zijn en geen ruimtelijke uitstraling hebben;
  • h. het bebouwd oppervlak van een trekkershut maximaal 30 m² mag bedragen, met een bouwhoogte van maximaal 3,5 m.

3.3 Nadere eisen

  • a. Burgemeesters en wethouders stellen nadere eisen ten aanzien van:
    • 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
    • 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
    • 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

Een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.

  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    • 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
    • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
    • 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.1 onder c en toestaan dat een bedrijfswoning wordt opgericht buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' onder de volgende voorwaarden:
    • 1. dit vanuit het verkeersbelang dan wel een aanvaardbaar woonmilieu noodzakelijk is;
    • 2. de afstand buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' niet meer bedraagt dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang dan wel het woonmilieu;
    • 3. dit vanuit verkeerkundig, stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch oogpunt toelaatbaar is;
    • 4. natuurlijke, cultuur-historische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden mogen niet worden aangetast;
    • 5. het toevoegen van een extra woning is niet toegestaan;
  • b. artikel 3.2.1 onder b en uitbreiding toestaan indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. gesloopt wordt binnen een of meer van de voor het buitengebied geldende bestemmingsplannen van de gemeente Venray;
    • 2. er is sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    • 3. de visueel-landschappelijke waarden behouden dienen te blijven;
    • 4. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de bebouwing voorziening wordt ingepast met een factor 5. Dat betekent concreet dat voor iedere vierkante meter bebouwing en verharding er 5 vierkante meters groen moet worden aangelegd;
    • 5. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 6. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
    • 7. een inhoud wordt gesloopt, gelijk aan vergroting van de inhoud van de gebouwen;
    • 8. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    • 9. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    • 10. alle te slopen gebouwen en de daarbij behorende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    • 11. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
    • 12. verblijfsrecreatie in de vorm van vakantiewoningen, groepsaccommodaties en bed & breakfast zijn toegestaan met een oppervlakte van maximaal 900 m2;
  • c. artikel 3.2.2 onder b en een goothoogte van maximaal 6 m toestaan onder de voorwaarde dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing zoals bedoeld is in het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader;
  • d. artikel 3.2.2 onder a, b, c en d van de planregels en het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens is toegestaan, onder de voorwaarden dat:
    • 1. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
    • 2. de ontwikkeling moet gepaard gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    • 3. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    • 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    • 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    • 6. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
    • 7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
    • 8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  • e. artikel 3.2.2 onder b en toestaan dat indien de bedrijfswoning is gelegen in een hoofdgebouw dat groter is dan 1075 m³, het gehele hoofdgebouw inpandig mag worden verbouwd tot woning, onder de voorwaarden dat:
    • 1. het (agrarische en) stedenbouwkundige karakter niet wezenlijk worden aangetast;
    • 2. de bestaande bebouwingsoppervlakte niet wordt vergroot;
    • 3. verbouw in combinatie met herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
    • 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    • 5. het aantal woningen gelijk blijft, woningsplitsing is niet toegestaan;
  • f. artikel 3.2.2 onder b en een grotere inhoudsmaat toestaan voor woning inclusief bijgebouwen indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. gesloopt wordt binnen een of meer van de voor het buitengebied geldende bestemmingsplannen van de gemeente Venray;
    • 2. er is sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    • 3. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
    • 4. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    • 5. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    • 6. alle te slopen gebouwen en de daarbij behorende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    • 7. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
    • 8. het percentage van het te bouwen volume dat moet worden gesloopt is bepaald in de onderstaande tabel:

Aantal m³ dat wordt gebouwd (bebouwingsvolume)   Minimaal te slopen (sloopvolume)  
Tot en met 250 m³   100%  
Het meerdere boven 250 m³   150%  
      • bij de berekening wordt begonnen met het vullen van het geval in de eerste rij van bovenstaande tabel, waarna op dezelfde manier de volgende rijen gevolgd wordt.
  • g. artikel 3.2.1 onder a en de bouw van een recreatiewoning buiten het bouwvlak toestaan, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. dit vanuit het verkeersbelang dan wel een aanvaardbaar woonmilieu noodzakelijk is;
    • 2. de afstand buiten het aanduidingsvlak 'recreatiewoning' niet meer bedraagt dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang dan wel het woonmilieu;
    • 3. dit vanuit verkeerkundig, stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch oogpunt toelaatbaar is;
    • 4. natuurlijke, cultuur-historische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden mogen niet worden aangetast;
    • 5. het toevoegen van een extra recreatiewoning is niet toegestaan;

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  • a. het permanent wonen op gronden aangewezen voor dagrecreatieve of verblijfsrecreatieve doeleinden, uitgezonderd bewoning van bedrijfswoningen;
  • b. het gebruik van opstallen ten behoeve van horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming op de grond gerichte gebruik van gronden en opstallen;
  • c. het gebruik van gedeeltes van de (bedrijfs)woning, waaronder aan- uit of bijgebouwen, als zelfstandige woning in het kader van mantelzorg;
  • d. het gebruik voor huisvesting van tijdelijke werknemers;
  • e. aan-huis-gebonden-bedrijf;
  • f. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
  • g. bevi-inrichtingen, met uitzondering van inrichtingen waar propaan wordt opgeslagen en gebruikt.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.6.1 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Recreatie' wijzigen in de bestemming 'Wonen' en/of in de bestemming 'Agrarisch met waarden', onder de voorwaarden dat:

  • a. het betreft een locatie die aan ten minste twee zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch met waarden';
  • b. ter plaatse alle bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • c. het aantal woningen niet toeneemt;
  • d. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;

Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding

4.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van hoogspanningsleidingen ten behoeve van de energievoorziening, waarbij :

  • a. de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' de hartlijn van de hoogspanningsleiding aangeeft;
  • b. artikel 9.3 van de planregels in acht dient te worden genomen.

4.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' mag niet worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke noodzakelijk zijn voor de aanleg en het beheer en onderhoud van de leidingen en de hoogspanningsmasten wel zijn toegestaan mits de hoogte niet meer bedraagt dan 50 m;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke noodzakelijk zijn voor de aanleg en het beheer van telecommunicatievoorzieningen;
  • c. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2 van de planregels en gebouwen binnen de dubbelbestemming toestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
  • b. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 4.1 omschreven doeleinden;
  • c. alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren of te laten voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter;
  • c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  • d. het ophogen en egaliseren, bodemverlagen of afgraven of anderszins wijzigen van maaiveld of weghoogte.

4.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 4.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.
  • b. beplanting betreft, die voorkomt op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. die worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).

4.4.3 Afwegingskader

Een in artikel 4.4.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden en de leidingen, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

6.1 Luchtvaartverkeerzone

In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone', ter aanduiding van de obstakelvrije zone van het luchtvaartterrein, enig bouwwerk te bouwen, enig roerend goed, houtopstanden en/of beplantingen te hebben of aan te brengen, danwel de bodem op te hogen, met een grotere hoogte dan aangegeven op de verbeelding.

6.2 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

De gronden met de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn bedoeld voor het weergeven van de landbouwontwikkelingsgebieden, zoals bedoeld in de reconstructiewet.

6.3 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied

De gronden met de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn bedoeld voor het weergeven van de verwevingsgebieden, zoals bedoeld in de Reconstructiewet.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de planregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits van de wegbeheerder een positief advies is ontvangen;
  • b. de planregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangepast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • c. de planregels ten aanzien van het bouwen van kunstuitingen en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, waarbij voor een hoogte van meer dan 65 m +NAP, in het kader van voorkoming van onaanvaardbare radarverstoring, voorafgaand aan het toestaan schriftelijk advies dient te zijn ingewonnen bij de Dienst Vastgoed Defensie;
  • d. afmetingen in de planregels en op de verbeelding met een maximum van 10%.

7.2 Afwegingskader

Een in artikel 7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

8.1 Wijzigingsbevoegdheid

8.1.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. bestemmingsgrenzen met max. 10 m verschuiven, of
  • b. functieaanduidingen van de verbeelding verwijderen.

8.1.2 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in artikel 8.1.1 genoemde wijzigingsregels vindt een belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

9.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 1 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. brandblusvoorzieningen;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.

9.3 Prioriteit van dubbelbestemmingen

Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;

9.4 Oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten

Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten als bedoeld in artikel 1, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogen niet gebouwd worden binnen (geprojecteerde) 10-6-risicocontour voor het plaatsgebonden risico van aanwezige risicobronnen zoals (onder meer) bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en / of het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

9.5 Oprichting van risicovolle activiteiten

De 10-6-risicocontour voor het plaatsgebonden risico van nieuwe risicobronnen zoals (onder meer) bedoeld het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en / of het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) mogen niet over (geprojecteerde) (beperkt) kwetsbare objecten komen te liggen.

9.6 Strijdig gebruik

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken, doen gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan

  • a. aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Haag 46, Merselo".