Artikel 1 Begrippen
In deze planregels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
het bestemmingsplan ‘Metaalweg 1 Venray’ van de gemeente Venray.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0984.BP23011 met de bijbehorende regels.
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 Bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en/of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt.
1.7 Bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels van dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.8 Bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.9 Bestaand
- onder bestaande bebouwing wordt verstaan bebouwing welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- onder bestaand gebruik wordt verstaan het gebruik van grond en bouwwerken dat bestaat en is toegestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.10 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 Bijgebouw
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw.
1.13 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.15 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en de voor personen toegankelijke onderbouw en met uitsluiting van zolder.
1.16 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 Bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.18 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge het bepaalde in dit plan bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.19 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.20 Detailhandel
het bedrijfsmatig aan particulieren te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling en verkoop en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijfsactiviteit.
1.21 Erf
het onbebouwde gedeelte van een perceel, dat direct gelegen is bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.22 Eigen terrein
het terrein dat is uitgegeven in erfpacht, is verhuurd of in gebruik gegeven aan, dan wel in eigendom is van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, welke de betreffende gronden gebruikt ten behoeve van een middels de regels van dit plan toegestane functie.
1.23 Ecologische voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van diverse fauna nabij (Rijks) infrastructuur met als doel het opheffen van de barrièrewerking van genoemde infrastructuur.
1.24 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.25 Geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten: woningen, onderwijsgebouwen (met uitzondering van gymnastieklokalen), ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medisch centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven.
1.26 Geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.
1.27 Groothandel
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.28 Kantooractiviteiten
activiteiten die in overwegende mate bestaan uit administratieve werkzaamheden, dan wel werkzaamheden die worden uitgevoerd uit hoofde van juridische, bancaire, ontwerptechnische of hiermee vergelijkbare dienstenverlenende beroepsgroepen, dan wel werkzaamheden welke verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen of hiermee vergelijkbare instellingen, zonder dat er sprake is van een baliefunctie.
1.29 Inrichting
elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.
1.30 Interne ontsluitingsstructuren
(straat)verhardingen ten behoeve van de ontsluiting van de op het terrein gelegen bedrijfspercelen.
1.31 Ondergeschikt bouwdeel
een buiten de gevel of het dakvlak uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals bijvoorbeeld luifels, liftopbouwen of -kokers, antennes, reclame-uitingen, technische installaties en noodtrappen, met uitzondering van uitgebouwde gedeeltes van een gebouw.
1.32 Opslag
Het opslaan van goederen of materialen en/of een gebouw dat ten behoeve van opslag wordt gebruikt.
1.33 Peil
- voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.34 Prostitutie
het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding.
1.35 Recreatief medegebruik
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden of fietsen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte.
1.36 Risicovolle inrichting
- een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, dan wel;
- een inrichting waarvoor krachtens een artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer vastgestelde algemene maatregel van bestuur regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen, dan wel;
- bedrijven waarvan de aantoonbare PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.37 Staat van bedrijfsactiviteiten
bedrijfsactiviteitenlijst ontleend aan de VNG uitgave “Bedrijven en Milieuzonering’ zoals opgenomen in bijlage 1 van deze planregels.
1.38 Seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of erotisch / pornografische voorstellingen plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, seksautomatenhal en sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.39 Stedenbouwkundig beeld
het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa’s, de gevelindeling, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvorm in zijn omgeving.
1.40 Verbeelding
de verbeelding van bestemmingsplan ‘Metaalweg 1 Venray’.
1.41 Verkoopvloeroppervlak
de voor het publiek toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel.
1.42 Volumineuze detailhandel
detailhandel die vanwege de gevoerde goederen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling. De volgende branchering wordt hierbij aangehouden:
- detailhandel in auto’s en de ter plaatse te verhandelen en hiermee direct samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
- detailhandel in boten, caravans en landbouwwerktuigen en de ter plaatse te verhandelen en hiermee direct samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen, alsmede detailhandel in grove bouwmaterialen en brand/explosiegevaarlijke stoffen;
- detailhandel in meubels, vloeren, keukens, sanitair, zonwering, verlichting en hiermee vergelijkbare artikelen ten behoeve van woninginrichting en de ter plaatse te verhandelen en hiermee direct samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
- detailhandel in volumineuze goederen ten behoeve van de buiteninrichting zoals tuinartikelen, vijvers, zwembaden en hiermee vergelijkbare artikelen en de ter plaatse te verhandelen en hiermee direct samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
- detailhandel in bouwmaterialen (bouwmarkten) en de ter plaatse te verhandelen en hiermee direct samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.
1.43 Voorgevellijn
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw loopt tot aan de zijdelings bouwperceelgrenzen. In een hoeksituatie kan sprake zijn van meerdere voorgevels.
1.44 Waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van waterberging of -infiltratie en voorzieningen ten behoeve van de aan- en afvoer van (hemel)water, zoals leidingen, watergangen, waterlopen en waterpartijen.
1.45 Weg
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten.
1.46 Wegbeheerder
de beheerder van een (auto)(snel)weg. De wegbeheerder van de Rijksweg A73 is Rijkswaterstaat.
1.47 Woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
verticaal vanaf het peil tot de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachten, lichtkoepels, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
horizontaal tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
2.6 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 Ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven, opslagen en installaties behorende tot de categorieën 3.1 en 3.2 zoals opgenomen in de ‘staat van bedrijfsactiviteiten’, met dien verstande dat geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
- kantooractiviteiten ten dienste van de onder a genoemde bedrijvigheid, met dient verstande dat per bedrijf maximaal 30% van het brutovloeroppervlak ten dienste van deze kantooractiviteiten mag worden aangewend;
- c een risicovolle inrichting waarvan het plaatsgebonden risico op de grens van de inrichting groter is dan 10-6/per jaar, uitsluitend voor zover bestaand;
- risicovolle inrichtingen, mits het plaatsgebonden risico op de grens van de inrichting niet meer bedraagt dan 10-6/jaar;
- detailhandel in de branches zoals beschreven in artikel 1 onder 42 sub b tot en met e, uitsluitend voor zover bestaand;
- ondergeschikte detailhandel in goederen welke ter plaatse zijn vervaardigd of ter plaatse een essentiële bewerking hebben ondergaan, zulks met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen;
met de daarbij behorende:
- erven en tuinen;
- interne ontsluitingsstructuren;
- (voorzieningen ten behoeve van) laden en lossen en parkeervoorzieningen;
- voet- en rijwielpaden;
- groenvoorzieningen;
- overige bijbehorende voorzieningen;
- (openbare) nutsvoorzieningen;
- ondergrondse en/of bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
met dien verstande dat binnen de bestemming ‘Bedrijf 3’ ten alle tijden ten aanzien van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
3.2.1 Algemeen
- op of in de voor ‘Bedrijf 3’ aangewezen gronden mogen slechts die gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen;
- het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel maximaal 70%.
3.2.2 Gebouwen
Ten aanzien van de situering en maatvoering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
- de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
- de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrenzen bedraagt, met uitzondering van de op de openbare weg georiënteerde bouwperceelgrens, minimaal 5 m;
- de afstand tussen gebouwen onderling, indien niet aaneengebouwd, bedraagt minimaal 5 m.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van de situering en maatvoering van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
- de hoogte van bouwwerken zoals luifels, transportbanden, silo’s en kranen bedraagt maximaal 16 m;
- de hoogte van reclamezuilen en andere reclame-uitingen (ten dienste van het op het bouwperceel aanwezige bedrijf) bedraagt maximaal 5 m;
- de hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredig nadelige gevolgen voor:
- het straat en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
artikel 3.2.2 sub a voor het overschrijden van de op de openbare weg georiënteerde bouwgrens ten behoeve van de oprichting van een ondergeschikte vooraanbouw, met dien verstande dat:
- de breedte van de vooraanbouw maximaal de helft van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen, tot een maximum van 30 m;
- de hoogte van de vooraanbouw maximaal 9 m bedraagt, waarbij de hoogte van de vooraanbouw minimaal 3 meter lager dient te zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
- de afstand van de vooraanbouw tot de openbare weg minimaal 5 meter dient te bedragen;
- artikel 3.2.2 sub b voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte tot maximaal 18 m ter plaatse van bouwpercelen waar de maximale bouwhoogte van gebouwen 12 m bedraagt;
- artikel 3.2.2 sub c voor het oprichten van een zijgevel op een afstand kleiner dan 5 m van de zijdelingse bouwperceelgrens;
- artikel 3.2.3 sub a voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte van deze bouwwerken tot 20 m;
- artikel 3.2.3 sub b voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte van reclamezuilen en andere reclame-uitingen tot 10 m;
- artikel 3.2.3 sub c voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte van erfafscheidingen tot 4 m;
mits er geen afbreuk wordt gedaan aan het ter plaatse heersende of gewenste stedenbouwkundig beeld en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met naburige gronden en de daarop aanwezige opstallen verbonden belangen.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- het niet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein ten behoeve van de ter plaatse gevestigde functie(s); de gemeente Venray beschouwt in het kader van dit bestemmingsplan de parkeerkengetallen zoals deze zijn opgenomen in de meest recente CROW publicatie betreffende dit onderwerp als vigerende normstelling;
- detailhandel, uitgezonderd detailhandel welke is toegestaan conform de regels van dit plan;
- het gebruik van gronden ten behoeve van een opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van voorwerpen, stoffen en producten, met een hoogte hoger dan 4 m;
- permanente of tijdelijke bewoning van bebouwing, met uitzondering van een bedrijfswoning.
3.5.2 Risicovolle inrichtingen
de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen waarvan de PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de grens van de inrichting is niet toegestaan. Een bestaande risicovolle inrichting waarvan de PR10-6/ jaar contour zich uitstrekt buiten de perceelsgrens mag worden voortgezet of gewijzigd op voorwaarde dat de bestaande PR10-6/jaar contour niet wordt vergroot.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- artikel 3.1 sub a voor het toestaan van een bedrijf in de milieucategorie 3.1 of 3.2 dat niet voorkomt op de ‘staat van bedrijfsactiviteiten’, mits de aard en de omvang van de milieuhinder die dit bedrijf veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf als genoemd in de ‘staat van bedrijfsactiviteiten’ dat conform de bepalingen van dit plan ter plaatse wel is toegestaan;
- artikel 3.1 sub j artikel 3.5.1 sub a, mits anderszins elders in de omgeving in voldoende parkeergelegenheid is voorzien;
- artikel 3.5.1 sub b voor het toestaan van volumineuze detailhandel in de branche zoals omschreven in artikel 1 onder 42 sub b;
- artikel 3.5.1 sub c voor het toestaan van een opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van voorwerpen, stoffen en producten tot een hoogte van 8 m, mits er geen afbreuk wordt gedaan aan het ter plaatse heersende of gewenste stedenbouwkundig beeld en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met naburige gronden en de daarop aanwezige opstallen verbonden belangen;
artikel 3.5.2 voor het oprichten van een risicovolle inrichting waarvan de PR 10-6/jaar contour is gelegen buiten de grens van de inrichting, mits;
- er geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen deze PR10-6/jaar contour aanwezig zijn;
- er geen onaanvaardbare gevolgen optreden ten aanzien van het groepsrisico. Bij een toename van het groepsrisico dient uit een advies van de bevoegde veiligheidsinstantie te blijken dat er voldoende mogelijkheden zijn tot zelfredzaamheid voor de bevolking en voldoende mogelijkheden voor de bereikbaarheid voor hulpverlening en rampbestrijding.
Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bovengrondse hoogspannings-verbindingen en de daarbij behorende masten en (veiligheids)voorzieningen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
4.2 Bouwregels
- indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan
- indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4.2:
voor het oprichten van gebouwen, of bouwwerken geen gebouwen zijnde passend binnen de regels van de overige krachtens dit plan aan deze gronden toegekende bestemmingen, met dien verstande dat:
- er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met de bestemming ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ verbonden belangen;
- vooraf positief schriftelijk advies is verkregen van de betreffende netbeheerder.
- voor het oprichten van een hoogspanningsmast met een bouwhoogte hoger dan 65 m+ NAP, met dien verstande dat de hoogte van de hoogspanningsmast niet meer mag bedragen dan114 m + NAP, tenzij uit onderzoek is gebleken dat geen onaanvaardbare radarverstoring zal plaatsvinden.
Afwegingskader
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig, betrouwbaar en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsverbinding.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in de binnen deze bestemming gelegen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen, vellen of rooien van hoogopgaande beplantingen en/of bomen;
- het aanbrengen en/of slopen van ondergrondse of bovengrondse transport,- energie-, of telecommunicatie-leidingen, constructies,straatmeubilair, installaties of apparatuur, anders dan ten behoeve van de betreffende hoogspanningsverbinding;
- het opslaan van goederen, (brandbare)stoffen en/of materiaal;
- het wijzigen van maaiveld- of weghoogte niveau door ontgronding, ophoging of andere graafwerkzaamheden;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen, alsmede het verhogen of verlagen van het waterpeil;
- het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
- het aanleggen van zonneparken.
met dien verstande dat de alvorens de betreffende omgevingsvergunning wordt verleend van de leidingbeheerder
een positief schriftelijk advies is verkregen.
4.4.2 Uitzonderingen
Het in
artikel 4.4.1 bepaalde is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden die:
- reeds in uitvoering zijn bij het van kracht worden van het plan;
- verband houden met de aanleg, aanpassing of onderhoud van de betreffende hoogspanningsverbinding en de daarbij horende voorzieningen;
- welke worden uitgevoerd in het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud, beheer en gebruik van de grond.
Voorwaarden vergunningverlening
Tot het verlenen van een omgevingsvergunning wordt eerst overgegaan indien uit het verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig kan worden geschaad.
Aan de hand daarvan kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde verbinding.
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik dat geen rekening houdt met een ongestoorde werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding en de risico’s die ermee verbonden zijn.
Artikel 5 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
5.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de nabij gelegen waterloop.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden opgericht.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 5.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:
- het belang van de waterloop niet onevenredig wordt aangetast;
- bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
Burgemeester en wethouders winnen, alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, advies in bij de waterbeheerder zijnde het waterschap.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' van de verbeelding verwijderen indien uit overleg met de waterbeheerder blijkt dat de bescherming overbodig is geworden.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
7.1.1 Maximale maatvoering
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande (delen van) bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze afwijkende maten en hoeveelheden, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.1.2 Minimale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande (delen van) bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze afwijkende maten en hoeveelheden, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.2 Maximale bouwhoogte in verband met funnel militaire luchtmachtbasis de Peel
In verband met de ligging van het plangebied in de funnel van luchtmachtbasis de Peel bedraagt de bouwhoogte van die gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, waarvoor in hoofdstuk 2 van deze planregels geen specifieke maximale bouwhoogtes zijn opgenomen of conform hoofdstuk 2 van de planregels geen maximale bouwhoogtes gelden, maximaal 179,6 m boven NAP.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Algemeen gebruiksverbod
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.
8.2 Algemeen verbod op uitoefening prostitutie
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de binnen dit bestemmingsplan gelegen gronden en opstallen voor prostitutiedoeleinden, dan wel de exploitatie van een seksinrichting of daarmee vergelijkbare vorm van bedrijf.
8.3 Risicovolle inrichtingen
8.3.1 Risicovolle inrichtingen
Nabij een risicovolle inrichting mag, binnen de PR10-6/jaar contour van die nabij gelegen risicovolle inrichting:
- geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object worden gebouwd dan wel;
- een bouwwerk in gebruik worden genomen als een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object.
8.3.2 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 8.3.1 voor het bouwen van bouwwerken en/of in gebruik nemen van bouwwerken als een beperkt kwetsbaar object binnen de PR10-6/jaar contour van de nabij gelegen risicovolle inrichting, mits:
- het bedrijf dat een verzoek om omgevingsvergunning indient, aantoont dat het bij het bouwen en/of gebruik gaat om arbeidsextensieve activiteiten en mits;
- er geen onaanvaardbare gevolgen optreden ten aanzien van het groepsrisico. Bij een toename van het groepsrisico dient uit een advies van de bevoegde veiligheidsinstantie te blijken dat er voldoende mogelijkheden zijn tot zelfredzaamheid voor de bevolking en voldoende mogelijkheden voor de bereikbaarheid voor hulpverlening en rampbestrijding.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 Geluidzone - industrie
- Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen geen nieuwe geluidsgevoelige functies worden gevestigd;
- Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. en toestaan dat nieuwe geluidsgevoelige functies worden gevestigd, mits de geluidbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van deze geluidsgevoelige functies niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid
Indien hierbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken kunnen Burgemeester en Wethouders middels een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen in het plan ten behoeve van:
- het afwijken van de voorgeschreven maatvoering ten aanzien van bouwhoogten, bebouwde oppervlakten, dakhellingen, inhoudsbepalingen, goothoogten, en hoogten van bouwwerken geen bouwwerken zijnde, met ten hoogste 10%;
- het in geringe mate, doch niet meer dan 1 meter, afwijken (ten behoeve van bebouwing of gebruik) van een bestemmingsgrens of van de ligging van de voorgevellijn, voor zover dit noodzakelijk is om het plan (en de daaraan ten grondslag liggende intenties) in te passen in de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein.
- de situering van een ondergeschikt bouwdeel buiten het bouwvlak;
- het ten aanzien van een ondergeschikt bouwdeel afwijken van de ter plaatse toegestane maximale bouwhoogte.
10.2 Afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van de oprichting van GSM-installaties en GSM-masten
Indien hierbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken kunnen Burgemeester en Wethouders binnen de bestemming ‘Bedrijf 3’ middels een omgevingsvergunning afwijken van de betreffende planregels voor het gebruik van gronden en opstallen voor GSM-installaties en GSM-masten gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende technische installatie(s), met dien verstande dat de navolgende criteria in acht dienen te worden genomen:
- inpassing in het landschap. Bij de plaatsing van de GSM-installatie en -masten moet zoveel mogelijk het beginsel van site-sharing en het beginsel van roaming worden gehanteerd tenzij dit, blijkens een voldoende onderbouwde motivering, technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd;
- inpassing in stedenbouwkundig opzicht. GSM-installaties en -masten dienen zoveel mogelijk aan het karakter van de directe omgeving te worden aangepast om te voorkomen dat het aanzicht in stedenbouwkundig opzicht te veel wordt aangetast;
- de hoogte van GSM-installaties mag niet meer dan 5 meter bedragen, de hoogte van GSM-masten mag niet meer dan 40 meter bedragen.
10.3 Randvoorwaarde parkeergelegenheid op eigen terrein
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning op grond van dit artikel of op grond van een elders in deze planregels opgenomen afwijkingsbevoegdheid dient ten behoeve van de (toekomstige) functie waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend te allen tijden te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, of dient anderszins elders in de omgeving in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien.
Artikel 11 Algemene procedureregels
11.1 Omgevingsvergunning
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
11.2 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:
- het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
- burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
- de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
- gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Overtreding algemene gebruiksregels
Overtreding van het bepaalde in
artikel 8 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2o van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
12.2 Wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
12.3.1 Voorrang dubbelbestemming
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.
12.3.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:
- Waterstaat - Beschermingszone watergang;
- Leiding - Riool;
- Leiding - Hoogspanningsverbinding.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwen
13.1.1 Algemeen overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van
artikel 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
artikel 13.1.1 met maximaal 10%.
13.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
artikel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Algemeen overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
13.2.2 Wijzigen strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
artikel 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
13.2.3 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in
artikel 13.2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
artikel 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
De regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald als de regels van het bestemmingsplan ‘Metaalweg 1 Venray’ van de gemeente Venray.