direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Van Roosmalenstraat ong. Venray
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.OMV23001-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer is voornemens om op het perceel kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie B nummer 4634 en plaatselijk als Van Roosmalenstraat ongenummerd te Venray één woning met bijgebouw te realiseren voor eigen gebruik.

Voornoemde locatie aan de Van Roosmalenstraat te Venray is gelegen binnen het bestemmingsplan Venray en heeft daarin de bestemming ‘Wonen’ en de over een klein deel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' gekregen, zonder bouwvlak.

De gemeente Venray wil aan deze ruimtelijke ontwikkeling medewerking verlenen omdat het ruimtelijk gezien wenselijk en acceptabel is dat het betreffende perceel ontwikkeld wordt en het bestaande lint wordt afgerond. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt wordt het passend geacht om deze onbebouwde kavel in te vullen in de lijn van de bebouwing op de belendende en tegenover gelegen woonpercelen. Hiermee wordt deze hoek door middel van bebouwing afgemaakt. Enkele belangrijke stedenbouwkundige aspecten zijn dat de toe te voegen woning qua hoogte en bouwmassa aan dient te sluiten bij de bestaande bebouwing in de omgeving.

Er dient voorzien te worden in 2 parkeermogelijkheden per woning.

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing 'Van Roosmalenstraat ong. Venray ' voorziet in een adequate planologische motivering van het project.

1.2 Ligging van het projectgebied

Het projectgebied is kadastraal bekend als gemeente Venray, B nummer 4634 en plaatselijk als Van Roosmalenstraat ongenummerd te Venray. Het projectgebied beslaat een oppervlakte van 1075 m2. Op onderstaande luchtfoto en uitsnede uit de kadastrale omgevingskaart is de ligging van de ontwikkelingslocatie weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0002.jpg"

Afbeelding:Ligging projectgebied

De kadastrale situatie is op onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0003.jpg"

Afbeelding: omgevingskaart

1.3 Voorgaand bestemmingsplan

Voor het te ontwikkelen projectgebied vigeert het volgende bestemmingsplan:

Naam bestemmingsplan   Bestemming   Vaststelling Raad  
bestemmingsplan Venray   - bestemmingen 'Wonen'
- dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'  
19 september 2017  

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0004.jpg"

Afbeelding: Uitsnede verbeelding

Binnen deze bestemming is het bij afwezigheid van een bouwvlak niet mogelijk om woningen te realiseren. Voor het creëren van een bouwmogelijkheid is het noodzakelijk om af te wijken van het bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een uitgebreide analyse van (de waarden van) het projectgebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling zelf. In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Analyse van het projectgebied

In dit hoofdstuk wordt de feitelijke situatie van het projectgebied beschreven. Er wordt ingegaan op de aanwezige ruimtelijk-functionele structuur van het projectgebied en omgeving. Ook worden de aanwezige gebiedswaarden (natuur en landschap, flora en fauna en cultuurhistorie) van het projectgebied beschreven.

2.1 Beschrijving projectgebied

Het perceel kadastraal bekend als gemeente Venray, B nummer 4634 en plaatselijk als Van Roosmalenstraat ongenummerd te Venray beslaat een oppervlakte van 1075 m2, en ligt in de woonwijk Vlakwater, ten westen van de kern Venray. Het perceel is onbebouwd.

Op onderstaande schets van de (primaire) woonbebouwing in Vlakwater is betreffend kavel rood omlijnd:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0005.jpg" Afbeelding situatie projectgebied en omgeving

De wijk Vlakwater is een ruim opgezette woonwijk met een aantal belangrijke functies zoals het ziekenhuis, een hospice, het zusterhuis van de Ursulinen en het stadsbos Vlakwater, een uitgebreid bosgebied met stuifzand waarbinnen tevens het Odapark en sportcentrum De Sprank zijn gelegen. Tevens ligt er een volkstuinencomplex aan de rand van het gebied, op de hoek Parkweg/Westsingel. Vlakwater heeft dan ook een belangrijke ‘groene-longfunctie’ voor Venray: het is het belangrijkste stedelijke uitloopgebied.

Het Vlakwaterbos fungeert als groene buffer tussen de kern van Venray en het beekdal van de Loobeek. Verder bestaat de wijk uitsluitend uit woningen.

2.2 Ruimtelijke structuren

2.2.1 Ruimtelijke hoofdstructuur, stedenbouw en landschap

Het Vlakwatergebied (voorzover in casu relevant: gelegen tussen de Hoenderstraat en de Hoopweg) vormt een groene long die beeldbepalend is in de belevingswaarde van de kom van Venray als geheel. Het gebied bestaat voor het overgrote deel uit een bosgebied met hoogteverschillen (stuifduinen). Er is sprake van incidentele bebouwing, die qua uitstraling ondergeschikt is aan het groen. Het gebied heeft een openbare recreatieve functie en is goed bereikbaar. Bijzonder in het gebied is het Odapark waaraan tevens een kunstfunctie is gekoppeld. Andere functies zijn het bouledrome, een speeltuin, zwembad en een klooster. Tussen de Merseloseweg en de Hoenderstraat ligt het ziekenhuis, dat ten oosten en westen wordt geflankeerd door vrijstaande woningen op ruime, parkachtige kavels (Biezenvenneke en Notarisberg).

De uitbreiding van de wijk Vlakwater is gezocht bij de overgang van de hoger gelegen zandgronden naar de lagere gronden van het dal van de Loobeek. In dit overgangsgebied ligt een ruim opgezette woonbuurt met villa’s op zeer ruime kavels. In het oudere deel van deze buurt domineert het groen. Feitelijk is sprake van woningen in het bos. Deze uitstraling neemt af richting buitengebied/beekdal. Hier is meer sprake van ‘normale’ tuinen, waarbij de groene uitstraling door de grote maat van de tuinen ook beeldbepalend is. Aan de uiterste rand zijn kavels te koop voor nieuwbouwwoningen die hier ontwikkeld zijn in het kader van de provinciale ruimte voor ruimteregeling (woningbouwproject Vlakwater).

Het openbare gebied heeft een eenvoudig karakter door de asfaltwegen met aan weerszijden een grasberm. Dit draagt bij aan de groene beleving van de straat.

2.2.2 Verkeer

De Merseloseweg sluit aan op de Westsingel. Via de 'Weg in den Berg' en de Langstraat kan de provinciale weg N270 en daarmee ook de A73 worden bereikt.

De woonstraten in de wijk Vlakwater zijn aangewezen als erftoegangsweg met een maximum snelheid van 30 km/uur.

Op de Merseloseweg binnen de bebouwde kom geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur. Buiten de bebouwde kom geldt een maximumsnelheid van 60 km/uur.

In de omgeving van het projectgebied zijn verder diverse openbaar vervoersmogelijkheden. Hierbij kan gedacht worden aan de bushalte aan de Merseloseweg (voor het ziekenhuis) op circa 800 meter van het plangebied en op iets grotere afstand (ruim 4 km) het treinstation Venray-Oostrum.

Het project leidt niet tot substantieel extra verkeersbewegingen. De verkeersbewegingen zullen beperkt blijven tot bewoners- en bezoekersverkeer. Het project heeft geen wezenlijke consequenties voor de wegenstructuur en verkeersveiligheid.

Parkeren bij de nieuwe woning:

De parkeernorm van de gemeente Venray (‘Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en het CROW) betreft voor grondgebonden woningen 2 parkeerplaatsen. Gelet op de omvang van het nieuwe bouwperceel kunnen en zullen de beide benodigde parkeergelegenheden geheel op eigen terrein worden aangelegd.

2.2.3 Groen en water

Het Vlakwatergebied is, zoals eerder al aangehaald, een belangrijke groene long voor de kern Venray en wordt beheerd als stadsbos. Het stadsbos Vlakwater bestaat feitelijk uit meerdere boscomplexen, waarvan er enkele tussen de woningen liggen. Het gehele boscomplex is circa 54 ha groot. De stuifzanden van Vlakwater zijn in 1850 voor een deel bebost met voornamelijk naaldhout. Dit om te voorkomen dat Venray zou onderstuiven.

In het noordoostelijk deel van het Vlakwatergebied ligt het St. Odapark. Dit park, dat in 1899 door de zusters Ursulinen werd gekocht, deed dienst als buitenverblijf voor de kinderen van de kostschool. Het St. Odapark bestond uit loofbos. Vanaf de jaren vijftig raakten bos, Theehuis en prieeltjes in verval en het park is in 1981 door de gemeente Venray van de zusters Ursulinen gekocht, met uitzondering van het nog steeds bestaande zusterhuis met omringend bosperceel op de hoek Merseloseweg en Hoopweg.

Het huidige Vlakwaterbos is grofweg te verdelen in een restant van een voormalig stuifzandcomplex en een voormalige camping. Het stuifzandveld is in het veld goed terug te vinden; de camping is verdwenen, de voormalige vakantiewoningen zijn afgebroken en hebben plaats gemaakt voor bos. Enkele stukjes in Vlakwater zijn nog open gebleven (voormalige kampeerplekken) en de asfaltpaden liggen er nog. Het Odapark is een bebost stuifzandgebied.

Het Vlakwatergebied bestaat grotendeels uit droge bossen met vooral grove den en andere naaldbomen en is nog betrekkelijk soortenarm. Er is echter een ontwikkeling naar meer structuur waar te nemen door de vestiging van een struiklaag met berk, lijsterbes en vuilboom.

2.3 Waarden van het projectgebied e.o.

2.3.1 Gebiedsbescherming

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De gebiedsbescherming wordt geregeld in hoofdstuk 2 van de Wnb.

Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Op onderstaande afbeelding is de ligging van het projectgebied te zien ten opzichte van het NNN (grijze vlakken).

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0006.jpg"

Afbeelding: natuurnetwerk Nederland

Ten westen van het projectgebied betreft het het Loobeekdal. De Loobeek is een beek in Limburg en oorspronkelijk een zijrivier van de Maas. De Loobeek ontspringt in Peel. Nadat eind 19e en begin 20e eeuw het oorspronkelijke brongebied was verveend en dus als zodanig verdwenen was, kreeg de beek een functie ter ontwatering van landbouwgebieden. Hierdoor werd het debiet van het beekje zeer onregelmatig. Tegenwoordig ontspringt de beek ten noorden van Ysselsteyn en loopt dan in noordoostelijke richting, aanvankelijk door een grootschalige landbouwontginning. Ten zuiden van Merselo (en dus ten westen van het projectgebied) wordt het landschap kleinschaliger. Hier ligt het natuurgebied Loobeekdal.

Tevens zijn de Natura 2000-gebieden in de wijde omgeving van het projectgebied in beeld gebracht:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0007.jpg"

Afbeelding: Natura 2000-gebieden

Het meest nabijgelegen natura 2000-gebied betreft de Boschhuizerbergen (op een afstand van ruim 4,2 km ten noordoosten van het projectgebied) en de Deurnsche en Mariapeel op circa 7,1 km van het projectgebied.

Ten behoeve van de instandhouding van de natuurgebieden dienen negatieve effecten te worden uitgesloten. Er dient te worden aangetoond dat met het beoogde plan geen negatieve effecten worden voorzien op de omliggende Natura 2000-gebieden. Bij een projectbijdrage van 0,00 mol/ha/jaar zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Wanneer het projecteffect hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar dient een vergunning te worden aangevraagd en is nader aanvullend onderzoek noodzakelijk. De vergunning kan alleen worden verleend indien de zekerheid is verkregen dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast.

De relevante emissies van stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3) tijdens gebruiksfase vinden plaats door de verkeersbewegingen van en naar het plan door bewoners en bezoekers.

De berekening van het projecteffect dient te worden verricht met behulp van het programma Aerius Calculator. Echter, de praktijk leert dat ingeval er sprake is van de realisatie van maximaal 3 woningen op een afstand groter dan 5 km vanuit Natura 2000-gebieden, het projecteffect op die Natura 2000-gebieden kleiner dan of gelijk is aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. In dat geval is er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof. In casu gaat het slechts om twee woningen, zodat het projecteffect niet zal zorgen voor een significante toename van de stikstofdepositie.

Enige andere aantasting van Natura 2000-gebieden op deze ruime afstand zal als gevolg van het project ook niet plaatsvinden.

In de volgende paragraaf zal ingegaan worden op mogelijke aantasting van flora en fauna.

2.3.2 Soortenbescherming

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt een eind gemaakt aan de discussies over de implementatie van de Europese richtlijnen. In artikel 3.1 Wnb wordt direct een link gelegd met de Vogelrichtliijn. Alle vogels die beschermd zijn op grond van artikel 1 Vogelrichtlijn vallen onder het beschermingsregime van de artikel 3.1 Wnb, voor zover deze vogels van nature in Nederland voorkomen. Artikel 3.1 eerste lid Wnb ziet op het verbod om vogels te doden of vangen. De verboden in de Wnb zijn vrijwel letterlijk overgenomen uit de artikelen 5 en 6 Vogelrichtlijn. Net als de in de Vogelrichtlijn zijn de verboden beperkt tot opzettelijke handelingen. Het beschermingsregime voor vogels is iets versoepeld ten opzichte van het systeem onder de Flora en faunawet. Het verbod op het opzettelijk verstoren van vogels is beperkt tot verstoringen die van “wezenlijke invloed” zijn op de staat van instandhouding van de soort. Onder wezenlijke invloed wordt verstaan: “een wezenlijke negatieve invloed op een beschermde soort”. Of daar sprake van is hangt af van de populatie van de diersoort. Hoe zeldzamer de soort hoe groter de kans dat naar bijvoorbeeld een lokale populatie moet worden gekeken. Daarnaast is van belang of de populatie een negatief effect zelf teniet kan doen, bijvoorbeeld of er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn naar een volwaardig leefgebied elders. Als een populatie het effect niet zelf teniet kan doen is de kans groter dat het effect als wezenlijke invloed kan worden aangemerkt.

De wet voorziet in ruime mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen, ook voor vogels en strikt beschermde soorten. Bij het verlenen van de vrijstelling moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan als bij het verlenen van de vroegere ontheffing.

Een ontheffing van een verbod ex artikel 3.1 Wnb kan slechts worden verleend indien:

  • er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is;
  • er geen sprake is van verslechtering van de staat van instandhouding van de soort;
  • en er een limitatief opgesomde ontheffingsgrond aan de ontheffing ten grondslag kan worden gelegd.

Quickscan flora en fauna

Het projectgebied is braakliggend maar er wordt regelmatig onderhoud gepleegd, gemaaid en gefreesd; water is binnen het projectgebied niet aanwezig. Het perceel waar de nieuwe woning is gepland, is begroeid met laag onkruid. Op deze gronden zijn geen vogels en/of dieren permanent gehuisvest of waargenomen of bekend bij de eigenaar, anders dan soorten passanten die in de wijk en buurtuinen voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0008.jpg"

Figuur: huidige staat van het perceel

Op basis van de flora- en faunagegevens uit 'Waarnemingen.nl' is over een heel kalenderjaar (februari 2021 - februari 2022) voor het gebied 'Venray' nagegaan welke dier- en plantensoorten in dit gebied (meer specifiek op korte afstand van het projectgebied) waargenomen zijn welke bescherming verdienen. Op onderstaande afbeelding zijn de waarnemingen ten opzichte van het projectgebied weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0009.jpg"

bron: Waarneming.nl, Stichting Observation International en lokale partners

Hieruit is gebleken dat ter plaatse van het projectgebied geen beschermde soorten zijn aangetroffen. In de omgeving van het projectgebied zijn ruim voldoende uitwijkmogelijkheden voor alle diersoorten.

In dit kader wordt nadrukkelijk gewezen op de algemene zorgplicht welke in artikel 1.11 van de Wnb is opgenomen.

Door de graaf- en bouwwerkzaamheden buiten de periode van maart tot augustus te starten, is de kans op verstoring van broedende vogels het kleinst. Ook buiten deze periode mogen broedende vogels niet worden verstoord en moet gewacht worden tot het broeden voorbij is en de jongen zijn uitgevlogen.

2.3.3 Cultuurhistorie en archeologie

Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Wet op de archeologische monumentenzorg die de Monumentenwet 1988 deels heeft aangepast. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden. Eventueel aangetroffen waarden dienen primair ter plekke (in situ) beschermd te worden dan wel - indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is - door een opgraving (ex situ) te worden veilig gesteld.

Uit onderstaande uitsnede van de gemeentelijke Archeologische Beleidskaart blijkt dat voor de gronden van het projectgebied waarop de toekomstige ontwikkeling zal plaatsvinden, de aanduiding “categorie 7” geldt. Deze categorie omvat droge en natte gebieden met een lage verwachting, vrijgegeven en verstoorde gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0010.jpg"

Figuur: uitsnede archeologische beleidskaart

Voor deze categorie 7-gebieden geldt dat eerst bij grootschalige herinrichting van gebieden een bureauonderzoek wenselijk zou zijn om archeologische gebiedskenmerken te onderzoeken.

Van een 'grootschalige herinrichting' is in casu geen sprake; de verwachtingswaarde “categorie 7” wordt conform gemeentelijk beleid niet vertaald in een dubbelbestemming.

Voor het kleine deel van het perceel dat valt inder categorie 4 (gebied met hoge verwachting) geldt dat er slechts een onderzoeksplicht is ingeval er sprake is van een verstoring dieper dan 50 cm onder maaiveld en groter dat 500 m2. Het bijgebouw (dat nog geen 30 m2 beslaat) zal deels binnen deze categorie 4 gerealiseerd worden, maar door de beperkte oppervlakte en verstoringsdiepte worden voornoemde drempelwaarden allerminst overschreden, zodat ook hiervoor geen onderzoeksplicht geldt.

Indien tijdens de grondwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische vondsten plaatsvinden, zal initiatiefnemer dat moeten melden.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke ontwikkeling

3.1 Projectbeschrijving

Initiatiefnemer is voornemens om op het perceel kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie B nummer 4634 en plaatselijk als Van Roosmalenstraat ongenummerd te Venray één woning te realiseren voor eigen gebruik. Het perceel beslaat een oppervlakte van 1075 m2.

Op 30 september 2021 is in principe medewerking verleend voor het bouwen van één woning op dit kavel. De betreffende locatie heeft al een woonbestemming, echter het noodzakelijke bouwvlak ontbreekt. De gemeente Venray wil aan deze ruimtelijke ontwikkeling medewerking verlenen omdat het ruimtelijk gezien wenselijk en acceptabel is dat het betreffende perceel ontwikkeld wordt en het bestaande lint wordt afgerond. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt wordt het passend geacht om deze onbebouwde kavel in te vullen in de lijn van de bebouwing op de belendende en tegenover gelegen woonpercelen. Hiermee wordt deze hoek door middel van bebouwing afgemaakt. Enkele belangrijke stedenbouwkundige aspecten zijn dat de toe te voegen woning qua hoogte en bouwmassa aan dient te sluiten bij de bestaande bebouwing in de omgeving en dat de rooilijn van de woningen aan de Van Roosmalenstraat 4 en 6 doorgetrokken dient te worden als rooilijn voor de nieuw te realiseren woning.

Op onderhavige situatietekening is de projectering van de nieuwe woning en het bijgebouw (tuinhuis) op het perceel weergegeven; tevens zijn de aanzichten en indeling van de woning opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0011.jpg" Figuur: situering nieuwe woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0012.jpg"

Figuur: gevelaanzichten

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0013.jpg"

Figuur: indeling van de woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0014.jpg"

Figuur: doorsnede van de woning

3.2 Ontsluiting en parkeren

Ontsluiting:

De Merseloseweg sluit aan op de Westsingel. Via de 'Weg in den Berg' en de Langstraat kan de provinciale weg N270 en daarmee ook de A73 worden bereikt.

De woonstraten in de wijk Vlakwater zijn aangewezen als erftoegangsweg met een maximum snelheid van 30 km/uur.

Op de Merseloseweg binnen de bebouwde kom geldt eveneens een maximumsnelheid van 30 km/uur. Buiten de bebouwde kom geldt een maximumsnelheid van 60 km/uur.

In de omgeving van het projectgebied zijn verder diverse openbaar vervoersmogelijkheden. Hierbij kan gedacht worden aan de bushalte aan de Merseloseweg (voor het ziekenhuis) op circa 800 meter van het plangebied en op iets grotere afstand (ruim 4 km) het treinstation Venray-Oostrum.

Het project leidt niet tot substantieel extra verkeersbewegingen. De verkeersbewegingen zullen beperkt blijven tot bewoners- en bezoekersverkeer. Het project heeft geen wezenlijke consequenties voor de wegenstructuur en verkeersveiligheid.

Parkeren bij de nieuwe woning:

De parkeernorm van de gemeente Venray (‘Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en het CROW) betreft voor grondgebonden woningen 2 parkeerplaatsen. Gelet op de omvang van het nieuwe bouwperceel kunnen en zullen de beide benodigde parkeergelegenheden geheel op eigen terrein worden aangelegd.

Op onderstaande afbeelding is weergegeven waar deze parkeerplaatsen zullen worden gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0015.jpg"

Afbeelding: situering van de parkeerplaatsen in blauw kader

3.3 Beeldkwaliteit

Eén van de voorwaarden om medewerking aan het project te verlenen is, dat de toe te voegen woning qua hoogte en bouwmassa dient aan te sluiten bij de bestaande bebouwing in de omgeving.

Onderstaand is de bebouwingssituatie aan het relevante deel van de Van Roosmalenstraat weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0016.jpg"

Figuur: bestaande bebouwing oostzijde van projectgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0017.jpg"

Figuur: bestaande bebouwing binnenbocht Van Roosmalenstraat tegenover projectgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0018.jpg"

Figuur: bestaande bebouwing aan zuidzijde van projectgebied

De nieuwe bebouwing zal er als volgt uit gaan zien:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0019.jpg"

Figuur: impressies van de woning (3D)

Door de gevels in hout op te trekken wordt een vergelijkbare woning beoogd als aan de overzijde van de Van Roosmalenstraat reeds zijn gerealiseerd.

Uit de foto's van het huidige straatbeeld is te zien dat er een grote mate van diversiteit bestaat, hetgeen de wijk ook interessant maakt

Met de architectuur van de woning wordt goed aangesloten op de architectuur van de bestaande woningen in die stroken, hetgeen ook de visie is van het bevoegd gezag.

3.4 Groen- en watervoorzieningen

Het projectgebied zal als regulier woonperceel worden ingericht. De structuur in de woonwijk als geheel zal ongewijzigd gehandhaafd blijven en ter plaatse van het projectgebied op een passende wijze worden afgerond.

De achtertuin is al voorzien van erfafscheidingen die de eigenaren van de belendende woningen hebben aangebracht en welke visueel een natuurlijke uitstraling hebben, maar in de basis een harde afscheiding middels een hekwerk hebben. De beplanting tegen deze hekwerken bestaat uit beukenhaag, taxus en hedera. Als onderdeel van de erfbeplanting zal een open hemelwaterinfiltratievoorziening worden aangelegd waarop de afwatering van de woning (en bijbehorende bouwwerken) zal worden aangesloten. In het kader van klimaatadaptatie dient het perceel zoveel mogelijk met natuurlijk groen te worden ingericht. Hoe dit gaat plaatsvinden, is afhankelijk van de wensen van initiatiefnemers. Het is aan te bevelen om één of meerdere middel- of hoogstambomen in de (achter)erfbeplanting te verwerken die in de zomer voor voldoende beschutting en verkoeling zorgen en tevens bijdragen aan de biodiversiteit in het bebouwd gebied. Verder is initiatiefnemer voornemens om langs de noord- en zuidzijde van het perceel enkele leibomen te planten die enerzijds de privacy op het perceel en ten opzichte van belendende percelen ten goede komt en anderzijds zorgt voor een natuurlijke filtering van het zonlicht in de woning. In de hoeken van de tuin zullen struiken worden aangeplant die met name vogels aantrekken (zogenaamd vogelbosje), waarbij ook enkele besdragende struiken voorzien zijn.

3.5 Brandveiligheid

In het Bouwbesluit 2012 zijn regels gesteld ten aanzien van brandveiligheid van onder andere woongebouwen. Aan deze regels zal worden getoetst op het moment dat de omgevingsvergunningen voor de woningen worden aangevraagd.

3.6 Duurzaamheid

De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Venray zijn hoog, zoals neergelegd in de Energiestrategie 2030 (zie voor de inhoud van deze strategie paragraaf 4.4.5). Het Bouwbesluit stelt dat vanaf 1 januari 2021 nieuwbouw bijna energieneutraal (BENG) moet zijn.

De binnen het projectgebied te realiseren woningen zullen in ieder geval voldoen aan 'BENG'.

In de uitwerking van onderhavig plan zullen in de omgevingsvergunning aanvraag de volgende duurzaamheidsmaatregelen worden meegenomen:

  • de woning wordt niet aangesloten op gas (elektrisch koken);
  • de woning zal worden aangesloten op een warmtepomp ter verwarming en koeling van de woning;
  • in de woning wordt balansventilatie toegepast met dauerluftung in de ramen;
  • de woning zal een substantiële hoeveelheid energie opwekken middels zonnepanelen en zonneboiler;
  • de woning wordt zeer goed geïsoleerd en heeft een zeer lage warmtevraag.

3.7 Privacy en bezonning

Voor een onaanvaardbare aantasting van privacy bij belendende percelen hoeft niet gevreesd te worden. De afstand tussen de te bouwen woning en de overige woningen in de straat is relatief ruim. De bestaande woningen rondom het projectgebied hebben weinig te vrezen van inkijk vanuit de nieuwe woning in de tuinen van belendende percelen en kan zeker niet als 'onaanvaardbare schending van privacy' worden gekwalificeerd.

Evenmin is er sprake van onaanvaardbare vermindering van zonlicht, danwel dat als gevolg van de nieuwe woningen de lichtinval in omliggende woningen te beperkt wordt.

De omliggende woningen zullen wel schaduw van de nieuwe woning ervaren, doch deze is als gevolg van de beperkte bouwhoogte niet heel groot en draait in de loop van de dag ook weer weg, zodat niet gesteld kan worden dat hierdoor onaanvaardbare vermindering van zonlicht ontstaat.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI), vastgesteld op 11 september 2020, is een onderdeel van de nieuwe Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht het Rijk tot een strategische visie op de fysieke leefomgeving. Het doel is om alle onderdelen van de fysieke leefomgeving met elkaar in samenhang te brengen. Ook gemeenten en provincies maken een omgevingsvisie vanwege deze nieuwe wet.

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richt zich op onderstaande vier prioriteiten. Deze onderwerpen hebben onderling veel met elkaar te maken en ze hebben gevolgen voor hoe de fysieke leefomgeving wordt ingericht. De Nationale Omgevingsvisie helpt bij het maken van de noodzakelijke keuzes.

Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie

Het klimaat verandert. De gevolgen hiervan worden steeds duidelijker merkbaar. Denk aan de steeds drogere zomers, de hevigere regenval en stijgende zeespiegel. Op deze en andere gevolgen van de klimaatverandering moet tijdig worden ingespeeld. Tegelijkertijd moet de overstap worden gemaakt naar duurzame energie. Het is de bedoeling dat ons land in 2050 een duurzame energievoorziening heeft. Iedereen draagt hier zelf aan bij door bijvoorbeeld zoveel mogelijk woningen aardgasvrij te maken. Maar er zullen ook aanpassingen nodig zijn, bijvoorbeeld met windenergie, die moeten worden ingepast in het landschap. Mensen in de omgeving moeten ook voordelen ervaren van geplaatste windmolens.

De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden

Nederland heeft een sterke internationale concurrentiepositie. Vanuit die positie wordt gewerkt aan een nieuw economisch verdienmodel dat duurzaam is en circulair. Door grondstoffen te hergebruiken in de bouw bijvoorbeeld. De overstap naar duurzame energie en het zorgen voor een gezond milieu zijn belangrijk. Ook zullen bedrijven zich hier goed moeten kunnen vestigen met voldoende ruimte voor bedrijvigheid. Daarvoor is het van belang om alle verschillende aspecten te betrekken die hierbij een rol spelen, zodat duurzaam geld verdiend kan blijven.

Onze steden en regio’s sterker en leefbaarder maken

Veel mensen zijn op zoek naar een geschikte, betaalbare woning. Iedereen wil graag wonen in een prettige omgeving. Een omgeving met voldoende groen en met aandacht voor veiligheid en gezondheid. Denk bijvoorbeeld aan groen en fonteinen op plekken waar het erg warm kan worden (hittestress). Tegelijkertijd is het belangrijk dat de woningen goed bereikbaar zijn door goede fiets- en wandelpaden en aansluiting op het wegennet en het openbaar vervoer. Kortom, het gaat niet alleen om voldoende woningen, maar ook om een aantrekkelijke woonomgeving.

Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen

In sommige regio’s staan de natuurlijke systemen en het landschap onder druk. Soms is daar sprake van een verzakkende bodem, onder meer door een te laag waterpeil. Als het waterpeil omhoog wordt gebracht, kan dat gevolgen hebben voor de landbouw en de veeteelt. In sommige gebieden wordt het dan misschien logischer om duurzame energie te produceren in plaats van voedsel. Tegelijkertijd moeten de kwaliteiten van het landschap worden behouden om te kunnen recreëren en ook vanwege het cultureel erfgoed.

In hoofdstuk 3 van onderhavige plantoelichting zijn de aspecten duurzaamheid, kwaliteit van leefomgeving, bereikbaarheid, groen en water uitgebreid aan de orde gesteld. Tevens in relatie met hoofdstuk 5 kan gesteld worden dat in onderhavig bouwproject voldoende aandacht is voor de afwegingen die op basis van de nationale omgevingsvisie dienen te worden gemaakt.

4.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak dat: 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden.

In casu is er sprake van een toevoeging van één woning binnen het bestaand gebouwd gebied, hetgeen geen nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft en daarom is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

4.1.3 Besluit en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro en Rarro)

In het Barro zijn een aantal onderwerpen opgenomen waarvoor het rijk uit het oogpunt van de nationale belangen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte ruimtelijke regels stelt:

  • rond rijksvaarwegen wordt ruimte geborgd voor de veiligheid van scheepvaart;
  • rond de Maastakken wordt ruimte gereserveerd voor toekomstige rivierverruiming;
  • rond verschillende hoofdwegen en op enkele locaties wordt ruimte gereserveerd voor toekomstige uitbreiding van het hoofdwegennet en hoofdspoorwegennet;
  • op verschillende locaties wordt ruimte gereserveerd voor (kern)energiecentrales en zones onder hoogspanningsverbindingen worden gevrijwaard;
  • de provincies wordt opgedragen de ecologische hoofdstructuur te beschermen;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament krijgen ruimtelijke bescherming;
  • in het IJsselmeer wordt verstedelijkingsruimte beperkt mogelijk gemaakt;
  • het erfgoed van de Stelling van Amsterdam, de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Romeinse Limes worden ruimtelijk beschermd;
  • rond militaire radarposten worden voorwaarden gesteld aan windmolens en hoge bebouwing.

Voor een aantal van de genoemde Barro-onderwerpen, waaronder de uitbreiding van het hoofdwegennet, het hoofdspoorwegennet en de militaire radars, geldt dat de regels worden uitgewerkt in de Rarro.

Op onderhavig project werken geen van de in het Barro genoemde rijksbelangen rechtstreeks door.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Limburg

De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijn (2030-2050) visie op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid en een gezonde leefomgeving in de Omgevingsvisie meegenomen.

In de Omgevingsverordening legt de Provincie regels vast voor onder meer natuur, milieu, (grond-) water, ontgronding, wegen, ruimte (verstedelijking, woon- en werklocaties, agrarische bedrijven).

De Omgevingsvisie is op 1 oktober 2021 door Provinciale Staten vastgesteld. Met betrekking tot het aspect Wonen is de volgende ambitie in de Omgevingsvisie neergelegd:

  • Omdat de woonbehoeften veranderen, maar ook omdat er lokale en regionale verschillen zijn in de opgaven ten aanzien van wonen en leefomgeving, zijn deze meer gerichte uitwerkingen in provinciale, regionale en/of gemeentelijke programma’s, agenda’s en instrumenten noodzakelijk. Vanuit de wetgever is onze provinciale rol wat betreft dit thema beperkt. Vanwege het brede maatschappelijke belang van de opgave kiest de provincie voor een agenderende, stimulerende, meesturende en verbindende rol.
  • Wij bekijken woningbouwontwikkelingen vanuit een brede maatschappelijke context. Dit vraagt een integrale aanpak van locaties en gebieden in de vorm van herstructurering en transformatie/herbestemming in centra, buurten, wijken, dorpen en het buitengebied. Bij onze keuzes houden we rekening met samen hangende belangen zoals leegstand bij detailhandel, kantoren, maatschappelijk vastgoed, monumenten, etc. Daarnaast bezien we de woningopgave altijd in samenhang met veiligheid en leefbaarheid. Met het stimuleren van de verduurzamingsopgave en het levensloopbestendig maken van bestaande en nieuwe woningen zien wij meekoppelkansen voor een klimaatbestendige en klimaatadaptieve woonomgeving.
  • We vinden het belangrijk dat eerst de kwaliteit van het feitelijk bestaand bebouwd gebied op orde wordt gemaakt. Via het principe van de Ladder voor duurzame verstedelijking benutten we de ruimte in bestaand bebouwd gebied optimaal, zowel kwantitatief als kwalitatief. Dat betekent dat eerst leegstaand vastgoed hergebruikt en herbestemd wordt in lijn met de Limburgse principes. Daarvoor werken we samen met andere beleidsvelden. Wonen is in beginsel alleen maar toegestaan in bestaand bebouwd gebied. Hierop kunnen – tijdelijke – uitzonderingen worden gemaakt in de vorm van flexibele woonvormen. Tijdelijk permanente bewoning toestaan in recreatieparken voor de huisvesting van internationale werknemers en/of woonurgenten voor de duur van maximaal tien jaar en onder (nader te bepalen) voorwaarden als verdienmodel voor toekomstige herontwikkeling of sanering van het park, of het herbestemmen van monumentale bebouwing in het buitengebied zijn hiervan voorbeelden.

Onderhavig project past binnen die ambities van de provincie Limburg, doordat de woning wordt toegevoegd binnen bestaand bebouwd (stedelijk) gebied en zal worden gerealiseerd naar de wens en de specifieke behoeften van initiatiefnemer.

4.2.2 Omgevingsverordening Limburg

Met de komst van de Omgevingswet is een nieuwe omgevingsverordening nodig die past binnen de kaders en het instrumentarium van de Omgevingswet.

Hoewel de op 17 december 2021 vastgestelde Omgevingsverordening Limburg (2021) hoofdzakelijk een beleidsneutrale omzetting van de Omgevingsverordening Limburg 2014 is, staan er enkele nieuwe of inhoudelijk aanmerkelijk gewijzigde onderwerpen in. Het gaat hier om instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers.

Artikel 12.1 van de omgevingsverordening heeft betrekking op de planvoorraad 'wonen'. Hierin is bepaald dat de motivering bij een omgevingsplan dat betrekking heeft op de realisatie van een of meerdere woningen beschrijft dat:

a. rekening is gehouden met de hoofdstukken 3 (Limburgse principes en algemene zonering) en 5 (wonen en leefomgeving) van de provinciale omgevingsvisie;

b. sprake is van behoefte in kwaliteit en kwantiteit op basis van actueel onafhankelijk regionaal behoefteonderzoek;

c. over de behoefte aan realisatie van deze woningen overeenstemming bestaat binnen de regio Noord-Limburg of Midden-Limburg of Zuid- Limburg. De regio’s bepalen eigenstandig de regionale overeenstemming, organiseren hun eigen regionale overleggen en dragen zorg voor actuele regionale woonvisies en regionale onderzoeken;

d. het omgevingsplan is opgenomen in de Limburgse systematiek van monitoring, bedoeld in afdeling 14.5;

e. realisatie van de woningen beoogd is binnen 5 jaar na vaststelling van het omgevingsplan en dat, als deze termijn niet wordt gehaald, hoe en wanneer de mogelijkheid tot realisatie van deze woningen komt te vervallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0020.jpg"

Figuur: uitsnede uit Omgevingsverordening met projectgebied in 'stedelijk gebied'

Zoals in paragraaf 4.3 (Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg) van onderhavige ruimtelijke onderbouwing is vermeld, is er in casu sprake van bouwen naar reële (eigen) behoefte binnen bestaand bebouwd (stedelijk) gebied.

Het project is dan ook niet strijdig met de Omgevingsverordening Limburg.

4.3 Regionaal beleid

Op 22 september 2020 heeft de gemeente Venray de nieuwe Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024 vastgesteld. Deze woonvisie geeft richting aan het woonbeleid voor de komende 4 jaar. Het is de 2e visie die door de 8 Noord-Limburgse gemeenten in gezamenlijkheid is opgesteld. In deze visie wordt teruggekeken naar de vorige visie: waar komen we vandaan en wat willen we meenemen naar de nieuwe visie. En zijn er ook zaken die veranderd zijn? Het 'wonen’ is steeds meer verweven met andere beleidsvelden in het economische én het sociaal domein. In het hoofdstuk 'analyse: trends en ontwikkelingen' wordt aangegeven wat de huishoudensontwikkeling is. Demografie blijft immers een belangrijke onderlegger voor het woonbeleid. Prognoses geven een handvat om in te spelen op de toekomstige ontwikkeling van onze bevolking. Hierbij gaat het zeker niet alleen om aantallen, maar ook om de samenstelling van onze bevolking. Uit de analyse die inzicht geeft in de sterke en zwakke segmenten van de woningvoorraad, blijkt dat de aandacht met name moet uitgaan naar de bestaande voorraad. Ook zijn allerlei trends en ontwikkelingen die de context waarbinnen wordt gewerkt, beïnvloeden en de druk op de leefbaarheid vergroten. Denk hierbij aan grote ontwikkelingen zoals de energietransitie en de vergaande extramuralisering van de zorg. Vanuit deze analyse is er dan ook een aantal opgaven dat kan worden samengevat in:

  • Mismatch woningbehoefte en woningvoorraad: Het gaat hierbij om zowel de bestaande woningvoorraad, als nieuwbouw. Er wordt geconstateerd dat de samenstelling van onze bevolking verandert. Men wordt ouder en er is een grote toename van het aantal 1-persoonshuishoudens. Dit brengt een andere woonvraag met zich mee. Deze vraag sluit maar deels aan op wat we in de bestaande voorraad hebben. De opgave ligt dan ook bij het aanpassen van de bestaande voorraad. De nieuwbouw die wordt toegevoegd dient toegespitst te worden op de toekomstige woningbehoefte. Hierbij wordt nog meer dan voorheen gekeken naar de kwalitatieve vraag en het bevorderen van de doorstroming op de regionale woningmarkt. Bij nieuwbouw is de kwalitatieve toets daarom leidend en in mindere mate de kwantitatieve toets.
  • Zoektocht om alle doelgroepen een plek te geven binnen onze woningmarkt: In onze regio komen verschillende doelgroepen nadrukkelijker naar voren. Die moeten allemaal een plek krijgen binnen onze woningmarkt en maatschappij. Denk hierbij aan zorgdoelgroepen (vanuit beschermd wonen naar de reguliere woningmarkt) en internationale werknemers die zich hier voor langere tijd willen vestigen. Voor een deel zijn bijzondere doelgroepen afhankelijk van de sociale huursector. De druk op dit segment lijkt dan ook toe te nemen. Niet alleen qua aantallen, maar juist door een concentratie van mensen die door allerlei oorzaken hun weg maar moeilijk kunnen vinden in onze maatschappij. Dit brengt druk op de leefbaarheid met zich mee.

Toets aan regionale Woonvisie:

Het woningbouwproject zoals beschreven in paragraaf 3.1 van deze ruimtelijke onderbouwing heeft consequenties voor de woningvoorraad in die zin dat er één woning wordt toegevoegd.

De woning wordt gerealiseerd om te voorzien in de eigen behoeften van initiatiefnemer die, als gevolg van vorderende leeftijd, prijs stelt op een woning welke het gehele woonprogramma op de begane grond heeft (levensloopbestendig). Dit heeft automatisch een doorstroming op de woningmarkt tot gevolg.

Het project is derhalve niet strijdig met het bepaalde in de regionale Woonvisie Noord-Limburg.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Toekomstvisie 2030 'Venray loopt voorop'

In het coalitieakkoord 2018-2022 'Een gezonde toekomst voor Venray' is opgenomen dat de gemeente Venray wil komen tot een nieuwe strategische visie met een horizon tot 2030. Deze stip op de horizon moet richting geven aan de vraag waarin de gemeente zich de komende jaren wil ontwikkelen gezien de actuele trends en ontwikkelingen. Bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, energie, duurzaamheid, leefomgeving, gezondheid, demografie en technologie, maar ook kijkend naar de positie en rol van de gemeentelijke overheid.

Hiertoe heeft de gemeenteraad op 27 juni 2019 een nieuwe strategische visie vastgesteld; de Toekomstvisie 2030 'Venray loopt voorop'. Deze visie vervangt de Strategische visie Venray 2020 en de nota 'Venray, stad in de Peel (2025)'.

De toekomstvisie geeft richting om de koers te bepalen waarlangs we de gevolgen van de trends en ontwikkelingen laten landen in de gemeente, binnen de gemeenschap van Venray én in de regio. Belangrijke thema's uit de vorige (herijkte) strategische visie 'Tweede stad in de Peel' lopen door naar deze visie. 'Venray loopt voorop' geeft een eigentijdse vertaling van zelfsturing met een herijking van participatie en de rol van de overheid. Daarnaast is er veel aandacht voor de kwalitatieve ontwikkeling van onder meer de leefomgeving. Ook is samenwerking nader geduid als het gaat om de regio, met onderwijs, bedrijfsleven en in de naaste omgeving van inwoners.

Speciale aandacht verdient de komst van de Omgevingswet. De toekomstvisie 2030 is een belangrijke 'eerste stap' (identiteit, kwaliteiten, doelen) voor de totstandkoming van de Omgevingsvisie. In dat traject zal de verdieping plaatsvinden op de toekomstvisie, meer specifiek in de ruimtelijke vertaling.

De gemeente Venray heeft voor de komende tien jaar de volgende vijf concrete ambities geformuleerd:

"In het Venray van 2030:

  • 1. zijn inwoners, hun netwerken, culturen en voorzieningen met elkaar verbonden;
  • 2. woon je groen en sociaal;
  • 3. zorgt ondernemerschap met aandacht voor mens, dier en milieu, voor nieuwe economische kansen;
  • 4. stroomt kennis, creativiteit en vernieuwing;
  • 5. is iedereen mobiel."

In de toekomstvisie worden weinig directe beleidsuitspraken gedaan over woningbouwontwikkelingen in de gemeente Venray. Venray stelt zich tot doel dat er voor de diverse doelgroepen voldoende woningen beschikbaar zijn.

De invulling van de braak liggende kavel aan de Van Roosmalenstraat met een levensloopbestendige woning komt de ruimtelijke kwaliteit in deze omgeving ten goede en past goed in het stedenbouwkundige beeld van de woonbebouwing in de omgeving en bij de woonwensen/-behoeften in kern van Venray. Hierdoor is het plan in overeenstemming met de toekomstvisie.

4.4.2 Omgevingsvisie Venray

Op 2 november 2021 heeft de gemeenteraad van Venray de Omgevingsvisie Venray vastgesteld. De omgevingsvisie van geeft aan wat belangrijk wordt gevonden in de fysieke leefomgeving. De fysieke leefomgeving is alles wat we buiten zien en voelen: bijvoorbeeld hoe de gemeente eruit ziet, wat de kwaliteit is van de lucht en welke bedrijven er zijn. De omgevingsvisie gaat in op ambities, beleid en de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, wonen en werken en cultureel erfgoed.

De onderdelen van deze leefomgeving waar de gemeente trots op is, moeten worden beschermd en verbeterd. Daarnaast zet de gemeente in op nieuwe doelen die zijn beschreven in vier hoofdambities. De omgevingsvisie is gebiedsgericht.

Voor wat betreft het projectgebied is er sprake van 'woongebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0021.jpg"

Afbeelding: Uitsnede uit Omgevingsvisie Venray

Aan de hand van hoofdambities zijn de volgende actielijnen uitgewerkt:

  • 1. Versnellen: gezien het urgente woningtekort benoemen we acties om de woningbouw in Venray gericht te versnellen.
  • 2. Vergroten (kwantiteit): de komende jaren gaan we voor een bouwproductie van minimaal 200 woningen per jaar, door ‘zachte’ plannen hard te maken en extra plannen te ontwikkelen.
  • 3. Veranderen (kwaliteit): woonmilieu, woningtype en -prijs moeten beter aansluiten bij de behoefte. Naast het uitvoeren van een kwalitatief woningmarktonderzoek zetten we in op meer betaalbare woningen, de aanpak van leegstand, de ontwikkeling van bijzondere woonconcepten en meer (tijdelijke) woningen voor specifieke doelgroepen.
  • 4. Vergroenen/verduurzamen: we verhogen de kwaliteit van de woning en de woonomgeving door gerichte maatregelen te nemen op het gebied van groen, klimaatadaptief en duurzaam bouwen.

Ook hier geldt dat de invulling van de braak liggende kavel aan de Van Roosmalenstraat met een levensloopbestendige woning, de ruimtelijke kwaliteit in deze omgeving ten goede komt en goed past in het stedenbouwkundige beeld van de woonbebouwing in de omgeving en bij de woonwensen/-behoeften in Venray.

Gelet hierop past de ontwikkeling binnen het planologische beleid, zoals neergelegd in de Omgevingsvisie Venray.

4.4.3 Omgevingsprogramma Wonen ‘Verder bouwen aan de toekomst van Venray’

De gemeenteraad van Venray heeft op 15 februari 2022 het Omgevingsprogramma Wonen ‘Verder bouwen aan de toekomst van Venray’ vastgesteld. Venray heeft een woningtekort. De vraag naar meer woningen wordt bevestigd door de woningbouwprognose, die beduidend hoger uitkomt dan eerdere prognoses. De kwalitatieve opgave is in de voorgaande Nota Koers op Wonen echter nog onderbelicht gebleven. In het Omgevingsprogramma Wonen is een en ander verder uitgewerkt. Zo zijn de eerdere vier actielijnen (versnellen, vergroten, veranderen en verduurzamen) aangevuld en vertaald naar vijf centrale thema’s:

  • 1. Snel voldoende woningen bouwen
      • Minstens 2000 woningen vóór 2035
      • Gemiddeld 150 woningen per jaar de komende 10 jaar
      • De eerste jaren zelfs 200 woningen per jaar
      • Woningen bouwen in iedere kern van de gemeente
  • 2. Een gevarieerd aanbod
      • Doorstroming naar passende woningen stimuleren: levensloopbestendig voor senioren, starterswoningen voor jongeren
      • Juridisch mogelijk maken om woningen langere tijd betaalbaar en bereikbaar te houden voor specifieke doelgroepen
      • Verschillende soorten woningen, allemaal duurzaam en toekomstgericht gebouwd
      • 50% betaalbare, 20% bereikbare en 30% dure woningen
  • 3. Duurzame woningvoorraad
      • CO2 neutraal met compensatie in 2030
      • Volledig energieneutraal in 2050
      • Circulaire werkwijze als vanzelfsprekend uitgangspunt in 2035
      • Meer groen in kern en wijk voor meer verkoeling
  • 4. Wonen, gezondheid en zorg
      • Zorgbehoevenden die zelfstandig willen wonen kunnen dit in onze gemeente
      • Mensen vanuit instelling bieden we een passende ondersteuning en huisvesting
      • Verschillende woonvormen
  • 5. Vitale wijken en dorpen
      • Samen wonen en elkaar helpen
      • Ruimte voor woningbouw in elke kern met behoud van ruimtelijke en cultuurhistorische waarde
      • Voldoende voorzieningen in kernen of nabijheid

Onderhavig project betreft de toevoeging van een levensloopbestendige woning, een segment waarnaar de vraag groot is (in casu: voorziet in de eigen behoefte van initiatiefnemer) en dat tegemoet komt aan de wens van de gemeente om toe te voegen woningen zoveel mogelijk levensloopgeschikt uit te voeren.

Verder zal de woning zo duurzaam als redelijkerwijs mogelijk is worden uitgevoerd en voorzien worden van substantieel groen (klimaatadaptatie).

Het projectgebied is gesitueerd op een locatie nabij de kern, nabij veel zorgvoorzieningen en mogelijkheden voor extensieve recreatie (wandelen en fietsen) en specifiek voor initiatiefnemer, op een locatie nabij familieleden waardoor op elkaar kan worden teruggevallen ingeval van nood.

Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het Omgevingsprogramma Wonen.

4.4.4 Energiestrategie 2030

In 2013 is de Energiestrategie 2030 voor de gemeenten Beesel, Venlo en Venray: 'Energie voor groene groei' vastgesteld. Door de gemeenteraad is daarbij de ambitie uitgesproken om in 2030 CO2-neutraal (ofwel energieneutraal met compensatiemaatregelen) te zijn. Op basis van deze visie is door het college het 2e Uitvoeringsprogramma Energie Venray (2018-2021) vastgesteld. Met de Energiestrategie en het bijbehorende UP zijn de doelstellingen en de gefaseerde uitvoering op lange en korte termijn uitgewerkt.

De gemeente is voor het bereiken van de energiedoelen afhankelijk van alle energiegebruikers en energieleveranciers in de gemeente: bedrijfsleven, huishoudens, instellingen etc. De samenleving laat zich echter niet door de overheid sturen om energie te besparen of lokaal duurzaam op te wekken. Daarvoor moet er in de samenleving vooral ruimte zijn die leidt tot creativiteit en innovatie van de bedrijven en inwoners zelf. De overheid heeft daarin een rol als partner die samenwerkt, belemmeringen wegneemt, faciliteert en het goede voorbeeld geeft. De betrokkenheid van de overheid zorgt voor het aanjagen en versnellen van de gewenste ontwikkelingen.

Het streefbeeld in 2030 voor woningen laat zich als volgt schetsen:

  • Gebouwen hebben de laagste energievraag
  • Gebouwen worden energiecentrales
  • Slimme netwerken zorgen voor optimale uitwisseling
  • 50% van de bestaande woningen en gebouwen zijn 50% energiezuiniger en 50% van de woningen voorziet in 100% van eigen energievraag

In paragraaf 3.6 is reeds aan de orde gekomen hoe duurzaamheidsmaatregelen in onderhavig plan voor de realisatie van de nieuwe woningen voorzien zijn.

4.4.5 Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling

De Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011 is vastgesteld op 20 december 2011 en op 1 januari 2012 in werking getreden. Het in deze structuurvisie vastgelegde kwaliteitsbeleid omtrent een bijdrage Ruimtelijke ontwikkeling is gebaseerd op de gedachte dat ruimtelijke ontwikkelingen (bouwactiviteiten) leiden tot verlies aan ruimtelijke kwaliteit en dat dit verlies moet worden gecompenseerd. Achterliggend doel is het behoud en waar mogelijk versterking van de (groene) kwaliteiten van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied.

Voor het bepalen van de hoogte van de bijdrage in het stedelijk gebied wordt aangesloten bij de bijdrage ruimtelijke ontwikkeling zoals vastgelegd in de nota grondbeleid 2011. Deze bijdrage bestaat uit € 2.500,- per kavel. De tegenprestatie vindt zo veel mogelijk ter plaatse en/of in de nabijheid van de ingreep plaats. Indien dit niet mogelijk is, komt de bijdrage ten goede van het kwaliteitsfonds stedelijk gebied.

4.4.6 Bestemmingsplan

Voor het te ontwikkelen projectgebied vigeert het volgende bestemmingsplan:

Naam bestemmingsplan   Bestemming   Vaststelling Raad  
bestemmingsplan Venray   - bestemmingen 'Wonen'
- dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'  
19 september 2017  

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0022.jpg" Afbeelding: Uitsnede verbeelding

Binnen deze bestemming is het bij afwezigheid van een bouwvlak niet mogelijk om een woning te realiseren. Voor het creëren van een bouwmogelijkheid is het noodzakelijk om af te wijken van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Milieu-planologische aspecten

5.1 Milieu effect beoordeling

Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet een m.e.r.-beoordelingsbesluit worden genomen. Dit houdt in dat in afwijking van voorheen voor iedere activiteit die wordt genoemd in kolom 1 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en onder de drempelwaarde blijft van gevallen in kolom 2, een m.e.r.-beoordelingsbesluit moet worden genomen.


Bijlage D van het Besluit m.e.r. bepaalt onder activiteit 10 dat een m.e.r onderzoeksplicht geldt voor (kolom 1) plannen voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, in geval er sprake is van (kolom 2) een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Blijkens jurisprudentie (o.a. ABRS 22 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1668) en Rechtbank Amsterdam 6 februari 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:648)) dient niet iedere mogelijk gemaakte wijziging of uitbreiding van een stedelijke ontwikkeling te worden aangemerkt als een wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom I, van categorie 11.2, van onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en artikel 2, onderdeel A, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Dat hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij spelen onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging of uitbreiding van de stedelijke ontwikkeling een rol.

In het voorliggende geval is sprake van de bouw van één nieuwe woning. Gezien de zeer beperkte omvang van het projectgebied 1075 m2), mede afgezet tegen de oppervlakten en aantallen die worden genoemd in categorie 11.2, onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit m.e.r., is sprake van een kleinschalig project.

Daarnaast is er geen sprake is van significante milieueffecten als gevolg van de ontwikkeling en is ook geen sprake van een ligging binnen of in de nabijheid van een kwetsbaar gebied.

Op basis van het bovenstaande dient de voorliggende ontwikkeling niet aangemerkt te worden als (de uitbreiding van) een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom I van categorie 11.2, onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. Er hoeft dan ook geen milieueffectrapport te worden opgesteld en er hoeft ook geen m.e.r.-beoordeling te worden doorlopen.

Ter onderbouwing van dit project worden uiteraard wel alle aspecten onderzocht die het gevolg zijn, dan wel kunnen zijn van het initiatief. Hiervoor zij met name verwezen naar onderhavig hoofdstuk 5.

5.2 Geluidhinder

Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 Wgh).

De woonstraten in de wijk Vlakwater zijn aangewezen als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h.

De hoek van de nieuwe woning welke het dichtste bij het gezoneerde deel van de Merseloseweg (daar waar een snelheid van 60 km/u is toegestaan) is gelegen, bevindt zich op een afstand van ruim 50 m.

Op basis van de regionale geluidskaart Nederland (bron: Atlas Leefomgeving) waarop de geluidsbelasting is te zien, kan geconstateerd worden dat de hoogste geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai op het kadastrale perceel 48 dB bedraagt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0023.jpg"

Figuur: uitsnede regionale geluidskaart wegverkeerslawaai

Er hoeft op grond van de Wet geluidhinder hierdoor geen akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai plaats te vinden.

Gelet op het feit dat tussen de nieuwe woning en de Merseloseweg geluidbufferende bebouwing is gelegen, kan geconcludeerd worden dat het woon- en leefklimaat binnen het projectgebied aan de Van Roosmalenstraat goed is en voldaan wordt aan een goede ruimtelijke ordening.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Van Roosmalenstraat (30 januari 2018) is door K+ Adviesgroep b.v. een globaal akoestisch onderzoek naar de optredende gevelbelastingen vanwege wegverkeerslawaai uitgevoerd. Hierin is het volgende geconcludeerd:

"Het plan ligt op circa 90m uit de as van de Merseloseweg en daarmee buiten de 48 dB geluidcontour.

In het kader van de Wet geluidhinder kan worden gesteld dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet zal worden overschreden zodat vanwege wegverkeerslawaai er geen restricties worden opgelegd aan het onderzochte bouwplan.

Vanwege de Van Roosmalenstraat ligt de 48 dB geluidcontour op een afstand van 11 m. Door een afstand van 11 m tussen de voorgevelrooilijn en de weg-as in acht te nemen zal de gevelbelasting beneden de voorkeursgrenswaarde blijven en daarmee zal er sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat."

Zoals uit bovenstaande uitsnede uit de geluidskaart is te zien, reikt de 48 dB-contour van de Van Roosmalenstraat weliswaar over de woonkavels aan de overzijde van de Van Roosmalenstraat en de kavel aan de oostzijde, doch niet voor onderhavig projectgebied.

Het wordt derhalve niet opportuun geacht om deze constateringen nogmaals middels een nieuw akoestisch onderzoek te laten bevestigen.

Gezien de eisen waar nieuwbouwwoningen aan dienen te voldoen, kan worden gesteld dat de gevelgeluidwering afdoende is om een goed woon- en leefklimaat in de verblijfsruimten te kunnen waarborgen.

Spoorweglawaai

In de nabijheid van het plangebied is geen spoorlijn gesitueerd. De spoorlijn, Venlo-Nijmegen bevindt zich op een afstand van ruim 4,5 km ten noordoosten van het plangebied.

5.3 Bodem- en grondwaterkwaliteit

In het kader van het onderhavige plan worden binnen het projectgebied nieuwe bodemgevoelige functies toegelaten in de vorm van twee woningen. Voordat deze nieuwe functies mogelijk worden gemaakt zal er inzicht moeten zijn of de bodem- en grondwaterkwaliteit een dergelijke bebouwing en gebruik ook mogelijk maken.

Op 27 januari 2022 heeft Econsultancy BV de (als bijlage bijgevoegde) rapportage van het verkennend bodemonderzoek opgeleverd. Hierin is het volgende geconstateerd:

'Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen aankoop van en de geplande nieuwbouw van een woning op de onderzoekslocatie.

Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht, niet lijnvormig" (ONV). Bij onverdachtelocaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is.

De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot sterk siltig, matig fijn zand. De bovengrond en zeer plaatselijk de ondergrond (tot maximaal 1,0 m -mv) zijn bovendien zwak humeus. De ondergrond is plaatselijk zwak gleyhoudend.

In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.

Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld van de onderzoekslocatie, alsmede in de bodem, geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Hierbij wordt opgemerkt dat gelet op de doelstelling van het onderzoek de veldwerkzaamheden niet conform de NEN 5707+C1:2016/C2:2017 "Bodem - Inspectie en monsterneming van asbest in bodem en partijen grond" zijn uitgevoerd. De uitkomst van het onderzoek is met betrekking tot de parameter asbest derhalve indicatief.

In de bovengrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. In de ondergrond zijn eveneens geen verontreinigingen geconstateerd.

Het grondwater is licht verontreinigd met cadmium. Deze metaalverontreiniging is hoogstwaarschijnlijk, te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater.

Conclusie en advies

De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, niet geheel bevestigd. Echter gelet op het regionale karakter van de lichte metaalverontreiniging in het grondwater en het ontbreken van verontreinigingen in de grond kan de onderzoekslocatie als "onverdacht" ten opzichte van haar omgeving worden beschouwd.

Er bestaan volgens Econsultancy met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem dan ook géén belemmeringen voor de transactie van en nieuwbouw op de onderzoekslocatie.

Algemeen

Indien er bij werkzaamheden grond vrijkomt die niet op de locatie kan worden hergebruikt, zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit, het “Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAShoudende grond en baggerspecie (d.d. 2 juli 2020) of de regionale bodemkwaliteitskaart van toepassing.'

De bodemkwaliteit staat derhalve niet aan de woningbouwontwikkeling in de weg.

5.4 Luchtkwaliteit

De regels inzake luchtkwaliteit kennen het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.

Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten - die jaarlijks meer dan 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2 bijdragen- een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.

De Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' bevat regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).

Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM).

Het onderhavige project valt met één nieuw te realiseren woning zonder meer onder de Regeling NIBM.

Luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor het project.

5.5 Externe veiligheid

5.5.1 Risicovolle inrichtingen (Bevi)

De veiligheid rond bedrijven wordt gereguleerd in de vigerende milieuvergunning (of een geldende Algemene Maatregel van Bestuur) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 21 oktober 2004 (Bevi). In het Bevi worden specifieke regels opgenomen voor specifieke risicovoIle inrichtingen. Het gaat hierbij onder meer om inrichtingen in het kader van het Besluit risico's zware ongevallen 1999, LPG-tankstations, inrichtingen waar gevaarlijke (afval)stoffen of bestrijdingsmiddelen in emballage van meer dan 10.000 kg worden opgeslagen, inrichtingen met een koel-of vriesinstallatie met meer dan 400 kg ammoniak. In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren, hotels, winkelcentra, campings) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen dan wel bedrijfsgebouwen van derden, kleinere kantoren, hotels en winkels, sporthallen, zwembaden) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6 /jr.

Het kan gaan om inrichtingen waarbij door middel van een vaste afstand wordt voldaan aan deze contour (zogenaamde “categoriale inrichtingen”) en inrichtingen waarbij deze contour individueel moet worden berekend (Quantitative Risk Assement (QRA)). Dit is geregeld in Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).

Bij het nemen van een planologisch besluit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan) moet het bevoegd gezag deze contour in acht nemen voor kwetsbare objecten. Hierbij geldt de PR-contour 10-6/jr. als grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour als richtwaarde, d.w.z. in principe moet PR 10-6/jr. aangehouden worden, maar er mag gemotiveerd van worden afgeweken.

Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het aantal personen dat in de omgeving van de bron verblijft bepaalt daardoor mede de hoogte van het groepsrisico. Voor het GR geldt geen harde juridische norm (zoals de PR-contour 10-6/jr. wel is) maar een zogenaamde oriënterende waarde. Het berekende groepsrisico wordt weergegeven in een curve, waarbij de kans op een ongeval wordt uitgezet tegen het aantal mensen dat daarbij omkomt. In dezelfde grafiek wordt de oriënterende waarde uitgezet. Als die wordt overschreden door een ruimtelijke ontwikkeling moet dat worden verantwoord. Hiermee wordt in beeld gebracht of en in welke mate het bevoegd gezag het GR wel of niet aanvaardbaar vindt, al dan niet na het nemen van maatregelen.

De woning is te kwalificeren als een kwetsbaar object . Volgens de Risicokaart van de provincie Limburg liggen in de directe omgeving van het projectgebied (binnen een straal van 600 meter) geen risicovolle inrichtingen.

5.5.2 Vervoer gevaarlijke stoffen

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In het basisnet is de omvang voor de verschillende transportmodaliteiten vastgelegd.

De dichtstbijzijnde weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt is de A73. De PR-contour 10-6/jr bedraagt hier 0 meter en het invloedsgebied in verband met het groepsrisico bedraagt 200 m; het projectgebied ligt op een afstand van circa 3,5 km waardoor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A73 geen belemmering vormt.

5.6 Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

5.6.1 Bedrijven en Milieuzonering; Staat van bedrijfsactiviteiten

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het projectgebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk' , 'rustig buitengebied' of vergelijkbare omgevingstypen;
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

5.6.2 Invloed milieuhinder op het projectgebied

Het projectgebied ligt binnen de bebouwde kom van Venray.

In de directe nabijheid (binnen 100 meter) van het projectgebied bevinden zich geen bedrijfsbestemmingen of functies die zich niet voegen in een woonwijk; mogelijk dat er aan huis verbonden beroepen of aan huis verbonden bedrijfjes zijn, maar deze zijn altijd van dien aard dat er ten opzichte van in de omgeving gelegen woonfuncties geen belemmeringen zijn (en vice versa).

In de relatieve nabijheid van het projectgebied bevinden zich op een afstand van circa 500 meter ten noordoosten (Hiept 5) en ten zuidwesten (Handrik 3a), agrarische bedrijven. De geurhindercontouren van deze omliggende veehouderijen in relatie tot onderhavig projectgebied zijn op onderstaande afbeelding in kaart gebracht:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0024.jpg"

Figuur: geurkaart

Door de toevoeging van één woning worden deze omliggende bedrijven niet gehinderd in hun bedrijfsvoering omdat er op kortere afstand van die bedrijven reeds geurgevoelige objecten (burgerwoningen) zijn gelegen.

Verder volgt uit bovenstaande afbeelding dat ter plaatse van het projectgebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.7 Kabels, leidingen en straalpaden

5.7.1 Inleiding

Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de plankaart en in de planvoorschriften geregeld. Leidingen met ongevaarlijke stoffen zoals hoofdwatertransportleidingen, afvalwatertransport-/rioolpersleidingen zijn in beginsel niet opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij door de leidingbeheerder de noodzaak voor opname is aangetoond. Een vereiste voor opname in het bestemmingsplan is dat de opgave van de ligging van de leidingen op digitale wijze dient te geschieden. Dit in verband met het bepalen van de exacte ligging.

5.7.2 Gas-, olie-, brandstof- of watertransportleidingen en hoogspanningskabels

Een buisleiding die wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen, vormt een risico voor de veiligheid. Als de leiding gaat lekken, kunnen de gevaarlijke stoffen vrijkomen en ontstaat er een kans op explosie, vergiftiging van mensen of dieren of verontreiniging van het milieu.

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor de exploitant en de gemeente. Exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn. Gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.

In de omgeving van het projectgebied bevinden zich geen leiding- of hoogspanningkabeltracés welke belemmerend zijn voor het project.

5.7.3 Obstakelbeheer- en radarverstoringsgebied

Verspreid over Nederland staat een aantal militaire- en burgerradarstations. Deze dienen voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militaire en het civiele luchtverkeer. Objecten hoger dan 65 m boven NAP binnen 15 nautische mijl (circa 28 km) van dit radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld en kunnen derhalve niet worden toegestaan, tenzij uit onderzoek is gebleken dat de mate van verstoring aanvaardbaar is. Hiervoor dient door TNO een radarhinderonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek beoordeelt Defensie de aanvaardbaarheid van de verstoring. Op grond van het bestemmingsplan is het niet mogelijk objecten op te richten die hoger rijken dan 65 m boven NAP, zodat het project geen belemmering vormt voor het radarverstoringsgebied.

5.7.4 Niet gesprongen explosieven

Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers, granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Het gehele grondgebied van de gemeente Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen in het projectgebied, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE). Met behulp van het explosievenonderzoek worden de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart gebracht. De gemeente Venray adviseert bij grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen een detectieonderzoek uit te (laten) voeren.

Dit onderzoek dient plaats te vinden in het kader van de Arbowetgeving en is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet juridisch afdwingbaar. Het is echter te allen tijden de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de grond om bij grondwerkzaamheden te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving.


Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Waterbeleid

Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Venray als het waterschap dient binnen het projectgebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit de eisen genoemd in de Toetssteen Openbare Ruimte 2019 van de gemeente Venray gelden daarbij de volgende uitgangspunten:

  • 1. afkoppelen van 100% van het verhard oppervlak, waarbij de beslisboom verantwoord afkoppelen van toepassing is;
  • 2. de trits vasthouden-bergen-afvoeren is van toepassing, waarbij hergebruik dan wel infiltratie van schoon regenwater de voorkeur heeft;
  • 3. verontreiniging van het water dient door bronmaatregelen voorkomen te worden;
  • 4. grondwateroverlast dient voorkomen te worden;
  • 5. een gelimiteerde afvoer naar het oppervlaktewatersysteem is toegestaan;
  • 6. bij inbreidingslocaties dient een voorziening gerealiseerd te worden met een minimale inhoud van 60 mm met een overloop naar maaiveld of oppervlaktewater (het aangesloten verharde oppervlak vermenigvuldigd met 60 mm geeft de benodigde bergingscapaciteit in m3).

Ook in het kader van het beleid van het waterschap dient binnen het projectgebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden, hetgeen betekent dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit het waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten als wens:

  • 1. Circa 10% van het projectgebied reserveren voor water.

Doorgaans zijn lager gelegen gebiedsdelen het meest geschikt. Nagaan of projectgebied nodig is voor wateropgave van omliggende gebieden; zorgen dat geen logische waterstructuren worden geblokkeerd.

  • 2. Rekening houden met hoogteverschillen in projectgebied en omgeving.

Voorkomen van wateroverlast en erosie door afstromend water vanuit de omgeving naar het projectgebied en andersom.

  • 3. Uitvoeren van bodem- en infiltratieonderzoek en bepalen grondwaterstand.

Input voor ontwerpen van het hemelwatersysteem. Denk ook aan bodemverontreinigingen.

  • 4. Toepassen voorkeursvolgorde voor de waterkwaliteit.

Schoonhouden, scheiden, zuiveren.

  • 5. Toepassen voorkeursvolgorde voor de waterkwantiteit.

Hergebruik water, vasthouden in de bodem (infiltratie), tijdelijk bergen, afvoeren naar oppervlaktewater, afvoeren naar gemengd of DWA-riool.

  • 6. Toepassen voorkeurstabel afkoppelen.

Verantwoorde systeemkeuze conform voorkeurstabel; maatwerk per situatie. Bij voorkeur toepassen van bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen. Bij diepte-infiltratie gelden zeer strenge randvoorwaarden; liever geen diepte-infiltratie toepassen.

  • 7. Voldoende opvangcapaciteit en een duurzame leegloop realiseren.

Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op 100 mm per etmaal voor Noord Limburg (ten noorden van Sittard) en 80 mm per twee uur ten zuiden van Sittard met een beschikbaarheid van de gehele berging binnen 24 uur.

  • 8. Beheer en onderhoud regelen.

Denk aan bereikbaarheid, controlemogelijkheid, verantwoordelijkheid.

6.2 Waterhuishoudkundige situatie projectgebied

Binnen het projectgebied moet een duurzaam waterhuishoudkundig systeem aanwezig zijn om de hoeveelheid regenwater te verwerken dat gelet op het ter plaatse aan de orde zijnd (nieuw) afvoerend verhard oppervlak van globaal 300 m² (bebouwing inclusief erfverhardingen) binnen het projectgebied valt.

De maaiveldhoogte binnen het projectgebied ligt bijna 50 cm hoger dan het niveau van de openbare weg. Hemelwater zal primair zijn natuurlijke loop in de richting van het laagstgelegen perceel vinden. In de ruime omgeving van het projectgebied zijn enkele watergangen gelegen: Loobeek, Weverslo, Venrays Vlakwater de Zijtak Venrays Vlakwater. Op onderstaande uitsnede uit de legger van het waterschap zijn deze watergangen te zien in relatie tot de aanduiding van het projectgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV23001-va01_0025.jpg"

Figuur: uitsnede legger Waterschap Limburg

De K-waarde (geeft de mate van infiltratiegeschiktheid aan) van het projectgebied bedraagt volgens de kaart inzake de bodemdoorlatendheid (K-waarde) van de gemeente Venray van het waterschap 0,45 - 0,75 m/dag. De onderhavige gronden zijn derhalve redelijk geschikt voor hemelwaterinfiltratie. Bij de bepaling van de capaciteit/kwantiteit van de gekozen infiltratievoorziening wordt, op basis van de eisen zoals neergelegd in de Toetssteen Openbare Ruimte 2019, uitgegaan van een neerslaggebeurtenis waarbij 60 mm neerslag valt in 24 uur. De te realiseren waterbergingsruimte kan dan berekend worden door de toename van het afvoerend verhard oppervlak (m2) te vermenigvuldigen met 0,06 m.

Benodigde buffercapaciteit bedraagt in casu 300 m2 x 0,06 m = 18 m3

Volgens de normen van de gemeente Venray zal derhalve moeten worden voorzien in een (open danwel gesloten) buffer van 18 m3.

Uitgaande van de normering van het Waterschap, van een neerslaggebeurtenis waarbij 100 mm neerslag valt in 24 uur, dient de te realiseren waterbergingsruimte berekend te worden door de toename van het afvoerend verhard oppervlak (m2) te vermenigvuldigen met 0,1 m, hetgeen voor onderhavig project neerkomt op 30 m3 aan infiltratievoorzieningen.

Gelet op de korte maar hevige stortbuien die zich de afgelopen jaren steeds vaker gaan voordoen, is het wenselijk om de hemelwaterinfiltratie-eisen van het Waterschap te hanteren en op die manier voldoende ruimte aan het hemelwater geven. Deze voorzieningen kunnen bijvoorbeeld in de vorm van een infiltratiekrat/grindkoffer onder de verharding worden gerealiseerd, maar zeker ook als open voorziening als onderdeel van de inrichting van de tuin.

Afvoer van huishoudelijk afvalwater dient plaats te vinden via het aanwezige vuilwaterriool.

Bouwmaterialen

De gemeente Venray streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen. Er zal derhalve, voorzover relevant, geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid, kostenverhaal en planschade

De realisatie van het project geschiedt voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding. De te ontwikkelen gronden zijn in eigendom van initiatiefnemer en zijn niet belast met beperkt zakelijke rechten van derden.

Kostenverhaal zal geregeld worden in een tussen de gemeente Venray en de initiatiefnemer af te sluiten anterieure overeenkomst. Door het sluiten van deze anterieure overeenkomst is het verhaal van de gemeentelijke kosten van de grondexploitatie over de in dit plan begrepen gronden afdoende verzekerd. Hierdoor behoeft een exploitatieplan door de gemeenteraad niet vastgesteld te worden (artikel 6.12 leden 1 en 2, onder a Wro).

Tenslotte wordt in deze overeenkomst ook een planschadeverhaalsbeding zoals bedoeld in art. 6.4a Wro opgenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventueel te vergoeden planschade niet voor rekening van de gemeente Venray komt maar voor rekening van de initiatiefnemers.

Hoofdstuk 8 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Procedure

Medewerking aan het bouwproject kan slechts met toestemming ex artikel 2.12, eerste lid, sub a, onderdeel 3 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) worden verleend, nu het bouwproject in strijd is met het bestemmingsplan.

Uit artikel 3.10 van de Wabo volgt, dat een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan, en waarbij slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van art. 2.12, eerste lid sub a, onder 3º, de uitgebreide voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) moet volgen.

De beschikking/toestemming treedt in beginsel in werking met ingang van de dag na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, voor het indienen vaneen beroepschrift.

Indien gedurende deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt de beschikking niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.

8.2 Overleg

In het kader van het wettelijk overleg zal onder meer overleg plaatsvinden met de provincie Limburg en het Waterschap Limburg.

8.3 Omgevingsdialoog

In februari 2022 heeft initiatiefnemer omwonenden geïnformeerd van zijn bouwplannen; hij heeft het bevoegd gezag verslag gedaan van de reacties van de omwonenden. Deze omgevingsdialoog heeft niet geleid tot een aanpassing van de plannen.

8.4 Zienswijzen ontwerp-besluit

Het ontwerp-besluit heeft met ingang van 6 oktober 2022 voor de duur van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

|