Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren of te laten voeren:
- het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
- het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
- het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
- het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders;
- het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
- het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
- het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
- het dempen van sloten of greppels;
- het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
- het planten van bomen en/of struiken;
- het verwijderen van gras en het omzetten in bouwland tijdens het broedseizoen (15 maart – 15 juli).
4.3.4.2 Uitzonderingen
Het in 4.3.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
- het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
- betreffen de aanleg van leidingen binnen wegbermen binnen de bestemming verkeer, voor zover deze niet aansluit op de bestemming natuur.
4.3.4.3 Afwegingskader
Een in 4.3.4.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de natuurwaarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.