direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Nieuw Medisch Centrum Venray
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.TAM24005-ON01

Regels

Preambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van een ontwikkeling op de locatie hoek Leunseweg/In de Wieën. Dit TAM-omgevingsplan vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22c )van het omgevingsplan van de gemeente Venray.

Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

Leeswijzer

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22c van het omgevingsplan van de gemeente Venray.

In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '[22c.]' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage ‘[22c.]’ gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels (paragraaf 22c.1)

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk 22c gelden de volgende begripsbepalingen:

1.1 Plan

Het omgevingsplan van de gemeente Venray.

1.2 TAM-omgevingsplan

het 'TAM-omgevingsplan Nieuw Medisch Centrum Venray' met identificatienummer NL.IMRO.0984.TAM24005-ON01van de gemeente Venray.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Achtergevelrooilijn

De denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw – zonder aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen – alsmede het verlengde daarvan.

1.6 Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antenne-drager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.7 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende of te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.8 Architectonische waarde

De aan een bouwwerk toegekende waarde in verband met de vormgeving, het materiaalgebruik en/of detaillering.

1.9 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 Bebouwingspercentage

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 Bedrijfsgebouw

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.12 Brutovloeroppervlak

De totale oppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten.

1.13 Begane grond

De natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging, alsmede dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.

1.14 Bestaand

Ten tijde van de inwerkingtreding van het plan aanwezig.

1.15 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie.

1.17 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond.

1.20 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.22 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.23 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.26 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 Gevel

Buitenmuur van een gebouw, waarbij geldt:

  • a. Voorgevel: de gevel aan de voorzijde van een hoofdgebouw.
  • b. Zijgevel: de gevels van een hoofdgebouw die haaks staan op de voorgevel.
  • c. Achtergevel: de gevel van een hoofdgebouw die zich aan de tegenovergestelde kant van de voorgevel bevindt.
1.28 Hogere (geluidsgrens)waarde

Een waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder.

1.29 Hoofdgebouw

Een of meerdere panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.30 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, zoals opgenomen in de 'Staat van Horeca-activiteiten'.

1.31 Kantoren

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.32 Maaiveld

Bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

1.33 Maatschappelijke dienstverlening

Het verlenen van diensten door organisaties op het gebied van openbaar bestuur respectievelijk het verlenen van diensten door religieuze en andere levensbeschouwelijke organisaties, gezondheids-, welzijns- en veterinaire diensten, zorginstellingen, verenigingen alsmede sociale organisaties, onderwijs.

1.34 Maatvoeringsvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.

1.35 Milieuhygiënische uitvoerbaarheid

Overkoepelend begrip voor relevante milieuaspecten zoals bodem, geluid, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, etc. aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse is geborgd.

1.36 Natuurlijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.37 Niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen

een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A) etmaalwaarde, alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.38 Omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning als bedoeld in afdeling 5.1 van de Omgevingswet.

1.39 Onderbouw

Een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 meter boven peil is gelegen en niet als bouwlaag wordt aangemerkt.

1.40 Ondergeschikte activiteit

Activiteit die afwijkt van de hoofdfunctie, maar die hieraan niet gelijkwaardig is vanwege:

  • a. de oppervlakte; de activiteit beslaat in oppervlakte maximaal 25% van het vloeroppervlak van het gebouw/de gebouwen, of;
  • b. de duur en frequentie; de activiteit komt incidenteel voor en beslaat qua beoefening dus minder tijd dan de hoofdfunctie, of;
  • c. de functie in relatie tot de hoofdfunctie; de activiteit wordt uitgeoefend ter ondersteuning van de hoofdfunctie.
1.41 Ondergeschikte bouwdelen

Onderdelen van een hoofdgebouw die in architectonisch opzicht ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw en bijgebouwen, zoals erkers, ingangpartijen, luifels, schoorstenen en antennes.

1.42 Ondergeschikte detailhandel

Detailhandel-activiteit die als ondergeschikte activiteit past bij de hoofdfunctie, ter ondersteuning van de hoofdfunctie wordt uitgeoefend en niet zelfstandig toegankelijk is.

1.43 Ondergeschikte horeca

Het als ondergeschikte activiteit beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten, niet zijnde horeca.

1.44 Ondergronds

Beneden het peil.

1.45 Openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.46 Overige bouwwerken

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct duurzaam met de aarde is verbonden.

1.47 Overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met een dak, dat niet of slechts aan één zijde is voorzien van een (bestaande) wand.

1.48 Peil
  • a. Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.49 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Raamprostitutie is hieronder mede begrepen.

1.50 Restaurant

horecagelegenheid waar door een kok bereide gerechten worden geserveerd. Onder een restaurant wordt niet verstaan het bedrijfsmatig exploiteren van een zaalaccommodatie voor feesten en partijen (in verband met hinder voor omwonenden).

1.51 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel, zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf en bordeel zijn hieronder mede begrepen. Seks- en/of pornobedrijf is een aparte functie en valt op geen enkele wijze onder enig andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan. Hieronder wordt mede verstaan prostitutie en raamprostitutie.

1.52 Stedenbouwkundig beeld

Het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving.

1.53 Verbeelding

De verbeelding van het TAM-omgevingsplan Nieuw Medisch Centrum Venray.

1.54 Verdieping(en)

De bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.

1.55 Verkoopvloeroppervlak

De voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte (inclusief de etalageruimte) bestemd en gebruikt voor detailhandel.

1.56 Voorgevelrooilijn
  • a. Langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • b. Langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.
1.57 Voorkant van een hoofdgebouw

De gevel waarlangs de voorgevelrooilijn loopt.

1.58 Voorzieningen van openbaar nut

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse afvalvoorzieningen, bovengrondse afvalvoorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten, plus voorzieningen voor warmte- en koudeopslag of voorzieningen van soortgelijke aard met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.59 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Boven- en ondergrondse voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, infiltratie en waterkwaliteit.

1.60 Weg

Een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. De regels in hoofdstuk 22c zijn van toepassing op de locatie TAM-omgevingsplan Nieuw Medisch Centrum Venray, waarvan de geometrische planobjecten zijn vervat in het gml-bestand NL.IMRO.0984.TAM24005-ON01, zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.
  • 2. De besluiten als bedoeld in artikel 22.1 onder a van de Omgevingswet zijn niet van toepassing voor de locatie TAM-omgevingsplan Nieuw Medisch Centrum Venray, zover het regels betreft die zijn opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m van de Invoeringswet Omgevingswet.
  • 3. De regels in afdeling 22.2 met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

In aanvulling op artikel 22.24 van dit omgevingsplan wordt bij het bouwen van bouwwerken op de volgende wijze gemeten:

3.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

3.2 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

3.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

3.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

3.6 de hoogte van een windturbine:

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

3.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

3.8 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

3.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

3.10 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.11 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1.50 m.

Artikel 4 Normadressaat

Aan de regels in Hoofdstuk 22c wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders is bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.

Hoofdstuk 2 Functieomschrijving (paragraaf 22c.2)

Artikel 5 Algemeen gebruiksverbod

Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en activiteiten.

Artikel 6 Groen

6.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Groen'.

6.2 Functieomschrijving
6.2.1 Algemeen

Een als 'Groen' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. verblijfsgebied;
  • c. langzaam verkeersroutes, in de vorm van fiets- en voetpaden;
  • d. voorzieningen van openbaar nut;
  • e. waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Verhouding tot samenvallende functies

Voor zover de locaties van dit artikel samenvallen met de locaties van artikel 9 zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met in achtneming van de voorrangregels uit artikel 15.2.

6.3 Beoordelingsregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden tevens de volgende beoordelingsregels:

6.3.1 Beoordelingsregels voor gebouwen

Op en in de voor 'Groen' aangewezen locaties mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15,00 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3,00 meter.
6.3.2 Beoordelingsregels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van gebouwen, geen gebouw zijnde, gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. op en in de voor 'Groen' aangewezen locaties mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de in artikel 6.2 genoemde functies;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 4,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8,00 meter hoog mogen zijn;
    • 2. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn.
6.4 Maatwerkvoorschriften

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 6.3 zijn burgemeester en wethouders bevoegd maatwerkvoorschriften te stellen ten aanzien van:

  • c. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • d. de situering en afmetingen van bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld en stedenbouwkundig beeld;
    • 2. het verkeers-, sociale en brandveiligheid
    • 3. de milieusituatie
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende functies.
6.5 Specifieke functieregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het TAM-omgevingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de functie gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de functie gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van de grond als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Maatschappelijk'.

7.2 Functieomschrijving
7.2.1 Algemeen

Een als 'Maatschappelijk' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. maatschappelijke functie bestaande uit het uitoefenen van activiteiten gericht op gezondheidszorg en medische dienstverlening met de daarbij behorende functies in de vorm van:
    • 1. ondergeschikte kantoorfunctie ten dienste van de maatschappelijke functie;
    • 2. ondergeschikte horecafunctie ten dienste van de maatschappelijke functie;
    • 3. ondergeschikte detailhandelsfunctie ten dienste van de maatschappelijke functie;
    • 4. ondergeschikte dienstverleningsfunctie ten dienste van de maatschappelijke functie;
  • b. landschappelijke inpassing in de vorm van afschermend groen c.q houtsingel;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen

  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. verkeersvoorzieningen in de vorm van o.a. ontsluitingswegen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. voorzieningen van openbaar nut;
  • h. paden en verhardingen,;
  • i. in- en uitritten;
  • j. tuinen en erven,

met dien verstande dat:

  • k. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 11.2;
  • l. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 11.3.
7.2.2 Verhouding tot samenvallende functies

Voor zover de locaties van dit artikel samenvallen met de locaties van artikel 9 zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met in achtneming van de voorrangregels uit artikel 15.2.

7.3 Beoordelingsregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden tevens de volgende beoordelingsregels:

7.3.1 Algemeen

Op en in de voor 'Maatschappelijk' aangewezen locaties mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeven van de in artikel 7.2 genoemde bestemming;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
7.3.2 Beoordelingsregels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het totale oppervlak dat maximaal bebouwd mag worden binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%) is aangegeven;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' is aangegeven;
  • e. de gebouwen dienen plat te worden afgedekt;
  • f. de gevels van gebouwen aan alle buitenzijden als 'niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen' worden uitgevoerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - niet-geluidgevoelige gevel';
  • g. voldaan wordt aan de bouweisen voor nieuwe gebouwen die gesteld zijn in de artikelen 4.90 tot en met 4.96 uit het besluit bouwwerken leefomgeving;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ondergeschikte gebouwen ten behoeve van de bijbehorende voorziening, zoals benoemd onder artikel 7.2.1, lid d t/m k buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. het maximum oppervlak per afzonderlijk ondergeschikt gebouw maximaal 400 m2 bedraagt;
    • 2. het totale oppervlak aan ondergeschikte gebouwen maximaal 1.200 m2 bedraagt;
    • 3. Het aantal ondergeschikte gebouwen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlak maximaal 3 bedraagt
    • 4. de goothoogte en bouwhoogte maximaal 3,50 meter bedraagt:
    • 5. de ondergeschikte gebouwen minimaal 5 meter uit de perceelsgrens moeten worden gesitueerd.
7.3.3 Beoordelingsregels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van gebouwen, geen gebouw zijnde, gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. bouwwerken geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter mogen zijn en acht de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8,00 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12,00 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10,00 meter hoog mogen zijn;
7.4 Maatwerkvoorschriften

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 7.3 zijn burgemeester en wethouders bevoegd maatwerkvoorschriften te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld en stedenbouwkundig beeld;
    • 2. de verkeers-, sociale en brandveiligheid
    • 3. de milieusituatie
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende functies.
7.5 Binnenplanse omgevingsplanactiviteit

Het bevoegd gezag verleent ook een omgevingsvergunning, in afwijking van het bepaalde in artikel 7.3.3, lid b, voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot ten hoogste 8,00 meter, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. dit noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering van de maatschappelijke functie;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
7.6 Specifieke functieregels
7.6.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het TAM-omgevingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. woonfunctie;
  • b. kantoorfunctie, behoudens kantoorfunctie als bedoeld in 7.2.1;
  • c. horecafunctie, behoudens horecafunctie als bedoeld in 7.2.1;
  • d. detailhandelsfunctie, behoudens detailhandelsfunctie als bedoeld in 7.2.1;
  • e. dienstverleningsfunctie, behoudens dienstverleningsfunctie als bedoeld in 7.2.1;
  • f. recreatief (mede)gebruik
  • g. het plaatse van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • h. seksinrichting.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Verkeer'.

8.2 Functieomschrijving
8.2.1 Algemeen

Een als 'Verkeer' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. verkeer - en verblijfsdoeleinden;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. wegen, paden, verhardingen en andere bij de bestemming passende voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. kunstwerken;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. voorzieningen van openbaar nut;
  • h. speel- en wandelgebied;
  • i. bluswatervoorzieningen.
8.2.2 Verhouding tot samenvallende functies

Voor zover de locaties van dit artikel samenvallen met de locaties van artikel 9 zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met in achtneming van de voorrangregels uit artikel 15.2.

8.3 Beoordelingsregels
8.3.1 Algemeen

Op en in de voor 'Verkeer' aangewezen locaties mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
8.3.2 Beoordelingsregels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van gebouwen, geen gebouw zijnde, gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. op en in de voor 'Verkeer' aangewezen locaties mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd te behoeve van de in artikel 8.2 genoemde functies;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 4 meter, met uitzondering van:
    • 1. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 2. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn.
8.4 Specifieke functieregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het TAM-omgevingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie'.

9.2 Functieomschrijving

Een als 'Waarde - Archeologie' aangewezen locatie is, behalve voor de daar voorkomende (basis)functies, mede gericht op de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 15.2 in acht dient te worden genomen.

9.3 Beoordelingsregels

Voor het bouwen op en in de als 'Waarde - Archeologie' aangewezen locaties gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. Op en in de als 'Waarde - Archeologie' aangewezen locaties mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, als uit een proefsleuvenonderzoek of boringen, opgraving, archeologische begeleiding) blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • b. Uitsluitend indien archeologische waarde is vastgesteld worden aan de omgevingsvergunning daartoe de volgende voorwaarden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor het funderen van bouwwerken zoals heien, of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de (bouw)activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren die de archeologische waarden verstoren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • c. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het oorspronkelijke maaiveld) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • d. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • e. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • f. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
  • g. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • h. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • i. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • j. het aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt).
9.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. blijkens een rapport van een door van gemeentewege erkende archeologisch deskundige (proefsleuven) de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
  • c. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de functie 'Verkeer' betreft.
9.4.3 Afwegingskader

Een in artikel 9.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de functieomschrijving van onderhavige functie, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels (paragraaf 22c.3)

Artikel 10 Anti dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoerin is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene beoordelingsregels

11.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen beperkingen, de volgende beoordelingsregels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangeduide bouwvlak, met dien verstande dat ondergrondse bouwwerken uitsluitend zijn toegestaan binnen de gevelgrenzen van de gebouwen;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  • d. de ondergrondse ruimte(n) mogen uitsluitend van binnenuit bereikbaar zijn en geen ruimtelijke uitstraling hebben.
11.2 Infiltratie
11.2.1 Infiltratieplicht

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuwe gebouw, de uitbreiding van een bestaand gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw, wordt uitsluitend verleendt indien voor de aanwezige functie op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater.

11.2.2 Binnenplanse omgevingsplanactiviteit

Het bevoegd gezag verleent ook een omgevingsvergunning, in afwijking van het bepaalde in artikel 11.2.1, voor zover op een andere wijze in de nodige infiltratievoorziening wordt voorzien.

11.3 Parkeergelegenheid
11.3.1 Parkeernorm

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuw gebouw, de uitbreiding van een bestaand gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw, wordt uitsluitend verleend indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen die zijn neergelegd in “Bijlage 3 Parkeernormen Venray” die als bijlage bij de “Beleidsnota parkeernormen, Gemeente Venray” hoort. Indien deze nota niet toereikend is wordt getoetst aan de CROW publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Indien de beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

11.3.2 Binnenplanse omgevingsplanactiviteit

Het bevoegd gezag verleent ook een omgevingsvergunning, in afwijking van het bepaalde in artikel 11.3.1, indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 12 Algemene functieregels

12.1 Strijdig gebruik

Het is (ook) verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het laten gebruiken danwel het doen laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een omgevingsplan.

12.2 Voorwaardelijke verplichting onderzoek niet gesprongen explosieven

Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden en opstallen conform de bestemming 'Maatschappelijk', is enkel toegestaan indien onderzoek naar niet gesprongen explosieven met positief gevolg is uitgevoerd en is gebleken dat er geen explosieven aanwezig zijn.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 overige zone - radarverstoringsgebied
13.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - radarverstoringsgebied' hebben de gronden mede de functie voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militaire en het civiele luchtverkeer.

13.1.2 Beoordelingsregels

Op de voor 'overige zone - radarverstoringsgebied'aangewezen locaties mag, ongeacht het bepaalde elders in deze regels, de hoogte van 65,00 meter boven NAP niet door bebouwing worden overschreden.

13.1.3 Binnenplanse omgevingsplanactiviteit

Het bevoegd gezag verleent ook een omgevingsvergunning, in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1.2, onder de voorwaarde dat de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beinvloed. Hierover wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de radar (i.c. de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie).

13.2 vrijwaringszone - molenbiotoop
13.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' hebben de gronden mede de functie voor bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element.

13.2.2 Beoordelingsregels

Op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' is het niet toegestaan:

  • a. binnen 100 m van de molen nieuwe bouwwerken op te richten, hoger dan de onderste punt van de verticale wiek;
  • b. binnen 400 m van de molen nieuwe bouwwerken op te richten met een grotere hoogte dan 1/30 van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de onderste punt van de verticaal staande wiek.
13.2.3 Binnenplanse omgevingsplanactiviteit

Het bevoegd gezag verleent ook een omgevingsvergunning, in afwijking van het bepaalde in artikel 13.2.2, voor het oprichten van hogere gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, indien de vrije windvang en het zicht op de molen reeds zijn beperkt door bebouwing. Hierover dient vooraf advies te zijn ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

13.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunnin van het bevoegd gezag de volgende werken, geen gebouw zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren;

  • a. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan de ingevolge artikel 13.2.2 toegestane bouwhoogte voor gebouwen;
  • b. het hebben of aanleggen van beplantingen die hoger wordt dan de bouwhoogte die ingevolge artikel 13.2.2 voor bouwwerken is toegestaan;
  • c. het ophogen van gronden.

Uitzonderingen

Het hiervoor genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het TAM-omgevingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het TAM-omgevingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden betreffen.

Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals hiervoor bedoeld, zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen.

Artikel 14 Algemene binnenplanse omgevingsplanactiviteiten

14.1 10%-regeling

Het bevoegd gezag verleent ook een omgevingsvergunning voor afwijking van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% en maximaal 1 meter van die maten en percentages indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels een andere omgevingsvergunning/ontheffing is of kan worden verleend.

14.2 Bouwvlak

Het bevoegd gezag verleent ook een omgevingsvergunning voor het uitbreiden van het bouwvlak, binnen de locatie, tot maximaal 10%, met dien verstande dat:

  • a. binnen een afstand van minimaal 5 meter tot aan de zijdelingse en achterste perceelsgrens geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht;
  • b. de belangen van eigenaren en/of gebruikers van de nabij gelegen gronden en bebouwing niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er uit oogpunt van brandveiligheid geen belemmeringen zijn.
14.3 Meetverschillen

Het bevoegd gezag verleent ook een omgevingsvergunning voor afwijking van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking maximaal 3,00 meter bedraagt.

14.4 Voorzieningen van openbaar nut

Het bevoegd gezag verleent, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9 en artikel 13, ook een omgevingsvergunning voor afwijking van de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, pinautomaten, afval- en glascontainers, kapellen, wegkruisen en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud maximaal 50 m3 mag bedragen;
  • b. de hoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen

Artikel 15 Overige regels

15.1 Wettelijke regelingen

Inedien en voor zover in deze regls wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan.

15.2 Voorrangregels

In geval van strijdigheid van belangen tussen samenvallende functies, gaat het archeologische belang voor op de functies 'Groen' en 'Maatschappelijk'.

Hoofdstuk 4 Overgangsregels (paragraaf 22c.4)

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrechte bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende (tijdelijk) omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.