direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zeilbergseweg 12 Ysselsteyn
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.WBP19003-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Zeilbergseweg 12 te Ysselsteyn (gemeente Venray) zijn een bedrijfswoning, bijenstalletje, landbouwwerktuigenberging en een varkensstal gelegen. V-snaar projecten b.v. heeft de bedrijfsrechten gekocht van deze locatie, met het voornemen de vergunningsrechten in te trekken, de varkensstal te slopen en de locatie te herbestemmen. Deze locatie is in de vigerende bestemmingsplannen 'Buitengebied Venray 2010' en 'Heidsche Peel' bestemd als 'Agrarisch met waarden', 'Agrarisch' en 'Natuur' met daarbij de aanduiding 'bouwvlak' en functieaanduiding 'intensieve veehouderij'.

De locatie is niet meer geschikt voor een varkenshouderij met een eigentijdse moderne bedrijfsvoering. De aanwezige varkensstal voldoet niet meer aan de eisen ten aanzien van dierwelzijn en milieu. De locatie is aangemeld in het kader van de 'stoppersregeling'. De initiatiefnemer beoogt derhalve de huidige agrarische bestemming te wijzigen in een woonbestemming teneinde de bedoelde woning als burgerwoning c.q. het perceel als woonperceel te kunnen bewonen.

De gemeente heeft bij brief van 23-09-2019 (kenmerk: BRO-2019-0105) aangegeven onder voorwaarden in principe medewerking te willen verlenen aan de beoogde ontwikkeling. Dit is mogelijk door gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels'. Het initiatief kan gerealiseerd worden met behulp van een wijzigingsplan voor de locatie, waarin de gebruikswijziging van agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning wordt vastgelegd.

Het voorliggende wijzigingsplan 'Zeilbergseweg 12 Ysselsteyn ' voorziet in een adequate bestemmingsregeling voor het project.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied ligt in het buitengebied ten zuidwesten van het kerkdorp Ysselsteyn en is plaatselijke bekend als Zeilbergseweg 12 te Ysselsteyn. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie M, nr. 695 en 874. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 7000 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.WBP19003-va01_0002.jpg"

Afbeelding:Ligging plangebied

De kadastrale situatie is op onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.WBP19003-va01_0003.jpg" Afbeelding: kadastrale kaart met plangebied rood omlijnd

1.3 Vigerend bestemmingsplan

De bestemming van het plangebied is geregeld in de bestemmingsplannen 'Buitengebied Venray 2010' 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels', zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 14 december 2010, respectievelijk 20 september 2017.

Het plangebied heeft de enkelbestemmingen 'Agrarisch met waarden', 'Agrarisch' en de dubbelbestemming 'Archeologie - 2'. Ook is voor het plangebied een aanduiding 'bouwvlak' opgenomen met functieaanduiding 'intensieve veehouderij', de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte' en de gebiedsaanduidingen 'luchtvaartverkeerzone' en 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied'.

De gebruiksregels bij deze bestemmingen staan slechts één agrarische bedrijfswoning toe.

Burgerbewoning is niet toegestaan.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een uitgebreide analyse van (de waarden van) het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling zelf. In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het wijzigingsplan is neergelegd in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Analyse van het plangebied

In dit hoofdstuk wordt de feitelijke situatie van het plangebied beschreven. Er wordt ingegaan op de aanwezige ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied en omgeving. Ook worden de aanwezige gebiedswaarden (natuur en landschap, flora en fauna en cultuurhistorie) van het plangebied beschreven.

2.1 Beschrijving plangebied e.o.

Binnen het plangebied bevindt zich de te herbestemmen agrarische bedrijfswoning. Het betreft een woning met daarachter diverse gebouwen gelegen, die bij het agrarische bedrijf behoren. Initiatiefnemer is voornemens om de varkensstal te slopen. De woning, een werktuigenberging en een bijenstalletje blijven staan. In het kader van het inrichtingsplan Integrale Gebiedsuitwerking ‘Heidsche Peel’ heeft een groot gedeelte van de gronden in de omgeving van het plangebied de bestemming ‘Natuur’ gekregen. Een intensief veehouderij past daar niet binnen. In het kader van voornoemde gebiedsuitwerking is ook de veehouderij Zeilbergseweg 11 gesaneerd en voorzien van een woonbestemming. Alles bij elkaar past een intensieve veehouderij niet (meer) op onderhavige locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.WBP19003-va01_0004.jpg"

Woning met bijbehorende stallen.

2.2 Ruimtelijke structuren

2.2.1 Ruimtelijke hoofdstructuur, stedenbouw en landschap

Het plangebied bevindt zich aan de Zeilbergseweg 12 te Ysselsteyn, ten zuidwesten van de kern Ysselsteyn. Dit is een ontsluitingsweg voor de aanliggende locaties. De Zeilbergseweg loopt vanuit de kern Ysselsteyn naar Deurne. De bebouwing aan deze weg is beperkt en verspreid met veel doorzichten. Door de beperkt aanwezige bebouwing en beplanting is er sprake van diverse doorzichten naar het open landschap.

Aan weerszijden van de Zeilbergseweg bevindt zich een beperkt aantal verspreid liggende burgerwoningen en agrarische bedrijven. Daarnaast is aan deze weg een kampeerpark gelegen. Aan beiden zijden van de weg wordt grasland afgewisseld met percelen houtopstand (kleine bosjes). Daarnaast wordt de weg doorkruist door het Peelkanaal.

2.2.2 Verkeer

De hoofdontsluiting van Ysselsteyn is goed te noemen: de provinciale weg N277 doorkruist het dorp in noord-zuidelijke richting. Ten noorden van het dorp loopt in oost-westelijke richting de provinciale weg N270. Beide wegen geven het dorp een goede aansluiting op de rest van de gemeente Venray maar ook naar verder gelegen bestemmingen.

De verkeersintensiteit zal, als gevolg van het staken van de bedrijfsactiviteiten, merkbaar afnemen.

2.2.3 Groen en water

De groenvoorzieningen in Ysselsteyn bestaan onder andere uit enkele grotere en kleinere groene pleinen, waar het Lovinckplein er met zijn centrale ligging en grootte bovenuit springt. Hierdoor vormt dit plein een belangrijk onderdeel van het openbare groen. Op het plein is ruimte voor publieke en openbare activiteiten.

De afstand tot het buitengebied is vanaf iedere plek in de bebouwde kom gering. Hierdoor is vanuit de woonomgeving voor de bewoners toch overal groen bereikbaar (het buitengebied in de functie van uitloopgebied). In de omgeving van Ysselsteyn liggen veel groene gebieden, restanten van uitgestrekte hei- en bosterreinen. Ten zuiden is dit het bos aan de Paardekopweg, ten westen de Heidsche Peel en ten noordoosten de Rouwkuilen.

De hoofdlijnen van het gemeentelijke groenbeleid zijn vastgelegd in het Groenstructuurplan. In het groenstructuurplan worden aanbevelingen gedaan voor het ontwikkelen van een sterke groenstructuur, die aansluit bij de karakteristieke eigenschappen van elk dorp. Als algemene doelstellingen voor de kerkdorpen worden genoemd:

  • het versterken van de ruimtelijke opbouw van de landelijke kern en de onderlinge samenhang van de diverse groenvoorzieningen;
  • het tot stand brengen van een goede ruimtelijk relatie tussen het omringend landschap en het dorpsgroen;
  • de entrees van de dorpen markeren door een laanbeplanting met aanvullende beplanting die een verkeersremmende invloed kan hebben.

De bestaande fysieke omgeving zal als gevolg van onderhavig plan geen enkele substantiële wijzigingen ondergaan.

2.3 Waarden van het plangebied e.o.

2.3.1 Natuur en landschap

De bescherming van de Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. In zowel de Habitat- als de Vogelrichtlijn zijn de gebieden opgenomen welke als Natura 2000-gebied worden aangemerkt. Ten behoeve van de instandhouding van de natuurgebieden dienen negatieve effecten te worden uitgesloten, waardoor onder andere onderzoek plaats dient te vinden naar de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Na de uitspraak van de Raad van State (d.d. 29 mei 2019) mag het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet meer als basis voor toestemming voor activiteiten die stikstof uitstoten worden gebruikt. Daarom moet per activiteit duidelijk worden gemaakt dat beschermde natuurgebieden daardoor niet worden aangetast.

Het beoogde plan mag dus geen negatieve effecten veroorzaken op de omliggende Natura 2000-gebieden. Het plan betreft enkel een functiewijziging van een agrarische bestemming naar de bestemming 'Wonen'. Hierdoor zal het agrarisch bedrijf worden beëindigd, wat gepaard zal gaan met een afname van de uitstoot van stikstofdepostie. Ter plaatse van het plangebied zal de stikstofdepositie op de omliggende Natura-2000 gebieden afnemen. Negatieve effecten op het Natura 2000-gebieden zijn dan ook uitgesloten. De voorgenomen functiewijziging vormt dan ook geen belemmering voor de Natura 2000-gebieden.

2.3.2 Flora en fauna

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt een eind gemaakt aan de discussies over de implementatie van de Europese richtlijnen. In artikel 3.1 Wnb wordt direct een link gelegd met de Vogelrichtliijn. Alle vogels die beschermd zijn op grond van artikel 1 Vogelrichtlijn vallen onder het beschermingsregime van de artikel 3.1 Wnb, voor zover deze vogels van nature in Nederland voorkomen. Artikel 3.1 eerste lid Wnb ziet op het verbod om vogels te doden of vangen. De verboden in de Wnb zijn vrijwel letterlijk overgenomen uit de artikelen 5 en 6 Vogelrichtlijn. Net als de in de Vogelrichtlijn zijn de verboden beperkt tot opzettelijke handelingen. Het beschermingsregime voor vogels is iets versoepeld ten opzichte van het systeem onder de Flora en Faunawet. Het verbod op het opzettelijk verstoren van vogels is beperkt tot verstoringen die van “wezenlijke invloed” zijn op de staat van instandhouding van de soort. Onder wezenlijke invloed wordt verstaan: “een wezenlijke negatieve invloed op een beschermde soort”. Of daar sprake van is hangt af van de populatie van de diersoort. Hoe zeldzamer de soort hoe groter de kans dat naar bijvoorbeeld een lokale populatie moet worden gekeken. Daarnaast is van belang of de populatie een negatief effect zelf teniet kan doen, bijvoorbeeld of er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn naar een volwaardig leefgebied elders. Als een populatie het effect niet zelf teniet kan doen is de kans groter dat het effect als wezenlijke invloed kan worden aangemerkt.

Bij vogels is verstoring tijdens het broedseizoen niet langer verboden als de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar is.

De wet voorziet in ruime mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen, ook voor vogels en strikt beschermde soorten. Bij het verlenen van de vrijstelling moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan als bij het verlenen van de vroegere ontheffing.

Een ontheffing van een verbod ex artikel 3.1 Wnb kan slechts worden verleend indien:

  • er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is;
  • er geen sprake is van verslechtering van de staat van instandhouding van de soort;
  • en er een limitatief opgesomde ontheffingsgrond aan de ontheffing ten grondslag kan worden gelegd.

Quick scan flora en fauna

De Wet natuurbescherming (Wnb), die per 1 januari 2017 is ingegaan, vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. De directe bescherming van dier- en plantensoorten was geregeld onder de Flora- en faunawet. Bij werkzaamheden met betrekking tot ruimtelijke ingrepen, moest worden nagegaan of deze negatieve gevolgen zouden kunnen hebben voor beschermde soorten. Het aspect soortbescherming blijft in de nieuwe wetgeving in grote lijnen gelijk.

In het kader van de bestemmingswijziging en de sloop van de varkensstal is door Faunaconsult een Flora- en fauna-inspectie uitgevoerd. Uit het rapport komen de volgende conclusies naar voren:

'Algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren

In het plangebied komen mogelijk zoogdieren voor, die onder de Wet natuurbescherming zijn beschermd. Het gaat om algemeen voorkomende soorten (zogenaamde A-soorten), waarvoor in Limburg een vrijstelling geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling en beheer en onderhoud. Dit houdt in dat deze soorten verstoord mogen worden, zonder dat daar vooraf een ontheffing voor is verkregen. Wel geldt altijd de Zorgplicht (artikel 1.11 Wnb); deze houdt in dat nadelige gevolgen voor dieren en planten altijd zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Om aan de algemene zorgplicht te voldoen, moeten dieren die tijdens de werkzaamheden worden aangetroffen, zo snel mogelijk naar een aangrenzende locatie buiten het plangebied worden verplaatst.

Algemene vogels

In het plangebied komen mogelijk beschermde vogelnesten voor tijdens het broedseizoen. Het gaat om vogels waarvan het nest niet jaarrond wordt beschermd of als strenger beschermd wordt beschouwd. Hiervoor zijn maatregelen die negatieve effecten voorkomen wel verplicht. Verstoring van broedvogels en vernietiging van vogelnesten kan worden voorkomen door de varkensstal te slopen buiten de periode 15 maart – 15 juli (het broedseizoen van de meeste vogels). Door naleving van deze maatregel worden ten aanzien van vogels geen overtredingen op de Wet natuurbescherming begaan.

Spreeuw 

In de te slopen stal bevinden zich twee spreeuwennesten. Omdat dit geen jaarrond beschermde nesten betreft, worden deze buiten het broedseizoen niet als nest gezien. Vanuit het provinciale beleid wordt ten aanzien van spreeuwennesten een omgevingscheck verlangt. Door rond het plangebied voldoende nestkasten op te hangen, blijft de functionaliteit van de directe omgeving van het plangebied als nesthabitat voor de spreeuw gewaarborgd. Voor de spreeuw worden er daarom per nestgelegenheid, twee alternatieven gerealiseerd. Dit gebeurt door in totaal 4 nestkasten (bijvoorbeeld van het type NK SP 02, te bestellen bij vivarapro.nl) op te hangen tegen de gevels van de naastgelegen schuur of het woonhuis, of tegen bomen in de achtertuin, op maximaal 40 meter afstand van de huidige nestplaatsen. Het type nestkast dat wordt gebruikt, voldoet als compensatie vanwege het duurzame materiaal. In totaal worden er dus 4 permanente nestgelegenheden gerealiseerd.'

Het ecologisch onderzoek is integraal als bijlage bij de planstukken gevoegd.

Flora en fauna vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

2.3.3 Cultuurhistorie en archeologie

Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Wet op de archeologische monumentenzorg die de Monumentenwet 1988 deels heeft aangepast. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden. Eventueel aangetroffen waarden dienen primair ter plekke (in situ) beschermd te worden dan wel - indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is - door een opgraving (ex situ) te worden veilig gesteld.

Uit onderstaande uitsnede van de gemeentelijke Archeologische Beleidskaart blijkt het plangebied is gelegen in, de aanduiding "categorie 4 en 5" geldt. Deze categorie omvat droge en natte gebieden met een hoge en middelhoge verwachting. In het bestemmingsplan buitengebied is categorie 4 en 5 opgenomen als dubbelbestemming 'waarde - archeologie - 2'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.WBP19003-va01_0005.jpg"

Figuur: uitsnede archeologische beleidskaart

Voor een categorie 4-gebied geldt dat er in het bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen dient te worden, waarbij een onderzoeksverplichting geldt ingeval de te verstoren oppervlakte groter is dan 500 m2 én de verstoringsdiepte groter is dan 50 cm onder het maaiveld.

Via de verbeelding zal deze verplichting, evenals op basis van de vigerende bestemming al het geval is, worden bestendigd middels het behoud van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2.

Voor onderhavig plan vindt geen verstoring van het bodem plaats. Het plan heeft louter betrekking op een functiewijziging van een bestaande agrarische bestemming naar de bestemming wonen, waardoor in dit gebied geen nader onderzoek noodzakelijk is.

Daarenboven geldt dat, indien tijdens werkzaamheden van beperktere omvang onverhoopt ook archeologische vondsten plaatsvinden, initiatiefnemer dat zal melden.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke ontwikkeling

3.1 Projectbeschrijving

De locatie aan de Zeilbergseweg 12 te Ysselsteyn is niet meer geschikt voor een varkenshouderij met een eigentijdse moderne bedrijfsvoering. De aanwezige varkensstal voldoet niet meer aan de eisen ten aanzien van dierwelzijn en milieu. De locatie is aangemeld in het kader van de 'stoppersregeling'. De initiatiefnemer beoogt derhalve de huidige agrarische bestemming te wijzigen in een woonbestemming teneinde de bedoelde woning als burgerwoning c.q. het perceel als woonperceel te kunnen bewonen.

3.2 Ontsluiting en parkeren

Het plangebied is gelegen aan de Zeilbergseweg. Deze weg heeft verkeerskundig louter een functie als erfontsluitingsweg van de ter plaatse gelegen woningen en bedrijven. De bestaande ontsluiting van het perceel en de woning is ruim en overzichtelijk. Op basis van de CROW wordt voor wonen in het buitengebied een parkeernorm van 2,0 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein gehanteerd.

De parkeernorm van de gemeente Venray ('Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en het CROW) betreft voor woningen buiten de bebouwde kom 2 parkeerplaatsen. Parkeren zal geheel op eigen terrein plaatsvinden en is voldoende ruim voor 2 parkeerplaatsen.

Door de verkeerskundige kleinschaligheid heeft het plan geen of nauwelijks consequenties voor verkeersintensiteiten, verkeersveiligheid en het gebruik van openbare parkeerplaatsen. Aanpassingen in de openbare ruimte als gevolg van dit plan zijn niet noodzakelijk.

3.3 Brandveiligheid

In het Bouwbesluit 2012 zijn regels gesteld ten aanzien van brandveiligheid van onder andere woongebouwen. Gelet op het feit dat er slechts een functiewijziging plaatsvindt zonder bouwkundige wijzigingen, mag ervan worden uitgegaan dat de huidige woning voldoet aan de regels ten aanzien van brandveiligheid.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze vervangt de Nota Ruimte. De SVIR is het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt. Een van de kernbegrippen in de Structuurvisie is decentralisatie. Dit kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten letterlijk de ruimte geven om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie).

Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur en landschap krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.

Met de onderhavige planontwikkeling zijn geen nationale belangen gemoeid. Er is slechts sprake van een kleinschalig lokaal initiatief en een gebruikswijziging van reeds bestaande bebouwing, waarbij geen van de in de SVIR genoemde nationale belangen in het geding zijn. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er geen belemmeringen en er is geen sprake van aantasting van natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden.

4.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Vanaf 1 juli 2017 moeten ruimtelijke plannen die een stedelijke ontwikkeling mogelijk maken worden getoetst aan de nieuwe Ladder Duurzame Verstedelijking. De grondslag voor de nieuwe Ladder-toets is het nieuwe artikel 3.1.6 lid 2 Bro. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd:

'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt dat in beginsel sprake is van een stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Indien niet meer dan 11  woningen binnen een bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is er volgende de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen sprake van de ruimtelijke ontwikkeling van een woningbouwlocatie of een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i van het Bro (zie uitspraak ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921 (dorpskern Annen).

In casu is er slechts sprake van een omzetting van een agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning waardoor het aantal woningen niet toeneemt en er dus geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling en de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is.

4.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ((Barro) voorheen ook genoemd: AMvB Ruimte) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro bevat alle ruimtelijke rijksbelangen uit de eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) en geeft middels regels en plankaarten (juridisch) de mogelijkheid om de rijksbelangen veel directer door te laten werken in de ruimtelijke plannen van andere overheden.

De onderwerpen in het Barro betreffen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nationale landschappen, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.

Er is slechts sprake van een kleinschalig lokaal initiatief en een gebruikswijziging van bestaande bebouwing, waarbij geen van de genoemde rijksbelangen rechtstreeks doorwerken in dit wijzigingsplan. In het gebied is verder ook geen sprake van een gebiedsreservering voor de lange termijn. Het wijzigingsplan is dan ook in lijn met het Barro en de eerste aanvulling hierop.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 is het Provinciaal Omgevingsplan Limburg vastgesteld. Belangrijke principes in dit nieuwe omgevingsbeleid zijn:

  • 1. Kwaliteit. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto ‘meer stad, meer land’, het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Het instrument van het Limburgs Kwaliteitsmenu is overgedragen aan gemeenten.
  • 2. Algemene principes voor duurzame verstedelijking. De ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
  • 3. Uitnodigen. De manier waarop de Provincie samen met de partners het voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De Provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.

Het POL 2014 kent een aantal gebiedszones waarover specifieke beleidsuitspraken worden gedaan. Het plangebied is gelegen in de zone 'Bronsgroene landschapszone'.

De bronsgroene landschapszone omvat de landschappelijk waardevolle beekdalen en bufferzones rond bestaande natuurgebieden met de daarin aanwezige (extensievere) landbouwgebieden, monumenten, kleinere landschapselementen, waterlopen e.d. Een kwart van de bronsgroene landschapszone wordt gevormd door het winterbed van de Maas. In Zuid-Limburg omvatten deze zones ook de steilere hellingen, droogdalen en de belangrijkste landschappelijke verbindingen naar het Maasdal.

Het beleid binnen de bronsgroene landschapszone is er op gericht om de landschappelijke kernkwaliteiten te behouden, te beheren, te ontwikkelen en te beleven. Deze zone bestaat hoofdzakelijk uit landbouwgronden. Binnen deze zone komen op bestemmingsplanniveau andere bestemmingen en functies voor zoals infrastructuur, woningen en toeristische voorzieningen e.d.

Op onderstaande afbeelding wordt het plangebied aangegeven op de POL-kaart zonering Limburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.WBP19003-va01_0006.jpg"
Uitsnede POL-kaart

Planspecifiek 

Aan de Zeilbergseweg 12 is de intensieve veehouderij beëindigd en wordt de varkensstal gesloopt. De bedrijfswoning wordt omgezet naar een woonbestemming.

Zoals uit deze plantoelichting blijkt is de realisatie van een woonbestemming op deze locatie in overeenstemming met de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Een dergelijk ruimtelijke ontwikkeling past binnen het genoemde beleidskader voor gronden binnen de POL-zone 'Bronsgroene landschapszone'.

4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

De Omgevingsverordening Limburg is in 2014 gewijzigd vanwege de vaststelling van het POL 2014, waarin was bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening zou worden toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen. In deze verordening staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL2014 juridische binding te geven.

Artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening eist van het bevoegd gezag dat in een ruimtelijk plan waarin een stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, toepassing wordt gegeven aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop invulling is gegeven aan deze eis.

Artikel 2.4.2 van de Omgevingsverordening stelt verder dat een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg niet voorziet in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg.


Planspecifiek 

Het betreft hier een zodanig kleinschalige ontwikkeling dat deze niet valt onder de definitie 'stedelijke ontwikkeling ' zoals bedoeld in artikel 2.2.1 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 en artikel 1.1.1 onder i, jo. artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro. Hierdoor is de toepassing van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking in het kader van dit plan niet aan de orde. Verwezen wordt naar de motivatie zoals opgenomen in paragraaf 3.1.2 van deze plantoelichting.

4.3 Regionaal beleid

De nieuwe Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg is een visie waarmee de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray en Peel en Maas en de provincie Limburg sturing geven aan de regionale woningmarkt. Samen met alle woonpartners zijn vijf inhoudelijke pijlers geïdentificeerd die de kern vormen van deze visie.

Samen willen de regio een breed palet aan woonmilieus bieden dat aansluit bij de huidige en toekomstige inwoners van deze regio. Verder staat de Structuurvisie een dynamisch beheer van de woningvoorraad voor. Onderdeel hiervan is het voortdurend werken aan de kwaliteit en de geschiktheid van de bestaande voorraad.


Planspecifiek

Het onderhavige project heeft betrekking op het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch met waarden' naar een de bestemming 'Wonen'. Per saldo verandert het aantal woningen in de gemeente Venray niet.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Toekomstvisie 2030 'Venray loopt voorop'

In het coalitieakkoord 2018-2022 'Een gezonde toekomst voor Venray' is opgenomen dat de gemeente Venray wil komen tot een nieuwe strategische visie met een horizon tot 2030. Deze stip op de horizon moet richting geven aan de vraag waarin de gemeente zich de komende jaren wil ontwikkelen gezien de actuele trends en ontwikkelingen. Bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, energie, duurzaamheid, leefomgeving, gezondheid, demografie en technologie, maar ook kijkend naar de positie en rol van de gemeentelijke overheid.

Hiertoe heeft de gemeenteraad op 27 juni 2019 een nieuwe strategische visie vastgesteld; de Toekomstvisie 2030 'Venray loopt voorop'. Deze visie vervangt de Strategische visie Venray 2020 en de nota 'Venray, stad in de Peel (2025)'.

De toekomstvisie geeft richting om de koers te bepalen waarlangs we de gevolgen van de trends en ontwikkelingen laten landen in de gemeente, binnen de gemeenschap van Venray én in de regio. Belangrijke thema's uit de vorige (herijkte) strategische visie 'Tweede stad in de Peel' lopen door naar deze visie. 'Venray loopt voorop' geeft een eigentijdse vertaling van zelfsturing met een herijking van participatie en de rol van de overheid. Daarnaast is er veel aandacht voor de kwalitatieve ontwikkeling van onder meer de leefomgeving. Ook is samenwerking nader geduid als het gaat om de regio, met onderwijs, bedrijfsleven en in de naaste omgeving van inwoners.

Speciale aandacht verdient de komst van de Omgevingswet. De toekomstvisie 2030 is een belangrijke 'eerste stap' (identiteit, kwaliteiten, doelen) voor de totstandkoming van de Omgevingsvisie. In dat traject zal de verdieping plaatsvinden op de toekomstvisie, meer specifiek in de ruimtelijke vertaling.

De gemeente Venray heeft voor de komende tien jaar de volgende vijf concrete ambities geformuleerd:

"In het Venray van 2030:

1. zijn inwoners, hun netwerken, culturen en voorzieningen met elkaar verbonden;

2. woon je groen en sociaal;

3. zorgt ondernemerschap met aandacht voor mens, dier en milieu, voor nieuwe economische

4. kansen;

5. stroomt kennis, creativiteit en vernieuwing;

6. is iedereen mobiel."

In de toekomstvisie worden geen beleidsuitspraken gedaan welke een strijdigheid met onderhavig project zouden kunnen opleveren. Initiatiefnemer wil de bedrijfswoning wijzigen in een woonbestemming. Beëindiging van dit agrarische bedrijf draagt bij aan de verbetering van het woon- en leefklimaat. En door het slopen van de varkensstal op locatie ontstaat een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Per saldo ontstaat een verbetering van het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit.

4.4.2 Ontwikkelingsperspectief Venray 2015

Het door de gemeente Venray opgestelde Ontwikkelingsperspectief 2015 beoogt de verbindende schakel te vormen tussen het strategisch beleid zoals verwoord in de strategische visie en het tactisch beleid zoals opgesteld in verschillende Dorp- en Wijkontwikkelingsplannen.

Het Ontwikkelingsperspectief heeft als doel de ruimtelijke, economische en maatschappelijke ontwikkeling van Venray te begeleiden en de regiefunctie van de gemeente vorm te geven. De kenmerken van het Ontwikkelingsperspectief Venray zijn:

  • 1. selectiviteit;
  • 2. integraliteit;
  • 3. uitvoeringsgerichtheid;
  • 4. ambities van de gemeente;
  • 5. veranderende rol van de gemeente;
  • 6. basis voor ontwikkelingsplanologie.

Door samenwerking en clustering van dorpen en wijken beschikken deze over een compleet en gedifferentieerd woningaanbod en een basisaanbod aan (maatschappelijke) voorzieningen, waardoor de dorpen hun levensvatbaarheid behouden.

Planspecifiek

Het omzetten van de agrarische bestemming naar een woonbestemming aan de Zeilbergseweg 12 is niet in strijd met dit Ontwikkelingsperspectief.

4.4.3 Woonvisie Venray 2017

De gemeenteraad heeft op 16 mei 2017 de Woonvisie Venray 2017 vastgesteld. De visie heeft de focus op de rol van het wonen in de algehele ambitie om Venray sterker en aantrekkelijker te maken. Uit de verrichte onderzoeken is gebleken dat in Limburg, dat wordt aangeduid als een anticipeergebied, er tegen de stroom in nog 3 plaatsen zijn die groeien; één daarvan is de gemeente Venray.

Met deze woonvisie wil de gemeente zorgen dat Venray zich ook op langere termijn positief ontwikkelt. De focus ligt op het beantwoorden van de groeiende vraag naar woningen in Venray voor de komende jaren. Om de verwachte groei te kunnen opvangen, zijn woningen nodig om de nieuwe wens van de woonconsument te kunnen vervullen: een wat kleinere woning, gebruiksvriendelijk en duurzaam. Deze woningen staan er al voor een groot deel, maar omdat de huishoudenssamenstelling verandert, is het nodig om de bestaande voorraad aan te passen. Daarmee wil de gemeente tegelijkertijd de differentiatie in de bestaande voorraad vergroten. Ook toevoegingen zullen moeten bijdragen aan de differentiatie, waardoor er een betere balans komt in de woningvoorraad. Daarmee wil de gemeente de waarde van de bestaande voorraad in stand houden en tegelijkertijd de kwaliteit van de bestaande voorraad verbeteren.

Planovercapaciteit

Dit begrip houdt in, dat er meer plannen zijn dan nodig. De gemeente werkt eraan, om de overcapaciteit te verminderen. Toch wil men dat niet al te rigoureus doen, omdat er ruimte nodig blijft om de voorziene groei van Venray te kunnen opvangen. Het komt er dan op aan, dat we waar nodig én mogelijk de overcapaciteit omzetten naar plannen, die een bijzondere bijdrage leveren aan Venray.

Beleidsmatige inzet voor nieuwbouw

  • 1. een gedifferentieerd aanbod aan woningtypes en woonmilieus, aansluitend bij de kwantitatieve én kwalitatieve behoefte
  • 2. meer levensloopbestendige en duurzame woningen
  • 3. het verder terugbrengen van het overschot aan woningbouwplannen, waaraan geen behoefte meer is, om zodoende ruimte te creëren voor goede, nieuwe plannen. Aan de hand van het (regionaal) afwegingskader woningbouw worden alle bestaande plannen tegen het licht gehouden en zal een herprogrammeringsvoorstel worden opgesteld
  • 4. nieuwe plannen worden beoordeeld aan de hand van het afwegingskader, waarbij de gemeente voorrang geeft aan hergebruik van leegstaand cq. vrijkomend (maatschappelijk) vastgoed.

Planspecifiek 

Voor het plangebied vindt een functiewijziging van een bestaande bedrijfswoning in een burgerwoning plaats. Per saldo neemt het aantal woningen in Venray dus niet toe.

4.4.4 Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling

De Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011 is vastgesteld op 20 december 2011 en op 1 januari 2012 in werking getreden. Het in deze structuurvisie vastgelegde kwaliteitsbeleid omtrent een bijdrage Ruimtelijke ontwikkeling is gebaseerd op de gedachte dat ruimtelijke ontwikkelingen (bouwactiviteiten) leiden tot verlies aan ruimtelijke kwaliteit en dat dit verlies moet worden gecompenseerd. Achterliggend doel is het behoud en waar mogelijk versterking van de (groene) kwaliteiten van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied.

Planspecifiek

Omdat er geen sprake is van toevoeging van een woning, zal er geen bijdrage op basis van deze structuurvisie geleverd hoeven te worden.

4.4.5 Vigerende bestemmingsplannen

De bestemming van het plangebied is geregeld in de bestemmingsplannen 'Buitengebied Venray 2010' 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels', zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 14 december 2010, respectievelijk 20 september 2017.

Het plangebied heeft de enkelbestemmingen 'Agrarisch met waarden', 'Agrarisch' en de dubbelbestemming 'Archeologie - 2'. Ook is voor het plangebied een aanduiding 'bouwvlak' opgenomen met functieaanduiding 'intensieve veehouderij', de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte' en de gebiedsaanduidingen 'luchtvaartverkeerzone' en 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied'.

De gebruiksregels bij deze bestemmingen staan slechts één agrarische bedrijfswoning toe.

Burgerbewoning is niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.WBP19003-va01_0007.jpg"

Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010'

Om deze functiewijziging mogelijk te maken dient de huidige bestemming gewijzigd te worden in een woonbestemming. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Agrarisch met waarden' ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder de voorwaarden dat:

  • a. ter plaatse alle agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. vervallen
  • c. het aantal woningen niet mag toenemen;
  • d. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • e. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • g. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.

Aan deze voorwaarden toetsend, wordt het volgende geconstateerd:

Ad a

De varkensstal is niet meer in gebruik. De milieu toestemming is al deels ingetrokken. Het resterende deel zal binnen 4 weken na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan worden ingetrokken en de varkensstal zal binnen 4 weken na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan worden gesloopt.

Ad b

Deze voorwaarde is bij de herziening van de regels komen te vervallen.

Ad c

Het aantal woningen blijft gelijk. De bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning. Het aantal woningen neemt hiermee niet toe.

Ad d

De natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden worden niet aangetast doordat er geen bouwactiviteiten plaats zullen vinden.

Ad e

De verkeersaantrekkende werking zal kleiner zijn dat de verkeersaantrekkende werking van een volwaardig intensief agrarisch bedrijf. Daar waar voorheen ook zwaarder agrarisch verkeer de locatie bezocht, zal de verkeersaantrekkende werking in de gewenste situatie beperkt zijn tot personenvervoer.

Ad f

Het perceel is van ruim voldoende omvang om twee personenauto's te kunnen parkeren.

Ad g

Er moet sprake zijn van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid, hetgeen nader wordt toegelicht in hoofdstuk 5.

Aan alle wijzigingsvoorwaarden wordt derhalve voldaan.

4.5 Conclusie

Beleidsmatig zijn er – met uitzondering van de vigerende bestemmingsplannen - geen belemmeringen voor dit plan. Nu het plan in overeenstemming is met het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk ruimtelijke beleid en de strijdigheid met de vigerende bestemmingsplannen het enige probleem is, heeft de gemeente Venray besloten om in beginsel en onder de in voorgaande paragraaf genoemde voorwaarden, in combinatie met de reguliere eisen welke altijd aan een bestemmingsplanprocedure zijn verbonden, medewerking te verlenen aan de wijziging van de vigerende bestemmingsplannen.

Hoofdstuk 5 Milieu-planologische aspecten

5.1 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 Wgh).

Op basis van artikel 76 lid 3 Wgh hoeft bij een bestemmingsplan of een wijzigings- of uitwerkingsplan de geluidsbelasting van een aanwezige weg op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Hieronder valt ook het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een (burger)woning.


Voorliggend plan maakt geen nieuw geluidsgevoelig object mogelijk. De bestaande agrarische locatie wijzigt middels een wijzigingsplan naar een burgerwoning. Uit artikel 76 lid 3 Wgh blijkt dat een bestaande woning niet getoetst hoeft te worden. Het aspect geluid vormt hiermee geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging.

5.2 Bodem- en grondwaterkwaliteit

In het kader van het onderhavige plan wordt binnen het plangebied aan de Pottevenweg een nieuwe bodemgevoelige functie toegelaten in de vorm van drie woningen.

Voordat door middel van een omgevingsvergunning nieuwe functies mogelijk worden gemaakt zal er inzicht moeten zijn of de bodem- en grondwaterkwaliteit een dergelijke bebouwing en gebruik ook mogelijk maken.

Op 5 december 2019 is door HMB een verkennend bodemonderzoek (incusief onderzoek naar asbest) uitgevoerd, waarvan de conclusie onderstaand is weergegeven:

'Conclusie

Op basis van de resultaten van het uitgevoerde vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie verdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging. De opzet van het bodemonderzoek is gebaseerd op de NEN 5740 en NEN 5707.

Geconcludeerd wordt dat de hypothese 'verdachte locatie' ten aanzien van deellocaties A en B geen stand houdt. Ter plaatse van deellocatie A is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetroffen. Ter plaatse van deellocatie B zijn geen van de onderzochte parameters in een verhoogd gehalte aangetoond.

De hypothese ‘onverdachte locatie’ ter plaatse van deellocatie C houdt geen stand. Enkele parameters in de bovengrond en het grondwater zijn in een licht verhoogd gehalte aangetoond. Een aanvullend onderzoek met een gewijzigde hypothese wordt echter niet noodzakelijk geacht.

De vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de aanvraag van een omgevingsvergunning.

Aanbevelingen

De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding om aanvullend of nader bodemonderzoek te adviseren. Bij afvoer van grond of verhardingsmaterialen van de locatie kan een aanvullend onderzoek verlangd worden.'

Het verkennend bodemonderzoek is integraal aan de planstukken toegevoegd.

5.3 Luchtkwaliteit

De regels inzake luchtkwaliteit kennen het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.

Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten - die jaarlijks meer dan 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2 bijdragen- een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.

De Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' bevat regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).

Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM).

Het onderhavige plan voorziet slechts een functiewijziging van één bestaande agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning. Het aantal woningen in Ysselsteyn verandert niet als gevolg van dit plan. Het plan is te kleinschalig om in betekende mate bij te dragen aan een verandering/verslechtering van de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ruimtelijke ontwikkeling.

Luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor het project.

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Risicovolle inrichtingen (Bevi)

De veiligheid rond bedrijven wordt gereguleerd in de vigerende omgevingsvergunning voor de activiteit milieu (of het Activiteitenbesluit) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 21 oktober 2004 (Bevi). In het Bevi zijn specifieke regels opgenomen voor specifieke risicovoIle inrichtingen. Het gaat hierbij onder meer om inrichtingen in het kader van het Besluit risico's zware ongevallen 1999, LPG-tankstations, inrichtingen waar gevaarlijke (afval)stoffen of bestrijdingsmiddelen in emballage van meer dan 10.000 kg worden opgeslagen of inrichtingen met een koel-of vriesinstallatie met meer dan 400 kg ammoniak. In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren, hotels, winkelcentra, campings) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen dan wel bedrijfsgebouwen van derden, kleinere kantoren, hotels en winkels, sporthallen, zwembaden) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6/jr.

Het kan gaan om inrichtingen waarbij door middel van een vaste afstand wordt voldaan aan deze contour (zogenaamde “categoriale inrichtingen”) en inrichtingen waarbij deze contour individueel moet worden berekend (Quantitative Risk Assement (QRA)). Dit is geregeld in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).

Bij het nemen van een planologisch besluit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan) moet het bevoegd gezag deze contour in acht nemen voor kwetsbare objecten. Hierbij geldt de PR-contour 10-6/jr. als grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour als richtwaarde, d.w.z. in principe moet PR 10-6/jr. aangehouden worden, maar er mag gemotiveerd van worden afgeweken.

Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het aantal personen dat in de omgeving van de bron verblijft bepaalt daardoor mede de hoogte van het groepsrisico. Voor het GR geldt geen harde juridische norm (zoals de PR-contour 10-6/jr. wel is) maar een zogenaamde oriënterende waarde. Het berekende groepsrisico wordt weergegeven in een curve, waarbij de kans op een ongeval wordt uitgezet tegen het aantal mensen dat daarbij om kan komen. In dezelfde grafiek wordt de oriënterende waarde uitgezet. Als die wordt overschreden door een ruimtelijke ontwikkeling moet dat worden verantwoord. Hiermee wordt in beeld gebracht of en in welke mate het bevoegd gezag het GR wel of niet aanvaardbaar vindt, al dan niet na het nemen van maatregelen.

De woning is te kwalificeren als beperkt kwetsbaar object. Volgens de Risicokaart Limburg is in het plangebied een propaantank gelegen; de risicocontour rond deze propaantank bedraagt 25 meter. De woning ligt op een afstand van circa 35 meter vanuit de propaantank, zodat deze niet in de plaatsgeboden risicocontour ligt. Overigens blijven de risico's feitelijk geheel gelijk, of er nu sprake is van een agrarische bedrijfswoning of een burgerwoning.

Daarnaast is op een afstand van 425 meter eveneens een propaantank gelegen; deze afstand is zo groot dat het plangebied niet binnen de plaatsgebonden risicocontour ligt.

5.4.2 Vervoer gevaarlijke stoffen

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In het basisnet is de omvang voor de verschillende transportmodaliteiten vastgelegd.

De dichtstbijzijnde weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt is de N270 (Deurneseweg). De PR-contour 10-6/jr bedraagt hier 0 meter; het plangebied ligt op een afstand van ruim 1650 meter.

5.5 Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

5.5.1 Bedrijven en Milieuzonering; Staat van bedrijfsactiviteiten

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk' , 'rustig buitengebied' of vergelijkbare omgevingstypen;
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

5.5.2 Invloed milieuhinder op het plangebied

In de directe omgeving van het plangebied zijn een tweetal milieubelastende functies gelegen, namelijk:

  • 1. Intensieve veehouderij, Zeilbergseweg 10;
  • 2. Kampeerpark De Berkhorst, Zeilbergseweg 3;

Ad 1

Toets aspect geurhinder

Voor het realiseren van een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat ter plaatse van het plangebied en om te voorkomen dat agrarische bedrijven in hun ontwikkeling belemmerd worden, is het bepaalde in de Wet geurhinder en veehouderij van belang. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. Indirect heeft de Wgv ook consequentie voor de ruimtelijke ordening, wat wel de 'omgekeerde werking' wordt genoemd. Van belang is dat voor het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat door het plan geen belemmeringen ontstaan voor de omliggende agrarische bedrijven.


Aanvaardbaar woon- en leefklimaat

In de bestaande situatie is al een bedrijfswoning binnen het plangebied aanwezig. Voorliggend plan maakt geen nieuwe woning mogelijk. Er is alleen sprake van een wijziging van het agrarisch bedrijf naar een woonbestemming.

De gemeente Venray heeft indicatieve kaarten opgesteld van individuele contouren (2018) en de achtergrondbelasting (2018). Op onderstaand kaartje is de achtergrondbelasting van geur in het plangebied te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.WBP19003-va01_0008.jpg"
Uitsnede kaart achtergrondbelasting plangebied 2018


Uit de kaart achtergrondbelasting geur (2018) blijkt dat ter plaatse van het plangebied momenteel sprake is van een slecht tot tamelijk slecht klimaat. Dit klimaat wordt momenteel veroorzaakt doordat op locatie formeel nog een intensief bedrijf aanwezig is. Als de functiewijziging naar een burgerwoning is gerealiseerd zal de achtergrondbelasting in het plangebied dalen naar het zelfde niveau als in de nabije omgeving. Na functiewijziging van de bestemming zal daarom ter plaatse van het plangebied sprake zijn van een redelijk goed woon- en leefklimaat (7,4-13,1 OUE/m3).


In de gebiedsvisie behorende bij de geurverordening is geen specifieke definitie of uitwerking opgenomen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De gemeente Venray heeft dan ook een aanvulling op de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij opgesteld (16 juni 2011) met daarin vastgelegd wat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is. Het plangebied is gelegen in het buitengebied. Voor het buitengebied is een maximale achtergrondbelasting van 20 OUE/m3 toegestaan, waarbij nog sprak is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.


Voor het plangebied wordt na wijziging van de bestemming de maximale toegestane achtergrondbelasting niet overschreden. Ter plaatse van het plangebied is daarom sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.


Omliggende agrarische bedrijven

De wijziging van de bestemming mag daarnaast ook geen belemmeringen opleveren voor omliggende agrarische bedrijven. Om te kijken of hieraan wordt voldaan wordt gekeken naar de voorgrondbelasting. Op onderstaande kaart is de voorgrondbelasting van de omliggende bedrijven weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.WBP19003-va01_0009.jpg" Uitsnede kaart voorgrondbelasting plangebied 2018


Uit bovenstaande kaart blijkt dat het plangebied niet binnen de 14 OUE/m3 contour van een ander agrarisch bedrijf is gelegen. In het kader van de omgekeerde werking levert de omzetting van de bestemming geen belemmeringen op voor de eventuele uitbreiding van de intensieve veehouderij aan de Zeilbergseweg 10. Het bedrijf zit reeds op slot door de op kortere afstand gelegen burgerwoning aan de Zeilbergseweg 7 en de recreatiewoningen op de locatie Zeilbergseweg 3. In de nabijheid zijn geen andere agrarische bedrijven aanwezig.


Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat voorgenomen functiewijziging de nabijgelegen veehouderij niet belemmerd.

Toets aspecten stof en geluid

Aan de norm voor stof en geluid wordt ook voldaan nu de feitelijke afstand voldoet aan de aanbevolen afstand van 30 meter opgenomen in de VNG Handreiking.

Ad 2:
Vanuit de VNG Handreiking is de aanbevolen afstand voor kampeerterreinen 50 meter. De werkelijke afstand tot Kampeerpark De Berkhorst bedraagt 470 meter. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de aanbevolen afstand.



Voor wat betreft de bedrijvigheid, bestaat er dus meer dan voldoende ruimtelijke scheiding tussen de te realiseren burgerwoning binnen het plangebied en deze functies, waardoor ter plaatse van de aan de orde zijnde woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd is.

5.6 Kabels, leidingen en straalpaden

5.6.1 Inleiding

Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de verbeelding en in de planregels geregeld. Leidingen met ongevaarlijke stoffen zoals hoofdwatertransportleidingen, afvalwatertransport-/rioolpersleidingen zijn in beginsel niet opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij door de leidingbeheerder de noodzaak voor opname is aangetoond. Een vereiste voor opname in het bestemmingsplan is dat de opgave van de ligging van de leidingen op digitale wijze dient te geschieden. Dit in verband met het bepalen van de exacte ligging.

5.6.2 Gas-, olie-, brandstof- of watertransportleidingen en hoogspanningskabels

Een buisleiding die wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen, vormt een risico voor de veiligheid. Als de leiding gaat lekken, kunnen de gevaarlijke stoffen vrijkomen en ontstaat er een kans op explosie, vergiftiging van mensen of dieren of verontreiniging van bodem/milieu.

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor de exploitant en de gemeente. Exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn. Gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.

Op basis van de Risicokaart van de provincie Limburg blijkt dat op 600 meter een ondergrondse olieleiding is gelegen. Voor deze olieleiding is geen 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico aanwezig.

Over of in de directe omgeving van het plangebied is geen hoogspanningstracé gelegen.

5.6.3 Obstakelbeheer- en radarverstoringsgebied

Het plangebied bevindt zich niet binnen een straalpad van telecomvoorzieningen. Wel ligt het plangebied in het radarverstoringsgebied dat hoort bij de radar die staat op vliegbasis Volkel. Objecten hoger dan 65 meter boven NAP binnen een straal van 28 km van het radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld en zijn derhalve in beginsel niet toegestaan. Over het plangebied strekt zich tevens de luchtvaartverkeerzone uit. De maximaal toegestane bouwhoogte binnen deze zone varieert ter plaatse van het plangebied van 85 tot 90 meter.

Op de algemene hoogtekaart van Nederland is te zien dat het plangebied is gelegen op zodanige hoogte, dat binnen de planregels de toegestane bouwhoogte van het "object" niet boven 65 meter boven NAP uit zal komen en dus geen belemmering vormt voor de radarverbinding en evenmin voor het vliegverkeer.

Gelet op het bovenstaande mag worden gesteld dat met het onderhavige bestemmingsplan de belangen van defensie niet worden geschaad.

5.6.4 Niet gesprongen explosieven

Het grondgebied van de kern Venray en richting Overloon heeft in de 2e wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele ontwikkelingen of uitbreidingen in dit gebied, waar na de 2e wereldoorlog nog niet in de grond is geroerd en er geen nadere onderzoeken hebben plaats gevonden, dient er in beginsel uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar NGE dan wel rekening te worden gehouden met het mogelijk aanwezig zijn van explosieven op plekken welke voorheen nog niet geroerd waren. Het gebied was tot de jaren zeventig van de vorige eeuw Peel/moeras, en is pas daarna grootschalig ontgonnen; dat wil zeggen dat toen grootschalige diepe grondwerkzaamheden hebben plaatsgevonden en toen zijn daar nooit NGE's aangetroffen.

Als gevolg van onderhavige functiewijziging naar burgerwoning zal er geen grondverzet plaatsvinden dat noopt tot een onderzoek naar NGE.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Waterbeleid

Het beleid ten aanzien van waterbeheer is op rijksniveau onder meer vastgelegd in het Nationaal Waterplan en op provinciaal niveau in het Provinciaal Waterplan Limburg 2016-2021, het POL2014 en de Omgevingsverordening Limburg.


Het waterschapsbeleid ten aanzien van waterbeheer heeft het Waterschap Limburg onder meer vastgelegd in het 'Waterbeheerplan 2016 - 2021'. Belangrijke uitgangpunten zijn het streven naar een goede waterkwaliteit, het tegengaan van verdroging, het afkoppelen van hemelwater van de riolering en het bevorderen van infiltratie van water in de bodem. Daarnaast beschikt het Waterschap Limburg over de Keur. De Keur is een document met regels die het waterschap hanteert om beken, dijken, waterwerken en grondwater in Limburg te beschermen.


Het waterschap heeft ook een legger vastgesteld. De legger is een kaart van het gebied dat Waterschap Limburg in beheer heeft. De kaart geeft tot op de vierkante meter nauwkeurig aan welke regels van het waterschap (de keur) op welke plek gelden.

6.2 Oppervlaktewater

In de omgeving van het plangebied bevindt zich een oppervlakte waterlichaam. In onderstaande uitsnede is de locatie weergegeven binnen de legger.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.WBP19003-va01_0010.jpg" Uitsnede legger Waterschap


Het plangebied is niet gelegen in de zones van en behorende bij een oppervlaktewater. Het functioneren van het oppervlaktewater en de bijbehorende zones wordt hierdoor niet aangetast. Het plangebied vormt daarom geen nadelige effecten op de waterlopen.

6.3 Hemelwater en afvalwater

Bij afvoer en lozing van hemelwater afkomstig van nieuw aangelegd verhard oppervlak wordt het stand-still beginsel (waterneutraal bouwen) gehanteerd. Dit wil zeggen dat er ten gevolge van de aanleg geen extra hemelwater mag worden geloosd ten opzichte van een lozing die vanaf onverhard terrein plaatsvindt.


In de beoogde situatie is sprake van een afname van verhard oppervlak. De varkensstal zal worden afgebroken, waardoor sprake is van een afname van het verhard oppervlak. Voor de overige gebouwen die gehandhaafd blijven wijzigt niets aan de waterhuishoudkundige situatie. Nu sprake is van een afname van het verhard oppervlak kan verdere toetsing aan het waterbeleid achterwege blijven.


Het plan is uitvoerbaar ten aanzien van het aspect water.


Hoofdstuk 7 Juridische vormgeving

7.1 Algemeen

Het wijzigingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. Dit wijzigingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:

  • a. plantoelichting;
  • b. planregels;
  • c. verbeelding.

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied.

7.2 Verbeelding

De verbeelding bestaat uit een digitale geometrische bepaling en weergave van het plangebied en alle planobjecten in een GML-bestand alsmede uit één analoge kaart. Ook hier geldt dat aangesloten is bij de systematiek van het moederplan.

7.3 Planregels

De planregels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010 herziening regels' van de gemeente Venray, NL.IMRO.0984.PHBP15001-va02, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Venray op 20 september 2017, zijn integraal van toepassing op het wijzigingsplan 'Zeilbergseweg 12, Ysselsteyn' gemeente Venray.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid, kostenverhaal en planschade

De realisatie van het project geschiedt voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding. Initiatiefnemer heeft de bedrijfsrechten van deze locatie verworven, met het doel om de vergunningsrechten in te trekken, de varkensstal te slopen en de locatie te herbestemmen, zoals in onderhavig plan beschreven.

Tussen de gemeente Venray en de initiatiefnemer zal een planschadeverhaalsovereenkomst zoals bedoeld in art. 6.4a Wro worden afgesloten. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventueel te vergoeden planschade niet voor rekening van de gemeente Venray komt maar voor rekening van de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 9 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid

9.1 Procedure

De te volgen procedure voor het voorbereiden van een wijzigingsplan is wettelijk voorgeschreven in artikel 3.9a Wro. Dit artikel stelt het navolgende:

Artikel 3.9a

  • a. Op de voorbereiding van een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de kennisgeving bedoeld in artikel 3:12 van die wet, tevens langs elektronische weg geschiedt, dat het ontwerpbesluit met de hierbij behorende stukken tevens langs elektronische weg beschikbaar wordt gesteld, dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzageligging omtrent de uitwerking of wijziging besluiten. Op het besluit tot vaststelling van een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan is artikel 3.8, derde lid, van overeenkomstige toepassing.
  • b. Het eerste lid is niet van toepassing op de afwijzing van een aanvraag om een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan vast te stellen.
  • c. Tot een afwijzing als bedoeld in het tweede lid besluiten burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.
  • d. Een besluit tot vaststelling van een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn afloopt.

9.2 Overleg

In het kader van het wettelijk overleg zal zo nodig overleg plaatsvinden met Waterschap Limburg en provincie Limburg. De prinvincie Limburg heeft laten weten geen opmerkingen te hebben op het ontwerp-wijzigingsplan.

 

9.3 Zienswijzen ontwerp-wijzigingsplan

Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 17 juli tot en met 27 augustus 2020 voor een ieder ter inzage gelegen.

Gedurende deze periode van zes weken konden ten aanzien van het ontwerpwijzigingsplan mondeling of schriftelijk gemotiveerde zienswijzen worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Er zijn geen zienswijzen ingediend.