Artikel 3 Agrarisch
Hiervoor blijven de regels van artikel 2 van het moederplan: bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels' van de gemeente Venray op dit plan voor zover relevant van toepassing.
Aan artikel 3.2.1 (algemene bouwregels) van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Venray 2010, herziening regels’ van de gemeente Venray, aldus vastgesteld op 20-09-2017, wordt de volgende bepaling toegevoegd:
- een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuw gebouw, de uitbreiding van een bestaand gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw, wordt uitsluitend verleend indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen die zijn neergelegd in “Bijlage 3 Parkeernormen Venray” die als bijlage bij de “Beleidsnota parkeernormen, Gemeente Venray” hoort. Indien deze nota niet toereikend is wordt getoetst aan de CROW publicatie 381 ‘Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen’. Indien de beleidsregel gedurende de planperiode worden gewijzigd dient rekening te worden gehouden met de wijziging.
Aan artikel 3.2.2 onder a (bouwregels agrarische bedrijfsgebouwen) van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Venray 2010, herziening regels’ van de gemeente Venray, aldus vastgesteld op 20-09-2017, wordt de volgende bepaling toegevoegd:
- (agrarische) bedrijfsgebouwen
De te hanteren minimale afstand van 5 meter tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens is niet van toepassing voor (agrarische) bedrijfsgebouwen op de locatie Kempkensberg 12, Ysselsteyn.
Aan artikel 3.4 (afwijken van de bouwregels) van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Venray 2010, herziening regels’ van de gemeente Venray, aldus vastgesteld op 20-09-2017, wordt de volgende bepaling toegevoegd:
- artikel 3.2.1 onder f van de planregels indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Aan artikel 3.5 (specifieke gebruiksregels) worden de volgende bepalingen toegevoegd:
3.5.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Binnen drie jaren na het in gebruik nemen van het onbebouwde deel van het bouwvlak conform de bestemmingsomschrijving moet de landschappelijke inpassing gerealiseerd zijn, zoals is aangegeven in bijlage 1 van de regels. Tevens dient deze landschappelijke inpassing in stand te worden gehouden.
3.5.2 Emissies geur, fijnstof, ammoniak
Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt naast het bepaalde in artikel 3.5 in elk geval gerekend:
- het gebruik van gronden en opstallen waarbij sprake is van een toename van geuremissie ten opzichte van de vergunde geuremissie van het betreffende agrarische bedrijf ten tijde van de vaststelling van het plan.
- het gebruik van gronden en opstallen waarbij sprake is van een toename van fijnstofemissie ten opzichte van de vergunde fijnstofemissie van het betreffende agrarische bedrijf ten tijde van de vaststelling van het plan.
- het gebruik van gronden en opstallen waarbij sprake is van een toename van ammoniakemissie ten opzichte van de vergunde ammoniakemissie van het betreffende agrarische bedrijf ten tijde van de vaststelling van het plan.
Aan artikel 3.6 (afwijken van de gebruiksregels) wordt de volgende bepaling toegevoegd:
- artikel 3.5.1 van de planregels indien in plaats van de in bijlage 1 opgenomen landschappelijke inpassing andere landschapsmaatregelen worden getroffen met dien verstande dat deze landschapsmaatregelen:
- minimaal gelijk zijn aan de in het landschappelijk inpassingsplan (bijlage 1) opgenomen landschapsmaatregelen;
- voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het landschappelijk inpassingsplan (bijlage 1) genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
- zijn afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken.