Plan: | Bedrijventerrein Agrobaan Ysselsteyn |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.BP09020-Va01 |
Inleiding
Econsultancy heeft van initiatiefnemer opdracht gekregen voor het uitvoeren van een
quickscan flora en fauna aan het perceel 'Agrobaan' te Ysselsteyn in de gemeente Venray, welke in Bijlage 9 in zijn geheel is toegevoegd. De quickscan flora en fauna is uitgevoerd in het kader van voorliggend bestemmingsplanwijziging. De quickscan flora en fauna heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben. Tevens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op gebieden die volgens overige natuurwetgeving zijn beschermd, of deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG). Het onderzoek is uitgevoerd middels het verrichten van een bureauonderzoek en een veldbezoek. Op deze wijze is inzicht verkregen in de aanwezigheid van geschikt habitat en de daarbij te verwachten beschermde soorten, gesitueerd op of nabij de onderzoekslocatie. De quickscan flora en fauna is een toets van de ecologische potenties van de onderzoekslocatie en kan niet gezien worden als volwaardig ecologisch onderzoek. Er zijn in dit onderzoek geen uitgebreide inventarisaties uitgevoerd naar soorten en soortgroepen. Een ecologische inventarisatie beslaat meerdere veldbezoeken gedurende de voor de soortgroep meest gunstige periode van het jaar.
Bescherming conform nationale wetgeving
Zorg voor alle inheemse planten- en diersoorten en voor de natuurlijke rijkdommen van gebieden wordt gegarandeerd door de naleving van de wet- en regelgeving ten aanzien van natuur en milieu. De instrumenten die deze bescherming mogelijk maken zijn op Europees niveau vertaald in Natura 2000. De Europese wetgevingen ten aanzien van de soortbescherming zijn in Nederland vertaald in de Flora- en faunawet. De gebiedsbescherming is vastgelegd in de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. Hiermee heeft Nederland de Europese wetgeving in de nationale wetgeving verankerd. Door in de planfase van een (bouw)project of ruimtelijke ontwikkeling rekening te houden met het eventueel voorkomen van beschermde planten- en diersoorten kan effectief worden omgegaan met de aanwezigheid van een beschermde soort. Een dreigende overtreding van de Flora- en faunawet kan zo snel gesignaleerd en in veel situaties voorkomen worden. Vervolgens kan er accuraat actie ondernomen worden om zodoende de overlevingskansen en migratiemogelijkheden van een beschermde soort in het betreffende gebied geen blijvende schade toe te brengen. Om alle gebieden met elkaar te verbinden en om uitwisseling en verspreiding van soorten mogelijk te maken, wordt er in Nederland gewerkt aan de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Verder worden diverse Rode lijsten van bedreigde soorten gehanteerd bij beoordelingen voor de aanwijzing van bescherming en compensatie. In bijlage 4 wordt een nadere toelichting gegeven omtrent de wet- en regelgeving ten aanzien van natuur.
Onderzoeksmethodiek
Aan de hand van verspreidingsatlassen en andere standaardwerken is nagegaan welke bijzondere planten- en diersoorten er voor kunnen komen op de onderzoekslocatie. Verder is het Natuurloket geraadpleegd, zijn toegankelijke gegevens van natuur- en soortbescherming organisaties gebruikt, en zijn gegevens van de provincie Limburg geraadpleegd. Het veldbezoek is afgelegd op 25 januari 2010. Tijdens dit veldbezoek is de gehele onderzoekslocatie, alsmede de omliggende percelen onderzocht. Gedurende het veldbezoek is gelet op de mogelijke aanwezigheid van beschermde en bedreigde soorten op basis van het aanwezige habitat.
Planten
Tijdens het veldbezoek werden geen beschermde plantensoorten aangetroffen.
Zoogdieren
Het plangebied vormt vermoedelijk leefgebied voor enkele algemene soorten zoogdieren. Deze soorten zijn opgenomen in tabel 1, AMvB ex art. 75 van de Flora- en faunawet. Hiervoor hoeft geen vrijstellingsprocedure doorlopen te worden. Door het ontbreken van opstallen en holle bomen is het plangebied niet geschikt als vast verblijfplaats voor vleermuizen. Mogelijk maakt het plangebied wel deel uit van het foerageergebied van vleermuizen. Geschikt foerageergebied is in de nabije omgeving echter in ruimte mate aanwezig. Negatieve effecten op eventueel aanwezige soorten vleermuizen kunnen op basis daarvan derhalve worden uitgesloten.
Overige
In het plangebied komen algemeen voorkomende (niet beschermde) vlinders en andere insecten voor. Voor andere diergroepen (beschermde soorten amfibieƫn, reptielen en vissen) is het plangebied ongeschikt.
Vogels
Broedvogels
De provincie Limburg (bron: www.limburg.nl) heeft alle broedvogelsoorten verdeeld over groepen met verschillende natuurwaarde. Aan de landelijk ernstig bedreigde soorten, de Rode Lijstsoorten, wordt de grootste waarde toegekend, gevolgd door kritische soorten (aandachtsoorten), schaarse soorten en algemene soorten. De groep "algemene soorten" bevat ook soorten die op de Rode Lijst staan, bijvoorbeeld huismus, ringmus, huiszwaluw en boerenzwaluw. Dit zijn moeilijk te onderzoeken soorten, waarbij de waarde van de verkregen gegevens in geen verhouding staat tot de inspanningen die
nodig zijn voor het verzamelen van goede gegevens. Van deze soorten worden geen kwantitatieve gegevens verzameld, wel wordt onderzocht of ze in een kilometerhok voorkomen. Binnen het kilometerhok, waarin de onderzoekslocatie is gelegen, zijn broedgevallen van de voor Limburg "Schaarse soorten" meerkoet, grasmus, holenduif en zwarte roodstaart gekarteerd. Onder de categorie "algemene soorten" zijn binnen het betreffende kilometerhok in totaal 20 broedvogelsoorten waargenomen, waaronder de Rode Lijstsoorten huismus, ringmus en boerenzwaluw. De gekarteerde territoria hebben geen betrekking op de onderzoekslocatie of de directe omgeving.
Door het Natuurloket wordt aangegeven dat het betreffende kilometerhok niet is onderzocht op de aanwezigheid van broedvogels. Door de afwezigheid van nestmogelijkheden als bomen, struiken, ruigtevegetatie of bebouwing is de onderzoekslocatie zelf weinig geschikt voor broedvogels. In het vroege voorjaar kan de onderzoekslocatie echter broedgelegenheid bieden aan weide- en akkervogels als kievit en scholekster. Andere soorten weidevogels zijn niet te verwachten aangezien deze de voorkeur geven aan (uitgestrekt) grasland of aan ruigtevegetatie langs de akker- en weideranden. Het struweel langs de oostgrens van de locatie kan nestgelegenheid bieden aan een vogelsoort als merel of roodborst. Ten aanzien van de voorgenomen inrichting van de onderzoekslocatie zal het betreffende struweel gehandhaafd blijven.
Slaapplaatsen
Sommige vogelsoorten zoals houtduif, kauw en huismus, maar ook ransuilen, maken vooral buiten het broedseizoen gebruik van gemeenschappelijke slaapplaatsen. Meestal wordt hierbij beschutting gezocht in de vorm van dichte begroeiing, of de veiligheid van open water. Er zijn geen indicaties dat op de onderzoekslocatie een gemeenschappelijke slaapplaats aanwezig is.
Conclusie
Concluderend kan dan ook gesteld worden dat er vanuit het aspect ecologie geen randvoorwaarden zijn ten aanzien van voorliggend plan. Op basis van de aard van de ingreep en de afstand tot beschermde gebieden worden geen effecten verwacht op beschermde gebieden (Ecologische Hoofdstructuur, Natura 2000 gebieden, Beschermde Natuurmonumenten).
Ten aanzien van de middels voorliggend bestemmingsplan beoogde ontwikkelingen is in het kader van de Flora- en faunawet geen vrijstelling benodigd. Wel geldt dat te allen tijde de algemene zorgplicht ex artikel 2 van de Flora- en faunawet van toepassing is. Dit houdt in dat alle handelingen, die nadelig zijn voor de flora en fauna en die niet nodig zijn om het beoogde doel te verwezenlijken, achterwege gelaten moeten worden.