direct naar inhoud van Artikel 3 Natuur
Plan: bestemmingsplan Loobeek-Deelgebied De Haag
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP13004-va01

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor bos- en natuurgebieden, met als doel;

  • a. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden en met daaraan nevengeschikt de bosbouwkundige waarde;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden, zoals beken, waterlopen, waterberging, wateraanvoer en/of -afvoer (infiltratie), met de daarbij behorende kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken, het een en ander met in acht name van de Keur van het Waterschap;
  • c. dagrecreatief medegebruik 1;
  • d. paden, wegen, ontsluitings- en verkeersvoorzieningen ten dienste van de bestemming of ingesloten andere bestemmingen;

een en ander met bijbehorende ondergeschikte bouwwerken.

3.2 Bouwregels
  • a. Op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
    • 1. ondergeschikte bouwwerken, zoals afrasteringen, wildroosters en eenvoudige recreatief ondersteunende voorzieningen, zoals wegwijzers, informatieborden en zitbanken;
    • 2. waterstaatkundige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, dammen en/of duikers, alsmede voorzieningen noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van beken en waterlopen;

waarbij de hoogte van de bouwwerken maximaal 4 meter mag bedragen en geldt dat ze naar aard en afmetingen bij deze bestemming passen en ten dienste van de bestemming staan;

  • b. bij de bouw van de onder a toegestane bouwwerken, of de aanwezigheid van de onder a genoemde bouwwerken, of als gevolg van het te verwachten gebruik van de onder a genoemde bouwwerken mogen de bestaande natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad.

3.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 onder a en b, ten behoeve van de oprichting van een uitkijktoren met een maximale hoogte van 30 meter;
  • b. De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de natuurwaarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  • a. het gebruik van de gronden voor agrarische doeleinden, anders dan ter ondersteuning en het beheer van de in het gebied voorkomende en/of te ontwikkelen waarden;
  • b. het storten, aanbrengen of toepassen van (mest)stoffen die niet noodzakelijk zijn ter verbetering of instandhouding van de kenmerkende vegetatie en flora;
  • c. elke vorm van detailhandel, anders dan ten behoeve van het in artikel 3.1 onder c bedoelde recreatieve gebruik, in de vorm van ambulante handel;
  • d. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
  • e. lawaaisporten;
  • f. het gebruik van bestaande opstallen voor opslagdoeleinden.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.5.1 Verboden werken en/of werkzaamheden

Het is verboden op of in de in artikel 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • c. de oorspronkelijke toplaag verwijderen en/of grond van elders aanvoeren (vergraven);
  • d. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het oorspronkelijke maaiveld) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • e. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • f. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
  • g. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • h. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • i. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • j. het dempen van sloten, greppels en/of poelen;
  • k. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
  • l. het aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt);
  • m. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m2.

3.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. bijdragen aan realisering van natuurdoelstellingen;
  • c. worden uitgevoerd in het kader van het omzetten van bos naar overige natuur of van overige natuur naar bos;
  • d. de aanleg van kabels en leidingen binnen wegbermen binnen de bestemming 'Natuur' voor zover deze grenst aan de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'.

3.5.3 Verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Een in artikel 3.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de natuurwaarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet

onevenredig (kunnen) worden verkleind.