direct naar inhoud van Artikel 4 Recreatie
Plan: bestemmingsplan Loobeek-Deelgebied De Haag
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP13004-va01

Artikel 4 Recreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kleinschalige dagrecreatie in de vorm van:
    • 1. dagrecreatief medegebruik 1;
    • 2. een terrein voor een schans en een schaapskooi, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - schans en schaapskooi', waarbij tevens het gebruik van de bebouwing als educatief ontmoetingscentrum is toegestaan;
    • 3. een terrein voor een volmolen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - volmolen', waarbij voor het gehele terrein het gebruik voor educatieve doeleinden is toegestaan.
  • b. kleinschalige horeca en dagrecreatie, ondergeschikt aan en ten dienste van de in 4.1 a onder 2 en 3 genoemde functies, met dien verstanden dat uitsluitend horeca is toegstaan die is opgenomen in de categorie 1a van de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-activiteiten';
  • c. detailhandelsactiviteiten, mits direct gerelateerd aan de functie tot een maximum vloeroppervlakte van 100 m2;
  • d. verblijfsrecreatie, ondergeschikt aan en ten dienste van de onder 4.1a onder 2 genoemde functies, met dien verstande dat verblijsfrecreatie uitsluitend is toegestaan in relatie met en gericht op het cultuurhistorische en educatieve karakter van deze functies;
  • e. evenementen, ondergeschikt aan en ten dienste van de onder 4.1a onder 2 en 3 genoemde functies, met dien verstande dat evenementen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein" en dat de bepalingen in artikel 4.5.2 in acht dienen te worden genomen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, welke binnen het gehele bestemmingsvlak zijn toegestaan;
  • b. de op de verbeelding opgenomen:
    • 1. maximale bebouwingsoppervlakte;
    • 2. maximale goot- en bouwhoogte;

niet mag worden overschreden.

  • c. informatieborden en zitbanken zijn toegestaan.

4.2.2 Recreatie

Voor de bouwwerken gelegen op gronden met de bestemming 'Recreatie' gelden de volgende eisen, tenzij anders op de verbeelding weergegeven:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  Bouwhoogte  
Erf- en terreinafscheidingen   2m  
Grondwallen ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van recreatie - schans en schaapskooi'  
4m  
Overige bouwwerken geen gebouw zijnde   Max. 3 m, met uitzondering van
lichtmasten: max. 8 m  
  Afstand  
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde
bouwperceelsgrens  

5m m.u.v. de afstand tot een bouwperceelsgrens grenzend aan de bestemming "Natuur". Deze mag 0 meter bedragen  
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'  
10m  

4.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
    • 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
    • 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
    • 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;

een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.

  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    • 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en;
    • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
    • 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.4.1 Algemeen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels ten behoeve van de in artikel 4.4.2 en 4.4.3 genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:

  • a. de ontwikkelingen qua aard en omvang passen in de omgeving en de daarin voorkomende functies;
  • b. de ontwikkelingen infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • c. de ontwikkelingen voor zover van toepassing moet gepaard gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
  • d. met het oog op de hemelwaterproblematiek er, voor zover van toepassing, voorzieningen dienen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  • e. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • g. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • h. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • i. voor zover het beoogde gebruik afwijkt van artikel 4.5, artikel 4.6 wordt toegepast.

4.4.2 Bouwen dichter bij de bouwperceelsgrens

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.2.2 onder a ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde binnen de minimale afstand tot de bouwperceelsgrens, met dien verstande dat:
    • 1. het woon- en leefklimaat van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
    • 3. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie.

4.4.3 Uitkijktoren
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2 ten behoeve van de oprichting van een uitkijktoren met een maximale hoogte van 30 meter;
  • b. De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de natuurwaarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  • a. het permanent wonen op gronden aangewezen voor dagrecreatieve of verblijfrecreatieve doeleinden;
  • b. het gebruik van opstallen ten behoeve van horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming op de grond gerichte gebruik van gronden en opstallen;
  • c. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
  • d. bevi-inrichtingen.

4.5.2 Evenementen

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontstpanning - evenemententerrein' gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend evenementen met een relatie met en gericht op het cultuurhistorische en educatieve karakter van de onder 4.1a onder 2 en 3 genoemde functies zijn toegestaan;
  • b. het maximaal aantal evenementen dat mag plaatsvinden op de betreffende gronden bedraag 1 per jaar;
  • c. het totaal aantal dagen van de duur van de evenementen bedraagt 2 dagen;
  • d. het maximaal aantal toegestane bezoekers per evenement per dag bedraagt 250.