direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Gagel en Postbaan Wanssum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP17001-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De heer Dekkers eigenaar van Dekkers Tweewielers gevestigd aan de Postbaan 14 te Wanssum (hierna ook: initiatiefnemer) is voornemens om zijn bedrijf te verplaatsen naar een voor hem betere locatie.

Het bedrijf is in de afgelopen 25 jaar flink gegroeid. Op dit moment wordt de fietshandel door 11,4 fte draaiend gehouden. Het doorontwikkelen is noodzakelijk voor een goede continuering van de bedrijfsactiviteiten, waarbij goed ingespeeld wordt op trends in de rijwielbranche.

Om het bedrijf zich in alle opzichten verder te laten ontwikkelen, is het wenselijk om de huidige bedrijfsactiviteiten te verplaatsen van de Postbaan 14 naar de inmiddels aangekochte locatie Gagel 12. Aan de noodzaak voor verplaatsing liggen de volgende argumenten ten grondslag:

  • De huidige winkel aan de Postbaan is te klein; gesteund door de branchecijfers van Bike Totaal blijkt dat de omzet 6 keer hoger ligt dan vergelijkbare winkels met dit winkeloppervlak. Inmiddels is er een onwenselijke situatie ontstaan waarbij fietsen zodanig opgeslagen moeten worden dat deze niet op elk gewenst moment uit een rij gehaald kunnen worden.
  • Uitbreiden van de huidige winkel naar achteren op het perceel is mogelijk, doch niet wenselijk voor aangrenzende eigenaren; parkeren blijft een groot probleem en de belevingswereld kan op deze locatie niet naar tevredenheid van initiatiefnemer tot zijn recht kunnen komen. Fietsen doe je buiten en in het mooie natuurlijke buitengebied welke de regio te bieden heeft.
  • Het is van belang dat de klant een fiets op een veilige en comfortabele manier buiten kan testen. Immers, een mountainbike testen op een strakke, indoortestbaan heeft voor een klant geen (meer)waarde. De Postbaan, beginnend bij locatie Gagel 12 is afgesloten voor doorgaand gemotoriseerd verkeer en leent zich hier uitstekend voor terwijl aan de achterzijde van deze locatie in het aangrenzend bosperceel direct het mountainbikeparcours opgepakt kan worden. Vanuit de huidige locatie is deze afstand te groot en zijn mensen genoodzaakt om in een drukke straat een testrit te maken met alle gevaren van dien.
  • Vanuit de locatie Gagel 12 kan een betere aansluiting worden gevonden op de aangrenzende fietsroutes met wellicht een start of eindpunt op de nieuwe locatie (meldpunt). Verhuur van fietsen is dan mogelijk waarbij de recreant direct met zijn route kan starten. Deze nieuwe locatie zal tevens het startpunt gaan vormen voor mountainbikers, wandelaars, kanoërs en als uitvalsbasis gaan dienen een diversiteit aan outdoor-recreatie/survivaltochten.

Voor initiatiefnemer is het duidelijk dat de situatie aan de Postbaan zijn grenzen heeft bereikt; geparkeerde auto’s van klanten veroorzaken hinder in de straat, vrachtauto’s komen laden en lossen hetgeen in een dorpse woonstraat allerminst ideaal is en de winkel is te klein om een assortiment te voeren voor hetgeen de consument vandaag de dag van een eigentijdse rijwielhandel verwacht.

Op 14 maart 2016 heeft het college van Venray reeds vergunning verleend voor de afwijking van het bestemmingsplan voor gewijzigd gebruik van de loods aan de Gagel 12, ten behoeve van 'opslag en reparatie van fietsen'. Om naar de toekomst toe problemen in de directe leefomgeving aan de Postbaan 14 te voorkomen, is het wenselijk de huidige winkel met alle bijbehorende activiteiten geheel te verplaatsen naar de nieuwe locatie aan de Gagel 12, daar direct uit te breiden en de woning aan de Postbaan 14 een reguliere woonbestemming te geven; de achterliggende bebouwing zal behouden blijven. Deze is uitermate geschikt voor een maatschappelijke functie (bv dagopvang voor ouderen) of een lichte bedrijfsfunctie vergelijkbaar met aan huis verbonden beroepsuitoefening of aan huis verbonden bedrijvigheid, mits goed passend binnen de woonomgeving. Deze zelfstandige functie mag nimmer overlast veroorzaken op de naastgelegen woningen.

De gemeente Venray wil aan deze ruimtelijke ontwikkeling medewerking verlenen door voor de locaties Postbaan 14 en Gagel 1 en 12 te Wanssum een bestemmingsplan vast te stellen waarin voorzien wordt in een passende bestemming.

Het voorliggende bestemmingsplan 'Gagel en Postbaan Wanssum' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling voor het project .

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied aan de Postbaan 14 is kadastraal bekend als gemeente Wanssum, sectie D nummers 1697, 1698, 1699 en de Gagel 1 en 12 als gemeente Wanssum, sectie D nummer 1151, 1722 en 1723. (Omdat het huidige agrarische bouwvlak aan de Gagel 12 één geheel vormt met het gekoppelde agrarische bouwvlak met bedrijfswoning en bedrijfsgebouw aan de Gagel 1, wordt ook dit perceel meegenomen in onderhavige bestemmingswijziging.)

Op onderstaande luchtfoto en uitsnede uit de omgevingskaart is de ligging van de ontwikkelingslocaties weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0001.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0002.jpg"

Afbeeldingen:Ligging plangebied

1.3 Voorgaand bestemmingsplan

Voor de plangebieden vigeren de volgende bestemmingsplannen:

  Naam bestemmingsplan   Bestemming   Vaststelling Raad  
Postbaan 14   bestemmingsplan kern Wanssum en Partiële herziening bestemmingsplan 'Buitengebied' - artikel 30 WRO/actualisering   - ambachtelijke en verzorgende bedrijven B(a) (bedrijfswoning toegestaan)
- agrarisch met landschappelijke en natuurlijke waarden  
6 mei 1991 resp. 24 september 2007  
Gagel 12 (incl. overzijde van de weg)   bestemmingsplan Buitengebied Oost   - bestemming Agrarisch
- dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2
- bouwvlak
- gebiedsaanduiding verwevingsgebied  
18 juni 2013  

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0003.jpg"

Afbeelding: Uitsnede verbeelding Postbaan 14 kern Wanssum

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0004.jpg"

Afbeelding: Uitsnede verbeelding Postbaan 14 buitengebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0005.jpg"

Afbeelding: Uitsnede verbeelding Gagel 12

Voor de kern Wanssum (inclusief locatie aan de Postbaan 14) is een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding. In het voorontwerp hiervan (opgesteld op 15 juli 2014) heeft de Postbaan 14 geheel de bestemming 'detailhandel' gekregen.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een uitgebreide analyse van (de waarden van) het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling zelf. In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

In de plantoelichting zal verder geen beschrijving worden opgenomen over de locatie waar de bouwtitels geschrapt gaan worden, nu voor deze locaties geldt dat er slechts sprake is van een planologisch-juridische aanpassing, welke in het veld geen gevolgen heeft in vergelijking met de bestaande situatie.

Hoofdstuk 2 Analyse van het plangebied

In dit hoofdstuk wordt de feitelijke situatie van het plangebied beschreven. Er wordt ingegaan op de aanwezige ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied en omgeving. Ook worden de aanwezige gebiedswaarden (natuur en landschap, flora en fauna en cultuurhistorie) van het plangebied beschreven.

2.1 Ruimtelijke structuren

2.1.1 Ruimtelijke hoofdstructuur, stedenbouw en landschap

De bebouwde kom van Wanssum, gelegen op de zuid/westoever van de Maas, is in tweeën verdeeld; een kleine kom aan de rechterzijde van de Groote Molenbeek en de grote kom aan de linkerzijde. Tevens wordt Wanssum in oost-westrichting doorsneden, te weten door de provinciale weg N270. De meeste centrumvoorzieningen zijn in het 'vierde kwartier' te vinden (ten noorden van de N270 en ten westen van de Groote Molenbeek).

Verspreid in het dorp liggen nog enkele oude boerderijen. Bij de kerk is sprake van enige clustering van maatschappelijke voorzieningen. De brede school ligt echter aan de rand van het dorp. Rondom de jachthaven bevinden zich diverse functies: bedrijven, horeca, detailhandel. De gebouwen staan deels met de rug naar de jachthaven toe.

Het plangebied aan de Postbaan 14 betreft een deel van de westelijke afronding van de bebouwde kom van Wanssum ten zuiden van de N270. De Postbaan is voornamelijk een woonstraat. Het plangebied aan de Gagel 12 ligt net aan de overzijde van de zuidelijke afronding van datzelfde deel van de kern.

Aan de zuidzijde van Wanssum, op zeer korte afstand van het plangebied aan de Gagel 12, ligt Sportpark De Meulebèèk (tennisbanen, voetbalvelden, (jeugd)zwembad, korfbalvelden, motorsport en postduivenvereniging) omringd door groen, in het beekdal van de Groote Molenbeek. Ook is hier een camping aanwezig.

De kracht van de locatiekeuze van initiatiefnemer zit hem dan ook in het aangaan van verbindingen met het sportpark enerzijds en het landschap dat is gericht op extensief recreatief medegebruik (wandel- en MTBroute, trimbaan, kanoroute, schietbaan, paardensport) anderzijds.

2.1.2 Verkeer

De belangrijkste weg in de verkeersstructuur van Wanssum is de Venrayseweg (N270) welke in de kern overgaat in de Brugstraat. De N270 vormt de verbinding tussen Venray en de A73. Daarnaast vormt de N270 de verbinding met de oostelijke oever van de Maas. De maximum snelheid in de kern bedraagt 50 km/uur.

Naast de N270 vormen ook de Geijsterseweg, Helling en de Blitterwijckseweg belangrijke ontsluitingswegen. De Geijsterseweg ligt, aan de westzijde, parallel aan de Groote Molenbeek/haven. Deze weg verbindt Wanssum met het dorp Geijsteren. De Helling loopt aan de oostzijde van de kern parallel aan de Groote Molenbeek in zuidelijke richting en komt uit in Meerlo, evenals de Postbaan via de Holstraat dit aan de westzijde doet. De Blitterwijckseweg sluit ten oosten van de Groote Molenbeek aan op de N270 en vormt een verbinding in de richting van Blitterswijck en Ooijen. De Gagel tenslotte, is de ontsluiting van het sportpark voor gemotoriseerd verkeer in de richting van de N270.

De kern is aangesloten op de busverbinding tussen station Venlo en station Venray. Met deze buslijn zijn tevens andere kernen van de gemeente te bereiken.

2.1.3 Groen en water

Grootschalige natuurgebieden en gebieden met landschappelijke waarden zijn aanwezig in het beekdal van de Groote Molenbeek. De overgang van de kern naar de landschappelijk waardevolle gebieden is zichtbaar bij de brug over de Groote Molenbeek. Vanaf de brug in zuidelijke richting is vrij zicht over het beekdal, terwijl in noordelijke richting zicht is op de monding van de beek in de jachthaven waarin de beek uitmondt aan de andere zijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0006.jpg"

Afbeelding: zicht op beekdal Groote Molenbeek

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0007.jpg"

Afbeelding: zicht op Groote Molenbeek richting havengebied

Aan de andere zijde van de haven mondt de Groote Molenbeek uit in de Maas.

Het plangebied aan de Gagel 12 bevindt zich direct ten westen van het fraaie landschap in het beekdal. Op onderstaande afbeeldingen is te zien dat het beekdal direct achter het plangebied aan de Gagel is gelegen en dat het gebied nu al gebruikt wordt voor extensieve dagrecreatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0008.jpg"

Afbeelding: bestaande loods Gagel 12 tegen bosrand

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0009.jpg" Afbeelding: trimbaan door bosgebied in beekdal

2.2 Waarden van het plangebied e.o.

2.2.1 Natuur en landschap

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wn) in werking getreden. Deze vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet.

De gebiedsbescherming wordt geregeld in hoofdstuk 2 van de Wn. Het plangebied maakt (net) geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Op onderstaande afbeelding is de ligging van de Gagel 12 te zien ten opzichte van het NNN (groene vlakken).

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0010.jpg"

Afbeelding: Gagel 12 en NNN

De uitbreiding van de bebouwing aan de Gagel 12 zal van het naastgelegen NNN af worden gericht. Het NNN wordt als gevolg van het project niet begaan en zal in de toekomst niet anders worden gebruik dan nu ook reeds het geval is.

Enige aantasting van het NNN zal als gevolg van het project derhalve niet plaatsvinden. In de volgende paragraaf zal ingegaan worden op mogelijke aantasting van flora en fauna.

Het meest nabijgelegen NNN (Maasduinen) ligt op een afstand van ongeveer 3,2 km vanaf het plangebied. De Boschhuizerbergen bevindt zich op circa 4 km. Op onderstaande afbeelding zijn beide gebieden weergegeven ten opzichte van de Gagel 12.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0011.jpg"

Afbeelding Gagel 12 en   NNN

Door middel van de effectenindicator zijn mogelijke schadelijke effecten op zowel de Maasduinen als op de Boschhuizerbergen systematisch doorlopen. In 2014 heeft een actualisatie van de effectenindicator plaatsgevonden bij de storende factoren vermesting en verzuring en van de indeling van de gevoeligheid voor storende factoren. De effecten van deze twee storende factoren zijn aangepast op grond van de nieuwe inzichten en aan de definities vanuit de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) over de effecten van stikstofdepositie uit de lucht.

Qua activiteit is 'handel in rijwielen' niet opgenomen in de effectenindicator. Daarom is enerzijds de activiteit 'landrecreatie' beschouwd, omdat dit het verlengstuk vormt van het ter plaatse huren van fietsen om in het aangrenzende gebied te gaan recreëren, en anderzijds de activiteit 'bedrijventerrein' omdat de omvang van het gebouw en de reperatiewerkzaamheden in deze richting kunnen wijzen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0012.jpg"

Tabel: effectenindicator gebied Maasduinen

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0013.jpg"

Tabel: effectenindicator gebied Boschhuizerbergen

 

1 Oppervlakteverlies

De afstand van het plangebied tot aan de Maasduinen en Boschhuizerbergen bedraagt 3,2 respectievelijk 4 km, zodat er in het geheel geen sprake is van oppervlakteverlies van betreffende Natura 2000-gebieden.

2 Versnippering

Hiervoor geldt hetzelfde als voor het oppervlakteverlies.

7 Verontreiniging

Er is sprake van verontreiniging als er verhoogde concentraties van stoffen in een gebied voorkomen, welke stoffen onder natuurlijke omstandigheden niet of in zeer lage concentraties aanwezig zijn. Bij verontreiniging is sprake van een zeer brede groep van ecosysteem/gebiedsvreemde stoffen: organische verbindingen, zware metalen, schadelijke stoffen die ontstaan door verbranding of productieprocessen, straling (radioactief en niet radioactief), geneesmiddelen, endocrien werkende stoffen etc. Deze stoffen werken in op de bodem, grondwater, lucht.

Alle voorkomende soorten in het Natura 2000-gebied zijn gevoelig voor verontreiniging. Eventuele verontreinigende effecten ten opzichte van de huidige situatie zijn met de verplaatsing van de rijwielhandel van de Postbaan 14 naar de Gagel 12 niet te verwachten, zeker niet gezien de zeer ruime afstand tot de Natura 2000-gebieden. Het gaat hier om de verplaatsing van bestaande en te verruimen handelsbedrijfsactiviteiten naar een bestaand en ook uit te breiden gebouw; de handelsactiviteiten zijn in de basis in het geheel niet vervuilend. Daar waar met producten wordt gewerkt die mogelijk verontreinigingen tot gevolg zouden kunnen hebben, vinden deze werkzaamheden op deskundige wijze en volgens de milieuregelgeving plaats zodat verontreiniging, op de bedrijfslocatie maar zeker ook daarbuiten, hierdoor uitgesloten wordt.

8 Verdroging

Verdroging uit zich in lagere grondwaterstanden en/of afnemende kwel. De actuele grondwaterstand is zo lager dan de gewenste/benodigde grondwaterstand.

Nu het hemelwater, door infiltrarie binnen het plangebied, in het gebied wordt gehouden, zal er geen verdroging optreden.

13 Verstoring door geluid

Verstoring door onnatuurlijke geluidsbronnen; permanent zoals geluid wegverkeer danwel tijdelijk zoals geluidsbelasting bij evenementen. Geluid is een hoorbare trilling, gekenmerkt door geluidsdruk en frequentie.

De afstand van het plangebied tot beide Natura 2000-gebieden is zo groot dat geen enkel geluid vanuit het plangebied de Maasduinen dan wel de Boschhuizerbergen kan bereiken. Van enige verstoring als gevolg van geluid is derhalve geen sprake.

14 Verstoring door licht

Verstoring door kunstmatige lichtbronnen, zoals licht uit woonwijken en industrieterreinen, glastuinbouw etc.

Ook voor overdracht van licht naar Maasduinen of Boschhuizerbergen is de afstand van het plangebied veel te groot. Geen enkele bron van licht kan vanuit het plangebied de Maasduinen dan wel de Boschhuizerbergen bereiken. Van enige verstoring als gevolg van licht is derhalve geen sprake.

15 Verstoring door trilling

Er is sprake van trillingen in bodem en water als dergelijke trillingen door menselijke activiteiten veroorzaakt worden, zoals bij boren, heien, draaien van rotorbladen etc.

Binnen het plangebied zullen geen werkzaamheden plaatsvinden welke enige trilling veroorzaken welke buiten het plangebied waarneembaar is.

16 Optische verstoring

Optische verstoring betreft verstoring door de aanwezigheid en/of beweging van mensen dan wel voorwerpen die niet thuishoren in het natuurlijke systeem.

Het causale verband tussen de verplaatsing en uitbreiding van Dekkers Tweewielers en optische verstoring van het op 3,2 km afstand gelegen Natura 2000-gebied is niet aannemelijk.

17 Verstoring door mechanische effecten

Onder mechanische effecten vallen verstoring door betreding, golfslag, luchtwervelingen etc. die optreden ten gevolge van menselijke activiteiten. De oorzaken en gevolgen zijn bij deze storende factor zeer divers.

Het causale verband tussen de verplaatsing en uitbreiding van Dekkers Tweewielers en bovenstaande mechanische effecten op het op 3,2 km afstand gelegen Natura 2000-gebied is uitgesloten.

2.2.2 Flora en fauna

Met de Wet natuurbescherming (Wn) wordt een eind gemaakt aan de discussies over de implementatie van de Europese richtlijnen.

In artikel 3.1 Wn wordt direct een link gelegd met de Vogelrichtliijn. Alle vogels die beschermd zijn op grond van artikel 1 Vogelrichtlijn vallen onder het beschermingsregime van de artikel 3.1 Wn, voor zover deze vogels van nature in Nederland voorkomen. Artikel 3.1 eerste lid Wn ziet op het verbod om vogels te doden of vangen. De verboden in de Wn zijn vrijwel letterlijk overgenomen uit de artikelen 5 en 6 Vogelrichtlijn. Net als de in de Vogelrichtlijn zijn de verboden beperkt tot opzettelijke handelingen.

Het beschermingsregime voor vogels is iets versoepeld ten opzichte van het systeem onder de Flora en faunawet. Het verbod op het opzettelijk verstoren van vogels is beperkt tot verstoringen die van “wezenlijke invloed” zijn op de staat van instandhouding van de soort. Onder wezenlijke invloed wordt verstaan: “een wezenlijke negatieve invloed op een beschermde soort”. Of daar sprake van is hangt af van de populatie van de diersoort. Hoe zeldzamer de soort hoe groter de kans dat naar bijvoorbeeld een lokale populatie moet worden gekeken. Daarnaast is van belang of de populatie een negatief effect zelf teniet kan doen, bijvoorbeeld of er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn naar een volwaardig leefgebied elders. Als een populatie het effect niet zelf teniet kan doen is de kans groter dat het effect als wezenlijke invloed kan worden aangemerkt.

Bij vogels is verstoring tijdens het broedseizoen niet langer verboden als de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar is.

De wet voorziet in ruime mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen, ook voor vogels en strikt beschermde soorten. Bij het verlenen van de vrijstelling moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan als bij het verlenen van de vroegere ontheffing.

Een ontheffing van een verbod ex artikel 3.1 Wn kan slechts worden verleend indien:

  • er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is;
  • er geen sprake is van verslechtering van de staat van instandhouding van de soort; en
  • er een limitatief opgesomde ontheffingsgrond aan de ontheffing ten grondslag kan worden gelegd.

Quickscan flora en fauna

Het plangebied was voorheen in agrarisch gebruik als rozenkwekerij; sinds het voorjaar van 2016 is het bestaande agrarische bedrijfsgebouw in gebruik genomen door initiatiefnemer als opslag en reparatie van tweewielers. Water is binnen het plangebied niet aanwezig. Het recente en het bestaande gebruik van het plangebied en de omgeving daarvan bestaat/bestond uit maaien, spuiten, ploegen en overige menselijke activiteiten.

Het plangebied e.o. vormt als gevolg van de intensieve bedrijfsmatige activiteiten geen geschikte habitat voor streng- en overige beschermde zoogdieren, (broed)vogels, amfibieën en reptielen.

Op basis van de natuurgegevens van de provincie Limburg valt te zien dat in de directe omgeving van het plangebied geen beschermde planten of dieren waargenomen.

Tevens is gebruik gemaakt van actuelere flora- en faunagegevens uit onder andere het 'Vogelarchief Limburg'. Over een heel kalenderjaar (september 2015 - september 2016) is voor het gebied 'Wanssum' nagegaan welke dier- en plantensoorten in dit gebied (meer specifiek op korte afstand van het plangebied) waargenomen zijn welke bescherming verdienen. Hieruit is gebleken dat ter plaatse van het plangebied geen beschermde soorten zijn aangetroffen.

Verder zijn er in de omgeving van het plangebied ook ruim voldoende uitwijkmogelijkheden voor alle diersoorten, met name in het dal van de Groote Molenbeek.

Gelet op het bovenstaande is een verstoring van flora en fauna door onderhavig project (mede in relatie tot het huidige/recente gebruik) niet te verwachten, waardoor er geen noodzaak is tot het uitvoeren van een uitgebreidere toets.

Ten overvloede wordt gewezen op de algemene zorgplicht welke in artikel 3.5 van de Wn is opgenomen.

Door de graafwerkzaamheden buiten de periode van maart tot augustus te starten, is de kans op verstoring van broedende vogels het kleinst. Ook buiten deze periode mogen broedende vogels niet worden verstoord en moet gewacht worden tot het broeden voorbij is en de jongen zijn uitgevlogen.

2.2.3 Cultuurhistorie en archeologie

Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden
beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden. Eventueel aangetroffen waarden dienen primair ter plekke (in situ) beschermd te worden dan wel - indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is - door een opgraving (ex situ) te worden veilig gesteld.

Uit onderstaande uitsnede van de gemeentelijke Archeologische Beleidskaart blijkt dat voor de
gronden van het plangebied waarop de toekomstige ontwikkeling zal plaatsvinden, de
aanduiding “categorie 4” geldt. Deze categorie omvat droge en natte gebieden met een hoge
verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0014.jpg"

Figuur: uitsnede archeologische beleidskaart

Voor deze categorie 4-gebieden geldt dat er ofwel voor de vaststelling van het bestemmingsplan een archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden, ofwel in het bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen dient te worden, waarbij een onderzoeksverplichting geldt ingeval de te verstoren oppervlakte groter is dan 500 m2 én de verstoringsdiepte groter is dan 50 cm onder het maaiveld. Als gevolg echter, van het feit dat op het nog onbebouwde deel van het perceel een flinke vijver aanwezig was (welke onlangs is gedempt) en het overige deel als gevolg van agrarisch grondgebruik is gediepploegd, is het niet aannemelijk dat er ter plaatse van de gebouwelijke uitbreiding archeologische waarden aangetroffen zullen worden.

In 2011 is door ARC ook een aanvullend karterend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd (rapport 2010-248). Dit onderzoek heeft zich op de direct aangrenzende gronden gericht. Op basis van dat onderzoek is het aangrenzende perceel geheel vrijgegeven. Hierdoor is het niet onaannemelijk om, gelet op de verstoringen op perceel D 1722, te verwachten dat hier geen archeologische waarden meer aanwezig zullen zijn.

Daarenboven geldt dat, indien tijdens werkzaamheden onverhoopt toch archeologische vondsten plaatsvinden, initiatiefnemer dat zal melden.

Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek heeft als gevolg hiervan weinig meerwaarde.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke ontwikkeling

3.1 Projectbeschrijving

Initiatiefnemer is voornemens om zijn bedrijf (Dekkers Tweewielers) te verplaatsen van de Postbaan 14 naar de voor hem betere locatie aan de Gagel 12 te Wanssum.

Het bedrijf is in de afgelopen 25 jaar aan de Postbaan 14 flink gegroeid. Op dit moment wordt de fietshandel door 11,4 fte draaiend gehouden. Het doorontwikkelen is noodzakelijk voor een goede continuering van de bedrijfsactiviteiten, waarbij goed ingespeeld wordt op trends in de rijwielbranche.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0015.jpg"

Afbeelding: winkel aan de Postbaan 14

Onderstaande tabel geeft de bestaande bebouwde situatie (met uitzondering van de woning) en het gebruik aan de Postbaan 14 weer:

Bestaand gebruik   m2   bijzonderheden  
Kantoor voorzijde   14   kantoor  
Winkelruimte   230   winkel  
Werkplaats   60   Werkplaats en winkelruimte ineen  
Verdieping   187   opslag en werkplaats  
Overkapping voorzijde bij lift   14   winkelruimte  
Buitenstalling voor winkel   82   winkelruimte  
Kantoor / zitruimte achter   34   kantoor  
Overkapping en bergruimte achter   72   werkplaats en opslag  
TOTAAL   693  
   
Ruimte in gebruik als winkel/showroom   386   Winkelruimte, werkplaats, overkapping voorzijde bij lift en buitenstalling  
Werkplaats en opslag   259  
Kantoor   48  
TOTAAL   693  
   
Dierenverblijf   32,4    

Plannen Gagel 12:

Om het bedrijf zich in alle opzichten verder te laten ontwikkelen, is het wenselijk om de huidige bedrijfsactiviteiten te verplaatsen van de Postbaan 14 naar de inmiddels aangekochte locatie Gagel 12. Aan de noodzaak voor verplaatsing liggen de volgende argumenten ten grondslag:

  • De huidige winkel aan de Postbaan is met een BVO van bijna 700 m2 te klein; gesteund door de branchecijfers van Bike Totaal blijkt dat de omzet 6 keer hoger ligt dan vergelijkbare winkels met dit winkeloppervlak. Inmiddels is er een onwenselijke situatie ontstaan waarbij fietsen zodanig opgeslagen moeten worden dat deze niet op elk gewenst moment uit een rij gehaald kunnen worden en er op andere locaties ruimte gehuurd wordt om alle goederen veilig te kunnen opslaan. Op de stalling van fietsen buiten de bebouwing is onwenselijk vanwege weersinvloeden en de grote kans op diefstal.
  • Uitbreiden van de huidige winkel naar achteren op het perceel is mogelijk, doch niet wenselijk voor aangrenzende eigenaren; parkeren blijft een groot probleem en de belevingswereld kan op deze locatie niet naar tevredenheid van initiatiefnemer tot zijn recht kunnen komen. Fietsen doe je buiten en in het mooie natuurlijke buitengebied welke de regio te bieden heeft.
  • Het is van belang dat de klant een fiets op een veilige en comfortabele manier buiten kan testen. Immers, een mountainbike testen op een strakke, indoortestbaan heeft voor een klant geen (meer)waarde. De Postbaan, beginnend bij locatie Gagel 12 is afgesloten voor doorgaand gemotoriseerd verkeer en leent zich hier uitstekend voor terwijl aan de achterzijde van deze locatie in het aangrenzend bosperceel direct het mountainbikeparcours opgepakt kan worden. Vanuit de huidige locatie is deze afstand te groot en zijn mensen genoodzaakt om in een drukke straat een testrit te maken met alle gevaren van dien. Zeker daar waar het testritten betreft voor oudere mensen of mensen met een beperking die een aangepaste fiets willen testen.
  • Vanuit de locatie Gagel 12 kan een betere aansluiting worden gevonden op de aangrenzende fietsroutes met wellicht een start of eindpunt op de nieuwe locatie (meldpunt). Verhuur van diverse soorten fietsen is dan mogelijk waarbij de recreant direct met zijn route kan starten.
  • Uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten met kleinschalige horeca en dagrecreatie, zijnde vormen van recreatie met een beperkte omvang en uitstraling en gericht op het beleven van het buitengebied, zoals: verhuur van fietsen, verhuur van kano’s, verhuur van huifkarren, pony’s etc., tuinbezichtiging, lunchmogelijkheden, theetuin, terras en speeltuin. Hierbij behoren ook toiletten, douches en kleedruimten voor outdoor-recreanten. Met deze uitbreiding van bedrijfsactiviteiten wordt aansluiting gezocht bij de outdoor-recreatiemogelijkheden in dit gebied, waarvoor de Gagel 12 als uitvalsbasis kan gaan dienen. Op een kaart zien deze recreatiemogelijkheden er als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0016.jpg"

Afbeelding: recreatiemogelijkheden Wanssum-zuid

Voor initiatiefnemer is het duidelijk dat de situatie aan de Postbaan zijn grenzen heeft bereikt; geparkeerde auto’s van klanten veroorzaken hinder in de straat, vrachtauto’s komen laden en lossen hetgeen in een dorpse woonstraat allerminst ideaal is en de winkel is te klein om een assortiment te voeren voor hetgeen de consument vandaag de dag van van een eigentijdse rijwielhandel verwacht.

Op 14 maart 2016 heeft het college van Venray reeds vergunning verleend voor de afwijking van het bestemmingsplan voor gewijzigd gebruik van de loods aan de Gagel 12, ten behoeve van 'opslag en reparatie van fietsen'. Om naar de toekomst toe problemen in de directe leefomgeving aan de Postbaan 14 te voorkomen, is het wenselijk de huidige winkel met alle bijbehorende activiteiten geheel te verplaatsen naar de nieuwe locatie aan de Gagel 12, daar direct uit te breiden en de Postbaan 14 een reguliere woonbestemming met daarachter een lichte bedrijfsbestemming (passend in de woonomgeving) te geven.

Op onderstaande afbeeldingen zijn de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen aan de Gagel 12, nu deels in gebruik als werkplaats en magazijn voor Dekkers Tweewielers, weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0017.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0018.jpg"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0019.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0020.jpg"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0021.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0022.jpg"  

Afbeelding: fotos huidige situatie Gagel 12

Op onderstaande schets is te zien hoe de uitbreiding gepland is. De bestaande bebouwing is gesitueerd aan de zijde van het dal van de Groote Molenbeek; de uitbreiding bevindt zich aan de zuidwestzijde. De gezamenlijke bebouwde oppervlakte van de winkel met werkplaats en magazijn gaat ongeveer 1.550 m² bedragen, waarvan de uitbreiding een oppervlakte van 800 m² beslaat. De detailhandelsactiviteiten sec beslaan een netto verkoopvloeroppervlak van maximaal 800 m2. De uitvalsbasis voor de outdoor-dagrecreatie zal binnen de bestaande bebouwing (rechter loods met een oppervlakte van ongeveer 600 m2) worden gerealiseerd. De achterliggende gronden met testparcours voor stadsfietsen zullen landschappelijk worden ingepast en het testparcours voor mountainbikes zal gesitueerd worden in het aangrenzende bosgebied als toevoeging in het mountainbikeparcours, waardoor Dekkers Tweewielers als het ware wordt opgenomen in het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0023.jpg"

Afbeelding uitbreidingsrichting

De landschappelijke inpassing zou mogelijk ook vormgegeven kunnen worden als natuurspeeltuin en dierenweide, waarbij een pad door de weide een extra dimensie aan het project geeft en daardoor ook maatschappelijk van belang is. Met het pad kan aangesloten worden op het wandelroutenetwerk waarlangs het plangebied is gelegen. Een kleine afbuiging van de rechte route over de Gagel geeft ook meer kwaliteit aan dit deel van de route.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0024.jpg"

Afbeelding: uitsnede wandelkaart Wanssum

Temidden van deze landschappelijke inpassing en met het uitzicht over het landelijke gebied kan een pauzeplaats voor de wandelaars worden gemaakt waar men zelf meegebracht eten kan nuttigen en gebruik kan maken van sanitaire voorzieningen.

De kracht van de locatiekeuze van initiatiefnemer zit hem vooral in het aangaan van verbindingen met het sportpark enerzijds en het landschap dat is gericht op extensief recreatief medegebruik (wandel- en MTBroute, trimbaan, kanoroute, schietbaan, paardensport) anderzijds.

Plannen Gagel 1:

Aan de overzijde van beide vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen aan de Gagel 12 bevindt zich de agrarische bedrijfswoning en nog een bedrijfsgebouw, zoals op onderstaande luchtfoto is te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0025.jpg"

Afbeelding: Gagel 1

Als gevolg van de koppeling van beide agrarische bouwvlakken, dient bij herziening van het bestemmingsplan voor het bouwvlak aan de zuidzijde van de Gagel ook het gekoppelde bouwvlak aan de noordzijde betrokken te worden. Immers, agrarische bedrijvigheid zal ook hier niet meer gaan plaatsvinden.

Initiatiefnemer heeft op de korte termijn nog geen concrete plannen voor deze locatie, maar de intentie is er om in de toekomst de vrijkomende agrarische bebouwing te gaan gebruiken als verblijfsrecreatieve groepsaccommodatie. Hiertoe zal een passende recreatieve bestemming worden toegekend.

Op onderstaande afbeeldingen is te zien hoe de groepsaccommodatie zou kunnen worden ingericht. Er zullen, geheel binnen de bestaande bebouwing) ongeveer 24 slaapplaatsen worden ingericht. Door het behoud van de bestaande bedrijfswoning wordt ook voorzien in toezicht op het gebruik van de groepsaccommodatie. Om een goede ruimtelijke scheiding tussen deze locatie voor groepsaccommodatie en de naastgelegen camping te bewerkstelligen, is er in overleg in de planregels de mogelijkheid opgenomen om een geluidsafschermende maatregel op de erfgrens tot een hoogte van 2,4 m te realiseren, waarbij de verkeersveiligheid en het esthetische aspect niet uit het oog verloren mogen worden; deze hoge geluidsafschermende erfafscheiding mag worden geplaatst achter het verlengde van de voorste lijn van het bouwvlak binnen de recreatieve bestemming. Binnen de reguliere bouwregels is het al mogelijk om op een andere locatie bouwwerken geen gebouwen zijnde tot een hoogte van 3 m op te richten; hier maakt een geluidsafscherming buiten de erfgrens ook deel uit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0026.jpg"

Afbeelding bestaande bebouwing Gagel 1

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0027.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0028.jpg"

Afbeelding: idee groepsaccommodatie (beneden- en bovenverdieping)

Plannen Postbaan 14:

De bestaande woning aan de Postbaan 14 zal eveneens een reguliere woonbestemming krijgen.

De achterliggende bebouwing zal behouden blijven. Deze bebouwing is uitermate geschikt voor een maatschappelijke/zorgfunctie (bv dagopvang voor ouderen) of een lichte bedrijfsfunctie vergelijkbaar met aan huis verbonden beroepsuitoefening of aan huis verbonden bedrijvigheid, mits goed passend binnen de woonomgeving. Deze zelfstandige functie mag nimmer overlast veroorzaken op de naastgelegen woningen en dient zich planologisch gezien goed te voegen in de omgeving.

3.2 Ontsluiting en parkeren

Ontsluiting:

De beide plangebieden worden via de Gagel (voor wat betreft de nieuwe locatie van Dekkers Tweewielers) en de Postbaan ontsloten op de N270 rechtstreeks richting het centrum van Venray en in de richting van Well (oost-westverbinding). Bij Oostrum sluit de N270 aan op de A73, welke het verkeer in noord-zuid-richting verspreid.

De uitbreiding van de rijwielhandelsactiviteiten op de Gagel 12 brengt, gerelateerd aan de te beëindigen activiteiten aan de Postbaan 14, formeel een aanvullende verkeersintensiteit met zich mee. In de CROW-publicatie 317 zijn geen kengetallen beschikbaar die direct toepasbaar zijn op een rijwielhandel. Voor onderhavige ontwikkeling wordt uitgegaan van uitbreiding van een winkel met werkplaats en magazijn van gezamenlijk 1.550 m² bruto vloeroppervlakte, waarvan de uitbreiding een oppervlakte van 800 m² beslaat.

Voor de winkel wordt aangesloten bij de kencijfers voor verkeersgeneratie die gelden voor 'woonwarenhuis/woonwinkel' omdat de bezoekfrequentie hiermee het meest overeenkomt. Voor de winkel komt dat neer op 8,5-11,0 mvt/etmaal per 100 m² bruto vloeroppervlak, zijnde een verkeersgeneratie maximaal 11 x 8 = 88 mvt/etmaal. Voor het magazijn wordt aangesloten bij de kencijfers voor verkeersgeneratie die gelden voor 'bedrijf arbeidsextensief/ bezoekersextensief'. Voor het magazijn komt dat neer op 3,9-5,7 mvt/etmaal per 100 m² bruto vloeroppervlak en voor de werkplaats (arbeidsintentief/bezoekersextensief) op 9,1-10,9 mvt/etmaal per 100 m². De verkeersgeneratie van het magazijn (ca. 350 m2) en werkplaats (ca. 400 m2) is daarmee maximaal 64 mvt/etmaal. De totale verkeersgeneratie van Dekkers Tweewielers komt daarmee uit op maximaal 152 mvt/etmaal.

In de bestaande situatie (winkel, werkplaats en magazijn aan Postbaan 14 én Gagel 12) is sprake van een vergelijkbare verkeersgeneratie.

In de rechter (oostelijk gelegen) loods aan de Gagel 12 zal de uitvalsbasis voor outdoor-activiteiten (kleinschalige horeca en dagrecreatie) worden gerealiseerd. De loods heeft een oppervlakte van 600 m2. Verkeersgeneratie voor dergelijke activiteiten is niet opgenomen in het CROW, waardoor een redelijke inschatting gemaakt moet worden van de verkeersaantrekkende werking. Uitgaande van een aantal van 50 te verhuren kano's (één en twee persoons) en 50 te verhuren mountainbikes per etmaal, is het aannemelijk dat deze verhuuractiviteit maximaal 200 verkeersbewegingen per etmaal (indien elke bezoeker alleen in een auto komt en ook geen gebruik maakt van een fiets) tot gevolg heeft. Het betreft een vrijetijdsactiviteit welke voornamelijk in weekenden en in vakanties wordt uitgeoefend. Gelet op het feit dat vrijetijdsactiviteiten in groepen worden uitgeoefend, ligt het dus voor de hand dat bezoekers ook in groepen met één voertuig komen. Bij twee inzittenden per auto wordt het aantal verkeersbewegingen al gehalveerd tot 100 verkeersbewegingen per etmaal.

Piekperiodes zijn zeer afhankelijk van weersomstandigheden, maar worden voornamelijk buiten de spits (woon-werkverkeer) verwacht. Zeker voor vrijetijdsactiviteiten kiezen recreanten voor reizen buiten de reguliere spitsperioden.

Ten opzichte van de huidige verkeerssituatie aan de Postbaan zal er alleen sprake zijn van een verbeterde situatie ingeval bezoekers en leveranciers gebruik maken van de Vosseven richting N270, welke weg niet door de kern Wanssum leidt. Echter, indien Dekkers Tweewielers aan de Postbaan 14 gevestigd zou blijven, zou alle verkeer een deel van deze woonstraat moeten gebruiken om de winkel te bereiken. Op de nieuwe locatie kan er een alternatieve route worden aangeboden. Daarbij wordt in de huidige situatie aan de Postbaan vooral overlast ervaren bij lossende vrachtwagens die te groot zijn om op eigen perceel te lossen en derhalve bij losactiviteiten de openbare weg blokkeren; motorvoertuigen kunnen op die momenten niet passeren.

Parkeren:

De parkeernorm van de gemeente Venray (‘Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en CROW) betreft voor een woonwarenhuis/woonwinkel 2 parkeerplaatsen per 100 m2 BVO, een bedrijf dat arbeidsextensief/ bezoekersextensief is 1,1 parkeerplaats per 100 m2 BVO en voor een bedrijf dat arbeidsintentief/bezoekersextensief is, 2,4 parkeerplaatsen per 100 m² BVO. Omgezet naar een werkplaats van 400 m2, een magazijn van 350 m2 en een winkel van 800 m2 zijn er in totaal dan 30 parkeerplaatsen noodzakelijk op eigen terrein.

Voor de uitvalsbasis voor outdooractiviteiten (kleinschalige horeca en dagrecreatie) is het een redelijke aanname dat er per etmaal 100 bezoekers (2 per auto) komen, hetgeen neerkomt op 50 auto's per etmaal daarmee 50 benodigde parkeerplaatsen. In elk geval bedraagt het aantal benodigde parkeerplaatsen grofweg de helft van het aantal te verhuren outdoor-attributen (kano's, mountainbikes).

Uitgegaan wordt van een totaal aantal benodigde parkeerplaatsen van 80; de parkeerplaatsen voor de outdooractiviteiten zullen zoveel mogelijk achter het bestaande, oostelijk gelegen, gebouw worden gerealiseerd. Dit terrein ligt enigszins verdiept, waardoor de auto's aan het oog worden onttrokken. De parkeerplaatsen voor de rijwielhandel worden aan de voorzijde van het westelijk gelegen gebouw gerealiseerd. De parkeerplaatsen zullen landschappelijk worden ingepast.

De parkeernorm voor een reguliere woning als de Postbaan 14 gaat worden, bedraagt 2. Deze parkeerplaatsen zijn reeds ruimschoots aanwezig aan de linkerzijde van de woning.

Voor bedrijfsactiviteiten in de achtergelegen bebouwing aan de Postbaan 14 geldt ook dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden. In de planregels is deze voorwaarde ook opgenomen, zodat, ondanks het feit dat de potentiële verkeersaantrekkende werking van een toekomstige bedrijfsactiviteit op voorhand niet bekend is, het aspect 'parkeren' hier te allen tijde oplosbaar moet zijn.

Parkeren ten behoeve van de groepsaccommodatie vindt op het terrein van de Gagel 1 plaats. Aan de voorzijde van het bestaande gebouw is verharding aangebracht welke als parkeerplaats kan gaan dienen; deze zal echter wel landschappelijk worden ingepast zodat er een mooi en natuurlijk geheel ontstaat. Het aantal parkeerplaatsen, dat verder ook nog aan beide zijden naast de bebouwing kan worden uitgebreid, wordt gekoppeld aan het aantal bedden; feit is dat op eigen terrein ruim voldoende gelegenheid is om alle benodigde parkeerplaatsen te herbergen.

Op onderstaande afbeelding is de situering van in totaal 115 parkeerplaatsen op eigen terrein aan de Gagel weergegeven, inclusief de rijrichtingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0029.jpg"

Afbeelding: parkeergelegenheid Gagel

3.3 Groen- en watervoorzieningen

Het plangebied aan de Postbaan 14 kent, anders dan de tuin, geen groen- en watervoorziening.

Het plangebied aan de Gagel 1 en 12 zal geheel landschappelijk worden ingepast, zoals eerder opgemerkt in paragraaf 3.1, waarbij een passende en kwalitatief hoogstaande aansluiting wordt gezocht met het achterliggende agrarische gebied en de ecologische hoofdstructuur ten oosten van het plangebied.

Door initiatiefnemer is een landschappelijk inpassingsplan gemaakt; onderstaand is het grofmazige idee hiervoor weergegeven; ter plaatse van de Gagel 1 zal de bestaande landschappelijke inpassing gehandhaafd blijven en zal op termijn worden versterkt in het verlengde van de inpassing van de Gagel 12.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0030.jpg" Figuur: landschappelijk inpassingsplan

Afhankelijk van de precieze uitwerking van de gebouwelijke uitbreiding, zal de landschappelijke inpassing vorm gaan krijgen.

Middels de aanplanting van natuurvriendelijke bloemen en planten wordt een natuurpad gecreëerd met als doel een natuurlijke omgeving te vormen waar klant , toerist, medewerkers en dorpsbewoners kunnen vertoeven. Het bestaat uit een natuurlijke inrichting van het terrein met plantsoorten die bedreigde insecten aantrekken. Verder worden er verschillende elementen zoals nestkasten, bijenhotels en educatieborden geplaatst.

Het in het eerdere plan voorziene grasdak zal niet worden gerealiseerd omdat dit dakvlak ideale mogelijkheden biedt voor het plaatsen van zonnepanelen; een belangrijke duurzaamheidsmaatregel.

De parkeergelegenheid achter de bestaande loods wordt eveneens natuurvriendelijk ingericht, waarbij gebruik zal worden gemaakt van grastegels om de grond vast te houden en deze dicht te laten groeien met gras maar tevens ervoor te zorgen dat hemelwater hier goed kan infiltreren; de parkeerplaatsen zelf zullen van grind worden voorzien, welke op honingraatrasters zal worden aangebracht. Deze landschappelijke inpassing heeft een duidelijke 'plus' ten opzichte van een reguliere inpassing van de bebouwing op het perceel en daarmee ook dient als tegenprestatie om te voldoen aan de structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling, waarover meer in paragraaf 4.4.9 van deze plantoelichting.

3.4 Brandveiligheid

In het Bouwbesluit 2012 zijn regels gesteld ten aanzien van brandveiligheid van onder andere woongebouwen. Aan deze regels zal worden getoetst op het moment dat de omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de bebouwing wordt aangevraagd. In beginsel kan echter aan de regels worden voldaan.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgesteld op 13 maart 2012.

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geef aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en ontwikkelingen van burgers en bedrijven. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. Deze tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts een van de instrumenten die worden ingezet. Ook kennis, bestuurlijke afspraken en kaders worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. Een actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is nodig om de nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende (wereldwijde) omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed. Deze aspecten worden (zijn) in hoofdstuk 6 en de paragrafen 5.6 respectievelijk 2.2.3 behandeld.

4.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:

a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;

c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De definitie voor een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1, lid 1, Bro) luidt als volgt: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen."

Aan de Gagel 1 wordt, binnen de bestaande voormalige agrarische bedrijfsbebouwing de functie 'groepsaccommodatie' en 'bed & breakfast' mogelijk gemaakt. In de uitspraak van 17 september 2014 (nr. 201308656/1/R2) overweegt de Afdeling dat dit artikel 3.1.6 lid 2 Bro van toepassing is op een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, maar dat, gelet op de mogelijkheden die het plan biedt voor de oprichting van enkele gebouwen voor verblijfsrecreatie, de Afdeling geen aanleiding ziet voor het oordeel dat hiermee een stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro. Onderhavige locatie voor een verblijfsrecreatieve voorziening binnen een vrijgekomen agrarisch bedrijfsgebouw aan de rand van het stedelijk gebied, kan dan evenmin worden gekwalificeerd als een 'ladderplichtige stedelijke ontwikkeling'.

De aan de Gagel 12 voorziene ontwikkeling dient te worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro in beginsel van toepassing is.

Echter, op 14 maart 2016 is er reeds een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan (meer in het bijzonder: van de gebruiksregels), waarbij het gebruik van het bestaande, vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouw voor opslag en reperatie van fietsen is toegestaan. De ladder voor duurzame verstedelijking ziet derhalve alleen nog op de uitbreiding van deze locatie met de detailhandel.

Toets aan ladder door duurzame verstedelijking:

  • Actuele regionale behoefte : De uitbreiding van de opslag- en reparatiewerkzaamheden met detailhandelsactiviteiten betreft geen absolute uitbreiding op regionaal niveau, maar een verplaatsing van alle activiteiten welke tot op heden aan de Postbaan 14 plaatsvinden. Met de toekenning van een nieuwe, passende, bedrijfsbestemming aan de Gagel 12, zal in hetzelfde bestemmingsplan aan de vertreklocatie aan de Postbaan 14 de detailhandelsbestemming worden omgezet in enerzijds een bedrijfsbestemming en anderzijds (ter plaatse van de huidige bedrijfswoning) in een reguliere woonbestemming. Alle handelsactiviteiten zullen daar dan ook gestaakt worden, waardoor er geen sprake is van een toevoeging van een detailhandelsvestiging in rijwielen. Uit het feit dat een bestaande rijwielhandel welke is gevestigd in een woonwijk, daar letterlijk uit zijn jasje is gegroeid en om wille van ruimtegebrek, die weer het directe gevolg is van toenemende cliëntèle, naar een ruimere locatie moet verplaatsen, geeft aan dat er behoefte is aan een grotere vestiging. Volgens het CBS waren er in juli 2015 in Nederland 16 fietswinkels per 100.000 inwoners. Omgerekend naar Venray betekent dit dat er 7 fietswinkels zouden moeten zijn. Voorzover feitelijke gegevens beschikbaar zijn, zijn er binnen de gemeente Venray inderdaad 7 fietswinkels, in verschillende omvang; van groot, internationaal opererend bedrijf tot de lokale fietsvakhandel. Gerelateerd aan dit Nederlandse gemiddelde aantal fietswinkels per 100.000 inwoners kan gesteld worden dat de verplaatsing van een bestaande rijwielhandel naar een locatie welke hemelsbreed 200 meter is verwijderd van de vertreklocatie passend is binnen de regionale behoefte; immers het aantal fietswinkels in de hele gemeente Venray blijft gelijk en overstijgt het Nederlands gemiddelde niet.
  • In september 2016 heeft de gemeente Venray het Masterplan 'Recreatieve Routes Venray voor wandelen en fietsen' opgesteld. De gemeente heeft als speerpunt om het knooppuntensysteem van fiets- en wandelroutes te verbeteren. Het systeem van fietsknooppunten is al enkele jaren in ontwikkeling. Desondanks ontbreken nog enkele vitale schakels binnen de gemeente en ontbreken enkele regionale aansluitingen. De routes maken lang niet altijd gebruik van mooie en autoluwe wegen. Recreatieve routes langs water en door natuurgebieden worden node gemist. Ook de toeristische voorzieningen kunnen beter worden verknoopt met de fietsroutes. Voor ATB-ers is het aanbod te beperkt. Voor het fietsroutenetwerk zijn meerdere verbeterpunten geconstateerd. Onderstaand zijn deze verbeterpunten genoemd:
    • 1. Ontbrekende schakels in het netwerk aanvullen.
      • Regionale fietsverbindingen naar Deurne, Griendtsveen en America ontbreken in het knooppuntensysteem en moeten worden ontwikkeld.
    • 2. Koppelen van themaroutes aan het knooppuntensysteem
      • Om 'wildgroei' van routes te voorkomen, dienen zelfstandig gemarkeerde routes zoveel mogelijk te worden gekoppeld aan fietsknooppuntensysteem. De bebording van het knooppuntensysteem dient uniform te worden afgestemd met de regio.
    • 3. Recreatieve routes door natuur en langs water ontwikkelen
      • Er zijn weinig autoluwe fietsroutes beschikbaar. De bestaande routes gaan veelal over wegen met auto- en landbouwverkeer. Daar waar knooppuntenroutes meer over 'de haarvaten' van de bestaande infrastructuur gaan, ontstaat ook meer landschappelijke beleving. Nieuwe halfverharde fietspaden door natuurgebieden en langs de Maas en Loobeek zijn van grote toegevoegde waarde.
    • 4. Knelpunten oplossen
      • Het routenetwerk kent meerdere knelpunten, zoals te smalle fietspaden, gevaarlijke oversteekplaatsen en trajecten met slechte verharding. De knelpunten dienen te worden aangepakt.
    • 5. Streekeigenheid vergroten
      • Niet alle belangrijke voorzieningen en attracties van 'Venray's DNA' liggen aan een fietsroute of zijn opgenomen in een themaroute. Streven moet zijn om dit wel voor elkaar te krijgen. Recreatieve fietsroutes langs het water en door de natuur worden gemist. Ook wervender en aantrekkelijker naamgeving van de bestaande themaroutes draagt bij aan meer streekeigenheid en beleving.
    • 6. Nieuwe ATB-routes ontwikkelen
      • In de huidige situatie kan de ATB-er in Venray alleen in de Ballonzuilbossen terecht voor een bewegwijzerde route. Dit aanbod dient in enkele bosgebieden te worden uitgebreid, zodat bezoekers van elders, maar ook inwoners in de gelegenheid zijn om te variëren.
    • 7. Toeristische overstappunten beter inrichten
      • De startpunten van themaroutes zijn verspreid over de gemeente. Vaak zijn de startpunten op dorpspleinen of anderszins plekken met parkeergelegenheid en andere kleinschalige voorzieningen. Voor een selectie van enkele grotere TOP's is het wenselijk een hoger voorzieningen niveau te hebben. Daarbij kan onder andere worden gedacht aan voorzieningen voor mindervaliden, horeca, internet, fietsverhuur en oplaadpunten voor E-bikes en aansluiting op openbaar vervoer. Uit het eindrapport 'Vraaggericht ontwikkelen recreatieve routes Venray'(juni 2016) komt daarnaast nog als verbeterpunt naar voren dat er schoonmaakvoorzieningen voor ATB's moeten zijn bij de TOP.
    • 8. Rustpunten inrichten op strategische plekken
      • Er zijn te weinig banken en schuilgelegenheden in het buitengebied. Door -op enkele nader te bepalen strategische plekken- eenvoudige voorzieningen te realiseren kan dit tekort worden opgelost. Bij voorkeur op plekken waar ook wandelaars langskomen. Hierbij kan eventueel samenwerking worden gezocht met agrariërs langs de routes, waarbij bestaande voorzieningen op het boerenerf kunnen dienen als schuilplek of rustpunt.

Met onderhavig project aan de Gagel wordt uitvoering gegeven aan de vetgedrukte doelstellingen onder de punten 5 tot en met 8 van dit Masterplan voorzover het het toeristisch gebied aan de zuidrand van Wanssum betreft.

  • Alternatieve ruimte binnen het bestaand stedelijk gebied : Het voor initiatiefnemer noodzakelijke oppervlak aan winkel, reparatiewerkplaats en magazijn is dusdanig groot, dat hiervoor in het winkelcentrum van Venray en omliggende winkelkernen fysiek geen ruimte is. De meeste aangeboden winkelruimten in het centrum zijn kleiner dan de bestaande vestiging aan de Postbaan 14 en de bestaande opslag- en reparatieruimte aan de Gagel 12 te Wanssum. Van de vier locaties welke qua winkeloppervlak in de richting van 'ruim genoeg' komen, zijn drie panden gesitueerd op een plek waar fietsverkeer niet is toegestaan. Echter, bij de aankoop van een rijwiel is het uiterst noodzakelijk deze te testen; als er geen buitenruimte is waar dit is toegestaan, moet geconcludeerd worden dat alleen al om die reden er geen sprake is van een alternatieve locatie in het stedelijk gebied. Het vierde pand (waarvan het winkelvloeroppervlak 780 m2) bedraagt, ligt in een totaal versteende omgeving hetgeen niet de beleving geeft welke een rijwielhandel die zijn specialiteit heeft in mountainbikes en racefietsen, wil bieden. Kortom, van de beschikbare panden (oktober 2016) binnen het stedelijk gebied voldoet geen enkel pand, dan wel de ligging hiervan, aan de vereisten welke initiatiefnemer hieraan stelt.
  • De verplaatsing van rijwielhandel Dekkers naar het landelijk gebied aan de rand van de kern Wanssum en grenzend aan de sportzone en het extensief recreatief beekdal, heeft alles te maken met brancheverbreding, het bieden van meer samenhang in aangeboden product en gebruik ervan en het toevoegen van een belevingswereld voor de klant, die past bij het product. Deze belevingswereld is in het stedelijke gebied niet aanwezig.
  • Voor de toeristische opstappunten als genoemd in het Masterplan wordt uitgegaan van strategische plekken waar ook wandelaars langskomen. Deze locatie is door de ligging langs wandel- en fietsroutes uitermate geschikt als schuilplek of rustpunt 'en route'.

  • Multimodale ontsluiting: Het plangebied wordt via de Gagel ontsloten op de N270 (voorzien van vrijliggend fietspad), rechtstreeks richting het centrum van Venray en in de richting van Well (oost-westverbinding). Bij Oostrum sluit de N270 aan op de A73, welke het verkeer in noord-zuid-richting verspreid. Naast de N270 vormen ook de Geijsterseweg, Helling en de Blitterwijckseweg belangrijke ontsluitingswegen. De Geijsterseweg ligt, aan de westzijde, parallel aan de Groote Molenbeek/haven. Deze weg verbindt Wanssum met het dorp Geijsteren. De Helling loopt aan de oostzijde van de kern parallel aan de Groote Molenbeek in zuidelijke richting en komt uit in Meerlo, evenals de Postbaan via de Holstraat dit aan de westzijde doet. De Blitterwijckseweg sluit ten oosten van de Groote Molenbeek aan op de N270 en vormt een verbinding in de richting van Blitterswijck en Ooijen. De Gagel tenslotte, is de ontsluiting van het sportpark voor gemotoriseerd verkeer in de richting van de N270. De kern van Wanssum is aangesloten op de busverbinding tussen station Venlo en station Venray. Met deze buslijn zijn tevens andere kernen van de gemeente te bereiken. Hieruit valt op te maken dat de ontsluiting van de Gagel prima is en zeker ook past bij de doelgroep waarop het bedrijf zich richt.

Concluderend kan gesteld worden dat, gezien de benodigde oppervlakte van de detailhandel welke niet los gezien kan worden van de bestaande opslag en reparatie van fietsen aan de Gagel 12, deze locatie de toets der 'ladder' kan doorstaan, omdat er vanuit bedrijfseconomisch oogpunt ook geen alternatieve locatie binnen het stedelijk gebied van de gemeente Venray is te vinden.

Door de combinatie van de rijwielhandel, dagrecreatie (uitvalsbasis voor outdooractiviteiten, waarbij voornamelijk moutainbikes worden verhuurd) en de ondergeschikte horeca is een ligging buiten het stedelijk gebied en dicht bij de bestaande parcoursen een must.

Door voor onderhavig project te kiezen voor een vrijgekomen agrarische locatie aan de rand van enerzijds de bebouwde kom van Wanssum en anderzijds van het beekdal van de Groote Molenbeek, is het project niet strijdig met de 'ladder' en vult een duidelijk en geconstateerd gat op in de actuele regionale behoefte zoals verwoord in het Masterplan 'Recreatieve Routes Venray voor wandelen en fietsen', met name daar waar het bovenstaande vetgedrukte verbeterpunten betreft.

4.3 Provinciaal beleid

4.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 is het nieuwe provinciaal omgevingsplan Limburg vastgesteld. Belangrijke principes in dit nieuwe omgevingsbeleid zijn:

  • 1. Kwaliteit. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto ‘meer stad, meer land’, het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Het instrument van het Limburgs Kwaliteitsmenu is overgedragen aan gemeenten.
  • 2. Algemene principes voor duurzame verstedelijking. De ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
  • 3. Uitnodigen. De manier waarop de provincie samen met de partners het voortreffelijke leefen vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De Provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.

Voor wat betreft het plangebied aan de Postbaan 14 geeft het POL 2014 aan dat de omgeving getypeerd kan worden als 'overig bebouwd gebied' en de Gagel 12 deels (waar de bestaande bebouwing is gesitueerd) als 'bronsgroene landschapszone' en deels (waar de uitbreiding is gepland) als 'buitengebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0031.jpg"

Afbeelding: uitsnede uit POL 2014

Het 'overig bebouwd gebied' betreft gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter. Transformatie naar woningbouw dient samen te gaan met kwaliteitsverbetering, herstructurering en waar nodig sloop. Dynamisch voorraadbeheer betekent ook dat er slechts ruimte is voor nieuwe toevoegingen aan de voorraad als deze echt kwaliteit toevoegen en samengaan met het schrappen van slechte voorraad. Noord-Limburg kenmerkt zich door een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Er dient een transformatie van de bestaande woningvoorraad plaats te vinden, aangezien er nauwelijks bevolkingsgroei meer is. Daarbij zal primair worden gekozen voor inbreiding, aanpassing en functieverandering en slechts beperkte uitbreiding in de nabijheid van kleine kernen. Uitbreiding via uitleggebieden slechts in zeer uitzonderlijke gevallen, met als uitgangspunt bouwen voor eigen behoefte.

Omdat er sprake is van een detailhandelslocatie met bedrijfswoning, gelegen binnen het bebouwd gebied (ook in de feitelijke bebouwde kom) past de transformatie naar een reguliere woning vanuit stedenbouwkundig oogpunt zeer goed in deze woonomgeving. Hetzelfde geldt voor de noordzijde van de Gagel 12, waar de agrarische bedrijfswoning wordt omgezet naar burgerwoning. Op het moment dat de bestaande vrijgekomen agrarische bebouwing gebruikt zal gaan worden als groepsaccommodatie, dient het wijzigingsplan tevens een kwaliteitsverbetering in te houden. Een van de wijzigingsvoorwaarde betreft immers dat elke m2 bebouwing of verharding gecompenseerd dient te worden met 5 m2 groen (landschappelijke inpassing).

Voor wat betreft de 'bronsgroene landschapszone' (beekdalen én gebieden met steilere hellingen met een grote variatie aan functies, welke in hoge mate bepalend zijn voor het beeld van het Limburgs landschap) is het beleid is er op gericht om de (huidige) landschappelijke kernkwaliteiten te behouden, te beheren, te ontwikkelen en te beleven. Ontwikkelingen binnen de ruimte die het beleid voor de verschillende thema’s biedt zijn mogelijk mits de kernkwaliteiten behouden blijven of versterkt worden (‘ja-mits’). In nieuwe bestemmingsplannen (voor onderdelen van de bronsgroene landschapszone) zal moeten worden aangeven hoe met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten in het betreffende gebied wordt omgegaan. Voor een beschrijving van de kernkwaliteiten in de bronsgroene landschapszone en een globale ruimtelijke duiding wordt verwezen naar de Omgevingsverordening. Bij verlies van natuurwaarden in de bronsgroene landschapszone is compensatie aan de orde, verder uit te werken in de Beleidsregel Natuurcompensatie.

Gelet op het feit dat de gebouwelijke uitbreiding in het geheel niet is gelegen in de bronsgroene landschapszone, heeft deze uitbreiding geen effect op de kernkwaliteiten in die zone. Voorzover landschappelijke inpassing binnen de bronsgroene landschapszone wordt gerealiseerd, zal dit op dusdanige wijze gebeuren, dat de kernkwaliteiten eerder worden versterkt, dan dat hier afbreuk aan wordt gedaan.

Ten aanzien van detailhandel bepaalt het POL 2014 dat winkels primair thuishoren in een centrumgebied en slechts in uitzonderingsgevallen op een bedrijventerrein of in het landelijk gebied. Echter, tijden veranderen en ook de detailhandelssector blijft zich ontwikkelen naar de vraag van de markt. Winkels proberen slim in te spelen op het online winkelen, bijvoorbeeld door multichanelling (assortiment vergelijken in de winkel, kopen op internet, afhalen en passen in de winkel). Dat leidt tot veranderingen in het winkellandschap. In het landelijk gebied is ruimte voor kleinschalige boerderijwinkels, met een winkeloppervlak tot zo’n 500 m2 (gerelateerd aan de omvang van het assortiment). Voor perifere detailhandel geldt dat de ontwikkelingen aanvullend en niet bedreigend dienen te zijn voor de detailhandel in de centrumgebieden. Daarnaast moeten ze voldoende aantrekkelijk zijn door een compleet winkelaanbod en een (eventuele) combinatie met andere functies.

Tevens zijn er Bestuursafspraken gemaakt tussen de provincie Limburg en de regiogemeenten. Voorzover relevant hebben deze betrekking opde volgende punten:

  • Innovatie en dynamiek in detailhandel op verantwoorde wijze faciliteren
  • Bestaande routenetwerken verbeteren, op elkaar laten aansluiten en faciliteiten uitbreiden
  • Leegstand van VAB voorkomen door hergebruik toe te staan

Onderhavig project aan de Gagel 12 betreft een combinatie van deze drie afspraken; er wordt een leegstaand agrarisch gebouw nuttig hergebruikt voor onder andere een detailhandelsactiviteit welke gecombineerd wordt met het aanbieden van faciliteiten (verhuur van diverse soorten rijwielen, ATB-wasplaats, tweewielerreparatiemogelijkheden, sanitaire voorzieningen, kleedruimten, pauzeplaats en ondergeschikte horeca) behorende bij fietsroutenetwerken op het niveau dat de gemeente Venray voor ogen heeft. Het geheel vormt een innovatieve en dynamische bedrijfsactiviteit waarvan detailhandel een onderdeel vormt en waarbij de beleving van het gebied van primair belang is. Het fietstoerisme wordt tevens uitgebreid met overige outdooractiviteiten, welke overigens geen detailhandel betreffen.

De bovenstaande nuancering in het perifere detailhandelsbeleid vindt zijn basis in de, in 2011 door het Planbureau voor de Leefomgeving opgestelde, notitie 'Detailhandel en beleid: een continue wisselwerking, waarin wordt ingegaan op de branchering in de centrale winkelgebieden en de branchering in perifere winkels. Hieruit blijkt dat grootschaligere en meer perifere detailhandelscategorieën worden gedomineerd door de branchegroep ‘in/om huis’, waar mensen doelgerichte aankopen komen doen. Uit onderstaande afbeeldingen blijkt dat centrale winkelgebieden (stad- en dorpscentra) het grootste aandeel recreatieve winkels huisvesten (voornamelijk de branchegroepen ‘mode & luxe’, ‘vrije tijd’ en ‘detailhandel overig’) en dat dit aandeel gelijke tred houdt met de omvang van het winkelgebied (binnensteden het meest, dorpscentra het minst), maar dat het aandeel detailhandel 'in/om huis' waartoe ook een rijwielhandel behoort, in de meeste gevallen niet in het centrum is gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0032.jpg"

Detailhandel voor niet-frequente doelgerichte aankopen (waar rijwielen deel van uitmaken) is alleen op perifere locaties toegestaan als deze moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden vanwege de volumineuze aard, brand- en explosiegevaar en de dagelijkse bevoorrading. Tevens zijn perifeer thematische ontwikkelingen toegestaan (zoals wonen, outdoor) als aangrenzend aan bestaande centra geen plek is en het thema specifiek aan de perifere locaties is gebonden.

In casu betreft komen klanten van Dekkers Tweewielers doelgerichte aankopen doen die allerminst frequent zijn te noemen, waarbij het wenselijk is om de te verkopen goederen te testen (vandaar dat een testparcours noodzakelijk is). De fietsen welke verkocht of verhuurd worden, zijn relatief groot (zeker speciale fietsen zoals een duo-zit welke veel worden gebruikt in verzorgingshuizen) en zwaar (denk aan de electrische fietsen) en daarom is er een grotere oppervlakte aan showroom noodzakelijk om de klant te kunnen laten kiezen uit een voldoende ruim assortiment. Vanuit de nieuwe locatie kan ook een betere aansluiting worden gevonden op de aangrenzende fiets- en mountainbikeroutes met wellicht een start of eindpunt op de nieuwe locatie.

Dat ook de provincie Limburg de 'fiets' hoog in het vaandel heeft staan, blijkt wel uit het feit dat in het POL 2014 hieraan een stuk is gewijd: "Nieuwe kansen voor de fiets". De provincie erkent dat de fiets een snel stijgende populariteit kent. Daarom wordt de compleetheid en samenhang van het utilitaire fietsnetwerk onderzocht, aangepakt en ook uitgebreid. Verder wordt met de ontwikkeling van snelfietsroutes ingespeeld op de grotere actieradius en mogelijkheden van de elektrische fiets en moet de kwaliteit van het recreatieve fietsnetwerk gewaarborgd worden.

Dit standpunt en streven wordt door initiatiefnemer meer dan onderschreven en is voor hem ook reden om voor deze vorm van 'outdoor-'detailhandel een uitreidingslocatie te zoeken in een vrijgekomen agrarisch bedrijfsgebouw aan de rand van de kern Wanssum, zeer dicht bij fiets- en mountainbikeroutes, met voldoende binnen- en buitenruimte, zonder ten opzichte van derden hinder te veroorzaken, verkeersonveilige situaties te voorkomen én met oog voor de omgeving en het landschap. De noodzaak van de verplaatsing is concreet dus gelegen in fysiek ruimtegebrek (binnen én buiten) op de huidige locatie, en de directe koppeling met het landelijke gebied met daarin aanwezige fiets- en mountainbikeroutes zonder dat hierdoor het reguliere verkeer in de woonwijk gehinderd wordt.

Gelet hierop past deze bedrijfsverplaatsing in het gedachtengoed van de provincie , zoals bovenomschreven.

4.3.2 Regionale uitwerking POL Vrijetijdseconomie Noord- Limburg

Op 27 juni 2017 is de Regionale uitwerking POL Vrijetijdseconomie Noord-Limburg vastgesteld door de gemeenteraad. De toekomst van de vrijetijdssector in Noord Limburg als geheel ligt in de verdere ontwikkeling van de regio als aantrekkelijke bestemming voor dag- en verblijfsrecreanten uit Nederland en omliggende buurlanden. Om dit te kunnen bereiken moeten overheid en bedrijfsleven, ieder vanuit zijn eigen rol samenwerken. Een kwalitatief goed aanbod van verblijfsrecreatie is sinds jaar en dag een van de pijlers van ons toeristisch profiel. De markt is echter volop in beweging, en met name de verblijfsrecreatie staat onderdruk. De markt van bungalowparken en campings heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een verdringingsmarkt: Het kwantitatieve aanbod is groter dan de vraag, en de kwaliteit sluit onvoldoende aan bij de snel veranderende eisen en wensen van de consument. Een bijkomend vraagstuk is dat recreatieparken de afgelopen jaren in toenemende mate gebruikt zijn voor andere functies dan verblijfsrecreatie, met name het huisvesten van short-stay arbeidsmigranten.

De gemeentelijke en provinciale overheden moeten vernieuwing en doorontwikkeling van de sector mogelijk maken door de goede toeristische bedrijven de ruimte te geven. Omdat bedrijfsmatig verhuur van ruimte en bedden en toeristisch ondernemerschap in de praktijk door elkaar zijn gaan lopen, zal het kaf van het koren gescheiden moeten worden door een onderscheid te maken in toeristische ondernemingen met een visie op gastheerschap en de zogenoemde accommodatieverschaffers en projectontwikkelaars. Het(ruimtelijke) beleid van de overheid ten aanzien van de vrijetijdseconomie zal de voorwaarden moeten scheppen om toerisme en recreatie de ruimte te geven en negatieve factoren voor de sector te beperken.

In de POL-uitwerking verblijfsrecreatie wordt de doelstelling verwoord dat de verblijfsrecreatieve sector gericht moet zijn op het aanbieden van een breed scala aan recreatief verblijf en toerisme, verspreid over Noord-Limburg en kwalitatief goed op peil. Het aanbod kenmerkt zich door diversiteit en voldoet zodoende aan de vraag van de klant.

Om de kwaliteit van het aanbod te behouden en verbeteren zal in principe geen medewerking worden verleend aan plannen tot nieuwvestiging van verblijfsrecreatie (campings en bungalowparken). Uitzondering hierop vormen die plannen waarbij kwaliteit wordt toegevoegd en er een verevening van de totale capaciteit plaatsvindt volgens het principe van dynamisch voorraadbeheer. Verevening houdt in dat bestaande toeristische capaciteit wordt 'ingeleverd' om zodoende nieuwe capaciteit te kunnen realiseren. Verder dienen de plannen door een expertteam aan de hand van een afwegingskader van een positief advies te worden voorzien.

Ten aanzien van verblijfsrecreatie is in het POL bepaald dat uitbreiding van het aanbod verblijfsrecreatie alleen mogelijk is als het kwalitatief echt goed is en extra vraag genereert. Meer van hetzelfde leidt tot verdringing en leegstand. Initiatieven die niet het gewenste kwaliteitsniveau hebben worden niet ondersteund.

Verder is in het document “Bestuursafspraken POL-uitwerkingen Noord-Limburg” ten aanzien van verblijfsrecreatie opgenomen dat er in principe geen medewerking wordt verleend aan plannen tot nieuwvestiging van verblijfsrecreatie, tenzij er kwaliteit wordt toegevoegd, er een positief advies is van het expertteam en er verevening van toeristische capaciteit plaatsvindt.

Op basis van een door initiatiefnemer opgesteld ondernemingsplan heeft het expertteam geconcludeerd worden dat het initiatief voor de groepsaccommodatie voldoet aan deze voorwaarde.

In casu is er aan de Gagel 1 geen sprake van een camping of bungalowpark maar van een kleinschaligere mogelijkheid voor verblijfsrecreatie in de vorm van groepsaccommodatie, bed & breakfast of gelijkwaardig, binnen de bestaande en vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing.

In de POL uitwerking dagrecreatie worden de volgende doelstellingen verwoord:

  • We willen een aantrekkelijke, gastvrije regio zijn voor dagrecreanten met een evenwichtige mix van kwalitatief goede grootschalige trekkers, subtrekkers, en kleinschalige voorzieningen.
  • We willen weten wat er al is aan dagrecreatieve voorzieningen in de regio.
  • We willen het toeristisch seizoen verlengen.
  • We willen de kwaliteit van de bestaande dagrecreatieve voorzieningen verbeteren en een professionaliseringsslag maken bij de vele aanwezige kleinschalige voorzieningen.
  • Het onderwijs zal meer dan nu het geval is haar aanbod moeten afstemmen op de "witte vlekken" in de vrijetijdssector. De sector moet worden aangesproken op haar zelfkritische vermogen om de opleidingsvraag te kunnen duiden.
  • We willen bestaande routenetwerken verder (door)ontwikkelen en waar mogelijk nieuwe routevormen toevoegen en bestaande routes verbeteren en beter op elkaar laten aansluiten. Deze netwerken vormen een goede basis voor een toeristische infrastructuur in Noord- Limburg.

Met de plannen op de locatie Gagel 12 wordt aan een deel van deze doelstellingen een kwalitatief goede uitwerking gegeven. Met name de routestructuren zullen aan kwaliteit winnen en de dagrecreatieve voorzieningen worden uitgebreid met fietsverhuur, kanoverhuur en overige gebiedsgerelateerde recreatieve activiteiten waarmee ook meer dan voorheen de combinatie wordt gezocht met de activiteiten onderling; in samenwerking tussen ondernemers kan een beter en afgeronden recreatief product in de markt worden gezet.

4.3.3 Omgevingsverordening Limburg

In de Omgevingsverordening 2014 is een motiveringsplicht opgenomen die gemeenten vraagt om in de toelichting op nieuwe bestemmingsplannen (voor onderdelen van de bronsgroene landschapszone) aan te geven hoe met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten in het betreffende gebied wordt omgegaan. Bij verlies van natuurwaarden in de bronsgroene landschapszone is compensatie aan de orde.

In artikel 2.7.2 van de Omgevingsverordening, zijn de kernkwaliteiten en de doelstellingen weergegeven, waarbij gerefereerd wordt aan het Landschapskader Noord- en Midden Limburg. Volgens het Landschapskader ligt ten oosten van het plangebied in het mozaïeklandschap.

De kernkwaliteiten van het mozaïeklandschap blijven geheel behouden en zullen zo mogelijk worden versterkt. Het Landschapskader biedt ook inspiratie voor een landschappelijk goede inpassing van ontwikkelingen en voor versterking van de kernkwaliteiten. Het versterken gebeurt door in te zetten op behoud van de bestaande bossen en het ontwikkelen van bos en passende landschapselementen binnen dit mozaïeklandschap. Indien mogelijk wordt bovendien naar uitbreiding gezocht in een 250 meter brede zone direct aansluitend op bestaande bossen vallend binnen de landschapstypen droge- en natte heideontginningen.

Nieuwe bebouwing is over het algemeen niet wenselijk en is slechts heel beperkt mogelijk in het kader van 'rood voor groen' waar rood én groen een kwaliteitsimpuls aan het landschap kunnen geven. In dat geval dient de bebouwing bij voorkeur te worden geclusterd en gekoppeld aan bestaande bebouwing. Een voorbeeld kan zijn het omvormen van agrarische gebouwen naar passende plattelandsfunctie, mits zorgvuldig ingepast en voorzien van passende streekeigen erfbeplanting. Wenselijke groenelementen zijn houtwal/singel, bomenrij/laan of solitaire bomen.

In casu is sprake van het omvormen van een vrijgekomen agrarisch gebouw naar een andere functie welke door zijn doelstelling en gewenste belevingswereld een link heeft met een landelijke gebied, in die zin dat initiatiefnemer zich, naast het exploiteren van een florerende rijwielhandel, mede ten doel stelt het extensieve recreatieve medegebruik van het landschap te versterken doorzijn core-business te verbreden naar landelijk recreëren (kleinschalige horeca en dagrecreatie in de vorm van een uitvalsbasis voor outdoor-activiteiten). Daar waar een gebouwelijke uitbreiding plaats gaat vinden, zal deze worden gecompenseerd door middel van groenelementen (landschappelijke inpassing).

4.3.4 Provinciaal Inpassingsplan

In 2006 heeft de provincie Limburg opdracht gegeven om een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden voor integrale gebiedsontwikkeling in het gebied Ooijen-Wanssum. Dit heeft geleid tot de vaststelling van het Provinciaal Inpassingsplan Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum.

Het doel van de integrale gebiedsontwikkeling is het oplossen van de hoogwaterproblematiek en het mogelijk maken van bepaalde ruimtelijke en economische ontwikkelingen in het gebied.

Voor de gebiedsontwikkeling zijn vijf subdoelen geformuleerd:

  • 1. Hoogwaterbescherming achter de waterkeringen conform de wettelijke veiligheidsnorm (gemiddelde overschrijdingskans van 1/250 per jaar, uiterlijk in 2020).
  • 2. Waterstanddaling van tenminste 35 cm bij rivierkilometer 123 bij een afvoer van 3275 m3/s op de Maas.
  • 3. Ontwikkelen van natuur en landschap.
  • 4. Vergroten van de leefbaarheid in Wanssum.
  • 5. Ruimte voor nieuwe economische ontwikkelingen.

In eerste instantie richtte het plan zich op de verkenning van maatregelen voor rivierverruiming, beginnend met het reactiveren en opnieuw inrichten van de Oude Maasarm, en vervolgens de hoogwatergeulen Ooijen en Wanssum. Hiermee werd invulling gegeven aan de eerste drie doelstellingen. De vierde en vijfde doelstelling leidden tot concrete plannen voor aanleg van een reeds lang gewenste rondweg om Wanssum, de uitbreiding van de haven en het areaal bedrijfsterrein er omheen. Daarnaast zijn private initiatieven verkend die passen in de doelstellingen van de gebiedsontwikkeling en kunnen rekenen op draagvlak. Dit betreft de uitbreiding van het vakantiepark “Roekenbosch”.

In het Provinciaal Inpassingsplan Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum (vastgesteld op 13 mei 2016) wordt ook al opgemerkt dat voor het thema recreatie de aanpassingen van routes van belang zijn ter plaatse van de hoogwatergeulen, de Oude Maasarm, de keringen en de wijzigingen rondom de rondweg en het industrieterrein. Met de gebiedsontwikkeling wordt het bestaande landschap versterkt en is er ruimte voor versterking van recreatieve waarden. De natuur in de hoogwatergeulen en de Oude Maasarm en de daaraan gekoppelde natuurontwikkeling maken het gebied diverser en daardoor aantrekkelijker. Er ontstaat een nieuw netwerk van paden door het gebied. Dit netwerk wordt gekoppeld aan bestaande routes en de nieuwe routes op de keringen.

Hoewel onderhavig plangebied net naast het plangebied van dit Provinciaal Inpassingsplan ligt, heeft de daarin verwoorde visie wel impact op onderhavig bestemmingsplan, in die zin dat de doelstelling van initiatiefnemer om extensieve recreatie rond de Groote Molenbeek en verdere landelijke omgeving uit te bouwen en te faciliteren door verhuur van rijwielen en kano's, in het verlengde ligt van de provinciale doelstelling van het aantrekkelijker maken van het gebied door natuurontwikkeling.

In 2012 is een bestuursovereenkomst getekend voor de “Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum” door het Ministerie van Milieu en Infrastructuur, de provincie Limburg, het waterschap Limburg, het waterschap Roer en Overmaas, de gemeente Venray en de gemeente Horst aan de Maas. Een belangrijk element in de gebiedsontwikkeling is de aanleg van een rondweg om Wanssum. Deze rondweg heeft als doel verbetering van de leefbaarheid in de dorpskern van Wanssum en een goede bereikbaarheid en ontsluiting van de nog verder te ontwikkelen haven en overige bedrijventerreinen.

De Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum zal tot gevolg hebben dat het dorp Wanssum niet meer doorsneden wordt door een provinciale weg, waardoor de leefbaarheid van het dorp en de attractieve waarde van het dorp een positieve impuls krijgt. Dit zal zijn weerslag hebben op recreatie in de omgeving. Wanssum wordt aantrekkelijker om te recreëren, met name door het buitengebied in te trekken met fiets, te voet of over de Groote Molenbeek met kano's. Hiervoor moet echter op een strategische locatie een voorziening komen waar gestart kan worden met deze tochten.

Gelegen in de 'sportzone' van Wanssum, aan de rand van de kern en van het beekdal, leent de locatie aan de Gagel 12 zich uitstekend om als uitvalsbasis voor outdoorrecreatie te dienen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0033.jpg"

Afbeelding: sportzone Wanssum

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Strategische visie Venray

In de (herijkingen van de) Strategische visie Venray wordt een toekomstvisie geformuleerd waarin een antwoord wordt gegeven op de vraag waar de gemeente Venray in het jaar 2025 wil staan. Met de visie op de gewenste toekomstrichting kan de gemeente Venray effectief sturing geven aan het proces van beleidsontwikkeling en prioritering.

Venray neemt als centrumgemeente een herkenbare positie in, in de regio gelegen tussen Venlo, Eindhoven, Duitsland en Arnhem-Nijmegen. De kern Venray heeft met name sinds de Tweede Wereldoorlog een enorme groei doorgemaakt, zowal qua aantal inwoners, qua werkgelegenheid als qua voorzieningenniveau. De kracht van Venray is dat dit gecombineerd wordt met het van oorsprong dorpse karakter van de gemeente. In de visie wordt de bewuste keuze gemaakt om dorp én stad te zijn.

Onder de thema's 'ontwikkelingen op het platteland' en 'vrije tijd' wordt ingegaan op de gewenste ontwikkelingen. De gemeente Venray biedt ruimte om nieuwe functies mogelijk te maken voor vrijkomende ‘openbare’ gebouwen zoals scholen en kerken en voor vrijkomende agrarische bebouwing. Verder heeft niet alleen de stad maar ook het buitengebied veel te bieden. Ingeklemd tussen Peel en Maas ligt een prachtig landschap met grotere en kleinere kernen. Dit gevarieerde landschap is een bijzondere kwaliteit van Venray en moet uitgedragen worden. Venray (Venray, parel van de Peel) behoudt en beschermt de kwaliteiten van het gevarieerde landschap (jonge ontginningslandschappen van de Peel, de beekdalen uitmondend in het rivierdal van de Maas en de essenlandschappen). De dorpen Blitterswijck, Geijsteren en Wanssum vormen het balkon aan de Maas. Een balkon met in het noorden het Landgoed Geijsteren als prachtige natuur en de kern Geijsteren. In het midden Wanssum met de jachthaven en daarachter een gebied met potentieel (gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum). In het zuiden de Heerlijckheid Blitterswijck als prachtig wandel en fietsgebied.

Venray zet niet alleen in op de kracht van de stad, maar ook op de aantrekkingskracht van het landschap, de charmes van de kernen en de ligging aan Maas en Peel. Het buitengebied wordt hierbij nadrukkelijk ook recreatief ingezet. Het meervoudig ruimtegebruik krijgt hiervoor extra aandacht, zonder dat dit tot aantasting mag leiden van de kwaliteit van dit landschap.

4.4.2 Ontwikkelingsperspectief Venray 2015

Het door de gemeente Venray opgestelde Ontwikkelingsperspectief 2015 beoogt de verbindende schakel te vormen tussen het strategisch beleid zoals verwoord in de Strategische visie en het tactisch beleid zoals opgesteld in verschillende Dorp- en Wijkontwikkelingsplannen. De nota biedt een ontwikkelingsperspectief voor de middellange termijn (ontwikkelingen tot 2015, met een doorkijk naar 2020/2025) en vormt voor het gemeentebestuur een leidraad bij de afweging van concrete beslissingen of voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten. In het document is derhalve een uitvoeringsstrategie opgenomen die de gemeente Venray wil hanteren bij de verdere uitwerking en uitvoering van de nota. Daarbij worden dezelfde thema’s aangehouden zoals deze zijn geformuleerd in de Strategische visie. De thema’s worden in het ontwikkelingsperspectief verder uitgewerkt in de vorm van richtinggevende beleidsuitspraken, waarin de keuzes zijn vervat voor het middellange termijnperspectief van Venray. Daarnaast bevat de nota een uitvoeringsprogramma.

4.4.3 Economische visie Venray 2008 - 2020

In haar Economische visie Venray 2008 - 2020 geeft de gemeente Venray verdere invulling aan de doelstelling ‘Venray is kennisintensief’. De visie dient als leidraad voor het gemeentelijk economisch beleid voor de periode 2008 - 2020, met waar nodig een doorkijk naar 2020/2025.

In de economische visie kiest Venray voor de volgende drie speerpunten:

  • Kennis en innovatie;
  • Kwaliteit en duurzaamheid;
  • Regionale identiteit.

Met betrekking tot bedrijvigheid in het landelijk gebied waar intensieve vormen van landbouw minder voor de hand liggen, wordt ingezet op verplaatsing van bedrijven die willen groeien, maar waarvoor de huidige locatie ongeschikt is. Ook wordt op zoek gegaan naar alternatieve economische dragers, primair als stimulans voor de verbreding van de landbouw: zorgboerderijen, agrarisch natuurbeheer, recreatief medegebruik, verkoop van streekeigen producten enz. De ruimtelijke kwaliteit is hierbij leidend.

In het bestemmingsplan buitengebied zijn verder concrete randvoorwaarden opgenomen voor hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (vab’s), waarover meer in paragraaf 4.4.8 van deze plantoelichting.

4.4.4 Kadernota Toerisme en Recreatie

De in oktober 2010 vastgestelde Kadernota Toerisme en Recreatie zet in op de aantrekkingskracht van de stedelijke voorzieningen in het centrum van Venray alsook op de charmes van de kernen in het fraaie landschap tussen de Maas(duinen) en de Peel. Daarbij wil de gemeente – binnen de kaders van de aanwezige kernwaarden van het gebied – het toeristisch-recreatieve product van de gemeente ook verder ontwikkelen en kwalitatief versterken. Voor het behoud van een aantrekkelijk landschap gelden de volgende uitgangspunten:

  • De kwaliteiten van het landschap gelegen tussen Peel en Maas dienen behouden, beschermt en versterkt te worden.
  • Daar waar mogelijk dienen deze kwaliteiten beter toegankelijk en beter beleefbaar gemaakt te worden voor (extensieve) dagrecreatie, bijvoorbeeld door een koppeling aan te brengen tussen landschap-/natuurontwikkeling en cultuurhistorie.
  • Het kleinschalig agrotoerisme in dorpen en buitengebied wordt gestimuleerd, voor zover aldaar landschappelijk inpasbaar.
  • Er wordt nader onderzoek gedaan naar de mogelijkheid tot bundeling van toeristisch-recreatieve activiteiten in het buitengebied, en inpasbaarheid van grotere initiatieven op dit terrein.

Voor het versterken van toerisme en recreatie in het algemeen gelden de volgende uitgangspunten:

  • Er wordt ruimte geboden voor nieuw onderscheidend aanbod en kwaliteitsverbetering van het bestaande aanbod.
  • De onderlinge verbindingen/routes tussen de recreatieve activiteiten worden verbeterd, onder andere door het vervolmaken van de fiets- en wandelroutes tot één knooppuntensysteem en modernisering daarvan middels GPS.
  • Nieuwe routes worden ontwikkeld in relatie tot het culturele erfgoed of tot specfieke thema’s, zoals het Rooms Katholieke erfgoed, de Tweede Wereldoorlog en dergelijke.
  • Er wordt ingespeeld op de toenemende behoefte aan individueel sporten door uitbreiding van allerlei sportieve routes.
  • Er wordt nader locatieonderzoek gedaan naar mogelijkheden tot bundeling van toeristische en recratieve voorzieningen en/of inpassing van grootschaligere ontwikkelingen.
  • Er wordt nader onderzoek gedaan naar hoe de waterrecreatie te bevorderen is en naar het beter toegankelijk en beter beleefbaar maken van met name de Maas.

4.4.5 Masterplan 'Recreatieve Routes Venray voor wandelen en fietsen'

In september 2016 heeft de gemeente Venray, in het verlengde van de Kadernota, het Masterplan 'Recreatieve Routes Venray voor wandelen en fietsen' opgesteld. Hierin zijn de concrete verbeterpunten benoemd van de problemen welke in de Kadernota reeds geconstateerd werden en waarvoor nader onderzoek noodzakelijk was. De gemeente heeft als speerpunt om het knooppuntensysteem van fiets- en wandelroutes te verbeteren. Het systeem van fietsknooppunten is al enkele jaren in ontwikkeling. Desondanks ontbreken nog enkele vitale schakels binnen de gemeente en ontbreken enkele regionale aansluitingen. De routes maken lang niet altijd gebruik van mooie en autoluwe wegen. Recreatieve routes langs water en door natuurgebieden worden node gemist. Ook de toeristische voorzieningen kunnen beter worden verknoopt met de fietsroutes. Voor ATB-ers is het aanbod te beperkt. Voor het fietsroutenetwerk zijn meerdere verbeterpunten geconstateerd. Onderstaand zijn deze verbeterpunten genoemd:

  • 1. Ontbrekende schakels in het netwerk aanvullen.
      • Regionale fietsverbindingen naar Deurne, Griendtsveen en America ontbreken in het knooppuntensysteem en moeten worden ontwikkeld.
  • 2. Koppelen van themaroutes aan het knooppuntensysteem
      • Om 'wildgroei' van routes te voorkomen, dienen zelfstandig gemarkeerde routes zoveel mogelijk te worden gekoppeld aan fietsknooppuntensysteem. De bebording van het knooppuntensysteem dient uniform te worden afgestemd met de regio.
  • 3. Recreatieve routes door natuur en langs water ontwikkelen
      • Er zijn weinig autoluwe fietsroutes beschikbaar. De bestaande routes gaan veelal over wegen met auto- en landbouwverkeer. Daar waar knooppuntenroutes meer over 'de haarvaten' van de bestaande infrastructuur gaan, ontstaat ook meer landschappelijke beleving. Nieuwe halfverharde fietspaden door natuurgebieden en langs de Maas en Loobeek zijn van grote toegevoegde waarde.
  • 4. Knelpunten oplossen
      • Het routenetwerk kent meerdere knelpunten, zoals te smalle fietspaden, gevaarlijke oversteekplaatsen en trajecten met slechte verharding. De knelpunten dienen te worden aangepakt.
  • 5. Streekeigenheid vergroten
      • Niet alle belangrijke voorzieningen en attracties van 'Venray's DNA' liggen aan een fietsroute of zijn opgenomen in een themaroute. Streven moet zijn om dit wel voor elkaar te krijgen. Recreatieve fietsroutes langs het water en door de natuur worden gemist. Ook wervender en aantrekkelijker naamgeving van de bestaande themaroutes draagt bij aan meer streekeigenheid en beleving.
  • 6. Nieuwe ATB-routes ontwikkelen
      • In de huidige situatie kan de ATB-er in Venray alleen in de Ballonzuilbossen terecht voor een bewegwijzerde route. Dit aanbod dient in enkele bosgebieden te worden uitgebreid, zodat bezoekers van elders, maar ook inwoners in de gelegenheid zijn om te variëren.
  • 7. Toeristische overstappunten beter inrichten
      • De startpunten van themaroutes zijn verspreid over de gemeente. Vaak zijn de startpunten op dorpspleinen of anderszins plekken met parkeergelegenheid en andere kleinschalige voorzieningen. Voor een selectie van enkele grotere TOP's is het wenselijk een hoger voorzieningen niveau te hebben. Daarbij kan onder andere worden gedacht aan voorzieningen voor mindervaliden, horeca, internet, fietsverhuur en oplaadpunten voor E-bikes en aansluiting op openbaar vervoer. Uit het eindrapport 'Vraaggericht ontwikkelen recreatieve routes Venray'(juni 2016) komt daarnaast nog als verbeterpunt naar voren dat er schoonmaakvoorzieningen voor ATB's moeten zijn bij de TOP.
  • 8. Rustpunten inrichten op strategische plekken
      • Er zijn te weinig banken en schuilgelegenheden in het buitengebied. Door -op enkele nader te bepalen strategische plekken- eenvoudige voorzieningen te realiseren kan dit tekort worden opgelost. Bij voorkeur op plekken waar ook wandelaars langskomen. Hierbij kan eventueel samenwerking worden gezocht met agrariërs langs de routes, waarbij bestaande voorzieningen op het boerenerf kunnen dienen als schuilplek of rustpunt.

Door de combinatie van de rijwielhandel, dagrecreatie (uitvalsbasis voor outdooractiviteiten met bijbehorende faciliteiten, waarbij voornamelijk moutainbikes worden verhuurd) en de ondergeschikte horeca is een ligging buiten het stedelijk gebied en dicht bij de bestaande parcoursen en routes een must.

Door voor onderhavig project te kiezen voor een vrijgekomen agrarische locatie aan de rand van enerzijds de bebouwde kom van Wanssum en anderzijds van het beekdal van de Groote Molenbeek, vult het project een duidelijk en geconstateerd gat op in de actuele behoefte zoals verwoord in het Masterplan 'Recreatieve Routes Venray voor wandelen en fietsen', met name daar waar het bovenstaande vetgedrukte verbeterpunten betreft.

4.4.6 Ruimtelijk kwaliteitskader buitengebied

De kern van het in 2010 (geactualiseerd in 2012) vastgestelde Ruimtelijk KwaliteitsKader is de opvatting dat in het buitengebied zich steeds nieuwe ontwikkelingen voordoen. Deze dynamiek vraagt om enerzijds een visie waarmee wordt aangegeven welke ruimtelijke ontwikkelingen gewenst zijn. Anderzijds wordt erkend dat een ontwikkeling in het buitengebied de waarden van dit buitengebied kunnen worden aangetast. Een ontwikkeling is dan ook slechts mogelijk als tegelijkertijd deze waarden op een verantwoorde wijze worden behouden of worden omgevormd tot een nieuwe kwaliteit. De verwachting is dat met het Ruimtelijk KwaliteitsKader de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied zal vergroten.

De ontwikkelingen in het buitengebied van gebouwen of andere verstening is onvermijdelijk om te zorgen dat de leefbaarheid blijft behouden. Het gaat om het creëren van economische ontwikkelingen in samenhang met de belangen rondom leefbaarheid en ruimte.

In het Ruimtelijk KwaliteitsKader zijn de ontwikkelingsmogelijkheden voor het buitengebied vastgelegd.

Het gebied Wanssum en Blitterswijck wordt grotendeels beïnvloed door de Maas, de Grote Molenbeek en de oude stroomgeulen van de Maas die beeldbepalend zijn voor de structuur van het landschap. Ontwikkelingen worden in sterke mate door het waterregime van de Maas bepaald, waarbij de oude stroomgeulen hoofdzakelijk open gebieden blijven, die op den duur met extreem hoge Maaswaters meestromen met de Maas.

Het vergroten van het waterbergend vermogen van de oude Maasarmen gaat gepaard met ontwikkeling van natuur. In het gebied vinden de komende jaren grootschalige wijzigingen plaats in het kader van de gebiedsuitwerking Ooijen-Wanssum.

Bedrijvigheid kan worden behouden en versterkt rondom de Helling, Krekelkamp, Blitterswijck en de Ooijenseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0034.jpg"

4.4.7 Dorpsontwikkelingsprogramma Wanssum

Op 1 november 2011 heeft de Raad van de gemeente Venray het Dorpsontwikkelingsprogramma Wanssum vastgesteld. Deze structuurvisie is opgesteld door de Dorpsraad Wanssum en wordt gedragen door het dorpspanel en de inwoners van Wanssum. Wanssum wordt in deze visie een open, sociaal en levendig woondorp voor alle bevolkingsgroepen met de daarbij behorende voorzieningen. Behalve een levendig woondorp is het ook een aantrekkelijk dorp voor (water)recreanten. Om de aantrekkelijkheid van het dorp voor de eigen bewoners te versterken is een dorpshart met onder andere een multifunctionele accommodatie een belangrijk item. Van cruciaal belang hierbij is de herinrichting van de Venrayseweg/Brugstraat (en de aanwezigheid van de rondweg), zodat de huidige verkeersader door de kern, die de kern in twee delen splitst, is veranderd in een autoluw verblijfsgebied.

In 2012 is er een bestuursovereenkomst gesloten waarvan de aanleg van een rondweg om de kern Wanssum onderdeel uitmaakt. Hierover gaat paragraaf 4.4.8.

4.4.8 Structuurvisie Detailhandel Venray 2013-2023

Op 5 februari 2013 is de Structuurvisie Detailhandel Venray 2013-2023 vastgesteld.

In deze structuurvisie is bepaald dat in het buitengebied van Venray geen nieuwe vestigingen van (zelfstandige) detailhandel mogelijk zijn. Detailhandel als nevenactiviteit is onder voorwaarden wel toegestaan bij agrarische bedrijven. Voor deze ‘boerderijwinkels’ geldt dat er primair sprake moet zijn van verkoop van ter plaatse vervaardigde/verse producten, eventueel aangevuld met andere lokale en streekproducten. Het maximum oppervlak van de winkel is 100 m² wvo. De Venrayse binnenstad biedt een goede mix van winkelplezier en mogelijkheden voor verblijf, ontmoeting en interactie. Ook in de overige winkelgebieden is en wordt volop geïnvesteerd in ruimtelijke kwaliteit en beleving. Behoud en versterking van deze kwaliteit is dan ook een centraal uitgangspunt van het Venrayse detailhandelsbeleid. De verschillende winkelgebieden in Venray (kernwinkelgebied, De Brier en de dorp- en wijkwinkelcentra) vullen elkaar aan en ieder gebied heeft zijn eigen functie en uitstraling. Met andere woorden, er is sprake van één kernwinkelgebied, één PDV locatie en van leefbare wijken en dorpen. Gezamenlijk vormen deze gebieden een heldere, fijnmazige detailhandelstructuur met het koop- cq. bezoekmotief als leidend principe. Dit schept duidelijkheid voor de consument en voor investeringen van ondernemers. Daarnaast biedt het kansen voor elkaar versterkende effecten (doelgroepen, combinatiebezoek) in plaats van elkaar te beconcurreren:

  • Recreatief winkelen/fun shoppen: in het kernwinkelgebied van Venray
  • Doelgerichte aankopen/run shoppen: op De Brier (waar de branchering wordt uitgebreid met rijwielhandels) en overige perifere locaties (bijvoorbeeld de Intratuin, autoboulevard Keizersveld)
  • Boodschappen doen: in de dorp- en wijkwinkelcentra

Verdere ruimtelijke clustering en concentratie van voorzieningen in de bovengenoemde winkelgebieden staat voorop. Nabijheid en compactheid zijn hierbij sleutelbegrippen. Een korte afstand immers leidt tot meer samenhang en continuiteit in de beleving.

De trend is echter dat steeds meer formules een deel van hun omzet halen uit brancheverbreding cq. -vervaging. Dit geldt sterk voor winkels met doelgerichte aankopen. Deze trend en ontwikkeling leidt ertoe dat naar verwachting de strijd om de consument de komende jaren zal verharden.

Dit wil niet zeggen dat er helemaal geen nieuwe ontwikkelingen meer wenselijk zijn. In tegendeel: ontwikkelingen die iets toevoegen aan de kwaliteit van het winkelaanbod blijven noodzakelijk om goed te kunnen inspelen op de veranderende behoeften van de consument.

Onderhavig project tot verplaatsing van rijwielhandel Dekkers naar het landelijk gebied aan de rand van de kern Wanssum en grenzend aan de sportzone en het extensief recreatief beekdal, heeft alles te maken met brancheverbreding, het bieden van meer samenhang in aangeboden product en gebruik ervan en het toevoegen van een belevingswereld voor de klant, die past bij het product. Het zal niet leiden tot een vergroting van het aantal tweewielerzaken maar wel tot een kwaliteitsimpuls van een bestaande, (over relatief korte afstand) te verplaatsen rijwielhandel. De rijwielzaken in de kern van Venray zullen van deze verplaatsing geen significante gevolgen ervaren.

4.4.9 Structuurvisie bijdrage ruimtelijke ontwikkeling

De Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011 is vastgesteld op 20 december 2011 en op 1 januari 2012 in werking getreden. Het in deze structuurvisie vastgelegde kwaliteitsbeleid omtrent een bijdrage Ruimtelijke ontwikkeling is gebaseerd op de gedachte dat ruimtelijke ontwikkelingen (bouwactiviteiten) leiden tot verlies aan ruimtelijke kwaliteit en dat dit verlies moet worden gecompenseerd. Achterliggend doel is het behoud en waar mogelijk versterking van de (groene) kwaliteiten van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied.

Voor de locatie Postbaan 14 is er reeds sprake van een bedrijfsbestemming (incl. bedrijfswoning) waarbij voor de wijziging naar een andere bedrijfsfunctie (in een vergelijkbare milieucategorie) en een burgerwoning geen bijdrage noodzakelijk is.

Het provinciale en gemeentelijke beleid is erop gericht om nieuwe bedrijfslocaties in het buitengebied te voorkomen. Een uitzondering is mogelijk voor bedrijven die zich vestigen in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen (VAB's), zoals ook aan de Gagel 12 het geval is. Uitgangspunten voor het hergebruik zijn onder andere het voorkomen van kapitaalvernietiging, het behoud van eventuele cultuurhistorische waarden en het versterken van de leefbaarheid op het platteland. Kleinschalige bedrijvigheid wordt toegestaan afhankelijk van aard (maximaal milieucategorie 2) en omvang. Uitbreiding van bestaande bedrijven in het buitengebied, of van VAB's die worden hergebruikt voor bedrijfsvestiging, is alleen toegestaan onder strikte voorwaarden. Allereerst zal worden gekeken naar de mogelijkheden om (een deel) van het bedrijf te verplaatsen naar een bedrijventerrein. Ook dient de duurzaamheids-ladder te worden doorlopen. Indien blijkt dat er geen andere mogelijkheden zijn dan uitbreiding ter plekke, dan zal een bijdrage ruimtelijke ontwikkeling moeten worden geleverd.

De bijdrage voor de ruimtelijke ontwikkeling bestaat allereerst uit een zorgvuldige inpassing van het bedrijf in het landschap, dus uit het inrichten van natuur/landschappelijke elementen in de directe nabijheid van het bedrijf. Voor bedrijven welke niet agrarisch verwant zijn, wordt een bijdrage gevraagd van € 35,- per m2 bedrijfsbestemming.

Voor de dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten aan de Gagel 1 en 12 zegt de structuurvisie het volgende.

Het buitengebied van Venray is door zijn gevarieerde landschap vooral geschikt om te genieten van de rust, ruimte, natuur en cultuur. Het gemeentelijk beleid is dan ook gericht op het stimuleren van extensieve, kleinschalige recreatie in het buitengebied, bij voorkeur gekoppeld aan de agrarische sector (agrotoerisme) en/of aan cultureel erfgoed. Een toename van het aantal grootschalige recreatiebedrijven in het buitengebied is in beginsel niet gewenst. Voor dagrecreatieve voorzieningen geldt als uitgangspunt dat deze vooral passen binnen een gevarieerd en kleinschalig landschap, dus vooral binnen het kleinschalig mozaïeklandschap, in de nabijheid van bossen en grootschalige landschapselementen en aan de randen beekdalen en essen. Met betrekking tot verblijfsrecreatie wordt het kleinschalig kamperen bij de boer in combinatie met de verhuur van vakantieappartementen, groepsaccommodaties en/of bed&breakfast faciliteiten, mits deze niet groter zijn dan 100 m2, gestimuleerd. Vestiging dient plaats te vinden in vrijkomende agrarische bebouwing. Bij recreatieve bedrijven (waar sprake is van de bestemming Recreatie) zijn ruimere mogelijkheden. Hierbij dient de bestaande vrijkomende bebouwing te worden gebruikt.

Basisvoorwaarde voor de bijdrage is een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing van de recreatieve voorziening(en). Om te borgen dat deze een voldoende groen karakter hebben, wordt de volgende minimumverhouding groen ten opzichte van rood gehanteerd: inclusief inpassing dient de ontwikkeling ca. 5 keer zoveel nieuw m2 groen op te leveren als er aan m2 nieuwe bebouwing en/of verharding wordt aangelegd. Het groen wordt daarbij passend bestemd en beschermd. Bij voorkeur vindt de compensatie binnen de ontwikkeling zelf of in de directe omgeving plaats.

Voor de landschappelijke inpassing van de Gagel 1 en 12 zijn plannen gemaakt door initiatiefnemer, zoals in paragraaf 3.3 aan de orde is geweest.

Gelet op het feit dat initiatiefnemer met zijn project zorgt voor een substantiële toename van dynamiek in Wanssum en directe omgeving, uitvoering geeft aan speerpunten van de gemeente Venray (denk aan het Toeristisch Opstappunt) en daarmee een impuls geeft aan de leefbaarheid van Wanssum, heeft de gemeente besloten tot een bijdrage 'op maat' , welke neergelegd is in een anterieure overeenkomst.

4.4.10 Bestemmingsplan

Voor de plangebieden vigeren de volgende bestemmingsplannen:

  Naam bestemmingsplan   Bestemming   Vaststelling Raad  
Postbaan 14   bestemmingsplan kern Wanssum en Partiële herziening bestemmingsplan 'Buitengebied' - artikel 30 WRO/actualisering   - ambachtelijke en verzorgende bedrijven B(a) (bedrijfswoning toegestaan)
- agrarisch met landschappelijke en natuurlijke waarden  
6 mei 1991 resp. 24 september 2007  
Gagel 12 (incl. overzijde van de weg)   bestemmingsplan Buitengebied Oost   - bestemming Agrarisch
- dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2
- bouwvlak
- gebiedsaanduiding verwevingsgebied  
18 juni 2013  

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0035.png"

Afbeelding: Uitsnede verbeelding Postbaan 14 kern Wanssum

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0036.jpg"

Afbeelding: Uitsnede plankaart Postbaan 14 buitengebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0037.jpg"

Afbeelding: Uitsnede verbeelding Gagel 12

Voor de kern Wanssum (inclusief locatie aan de Postbaan 14) is een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding. In het voorontwerp hiervan (opgesteld op 15 juli 2014) heeft de Postbaan 14 geheel de bestemming 'detailhandel' gekregen. Binnen deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de wijziging naar de bestemming Wonen.

Voor de locatie Gagel 12 is er geen wijzigingsbevoegdheid welke een detailhandelsbedrijf op deze locatie mogelijk zou maken.

4.4.11 Conclusie

Onderhavig project betreft vrijgekomen agrarisch gebouwen die al deels een herinvulling hebben gekregen als reparatiewerkplaats en magazijn ten behoeve van Dekkers Tweewielers. Deze herinvulling wordt nu uitgebreid met de detailhandel in allerlei soorten fietsen, waarbij deze locatie aan de Gagel zo uniek is omdat hier direct de link naar het attractieve landschap wordt gelegd. Vanaf de locatie aan de Gagel, onderdeel van de 'sportzone' van Wanssum, kunnen recreanten een fiets (of ander vervoermiddel) huren om meteen de fiets-, mountainbike- of andere routes (bv per kano) te gaan verkennen door het beekdal van de Groote Molenbeek en verder het landschap in. Het extensieve recreatieve medegebruik van deze prachtige natuur is een vorm van meervoudig ruimtegebruik dat extra aandacht verdient. Het plangebied aan de Gagel zal tevens meervoudig worden gebruikt door, naast de winkel en werkplaats voor tweewielers, ook als uitvalsbasis te fungeren voor 'extensieve recreanten'.

Het streven om het extensief recreatief medegebruik van het buitengebied te stimuleren is in alle bovenbeschreven beleidsdocumenten terug te vinden. Hierbij geldt echter als voorwaarde dat bij alle ontwikkelingen op en in dit gebied de landschappelijke kwaliteiten gerespecteerd, behouden en, daar waar mogelijk, versterkt dienen te worden.

Het noordelijk van de Gagel 12 gelegen deel van de agrarische bebouwing zal een verblijfsrecreatieve bestemming krijgen ten behoeve van groepsaccommodatie of bed & breakfast.

De woning aan de Postbaan 14 zal voorzien worden van een reguliere woonbestemming; de achterliggende bebouwing zal behouden blijven. Deze is uitermate geschikt voor een maatschappelijke functie (bv dagopvang voor ouderen) of een lichte bedrijfsfunctie vergelijkbaar met aan huis verbonden beroepsuitoefening of aan huis verbonden bedrijvigheid, mits goed passend binnen de woonomgeving. Deze zelfstandige bedrijfsfunctie mag nimmer overlast veroorzaken op de naastgelegen woningen.

Deze ontwikkelingen passen in de doelstellingen zoals verwoord in de diverse gemeentelijke beleidsdocumenten.

Hoofdstuk 5 Milieu-planologische aspecten

5.1 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 Wgh).

De woonstraten in Wanssum zijn aangewezen als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h. Hierbinnen valt ook de locatie Postbaan 14, waaraan in plaats van een detailhandelsbestemming met bedrijfswoning een bedrijfsbestemming aan de bedrijfsgebouwen en een reguliere woonbestemming aan de bestaande woning zal worden toegekend. Aan de Venrayseweg (N270) geldt, binnen de bebouwde kom, een snelheidsregime van 50 km/h-zone en waardoor deze weg een gezoneerde weg is. De geluidzone bedraagt 250 m. Het plangebied aan de Postbaan 14 ligt op een afstand van circa 165 m; binnen de geluidzone dus. Ook bevindt het plangebied zich binnen de geluidzone van 250 m binnen de wegen in het buitengebied aan de zuidzijde van het plangebied.

Echter, zowel een bedrijfswoning als een burgerwoning betreffen geluidgevoelige objecten voor wegverkeerslawaai, zodat er voor wat betreft geluidhinder van wegverkeerslawaai geen gewijzigde situatie plaatsvindt: de woning en en blijft een geluidgevoelig object.

Voor wat betreft de verkeersaantrekkende werking van de toekomstige bestemming in vergelijking met de vigerende bestemming is de verwachting dat, door het schrappen van de detailhandelsmogelijkheden, deze verkeersaantrekkende werking zal afnemen. Zowel binnen het vigerende als binnen het toekomstige bestemmingsplan zijn bedrijfsactiviteiten in de categorie 1 en 2 toegestaan; in zoverre is er dus geen verschil; doch de mogelijkheid om detailhandel te voeren, verdwijnt.

Een akoestisch onderzoek is voor deze locatie derhalve niet noodzakelijk.

Aan de Gagel geldt een snelheidsregime van 60 km/h. Ook hier bedraagt de geluidzone 250 m, waarbinnen het gehele deel van het plangebied zich bevindt. Hier wordt echter geen woning gerealiseerd maar een werplaats, magazijn en winkel. Het besluit geluidhinder (Bgh) bepaalt wat verstaan moet worden onder een "ander geluidsgevoelig gebouw" (art. 1.2 Bgh). Alle objecten die niet onder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen of kinderdagverblijven zijn te scharen, zijn op basis van de Wet geluidhinder niet beschermd tegen geluidhinder. Hieruit vloeit voort dat ook de fietsenwinkel, magazijn en werkplaats niet gekwalificeerd wordt als geluidgevoelig object.

Als gevolg van het bestemmen van de agrarische bedrijfswoning als burgerwoning is er feitelijk geen sprake van een nieuw geluidgevoelig object; betreffend pand ís een woning en blíjft een woning.

Er hoeft op grond van de Wet geluidhinder ook hier geen akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai plaats te vinden.


Spoorweglawaai

In de nabijheid van het plangebied is geen spoorlijn gesitueerd. De spoorlijn Venlo-Nijmegen bevindt zich op een afstand van circa 3 km ten zuidwesten van het plangebied.

5.2 Bodem- en grondwaterkwaliteit

In het kader van het onderhavige plan worden binnen het plangebied aan de Postbaan 14 geen nieuwe bodemgevoelige functie toegelaten; de vigerende bestemming laat een woning toe en de nieuwe bestemming heeft hierin geen extra mogelijkheden, zodat voor dit deel geen bodemonderzoek noodzakelijk is.

Voor de locatie aan de Gagel is er een bestaand agrarisch bedrijfsgebouw waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend om dit te gebruiken voor de opslag en reparatie van fietsen. Hierin zal verder ook geen functiewijziging plaatsvinden, al zal het gebouw wel een (interne) aanpassing ondergaan. Echter, het gebouw zal ook substantieel worden uitgebreid met een winkel, hetgeen een nieuwe bodemgevoelige functie betreft.

Voordat door middel van een planologische wijziging en daaropvolgende omgevingsvergunning nieuwe functies mogelijk worden gemaakt zal er inzicht moeten zijn of de bodem- en grondwaterkwaliteit een dergelijke bebouwing en gebruik ook mogelijk maken.

Op 3 juli 2017 is een (als bijlage aan de planstukken toegevoegd) verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Econsultancy BV uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek is het volgende geconcludeerd:

'De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot sterk siltig, matig fijn tot matig grof zand. De bodem is verder plaatselijk zwak tot matig grindig of keienhoudend, zwak tot matig gleyhoudend en/of zwak humeus. De bodem is zintuiglijk tot maximaal 0,5 zwak baksteenhoudend, matig tot volledig asfalthoudend en/of zwak tot volledig puinhoudend.

Gezien het feit dat het grondwater zich ter plaatse van de onderzoekslocatie dieper dan 5,0 m -mv bevindt en tijdens de veldwerkzaamheden binnen 4,8 m -mv ook geen grondwater is aangetroffen, heeft er conform de NEN 5740 geen grondwateronderzoek plaatsgevonden.

Op de onderzoekslocatie zijn de volgende deellocaties onderzocht:

Deellocatie A: Voormalige bovengrondse dieseltank (1.000 liter)

Ter plaatse zijn zintuiglijk geen verontreinigingen met minerale olie aangetroffen. De bovengrond is analytisch licht verontreinigd met minerale olie.

De vooraf gestelde hypothese dat de onderzoekslocatie ter plaatse van de deellocatie A als "plaatselijk verdacht" dient te worden beschouwd, wordt aanvaard. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er ter plaatse van deellocatie A echter géén reden voor een nader onderzoek.

Deellocatie B: Overig terrein

De verdachte laag is plaatselijk licht verontreinigd met minerale olie, PCB’s en/of PAK. Echter wordt opgemerkt,dat de rapportagegrens voor de parameter PCB van MMB2 verhoogd is ten gevolge van verdunning van het monster. De toetswaarde van de som PCB in mengmonsters MMB2 is gelijk aan de sommatie van 0,7x rapportagegrens. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen.

De vooraf gestelde hypothese dat de onderzoekslocatie ter plaatse van de deellocatie B als "heterogeen verdacht" dient te worden beschouwd, wordt eveneens aanvaard. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er ook ter plaatse van deellocatie B géén reden voor een nader onderzoek.

Asbest

Op het maaiveld van de zuidelijke locatie zijn grote hoeveelheden asbestverdacht materiaal aangetroffen rondom de meest oostelijke loods. Volgens de huidige eigenaar van het terrein, welke dit een jaar geleden heeft gekocht, zijn dit stukken van asbestvrije platen welke op het dak hebben gelegen. Uit de bouwbevestiging uit 1995 blijkt eveneens, dat asbestvrije dakplaten zijn toegepast. Tijdens een hagelstorm in de zomer van 2016 zijn deze platen kapot geslagen en zijn stukken op het maaiveld terecht gekomen. Ook de kapotte platen zijn, na vervanging op het maaiveld toegepast als verharding. Behalve op het maaiveld zijn ook nog enkele zakken met deze stukjes plaatmateriaal aanwezig. De opdrachtgever heeft in december 2016 een analyse laten uitvoeren op een plaatje van het betreffende materiaal, waaruit is gebleken dat het asbestvrije plaatmateriaal betreft. Aangezien een formele asbestinventarisatie ontbreekt, is de exact herkomst van dit plaatje onbekend. Daarom heeft Econsultancy ook twee verzamelmonsters (afkomstig van het maaiveld onder en nabij de overkapping van de loods) laten analyseren op asbesthoudendheid van dit materiaal. Uit de kwantitatieve analyse op asbesthoudendheid van de twee verzamelmonsters van asbestverdacht materiaal blijkt, dat het materiaal asbestvrij is.

Het dak van Gagel 1 is wel voorzien van asbesthoudende platen, welke geheel intact zijn. Het feit dat deze platen asbesthoudend zijn, wordt ook door het eerder genoemde analyserapport van de eigenaar bevestigd. Verder is op een deel de zuidelijke locatie puingranulaat aangetroffen. Dit puingranulaat is onlangs aangebracht als fundering voor de klinkers rondom het bedrijfspand. Gezien de recente toepassing van dit puin gaat het om gecertificeerd materiaal welke voldoet aan de asbestnormen.

Gezien het feit dat de grote hoeveelheid gebroken plaatmateriaal op het maaiveld asbestvrij is, wordt een verkennend onderzoek asbest in bodem vooralsnog niet noodzakelijk geacht.'

5.3 Luchtkwaliteit

De regels inzake luchtkwaliteit kennen het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.

Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten - die jaarlijks meer dan 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2 bijdragen- een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.

De Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' bevat regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).

Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM).

Het onderhavige project (locatie Postbaan 14) valt met met omzetten van een detailhandelsbestemming met bedrijfswoning naar één reguliere woning zonder meer onder de Regeling NIBM.

Luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor dit deel van het project.

Het project aan de Gagel 12 echter, heeft meer impact op de luchtkwaliteit. Hierbij is met name de verkeersaantrekkende werking een bron van vervuiling. Of deze verkeersaantrekkende werking in betekenende mate bedrijaagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, dient hier beoordeeld te worden.

De uitbreiding van de rijwielhandelsactiviteiten op de Gagel 12 brengt, gerelateerd aan de te beëindigen activiteiten aan de Postbaan 14, een aanvullende verkeersintensiteit met zich mee. In de CROW-publicatie 317 zijn geen kengetallen beschikbaar die direct toepasbaar zijn op een rijwielhandel. Voor onderhavige ontwikkeling wordt uitgegaan van uitbreiding van een winkel met werkplaats en magazijn van gezamenlijk 1.550 m² bruto vloeroppervlakte, waarvan de uitbreiding een oppervlakte van 800 m² beslaat.

Voor de winkel wordt aangesloten bij de kencijfers voor verkeersgeneratie die gelden voor 'woonwarenhuis/woonwinkel' omdat de bezoekfrequentie hiermee het meest overeenkomt. Voor de winkel komt dat neer op 8,5-11,0 mvt/etmaal per 100 m² bruto vloeroppervlak, zijnde een verkeersgeneratie maximaal 11 x 8 = 88 mvt/etmaal. Voor werkplaats en magazijn wordt aangesloten bij de kencijfers voor verkeersgeneratie die gelden voor 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief'. Voor het magazijn komt dat neer op 3,9-5,7 mvt/etmaal per 100 m² bruto vloeroppervlak en voor de werkplaats (arbeidsintentief/bezoekersextensief) op 9,1-10,9 mvt/etmaal per 100 m². De verkeersgeneratie van het magazijn (ca. 350 m2) en werkplaats (ca. 400 m2) is daarmee maximaal 64 mvt/etmaal. De totale verkeersgeneratie van Dekkers Tweewielers komt daarmee uit op maximaal 152 mvt/etmaal.

Samen met de verkeersaantrekkende werking van de uitvalsbasis voor outdoor-recreatie van 100 verkeersbewegingen per etmaal, bedraagt het totale aantal verkeersbewegingen 252 mvt/etmaal.

Via de NIBM-rekentool is een worst-case berekening gemaakt waaruit blijkt dat bij een toename 252 bewegingen, waarvan 10% vrachtwagenbewegingen zijn) nog altijd sprake is van 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0038.jpg"

Afbeelding: NIBM-tool voor de activiteiten

Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ruimtelijke ontwikkeling.

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Risicovolle inrichtingen (Bevi)

De veiligheid rond bedrijven wordt gereguleerd in de vigerende milieuvergunning (of een geldende Algemene Maatregel van Bestuur) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 21 oktober 2004 (Bevi). In het Bevi worden specifieke regels opgenomen voor specifieke risicovoIle inrichtingen. Het gaat hierbij onder meer om inrichtingen in het kader van het Besluit risico's zware ongevallen 1999, LPG-tankstations, inrichtingen waar gevaarlijke (afval)stoffen of bestrijdingsmiddelen in emballage van meer dan 10.000 kg worden opgeslagen, inrichtingen met een koel-of vriesinstallatie met meer dan 400 kg ammoniak. In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren, hotels, winkelcentra, campings) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen dan wel bedrijfsgebouwen van derden, kleinere kantoren, hotels en winkels, sporthallen, zwembaden) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6 /jr.

Het kan gaan om inrichtingen waarbij door middel van een vaste afstand wordt voldaan aan deze contour (zogenaamde “categoriale inrichtingen”) en inrichtingen waarbij deze contour individueel moet worden berekend (Quantitative Risk Assement (QRA)). Dit is geregeld in Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).

Bij het nemen van een planologisch besluit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan) moet het bevoegd gezag deze contour in acht nemen voor kwetsbare objecten. Hierbij geldt de PR-contour 10-6/jr. als grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour als richtwaarde, d.w.z. in principe moet PR 10-6/jr. aangehouden worden, maar er mag gemotiveerd van worden afgeweken.

Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsgebonden risico (GR). Het groepsgebonden risico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het aantal personen dat in de omgeving van de bron verblijft bepaalt daardoor mede de hoogte van het groepsrisico. Voor het GR geldt geen harde juridische norm (zoals de PR-contour 10-6/jr. wel is) maar een zogenaamde oriënterende waarde. Het berekende groepsrisico wordt weergegeven in een curve, waarbij de kans op een ongeval wordt uitgezet tegen het aantal mensen dat daarbij omkomt. In dezelfde grafiek wordt de oriënterende waarde uitgezet. Als die wordt overschreden door een ruimtelijke ontwikkeling moet dat worden verantwoord. Hiermee wordt in beeld gebracht of en in welke mate het bevoegd gezag het GR wel of niet aanvaardbaar vindt, al dan niet na het nemen van maatregelen.

De woning aan de Postbaan 14 te kwalificeren als een kwetsbaar object . Volgens de Risicokaart van de provincie Limburg liggen in de directe omgeving van dit deel van het plangebied geen risicovolle inrichtingen. Binnen het bestaande bouwvlak aan de Gagel bevindt zich een bovengrondse propaantank met een capaciteit van 3000 liter. Bijbehorende risicocontour 10-6/jr. bedraagt 20 m. Het bedrijf Dekkers Tweewielers betreft een (beperkt) kwetsbaar object.

Deze propaantank zal zo snel mogelijk verwijderd worden; voor alternatieve energievoorziening wordt gedacht aan duurzame energie zoals het aanbrengen van zonnepanelen op het dakvlak van de gebouwen aan Gagel 12 en 12a.

Op onderstaande figuur is een uitsnede van de risicokaart Limburg te zien. Binnen een straal van 400 m vanaf de nieuwe bedrijfslocatie aan de Gagel 12 zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17001-va01_0039.jpg"

Figuur: risicokaart Limburg

5.4.2 Vervoer gevaarlijke stoffen

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In het basisnet is de omvang voor de verschillende transportmodaliteiten vastgelegd.

De dichtstbijzijnde weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt is de N270 (Venrayseweg). De PR-contour 10-6/jr bedraagt hier 0 meter; het plangebied ligt voor het deel aan de Postbaan 14 op een afstand van circa 165 meter, en voor het deel aan de Gagel op circa 390 m.

Voor wat betreft het plangebied aan de Postbaan 14 zal er als gevolg van de wijziging van detailhandelsbestemming in bedrijfsbestemming sprake zijn van een afname van het aantal personen; aan de Gagel 12 darentegen zal een toename van het aantal personen zijn. Deze locatie is echter dermate ver verwijderd van de N270 dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg geen belemmering vormt voor onderhavig project.

5.5 Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

5.5.1 Bedrijven en Milieuzonering; Staat van bedrijfsactiviteiten

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk' , 'rustig buitengebied' of vergelijkbare omgevingstypen;
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

5.5.2 Invloed milieuhinder op het plangebied

Het plangebied aan de Postbaan 14 ligt binnen de bebouwde kom van Wanssum. Het omzetten van de ambachtelijke en verzorgende bedrijfs- en detailhandelsbestemming in een bestemming 'Bedrijf' (zónder mogelijkheid voor detailhandel) heeft geen, dan wel een uitsluitend positieve impact op de in de omgeving gelegen woningen. Zowel binnen het vigerende als binnen het toekomstige bestemmingsplan zijn bedrijfsactiviteiten in de categorie 1 en 2 toegestaan; in zoverre is er dus geen verschil; doch de mogelijkheid om detailhandel te voeren, verdwijnt.

De omzetting van de bedrijfswoning in een burgerwoning heeft ook geen invloed op de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven. Deze bedrijfswoning is voor omliggende bedrijven altijd al een 'woning van derden' geweest en is alszodanig in het verleden meegenomen in de zoneringsvraag. De omzetting beperkt omliggende bedrijven derhalve niet extra, doch alleen mogelijk de bedrijfsactiviteiten op het achterliggende (eigen) perceel; bij de keuze van te exploiteren bedrijfsactiviteiten en de omvang waarin dit gebeurt, dient rekening te worden gehouden met de nabijgelegen woningen. In beginsel wordt voor categorie 2-inrichting een richtafstand gehanteerd van 30 m tot aan woningen van derden, echter per activiteit dient beoordeeld te worden of voldaan kan worden aan de geldende milieuregelgeving (Activiteitenbesluit).

Het plangebied aan de Gagel 12 ligt net buiten de bebouwde kom van Wanssum. Het betreft geen woning en is in die zin niet gevoelig voor invloeden van buitenaf.

Een detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen), onder welke categorie van de Handreiking de rijwielhandel is te scharen, valt (evenals kleinschalige horeca en dagrecreatie) onder categorie 1, met een bijbehorende richtafstand van 10 m ten opzichte van een rustige woonwijk/woning in rustig buitengebied. De meest nabijgelegen woonbestemming ligt al op meer dan 30 m van enige bebouwing welke mogelijk binnen het plangebied aan de Gagel zou kunnen komen. Beide bouwvlakken bevinden zich op nóg grotere afstand, zodat beide functies niet aan elkaar in de weg staan.

5.6 Kabels, leidingen en straalpaden

5.6.1 Inleiding

Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de plankaart en in de planvoorschriften geregeld. Leidingen met ongevaarlijke stoffen zoals hoofdwatertransportleidingen, afvalwatertransport-/rioolpersleidingen zijn in beginsel niet opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij door de leidingbeheerder de noodzaak voor opname is aangetoond. Een vereiste voor opname in het bestemmingsplan is dat de opgave van de ligging van de leidingen op digitale wijze dient te geschieden. Dit in verband met het bepalen van de exacte ligging.

5.6.2 Gas-, olie-, brandstof- of watertransportleidingen en hoogspanningskabels

Een buisleiding die wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen, vormt een risico voor de veiligheid. Als de leiding gaat lekken, kunnen de gevaarlijke stoffen vrijkomen en ontstaat er een kans op explosie, vergiftiging van mensen of dieren of verontreiniging van het milieu.

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor de exploitant en de gemeente. Exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn. Gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.

In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen leiding- of hoogspanningkabeltracés welke belemmerd zijn voor het project.

5.6.3 Obstakelbeheer- en radarverstoringsgebied

Het plangebied bevindt zich niet binnen een straalpad van telecomvoorzieningen. Wel ligt het plangebied in het radarverstoringsgebied dat hoort bij de radar die staat op vliegbasis Volkel. Objecten hoger dan 65 meter boven NAP binnen een straal van 28 km van het radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld en zijn derhalve in beginsel niet toegestaan. Op de algemene hoogtekaart van Nederland is te zien dat het plangebied is gelegen op een hoogte van maximaal 18,3 meter boven NAP; gelet op de via de planregels toegestane bouwhoogte zal het "object" niet boven 65 meter boven NAP uitkomen en vormt het geen belemmering voor de radarverbinding.

Gelet op het bovenstaande mag worden gesteld dat met het onderhavige bestemmingsplan de belangen van defensie niet worden geschaad.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Waterbeleid

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Venray als het waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit de gemeente Venray en het waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten:

  • 1. afkoppelen van 100% van het het verhard oppervlak, waarbij de beslisboom verantwoord afkoppelen van toepassing is;
  • 2. de trits vasthouden-bergen-afvoeren is van toepassing, waarbij hergebruik dan wel infiltratie van schoon regenwater de voorkeur heeft;
  • 3. de bergingscapaciteit bepalen aan de hand van de bui T=10 met 50 mm;
  • 4. een open berging dimensioneren op een regenneerslag van 50 mm met een lozing van 1 l/sec per ha met bij voorkeur een waking van 50 cm;
  • 5. een T=100 beschouwing opnemen uitgaande van een bui van 84 mm in 48 uur;
  • 6. verontreiniging van het water dient door bronmaatregelen voorkomen te worden;
  • 7. grondwateroverlast dient voorkomen te worden;
  • 8. een gelimiteerde afvoer naar het oppervlaktewatersysteem is toegestaan.

6.2 Waterhuishoudkundige situatie plangebied

Binnen het plangebied moet een duurzaam waterhuishoudkundig systeem aanwezig zijn om de hoeveelheid regenwater te verwerken dat gelet op het ter plaatse van de Gagel 12 aan de orde zijnd (nieuw) afvoerend verhard oppervlak van globaal 1500 m² (bebouwing van 800 m² inclusief verhardingen en parkeergelegenheid) binnen het plangebied valt.

De K-waarde (geeft de mate van infiltratiegeschiktheid aan) van het plangebied bedraagt volgens de kaart inzake de bodemdoorlatendheid (K-waarde) van de gemeente Venray van het waterschap 0,75 - 1,5 m/dag. De onderhavige gronden zijn derhalve geschikt voor hemelwaterinfiltratie. Bij de bepaling van de capaciteit/kwantiteit van de gekozen infiltratievoorziening wordt uitgegaan van een neerslaggebeurtenis T=10. Aangenomen wordt dat bij een dergelijke bui 32,6 mm neerslag valt in 1 uur en 42,9 (afgerond 43) mm in 4 uur. De te realiseren waterbergingsruimte kan dan berekend worden door de toename van het afvoerend verhard oppervlak (m2) te vermenigvuldigen met 0,043 m. Verder voorziet het project in een voorziening bij een extreme neerslaggebeurtenis. Hierbij is een neerslaggebeurtenis van T= 100 maatgevend, waarbij uitgegaan wordt van een bui van 84 mm met een duur van 2 dagen, waarbij er niets kan infiltreren. De te realiseren waterbergingsruimte kan dan berekend worden door de toename van het afvoerend verhard oppervlak (m2) te vermenigvuldigen met 0,084 m.

Benodigde buffercapaciteit bedraagt:

Neerslag T=10 43 mm neerslag/m2   Neerslag T=100 84 mm neerslag/m2  
Te infiltreren 1500 m2 x 0,043 m = 64,5 m3   Te infiltreren 1500 m2 x 0,084 m = 126 m3  

Binnen de landschappelijke inpassing van het project zal een infiltratievoorziening worden gerealiseerd in de vorm van een vijver of verlaging in het erf (wadi) zodat een bui vanT=10 in elk geval geborgen kan worden. Verder zal het peil van de bebouwing hoger worden gerealiseerd dan het aansluitende terrein zodat afstromend hemelwater van het gebouw weg zal vloeien.

Afvoer van bedrijfsafvalwater dient plaats te vinden via het aanwezige rioleringssysteem.

Voor de locatie aan de Postbaan 14 zal er geen uitbreiding van verhard oppervlak plaatsvinden, zodat de ontwikkeling daar neutraal is.

Bouwmaterialen

De gemeente Venray streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen. Er zal derhalve geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen.

6.3 Overleg Waterschap

Vooroverleg met en advies van het waterschap Limburg maakt onderdeel uit van de watertoets. Het waterschap Limburg heeft evenwel aangegeven dat bij plannen met een toename van het nieuw afvoerend verhard oppervlak van minder dan 2000 m2 en waarbij het plangebied niet is gelegen in specifieke aandachtsgebieden, geen vooroverleg plaats hoeft te vinden met het watertoetsloket. Het plan leidt niet tot een toename van het afvoerend verhard oppervlak van meer dan 2000 m2.

Specifiek wateradvies door het waterschap is niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 7 Juridische vormgeving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:

  • plantoelichting
  • planregels;
  • verbeelding.

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. De plansystematiek voldoet aan de volgende RO-standaarden 2012:

  • Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012;
  • PraktijkRichtlijn BestemmingsPlannen (PRBP) 2012;
  • Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI) 2012.

7.2 Planmethodiek

Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.

Verder is aansluiting gezocht bij de systematieken van het voorontwerp van het bestemmingsplan Wanssum en het bestemmingsplan Buitengebied-Oost van de gemeente Venray.

7.3 Verbeelding

In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.

Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn geen verschillen te vinden.

7.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.

De Inleidende regels (hoofdstuk 1) bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.

In het artikel over de "Wijze van meten" (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. De bestemmingen vangen steeds aan met de bestemmingsbenaming. Daarna wordt in de doeleindenomschrijving weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden bestemd zijn. Indien er sprake zou kunnen zijn van conflicterende belangen, is er een nadere detaillering van de doeleinden opgenomen waarin wordt vermeld welke doeleinden prevaleren. Vervolgens wordt in de bebouwingsregeling aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden. In sommige bestemmingen wordt bovendien nader ingegaan op de toegestane voorzieningen. Vervolgens is een gebruiksbepaling opgenomen waarin wordt aangegeven dat gronden en opstallen niet in strijd met de bestemming mogen worden gebruikt. Voor de duidelijkheid is in een aantal situaties aangegeven die in ieder geval in strijd met de bestemming worden geacht.

In de Algemene regels (hoofdstuk 3) zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouwregels, de algemene afwijkingsregels, de algemene wijzigingsregels, de algemene procedureregels voor wijzigingen, ontheffingen en nadere eisen en de overige regels.

In de Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4) zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Omdat onderhavig bestemmingsplan slechts een partiële herziening inhoudt, zijn in de regels ook slechts de gewijzigde bepalingen opgenomen.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid, kostenverhaal en planschade

De realisatie van het project geschiedt voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding. Verder zijn de gronden aan de Postbaan 14 en de Gagel 12 (deels) eigendom van initiatiefnemer. Voorzover er sprake is van (mede)eigendom van derden, is onderhavig bestemmingsplan met deze partijen besproken en hebben zij zich achter onderhavig plan geschaard.

Kostenverhaal is geregeld in een tussen de gemeente Venray en de initiatiefnemer af te sluiten anterieure overeenkomst, waarin naast verhaal van de ambtelijke kosten en bijdragen bovenwijks en ruimtelijke ontwikkeling, ook het planschadeverhaal wordt opgenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventueel te vergoeden planschade niet voor rekening van de gemeente Venray komt maar voor rekening van de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 9 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid

9.1 Informatieverstrekking

In meerdere sessies heeft initiatiefnemer zijn plannen in januari/februari 2017 gepresenteerd aan de dorpsraad, omwonenden en belangstellende ondernemers. De eerste indruk is dat het idee zeer goed ontvangen is, dat collega-ondernemers voordelen zien in het samen optrekken in dit project en graag op enigerlei wijze hierin zouden willen participeren.

9.2 Procedure

Elk nieuw bestemmingsplan ontstaat uit een initiatief. De totstandkoming begint met de beslissing dat een bestemmingsplan zal worden opgesteld.

Conform artikel 3.1.1. Bro worden de provincie Limburg en Waterschap Limburg in het kader van dit bestemmingsplan betrokken in het vooroverleg.

Artikel 3.8 Wro regelt de procedure van het bestemmingsplan. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. Hierbij zijn een aantal aanvullingen:

  • 1. kennisgeving, zoals bedoeld in artikel 3:12 Awb, dient tevens te worden gepubliceerd in de Staatscourant en langs elektronische weg te worden verzonden;
  • 2. het ontwerpbestemmingsplan dient te worden verstuurd aan het Rijk, provincie, waterschappen en aan de besturen van bij het plan een belang hebbende gemeenten;
  • 3. kennisgeving aan de eigenaren van percelen welke de bestemming in de naaste toekomst zal worden verwezenlijkt;
  • 4. door een ieder kunnen zienswijzen naar voren worden gebracht;
  • 5. de gemeenteraad dient binnen 12 weken, na de ter inzage termijn beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.

Binnen twee weken wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Indien door de Gedeputeerde Staten (GS) of de inspecteur een zienswijze is ingediend en deze niet volledig is overgenomen, dan vindt bekendmaking plaats binnen zes weken na vaststelling. Dit geldt tevens indien de gemeenteraad wijzigingen aanbrengt in het ontwerp. In deze gevallen zend het college na vaststelling onverwijld een afschrift van het raadsbesluit aan de GS en/of de inspecteur.

Indien het Rijk of de provincie gebruik wil maken van haar aanwijzingsbevoegdheid gaat deze termijn niet op. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt dan, met uitsluiting van het onderdeel waarop het aanwijzingsbesluit ziet, samen met het aanwijzingsbesluit bekend gemaakt.

Het besluit treedt in werking 1 dag na afloop van de beroepstermijn.

9.3 Overleg

In het kader van het wettelijk overleg zal onder meer overleg plaatsvinden met Waterschap Limburg en provincie Limburg. De resultaten hiervan zullen te zijner tijd hieronder opgenomen worden.

Op 10 juli 2017 heeft de provincie Limburg te kennen gegeven dat wegens het ontbreken van een door het expertteam geakoordeerd ondernemingsplan voor de groepsaccommodatie, nog geen positief advies kan worden afgegeven. Hierop is alsnog een ondernemingsplan opgesteld, voorgelegd aan de provincie en inmiddels akkoord is bevonden door het expertteam. Bij e-mailbericht van 9 oktober 2017 heeft de provincie Limburg laten weten dat kan worden ingestemd met onderhavig bestemmingsplan. De vooroverlegreactie is als bijlage bij de planstukken gevoegd.

9.4 Inzage ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpplan heeft voor een ieder ter inzage gelegen van 25 augustus tot en met 5 oktober 2017. Gedurende deze periode is één zienswijze ingediend, welke na goed onderling overleg tussen reclamant en initiatiefnemer, en nadat de gemaakte afspraken zijn verwerkt in het bestemmingsplan, weer is ingetrokken.

De wijzigingen in het bestemmingsplan hebben betrekking op:

  • de geluidsafschermende maatregelen tussen het perceel met de recreatieve bestemming en het perceel van reclamant, welke afscheiding op de erfgrens nu een hoogte mag hebben van 2,4 meter. Realisatie van geluidsafschermende maatregelen op een andere locatie dan de perceelsgrens mogen overigens (net als in het ontwerp-bestemmingsplan reeds was geregeld) een hoogte hebben van 3 meter.
  • artikel 6.4.2 is toegevoegd aan de bestemmingsregels waarin de voorwaardelijke verplichting is opgenomen dat er tussen de recreatieve functie en de ten oosten gelegen camping geluidwerende maatregelen met een hoogte van 2,4 m worden gerealiseerd en in stand worden gehouden.
  • het landschappelijk inpassingsplan, waarin onder andere het groene dak is vervangen door een dak met zonnepanelen.
  • 4.5.2, waarin ten aanzien van het toegestaan gebruik de volgende zinsnede is toegevoegd: (...)', en de bestaande beplanting buiten het bouwvlak ongewijzigd in stand zal worden gehouden.'