direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hoofdstraat 2 en 4 Oirlo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP21003-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

Het tuinbouwbedrijf aan de Hoofdstraat 2 en 4 te Oirlo is gestopt. De initiatiefnemer wil de bedrijfswoning gebruiken als burgerwoning. Een deel van de bijgebouwen van het bedrijf zullen in gebruik genomen worden voor de nieuwe burgerwoning. Deze ontwikkeling past niet in het geldende bestemmingsplan. Omdat het initiatief wel passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan een herziening van het bestemmingsplan. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Hoofdstraat 2 en 4, ten noorden van de kern Oirlo. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21003-va01_0002.png" Locatie plangebied in de omgeving, plangebied in rood (bron: openstreetmap.org)

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in het buitengebied van Venray, ten noorden van Oirlo, aan de kruising van de Hoofdstraat en de Gunhoekweg. Ten noorden van het plangebied gaat de Hoofdstraat over in de Oirloseweg. In de omgeving van het plangebied liggen meerdere agrarische en niet-agrarische bedrijven. Ook zijn hier enkele burgerwoningen gevestigd.

In het plangebied was voorheen een tuinbouwbedrijf aanwezig. De bedrijfsruimten van dit bedrijf zijn reeds gesloopt, maar de containervelden, enkele bijgebouwen en de bedrijfswoningen zijn nog steeds aanwezig. Op de navolgende afbeelding is de huidige situatie in het plangebied te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21003-va01_0003.png"

Luchtfoto plangebied, plangebied in rood (bron: https://kaartenbak-venray.opendata.arcgis.com)

2.2 Toekomstige situatie

Gelet op de grootte en de ligging is de locatie niet meer geschikt voor een eigentijdse agrarische bedrijfsvoering. In de toekomstige situatie zal de bedrijfswoning op het perceel gebruikt worden als burgerwoning. De bestaande bijgebouwen rond de bedrijfswoning worden behouden als bijgebouwen bij de woning. De containervelden achter de woning zijn verwijderd. Dit terrein blijft wel in gebruik als agrarische grond, en wordt geen onderdeel van het woonperceel. Met het verdwijnen van het agrarisch bedrijf is een herziening van de geldende bestemming en een omschakeling naar een woonbestemming een planologisch gezien logische ontwikkeling voor deze locatie. Het gebruik van deze bedrijfswoning als een burgerwoning is passend in deze omgeving en sluit aan bij de aanwezige kwaliteiten van het gebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Per januari 2021 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.

De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.

Met de komst van de NOVI komen meerdere nationale beleidsstukken te vervallen, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Strategisch relevante delen van de SVIR en het Barro worden echter opgenomen in de NOVI en blijven daarmee ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden. Dit bestemmingsplan zal daarom ook aan dit beleid worden getoetst.

Gebiedsgericht

De NOVI benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen.

In het Barro waren regels opgesteld waarmee deze gebiedsbescherming juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.

Ladder duurzame verstedelijking

Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."

Per 1 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'actuele regionale behoefte' gewijzigd in 'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.

Planspecifiek

Gebiedsgericht

Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de NOVI.

Ladder duurzame verstedelijking

In het initiatief wordt een bedrijfswoning in gebruik genomen als een burgerwoning. Met het initiatief worden geen nieuwe woningen gerealiseerd en is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Het toetsen van dit initiatief aan de Ladder is dan ook niet aan de orde.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 zijn door Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014, met bijbehorend plan m.e.r., de Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal Verkeers en- Vervoersprogramma vastgesteld. De meest recente actualisatie dateert uit 2018.

In het POL staat kwaliteit centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.

Er wordt de komende jaren een hausse aan vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing verwacht. Het proces van functieverlies speelt al langere tijd, maar het aanbod van leegstaand vastgoed blijft toenemen en de vraag blijft achterwege. Er wordt naar gestreefd dat de vrijkomende agrarische bebouwing zoveel mogelijk wordt hergebruikt door de land- en tuinbouw, ter voorkoming van verdere verstening in het buitengebied. Maar het is zeker niet te verwachten dat alle leegstand zo kan worden opgelost. In dat geval is sloop (bijvoorbeeld van verouderde stallen, schuren en overige voorzieningen) gewenst, om leegstand, verval en mogelijk ook illegaal gebruik te voorkomen.

Omgevingsverordening Limburg 2014

In de Omgevingsverordening Limburg 2014 is bepaald dat een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling

mogelijk maakt rekening houdt met de Ladder voor duurzame verstedelijking. De regionale afspraken over wonen zijn met een Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014 geborgd in de provinciale omgevingsverordening. Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg mag alleen voorzien in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg. In het ruimtelijk plan dat betrekking heeft op het toevoegen van woningen, dient te worden verantwoord op welke wijze het plan aansluit bij de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21003-va01_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21003-va01_0005.png"

Uitsnede kaart Zonering Limburg (POL 2014, GS 13 augustus 2019)

Planspecifiek

Met dit initiatief worden geen nieuwe woningen gerealiseerd of andere stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Als onderdeel van het provinciale Omgevingsplan Limburg 2014 zijn in de Omgevingsverordening Limburg 2014 geen relevante artikelen opgenomen voor dit initiatief. Zoals uit voorgaande landschapszone kaart blijkt ligt het plangebied (rode stip) binnen het 'buitengebied'. Voor dit landschapstype zijn in het provinciaal beleid geen beschermingsregelingen of ontwikkelingsdoelen opgenomen die relevant zijn voor de voorgenomen ontwikkeling . Het provinciaal beleid staat voorliggend initiatief niet in de weg.

Borging Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM)

Vanaf 1 januari 2012 zijn Limburgse gemeenten zelf verantwoordelijk voor de advisering over plannen binnen de werkingssfeer van het LKM. De borging van het Limburgs Kwaliteitsmenu komt daarom nader aan bod in paragraaf 3.4.4.

Het initiatief past binnen het provinciale beleid.

3.2.2 Provinciale Omgevingsvisie Limburg

Op 7 september 2020 heeft de provincie het ontwerp van de Provinciale Omgevingsvisie Limburg ter inzage gelegd. In deze omgevingsvisie worden de uitdagingen voor de provincie voor de periode tot 2050 aangekaart, worden de belangen van de provincie in beeld gebracht, en worden de ambities van de provincie voor de komende decennia weergegeven.

Op het aspect wonen wil de provincie haar beleid uitwerken op basis van de lokale woningbehoeften. Juridisch gezien is de rol van de provincies in de woningbouw zeer beperkt, en zal zij hier met name de regionale samenwerkingen monitoren en ondersteunen. Wel wordt het belang van de kwaliteit van het bestaand gebouwd gebied benadrukt. Dat betekent dat eerst leegstaand vastgoed hergebruikt en herbestemd wordt in lijn met de Limburgse principes.

Planspecifiek

Met het initiatief wordt een bestaande agrarische woning in gebruik genomen als burgerwoning. Hiermee wordt aangesloten bij de provinciale ambitie om leegstaand vastgoed te hergebruiken. Met dit plan worden geen woningen toegevoegd. Het initiatief is passend binnen de in ontwerp zijnde Provinciale Omgevingsvisie Limburg.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2040

De Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2040 geeft richting aan het woonbeleid van de regio voor de komende vier jaar. Uitgangspunt daarbij is dat de huidige samenwerking en afstemming tussen verschillende partijen, waaronder corporaties, ontwikkelaars, zorginstellingen etc., wordt voortgezet. Op basis van een analyse over de huishoudensontwikkeling, de link tussen de (toekomstige) bevolkingssamenstelling en de bestaande woningvoorraad en enkele trends en ontwikkelingen zijn er in de visie enkele opgaven geformuleerd die als volgt zijn samen te vatten:

  • Mismatch woningbehoefte en woningvoorraad - Zowel met betrekking tot de bestaande- en nieuwe woningvoorraad. De nieuwbouw die wordt toegevoegd dient toegespitst te worden op de toekomstige woningbehoefte. Hierbij wordt er nog meer dan voorheen gekeken naar de kwalitatieve vraag en het bevorderen van de doorstroming op de regionale woningmarkt. Bij nieuwbouw is de kwalitatieve toets daarom leidend en in mindere mate de kwantitatieve toets.
  • Zoektocht om alle doelgroepen een plek te geven binnen onze woningmarkt - De druk op de sociale huursector neemt toe. Niet alleen in aantallen, ook door een concentratie van mensen die door allerlei oorzaken hun weg maar moeilijk kunnen vinden in onze maatschappij. Dit brengt de druk op de leefbaarheid met zich mee.

Bij nieuwbouw dient de voorkeur ingezet te worden op de realisatie van toekomstbestendige en flexibele woonsegmenten. Om richting te geven aan de benodigde aantallen wordt er gebruik gemaakt huishoudensprognoses. Een goede onderbouwing van de woningbehoefte blijft echter leidend. Daarvoor zijn in de visie onderstaande uitgangspunten opgenomen, waaraan alle nieuwe woningbouwplannen, ook Ruimte voor Ruimte plannen, aan moeten voldoen:

  • Toevoegen van woningen in principe alleen in de kernen.
  • Koppelkansen.
  • Toevoegen van woningen leidt niet tot het vergroten van het kwetsbare woningoverschot.
  • Het type toe te voegen woningen moet passen binnen de kwalitatieve behoefte.
  • De regio streeft sociaal duurzame woonconcepten na.
  • De regio sluit aan op duurzaamheidsdoelen die landelijk, regionaal en lokaal zijn gesteld.

Ruimte voor Ruimte

Voor Ruimte voor Ruimte geldt dat de provincie een verbreding heeft gemaakt in de regeling, waaronder het ruimte bieden aan andere woonvormen die beter aansluiten bij de behoefte. Tevens is er een mogelijkheid om andere verdienmodellen te verkennen. De regio onderschrijft deze verbreding. Zo ontstaan er mogelijkheden om Ruimte voor Ruimte in te zetten voor de kwalitatieve opgaven van de regio.

Planspecifiek

Uitgangspunt van de regionale structuurvisie is dat er gebouwd moet worden naar behoefte. Met deze ontwikkeling worden geen nieuwe woningen gebouwd, maar wordt een agrarisch bedrijf gesaneerd en de bijbehorende bedrijfswoning gebruikt als burgerwoning. De initiatiefnemer wil hier in de toekomstige situatie blijven wonen. Hiermee zal dit initiatief niet leiden tot een toename van het woningoverschot. Aangezien in het plan geen nieuwe woningen gerealiseerd worden is een toetsing aan de duurzaamheidsdoelen niet aan de orde. Het initiatief past binnen de 'Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2040.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Toekomstvisie Venray 2030 'Venray loopt voorop'

Op 27 juni 2019 is de toekomstvisie 'Venray loopt voorop' vastgesteld. In deze visie heeft de gemeente Venray haar ambities opgesteld voor de ontwikkeling van de gemeente tot 2030. Deze visie vervangt de Strategische visie 2020 en de nota 'Venray, stad in de Peel (2025)'. De toekomstvisie geeft de gemeente een koers voor het omgaan met nieuwe trends en ontwikkelingen in de gemeente, zowel binnen de gemeenschap van Venray als in de regio. Belangrijke thema's uit de vorige strategische visie worden doorgezet in deze visie. 'Venray loopt voorop' heeft aandacht voor burgerparticipatie, de rol van de overheid, en regionale samenwerking, met name op het gebied van onderwijs, bedrijfsleven en in de naaste omgeving van inwoners. Hiermee speelt de toekomstvisie in op de nieuwe Omgevingswet. Daarnaast is er veel aandacht voor de kwalitatieve ontwikkeling van onder meer de leefomgeving.

De gemeente Venray heeft voor de komende tien jaar de volgende vijf ambities geformuleerd.

In het Venray van 2030:

  • zijn inwoners, hun netwerken, culturen en voorzieningen met elkaar verbonden;
  • woon je groen en sociaal;
  • zorgt ondernemerschap met aandacht voor mens, dier en milieu, voor nieuwe economische kansen;
  • stroomt kennis, creativiteit en vernieuwing;
  • is iedereen mobiel.

Planspecifiek

In dit plan wordt een bedrijfswoning herbestemd tot een burgerwoning. Het feitelijk gebruik van het pand blijft een woonfunctie. Deze ontwikkeling is niet strijdig met de ambities van de toekomstvisie, en in de toekomstvisie worden geen aandachtspunten genoemd die van toepassing zijn op deze ontwikkeling. Derhalve past de ontwikkeling binnen de Toekomstvisie Venray 2030 'Venray loopt voorop'.

3.4.2 Woonvisie Venray 2017

Op 16 mei 2017 heeft de gemeenteraad van Venray de 'Woonvisie Venray 2017' vastgesteld. De visie gaat in op de rol die het thema 'wonen' vervult in de algehele ambitie om Venray sterker en aantrekkelijker te maken. Venray is één van de drie plaatsen in Limburg die groeien. Door te kijken naar woonwensen en behoeften van woningzoekenden wenst de gemeente deze groei passend te beantwoorden en zo de woningmarkt voor de lange termijn positief te ontwikkelen. In algemene zin formuleert de gemeente de wens van de toekomstige woonconsument als volgt: een wat kleinere woning, gebruiksvriendelijk en duurzaam. Deze woningen staan er al voor een groot deel, maar omdat de huishoudenssamenstelling verandert, is het nodig om de bestaande voorraad aan te passen. Daarmee wil de gemeente tegelijkertijd de differentiatie in de bestaande voorraad vergroten. Ook toevoegingen zullen moeten bijdragen aan de differentiatie, waardoor er een betere balans komt in de woningvoorraad. Daarmee wil de gemeente de waarde van de bestaande voorraad in stand houden en tegelijkertijd de kwaliteit van de bestaande voorraad verbeteren.

Nieuwe kleinschalige initiatieven

Nieuwe kleinschalige plannen zullen een belangrijke rol gaan spelen om de voorraad woningen geschikt te

maken om de effecten van de wijzigingen in de bevolkings- en huishoudenssamenstelling in de komende jaren

te kunnen opvangen. Met name in de kernen kan op die manier een antwoord gegeven worden op de

(beperkte) vraag naar geschikte woningen. Die opening voor kleinschalige uitbreidingen wordt ook ingezet ten

behoeve van de ruimte-voor-ruimte regeling, die hard nodig is om de sanering van intensieve veehouderijen

(lees: het verbeteren van het woon- en leefklimaat in de dorpskernen en wijken) mogelijk te maken.

Planspecifiek

Met dit initiatief wordt de bedrijfswoning van een voormalig agrarisch bedrijf omgezet in een burgerwoning. Dit kleinschalige initiatief sluit aan bij de doelen van de Woonvisie. Het plan past binnen de 'Woonvisie Venray 2017'.

3.4.3 Wederzijds vertrouwen, Welstandsnota 2013 gemeente Venray

In de nota 'Wederzijds vertrouwen, Welstandsnota 2013 gemeente Venray, 2e herziening 2018' past de

gemeente Venray een differentiatie in welstandstoezicht toe. Het welstandsbeleid wordt in de eerste plaats

gedifferentieerd naar de specifieke situatie in wijken, buurten of gebieden en naar de plaats van een

bouwwerk op het erf. Dit betekent dat minder beeldbepalende gebieden (waaronder grote delen van Venray,

de kerkdorpen en bedrijventerreinen) preventief worden getoetst door een ambtenaar. Voor nieuwe

hoofdgebouwen, monumenten en plannen die niet passend zijn binnen het bestemmingsplan wordt de

toetsing uitgevoerd door de welstandscommissie (in Venray het Adviesbureau Ruimtelijke Kwaliteit).

Planspecifiek

Met dit initiatief wordt de bestaande bedrijfswoning omgezet in een burgerwoning. Er vinden geen bouwactiviteiten plaats als gevolg van het initiatief. Aangezien het hier gaat om een bestaande woning, hoeft deze niet opnieuw getoetst te worden aan de welstandsnota.

3.4.4 Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011 - Borging Kwaliteitsmenu

Op 20 december 2011 heeft de gemeente Venray de 'Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011' vastgesteld. Uitgangspunt van deze visie is dat ruimtelijke ontwikkelingen kunnen worden aangegrepen om de ruimtelijke kwaliteit van een gebied te verbeteren. Het doel daarbij is om bestaande (groene) kwaliteiten te behouden en waar mogelijk te verbeteren, zowel in het buitengebied als in het stedelijk gebied.

Limburgs Kwaliteitsmenu

Onderdeel van onderhavige structuurvisie is ook de implementatie van het Limburgse Kwaliteitsmenu. Het Limburgs kwaliteitsmenu (verder te noemen LKM) is door Gedeputeerde Staten op 12 januari 2010 vastgesteld. Vanaf 1 januari 2012 zijn Limburgse gemeenten zelf verantwoordelijk voor de advisering over plannen binnen de werkingssfeer van het LKM. Grondprincipe van dit kwaliteitsmenu is, dat bepaalde ontwikkelingen in het buitengebied ter plaatse leiden tot verlies aan omgevingskwaliteit, hetgeen dient te worden gecompenseerd door een kwaliteitsbijdrage. Deze bijdrage wordt ingezet om de omgevingskwaliteit te versterken.

Planspecifiek

Omdat er in dit geval geen sprake is van bouwactiviteiten is compensatie in het kader van het LKM niet nodig. Vanwege de sanering van de bedrijfsbebouwing heeft een investering in de ruimtelijke kwaliteit ook reeds plaatsgevonden. Met het saneren van de containerteelt vindt er nog meer kwaliteitsverbetering plaats. Het woon- en leefklimaat van bewoners in de omgeving van het plangebied wordt daarnaast verbeterd doordat er geen sprake meer is van nadelige milieueffecten van het agrarisch bedrijf. Het initiatief past binnen de 'Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011'.

3.4.5 Toetssteen Openbare Ruimte

De Toetssteen Openbare Ruimte, heeft betrekking op de (toekomstige) openbare ruimte, geen gebouw zijnde,

welke beheerd wordt door de beheerders van de afdeling Openbare Ruimte van de gemeente Venray. De

Toetssteen Openbare Ruimte heeft als doel het waarborgen van de kwaliteit van de openbare ruimte van de

gemeente Venray. Het begrip kwaliteit kan worden opgedeeld in:

  • 1. Technisch-functionele kwaliteit;
  • 2. Sociaal-maatschappelijke kwaliteit.

De Toetssteen beschrijft de uitgangspunten, randvoorwaarden, ontwerpeisen etc. waaraan bouwplannen in de openbare ruimte minimaal dienen te voldoen. Verder verschaft de Toetssteen inzicht in de toetsingsprocedure van de gemeente.

Het meenemen van de uitgangspunten, randvoorwaarden en ontwerpeisen van al de betrokken vakdisciplines

in een vroeg stadium zal resulteren in een meer integraal ontwerp. Met deze werkwijze kan op de lange

termijn integraal ontworpen openbare ruimte kostenefficiënter worden beheerd en kan deze door keuzes als

flexibiliteit en aanpasbaarheid blijven voorzien in de behoeften van de maatschappij. Ook zal het

beoordelingstraject van een bouwplan efficiënter verlopen.

Het waarborgen dat wordt voldaan aan de verschillende kwaliteitseisen van de gemeente bestaat uit twee

stappen, te weten:

1. Aanleveren Toetssteen.

2. Controle op toepassing Toetssteen in de plannen.

Planspecifiek

Voorliggend initiatief voorziet niet in nieuwe bouwontwikkelingen en de bestaande ontsluiting van het perceel wordt behouden. In paragraaf 4.4 'Verkeer' is reeds gemotiveerd dat binnen eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De nieuwe woonfunctie binnen het plangebied heeft tot gevolg dat de verkeersaantrekkende werking van de locatie afneemt ten opzichte van de situatie dat er nog een agrarisch bedrijf actief was. Er is daarmee sprake van een afname van het aantal verkeersbewegingen over het wegennet in de omgeving van het plangebied. Vanwege het ontbreken van andere effecten als gevolg van dit plan op de openbare ruimte in de omgeving van het plangebied is een nadere toetsing aan de 'Toetsteen Openbare Ruimte' niet aan de orde. Het initiatief past binnen de 'Toetsteen Openbare Ruimte'.

3.4.6 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010', vastgesteld op 14 december 2010 en de meest recente herziening 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels', vastgesteld op 20 september 2017 door de gemeente Venray. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van de vigerende planologische situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21003-va01_0006.png"

Uitsnede van het bestemmingsplan, plangebied in rood (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Het plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch' met bouwvlak. Het gehele bouwvlak heeft de aanduiding 'agrarisch bedrijf'. De bedrijfswoning is binnen het bouwvlak toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Het terrein ten zuidwesten van het bebouwde deel van het perceel heeft de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt'. In het bestemmingsplan is containerteelt alleen toegestaan ter plaatse van deze aanduiding.

Ter plaatse van en rondom het bouwvlak ligt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Deze bestemming is toegekend aan gronden met een kans op archeologische resten in de bodem. Aan de noordoostzijde van het plangebied heeft een strook van het plangebied langs de Hoofdstraat de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Verder ligt het plangebied binnen de gebiedsaanduidingen 'overig - agrarisch gemengd' en 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.

Strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan

Het gebruik van een pand als een burgerwoning is niet toegestaan binnen de bestemming 'Agrarisch'. Daarmee is voorliggend initiatief in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Omdat deze ontwikkeling wel passend is op deze locatie, heeft de gemeente aangegeven medewerking te willen verlenen aan deze herziening.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied.

Planspecifiek

In de toekomstige situatie zal de bestaande bedrijfswoning gebruikt worden als burgerwoning. Hiervoor zijn geen bodemroerende werkzaamheden benodigd. Voor deze locatie is een vooronderzoek bodem uitgevoerd. Uit dit vooronderzoek blijkt dat in het plangebied geen bodemverontreiniging wordt verwacht. Het rapport van dit vooronderzoek is na te lezen in bijlage 1. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.

4.1.2 Lucht

De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.

Luchtkwaliteit ter plaatse

In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De twee belangrijkste stoffen zijn PM10 en PM2,5(fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide). Voor grenswaarde van PM10 en NOx bedraagt 40 µg/m3, van PM2,5 is dat 25 µg/m3.

Bijdrage aan luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijnstof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.

Planspecifiek

Luchtkwaliteit ter plaatse van het initiatief

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de NSL Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl). Door de metingen ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit metingen van het rekenpunt 15985477 (aan de Deurneseweg ter hoogte van plangebied) zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:

  NO2 
(stikstofdioxide)  
PM10
(fijnstof)  
PM2,5 (fijnere fractie van fijnstof)  
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2018 (µg/m3)   21,2 µg/m3   19,7 µg/m3   12,1 µg/m3  
Grenswaarde concentratie (µg/m3)   40 µg/m3   40 µg/m3   25 µg/m3  

De gemeten concentraties stikstofdioxide en fijnstof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.

Bijdrage initiatief

Als gevolg van dit initiatief zal de agrarische bedrijfswoning worden omgezet naar een burgerwoning. Daarnaast zal met dit initiatief het agrarische bedrijf worden gesaneerd. Het aantal verkeersbewegingen neemt af als gevolg van deze ontwikkeling. Hieruit is te concluderen dat dit project niet bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:

  • woningen;
  • geluidgevoelige gebouwen, zoals scholen, ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische instellingen en kinderdagverblijven;
  • geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.

Planspecifiek

Voor voorliggend document is het van belang te kijken naar de mogelijke gevolgen van wegverkeerslawaai. Het initiatief ligt aan de Hoofdstraat, een weg met een maximumsnelheid van 60 km/u. Met dit initiatief wijzigt het aantal geluidsgevoelige objecten niet: de bedrijfswoning is al geluidsgevoelig in de huidige situatie. De geluidsbelasting van de Hoofdstraat op deze woning zal niet veranderen als gevolg van dit initiatief. Verder onderzoek is niet nodig. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.

4.1.4 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaalt in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in deze regeling wordt genoemd betreft het vaste afstandsdieren.

De Wet geurhinder en veehouderij kent een omgekeerde werking. Dat wil zeggen dat ook bij plannen die woningbouwlocaties mogelijk maken wordt getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een aanvaardbaar woon- en verblijfklimaat.

Geurverordening Venray

De gemeenteraad van de gemeente Venray heeft een Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld. In

deze verordening wijkt de gemeente Venray deels af van de wettelijke normen uit de Wgv. De geurverordening

van de gemeente Venray stelt de volgende normen:

  • 1. Bestaande woongebieden 3,0 ouE/m³;
  • 2. Zoekgebieden woningbouw en bedrijventerreinen 8,0 ouE/m³;
  • 3. Buitengebied 14,0 ouE/m³.

Planspecifiek

Voorgrondbelasting

In de omgeving van het plangebied zijn geen veehouderijen aanwezig. Wel zijn er meerdere locaties waar in het bestemmingsplan veehouderijen zijn toegestaan, maar waar de bedrijven zijn beëindigd. De bestaande woning is echter al een geurgevoelig object, waarmee bedrijven rekening mee moeten houden. In alle gevallen liggen er bovendien bestaande woningen op een kortere afstand van deze locaties. De ontwikkeling zorgt daarmee niet voor belemmeringen voor veehouderijen.

Achtergrondbelasting

Navolgende afbeelding toont een uitsnede van de geurhinderkaart (achtergrondbelasting) van de gemeente Venray uit 2018. Daaruit blijkt dat de huidige achtergrondbelasting op het plangebied (rode cirkel) kan worden gekwalificeerd als een redelijk goed leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21003-va01_0007.png"

Uitsnede van de geurkaart 2018 (Bron: kaartenbak-venray.opendata.arcgis.com)

Op basis van voorgaande motivering luidt de conclusie dat agrarische bedrijven uit de omgeving geen hinder ondervinden in de bedrijfsmogelijkheden als gevolg van de omzetting van de bedrijfswoning naar een nieuwe burgerwoning en dat op basis van het aspect geur er ter plaatse van de woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geur.

4.1.5 Milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.

De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.

Planspecifiek

De meest dichtbij zijnde bedrijfsfunctie is het bedrijf aan de Oirloseweg 18. Dit is een dienstverlenend bedrijf ten behoeve van de landbouw, waarvoor in de staat van bedrijventerreinen in het geldende bestemmingsplan de milieucategorie 2 geldt, met een richtafstand van 30 meter. De twee percelen grenzen direct aan elkaar, en worden gescheiden door middel van een dichte bomenrij. De bedrijfsbebouwing ligt op een afstand van ca. 47 meter van de toekomstige burgerwoning. Hiermee ligt de woning buiten de richtafstand van dit bedrijf. Nieuwe bijgebouwen kunnen bovendien niet worden gerealiseerd naast de bestaande bebouwing, omdat de maximale omvang (875 m³), zoals vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan, al is bereikt. De woning ligt niet binnen de richtafstand van enige andere bedrijven in de omgeving. In de huidige situatie is de bestaande bedrijfswoning al een milieu gevoelig object voor de omliggende bedrijven. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat de omliggende bedrijven geen negatief effect zullen hebben op het woon- en leefklimaat van de woning. Ook zal de functiewijziging van bedrijfswoning naar burgerwoning geen invloed hebben op de bedrijfsvoering en uitbreidingsmogelijkheden van de omliggende bedrijven. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect milieuzonering.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.

De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.

De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.

Planspecifiek

Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21003-va01_0008.png"

Screenshot risicokaart.nl, plangebied ter plaatse van de groene stip

Hieruit is op te maken dat het plangebied niet binnen de 10-6-contour van het PR van enige risicovolle inrichtingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen ligt. Ook ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van de risicobronnen. Hiermee is het initiatief uitvoerbaar.

4.2 Water

Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Indien nodig wordt overtollig water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.


Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:

  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken, en
  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.

Gemeentelijk rioleringsplan

In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2018-2021 is het beleid voor het beheer van de gemeentelijke

riolering voor de periode 2018 tot en met 2021 vastgelegd. Het plan bevat een beschrijving van de huidige

situatie, een evaluatie van de aan het plan voorafgaande periode en een beschrijving van de te verwachten

toekomstige ontwikkelingen. In het GRP wordt onder andere ingegaan op hemelwater- en

oppervlaktewaterafvoer.

In het kader van het GRP is onderzoek gedaan naar de geschiktheid van het uitvoeren van afkoppelprojecten

binnen de gemeente. Op basis van de bodemgesteldheid, de hoogte van de grondwaterstand en de

aanwezigheid van oppervlaktewater is onderzocht welke mogelijkheden er zijn voor afkoppeling: uit het

onderzoek blijkt dat in het overgrote deel van de gemeente Venray voldoende mogelijkheden voor afkoppeling

aanwezig zijn. Bij afkoppelprojecten wordt in de eerste plaats gekeken naar openbare verharde oppervlakken.

Daarbij wordt opgemerkt dat afkoppelen als maatregel slechts wordt uitgevoerd in combinatie met

wegwerkzaamheden (onder andere reconstructies van wegen) of rioolvervangingen, dit gezien de kosten die

dergelijke ingrepen met zich meebrengen. Het afkoppelen van particuliere oppervlakten wordt slechts in

uitzonderlijke situaties meegenomen.

Bij particuliere duurzame waterhuishoudkundige systemen, zoals bergings- en infiltratievoorzieningen hanteert de gemeente Venray de volgende voorwaarden:

  • 1. infiltratievoorziening dient minimaal een neerslaggebeurtenis van 40 mm te kunnen verwerken (bron: Toetssteen Openbare Ruimte 2019);
  • 2. de infiltratievoorziening dient een leeglooptijd te hebben van 24 uur of minder;
  • 3. noodoverloop gaat via maaiveld - en niet via ondergrondse buizen of leidingen - naar de openbare riolering.

Planspecifiek

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van waterschap Limburg. Voor het waterschap Limburg is het niet mogelijk een digitale watertoets uit te voeren. Het waterschap zal daarom via het wettelijk vooroverleg op de hoogte worden gebracht van voorliggend initiatief.

Voorliggend initiatief voorziet niet in het toevoegen van bebouwing en/of verharding. Het verhard oppervlak van het plangebied is afgenomen als gevolg van de sloop van de bedrijfsbebouwing. Het initiatief heeft ook geen gevolgen voor oppervlaktewater of andere relevante waterhuishoudkundige aspecten. Het plangebied ligt ook niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning. Op eigen terrein is voldoende ruimte om hemelwater op te vangen. Het hemelwater is in de huidige situatie al afgekoppeld. Het afvalwater van de woning zal via de bestaande aansluiting op het gemengde stelsel onder de Hoofdstraat worden afgevoerd.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect water.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 01-01-2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.

Gebiedsbescherming

In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.


Soortenbescherming

Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

Gebiedsbescherming

Om de gevolgen van gebiedsbescherming te beoordelen is de website www.natura2000.nl/gebieden geraadpleegd. Bijgevoegd een screenshot van die website.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21003-va01_0009.png"

Screenshot Natura2000.nl, plangebied ter plaatse van de rode stip

Het initiatief ligt niet in een beschermd natuurgebied. Het meest dichtbij gelegen Natura 2000 gebied is het gebied Boschhuizerbergen, op ca 3 km. Gezien de aard van de functiewijziging en de beperkte omvang van de werkzaamheden die nodig zijn voor dit initiatief, kunnen negatieve externe effecten, waaronder stikstofdepositie, als gevolg van het initiatief op dit natuurgebied worden uitgesloten.

Soortenbescherming

De bestaande woning zal worden behouden als een burgerwoning. De bestaande bijgebouwen zullen worden gebruikt als bijgebouw bij de woning. De fysieke ingrepen in het gebied zijn zodanig beperkt dat deze geen invloed zullen hebben op de aanwezige flora en fauna. Verder ecologisch onderzoek is niet nodig.

De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.

4.4 Verkeer

Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Het plangebied is nu ingericht als agrarisch bedrijf met een bedrijfswoning, ontsloten via de Hoofdstraat. In de toekomstige situatie zullen de verkeersbewegingen van en naar de woning gelijk blijven, en zullen de verkeersbewegingen ten behoeve van het agrarisch bedrijf verdwijnen. Als gevolg hiervan zullen de verkeersbewegingen van en naar het plangebied afnemen.

In de huidige situatie is in het plangebied voldoende parkeerruimte aanwezig voor de bedrijfswoning. In de toekomstige situatie zal eveneens voldoende ruimte op het erf aanwezig zijn voor de burgerwoning. Er is ook voldoende ruimte om vooruit in te kunnen rijden, te kunnen keren en vooruit uit te kunnen rijden.

Hiermee is het initiatief uitvoerbaar met betrekking tot het aspect verkeer.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.

Archeologie

De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.

Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.

Planspecifiek

Cultuurhistorie

Het plangebied ligt niet in een landschap dat vanuit het aspect cultuurhistorie een beschermde status kent. Ook liggen er binnen en in de directe omgeving van het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle elementen of objecten, zoals rijks- en/of gemeentelijke monumenten. Vanuit cultuurhistorie heeft voorliggend plan geen negatief effect.

Archeologie

Het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Binnen deze bestemming is voor het realiseren van nieuwe bouwwerken met een oppervlak groter dan 100 m2 een archeologisch onderzoek nodig, om de archeologische waarden in de bodem te achterhalen. In dit initiatief worden geen nieuwe bouwwerken gerealiseerd. Hiermee is archeologisch onderzoek niet nodig.

4.6 Explosieven

Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers, granaten, mijnen en (handwapen)munitie). Het gehele grondgebied van de gemeente Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE). Met behulp van het explosievenonderzoek worden de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart gebracht. De gemeente Venray adviseert bij grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen een detectieonderzoek uit te (laten) voeren. Dit onderzoek dient plaats te vinden in het kader van de Arbowetgeving en is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet juridisch afdwingbaar. Het is echter te allen tijden de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de grond om bij grondwerkzaamheden te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving.

Planspecifiek

Er wordt op de locatie niet gebouwd, verbouwd of gesloopt. Ook vinden er geen grondroerende werkzaamheden plaats. In het verleden zijn bij bouwwerkzaamheden, het graven van sleuven voor kabels en leidingen en andere grondwerkzaamheden nimmer niet-gesprongen explosieven aangetroffen.

4.7 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Met dit initiatief is geen sprake van een bouwplan in de zin van de grondexploitatiewet, derhalve zal geen exploitatieovereenkomst worden afgesloten. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure worden gedekt door de leges. Wel zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.

Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Verbeelding

De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.

Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.

Regels

De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk I : Inleidende regels, deze bevatten de begrippen en wijze van meten;
  • Hoofdstuk II: Bestemmingsregels, dit zijn de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. De regels bevatten een bestemmingsomschrijving en regels voor het bouwen en het gebruik.
  • Hoofdstuk III: Algemene regels, dit zijn regels die gelden voor alle bestemmingen. Dit zijn onder meer (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden.
  • Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen.

5.2 Wijze van bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

Agrarisch

Deze bestemming wordt behouden op de huidige containervelden. De aanduiding 'containervelden' is hier verwijderd. Binnen deze bestemming is algemeen agrarisch gebruik toegestaan.

Wonen

Deze bestemming ligt op de gronden rond de woning en de bijgebouwen. Binnen deze bestemming is één vrijstaande woning toegestaan.

Dubbelbestemming 'Leiding - Riool'

Deze bestemming ligt ter plaatse van de buisleiding in het noordoosten van het plangebied. Ter plaatse van deze aanduiding zijn nieuwe bouwwerken alleen met een vergunning toegestaan.

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'

Deze dubbelbestemming ligt op de gronden met de bestemming 'Wonen'. Binnen deze dubbelbestemming is voor nieuwe bouwwerken met een oppervlak groter dan 100 m2 een archeologisch onderzoek vereist.

Ten slotte zullen de geldende gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'overig - agrarisch gemengd' in stand worden gehouden. Dit plan kent verder geen noemenswaardige bijzonderheden.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.

6.2 Verslag vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het plan is voor vooroverleg voorgelegd aan het waterschap en de provincie. Beide instanties hebben aangegeven geen inhoudelijke opmerkingen te hebben op het plan.

6.3 Verslag inspraak ex artikel 3.1.6 Bro

Voor dit initiatief wordt geen formele inspraakprocedure georganiseerd. Het plan gaat direct als ontwerp ter inzage. De omwonenden van het plangebied zijn op de hoogte gesteld van het initiatief.

6.4 Verslag zienswijzen

Het ontwerp wijzigingsplan heeft vanaf 18 juni 2021 tot en met 29 juli 2021 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.