Plan: | Adelaar 51a Venray |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.BP21032-va01 |
Initiatiefnemer is voornemens om op het perceel kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie C nummer 11433 en plaatselijk als Adelaar 51a te Venray twee woningen te realiseren.
De locatie Adelaar 51 te Venray is gelegen binnen het bestemmingsplan Venray en heeft daarin de bestemming ‘Wonen’ gekregen, zonder bouwvlak.
De gemeente Venray wil aan deze ruimtelijke ontwikkeling medewerking verlenen omdat het ruimtelijk gezien wenselijk en acceptabel is dat het betreffende perceel ontwikkeld wordt. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt wordt daarmee tevens kwaliteit toegevoegd op deze zichtlocatie. Hiermee wordt deze hoek door middel van bebouwing afgemaakt en wordt gezorgd voor een heldere afsluiting van deze zijde van de woonwijk. Enkele belangrijke stedenbouwkundige voorwaarden zijn dat de toe te voegen woningen qua hoogte en massa aan dienen te sluiten bij de bestaande bebouwing in de omgeving. Zodoende is het vereist dat de toe te voegen woning(en) aan de noordzijde bestaan uit minimaal 2 lagen. Aan de zuidzijde is het ruimtelijk vereist dat de hoogte van de nieuwe woning(en) beperkt wordt tot maximaal 2 bouwlagen, gecombineerd met een passend percentage aan 1-laags bebouwing. Er dienen 2 parkeermogelijkheden per woning te worden gereserveerd op eigen terrein.
Het beeld vanuit de Nieuwe Overloonseweg dient 'groen' te blijven. Nieuw toe te voegen woningen dienen zodoende aan de noord- en zuidzijde van het perceel opgericht te worden. Het bestaande groene beeld vanuit de oostkant (de aanwezige haag) dient zoveel mogelijk intact gehouden te worden en/of vervangen te worden door een andere passende groene invulling.
Verder dient de uitstraling van de woningen dient te voldoen aan de voorwaarden zoals omschreven in het ‘Beeldkwaliteitsplan Brabander‘.
Door de vaststelling van een nieuwe en passende planologisch-juridische regeling in de vorm van onderhavig bestemmingsplan 'Adelaar 51a Venray ', wordt voorzien in een adequate planologisch-juridische regeling voor het project .
Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Venray, C nummer 11433 en plaatselijk als Adelaar 51a te Venray. Het plangebied beslaat een oppervlakte van 1253 m2. Op onderstaande luchtfoto en uitsnede uit de kadastrale omgevingskaart is de ligging van de ontwikkelingslocatie weergegeven:
Afbeelding:Ligging plangebied
De kadastrale situatie is op onderstaande afbeelding weergegeven.
Afbeelding: omgevingskaart
Voor het te ontwikkelen plangebied vigeert het volgende bestemmingsplan:
Naam bestemmingsplan | Bestemming | Vaststelling Raad | |
bestemmingsplan Venray | - bestemmingen 'Wonen' - aanduiding 'overige zone radarverstoringsgebied' |
19 september 2017 |
Afbeelding: Uitsnede verbeelding
Binnen deze bestemming is het bij afwezigheid van een bouwvlak niet mogelijk om woningen te realiseren. Voor het creëren van een bouwmogelijkheid is het noodzakelijk om het bestemmingsplan te herzien.
Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een uitgebreide analyse van (de waarden van) het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling zelf. In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
In dit hoofdstuk wordt de feitelijke situatie van het plangebied beschreven. Er wordt ingegaan op de aanwezige ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied en omgeving. Ook worden de aanwezige gebiedswaarden (natuur en landschap, flora en fauna en cultuurhistorie) van het plangebied beschreven.
Het perceel Adelaar 51a te Venray is kadastraal bekend als gemeente Venray, C nummer 11433 en beslaat een oppervlakte van 1253 m2, en ligt aan de noordelijke rand van de wijk Brabander, direct ten westen van de Nieuwe Overloonseweg. Het perceel is bebouwd met een oude schuur.
Het aanzicht van het perceel en gezien vanaf de openbare weg, ziet er als volgt uit:
Afbeeldingen van bestaande situatie plangebied en omgeving
Het plangebied wordt omringd door woningen in uiteenlopende vormgeving; vrijstaand, tweekappers en aaneengesloten, al dan niet voorzien van een kapconstructie. Het plangebied wordt van de Nieuwe Overloonseweg gescheiden door de straat 'Adelaar' en een groene buffer tussen Adelaar en Nieuwe Oveloonseweg waarin zich ook een wadi bevindt ten behoeve van de opvang en infiltratie van hemelwater.
Het plangebied is gelegen ten noordwesten van de kern van Venray. De gronden maken onderdeel uit van de wijk Brabander. Sinds de jaren '90 is de woonwijk Babander als vierde grootschalige nieuwbouwwijk voor Venray nog volop in ontwikkeling. De wijk is gelegen ten noordwesten van de kern tussen de Beekweg en Overloonseweg. Het gebied vormt de overgangszone naar het open buitengebied. Bij de stedenbouwkundige opzet van de wijk is uitgegaan van een sterke contrastwerking tussen oudere lintbebouwing en nieuwbouw (Overloonseweg). Het historisch wegenpatroon is rechtlijnig en noord-zuid gericht, terwijl de uitbreiding meer oost-west verloopt. De inrichting van het openbaar gebied ondersteunt de belevingswaarde en karakteristieke beeldwerking. Incidenteel is sprake van beeldbepalende uitzichten over het landschap.
De bebouwing in de wijk bestaat uit enkele karakteristieke woningen opgetrokken in rode baksteen in één bouwlaag met (mansarde-)kap aan de Overloonseweg en Noordsingel. Opvallend zijn de gerestaureerde of historiserende gebouwen die in verschillende vormen voorkomen in de oudere structuren. De nieuwe bebouwing is relatief grootschalig en varieert sterk in vorm, materiaalgebruik en kleurstelling.
De woningen aan de westzijde aan de Adelaar, aan weerszijden van de Smellekenslaan en ten noorden van de Tureluur zijn voorzien van een hellend dak; de woningen gelegen aan de oostzijde aan de Adelaar hebben een platte afdekking.
Ruimtelijk gezien is het wenselijk en acceptabel dat het plangebied ook ontwikkeld wordt. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt wordt daarmee kwaliteit toegevoegd ter afronding van de woonwijk ten weten van de Nieuwe Overloonseweg.
Het plangebied wordt, via de Adelaar en Tureluur, ontsloten op de Nieuwe Overloonseweg. Deze leidt in zuidelijke richting naar de Beekweg en via de Beekweg in oostelijke richting naar de singels rondom de kern Venray en in westelijke richting naar de Midden Peelweg (N277).
De woonstraten in de wijk Brabander zijn aangewezen als erftoegangswegen met een maximum snelheid van 30 km/uur. De Nieuwe Overloonseweg en de Beekweg zijn gebiedsontsluitingswegen waar, ter hoogte van het plangebied, een snelheidsregime geldt van 50 km/uur.
In de omgeving van het plangebied zijn verder diverse openbaar vervoersmogelijkheden. Hierbij kan gedacht worden aan de bushaltes 'Broekweg' aan de Nieuwe Overloonseweg (ten noorden en zuiden van de rotonde) op circa 300 meter van het plangebied waar buslijn 82 passeert.
Het plan leidt niet tot substantieel extra verkeersbewegingen. De verkeersbewegingen zullen beperkt blijven tot bewoners- en bezoekersverkeer, gerelateerd aan de twee woningen. Het project heeft geen wezenlijke consequenties voor de wegenstructuur en verkeersveiligheid.
De parkeernorm van de gemeente Venray (‘Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en het CROW) betreft voor grondgebonden woningen 2 parkeerplaatsen. Per woning zal op eigen terrein ruimte voor 2 auto's worden gereserveerd.
De wijk Brabander, waarvan het plangebied deel uitmaakt, ligt tussen een tweetal groenvoorzieningen met een stedelijke functie. De Beekweg met zijn bospercelen en individuele grote kavels, die een bijdrage leveren aan de groenbeleving. De Nieuwe Overloonseweg met de daaraan grenzende forse groene ruimte heeft een open karakter met een ecologische functie. De meer strakke parkachtige sferen komen verder in de wijk terug. De variatie in hoogte en diepte, met steile en flauwe glooiingen, de incidentele en de wat dichtere begroeiing met daaraan gekoppeld het verschil in bezonning maken dit gebied aantrekkelijk. Door de hoogteverschillen is er ook voldoende ruimte voor de noodzakelijke opvang van het regenwater.
Naast deze elementen zijn een aantal groene dragers van belang die enerzijds een verbindende functie hebben en anderzijds een positieve bijdrage leveren aan de groene uitstraling.
Op onderstaande afbeelding is de groenstructuur rondom het plangebied weergegeven.
Afbeelding: groenstructuur Brabander (Bron: Beeldkwaliteitsplan Brabander 2013)
Binnen de woonbuurt zelf is weinig ruimte voor openbaar groen. In de woonstraten is hooguit ruimte voor een incidentele (kleinere) boom. In de beeldvorming zijn de te handhaven laanbeplanting en houtwallen belangrijk, die ter versterking van de coulissenvorming hier een daar worden uitgebreid.
Bijna grenzend aan het plangebied bevindt zich de groenstructuur langde de Nieuwe Overloonseweg.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De gebiedsbescherming wordt geregeld in hoofdstuk 2 van de Wnb.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied te zien ten opzichte van het NNN (grijze vlakken).
Afbeelding: natuurnetwerk Nederland
Tevens zijn de Natura 2000-gebieden in de wijde omgeving van het plangebied in beeld gebracht:
Afbeelding: Natura 2000-gebieden
Het betreft de Boschhuizerbergen (op een afstand van ongeveer 2,8 km ten noordoosten van het plangebied), de Deurnsche en Mariapeel en de Maasduinen (op circa 8,5 respectievelijk 8,9 km van het plangebied).
Ten behoeve van de instandhouding van de natuurgebieden dienen negatieve effecten te worden uitgesloten. Er dient te worden aangetoond dat met het beoogde plan geen negatieve effecten worden voorzien op de omliggende Natura 2000-gebieden. Bij een projectbijdrage van 0,00 mol/ha/jaar zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Wanneer het projecteffect hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar dient een vergunning te worden aangevraagd en is nader aanvullend onderzoek noodzakelijk. De vergunning kan alleen worden verleend indien de zekerheid is verkregen dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast.
De relevante emissies van stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3) tijdens gebruiksfase vinden plaats door de verkeersbewegingen van en naar het plan door bewoners en bezoekers. In de aanlegfase houdt de emissie verband met aan- en afvoerbewegingen voor bouwmaterialen en personeel en het op de bouwplaats benodigde materieel.
De berekening van het projecteffect in de aalgeg- en de gebruiksfase dient te worden verricht met behulp van het programma Aerius Calculator. Bij een projecteffect kleiner dan of gelijk is aan 0,00 mol/ha/jaar zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. In dat geval is er geen vergunning benodigd voor het aspect stikstof. De aeriusberekening waaruit blijkt dat het projecteffect kleiner dan of gelijk is aan 0,00 mol/ha/jaar, is als bijlage toegevoegd aan de de plantoelichting.
Enige andere aantasting van Natura 2000-gebieden op deze ruime afstand zal als gevolg van het project ook niet plaatsvinden.
In de volgende paragraaf zal ingegaan worden op mogelijke aantasting van flora en fauna.
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt een eind gemaakt aan de discussies over de implementatie van de Europese richtlijnen. In artikel 3.1 Wnb wordt direct een link gelegd met de Vogelrichtliijn. Alle vogels die beschermd zijn op grond van artikel 1 Vogelrichtlijn vallen onder het beschermingsregime van de artikel 3.1 Wnb, voor zover deze vogels van nature in Nederland voorkomen. Artikel 3.1 eerste lid Wnb ziet op het verbod om vogels te doden of vangen. De verboden in de Wnb zijn vrijwel letterlijk overgenomen uit de artikelen 5 en 6 Vogelrichtlijn. Net als de in de Vogelrichtlijn zijn de verboden beperkt tot opzettelijke handelingen. Het beschermingsregime voor vogels is iets versoepeld ten opzichte van het systeem onder de Flora en faunawet. Het verbod op het opzettelijk verstoren van vogels is beperkt tot verstoringen die van “wezenlijke invloed” zijn op de staat van instandhouding van de soort. Onder wezenlijke invloed wordt verstaan: “een wezenlijke negatieve invloed op een beschermde soort”. Of daar sprake van is hangt af van de populatie van de diersoort. Hoe zeldzamer de soort hoe groter de kans dat naar bijvoorbeeld een lokale populatie moet worden gekeken. Daarnaast is van belang of de populatie een negatief effect zelf teniet kan doen, bijvoorbeeld of er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn naar een volwaardig leefgebied elders. Als een populatie het effect niet zelf teniet kan doen is de kans groter dat het effect als wezenlijke invloed kan worden aangemerkt.
De wet voorziet in ruime mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen, ook voor vogels en strikt beschermde soorten. Bij het verlenen van de vrijstelling moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan als bij het verlenen van de vroegere ontheffing.
Een ontheffing van een verbod ex artikel 3.1 Wnb kan slechts worden verleend indien:
Quickscan flora en fauna
Het plangebied is braakliggend maar er wordt regelmatig onderhoud gepleegd, gemaaid en gesnoeid; water is binnen het plangebied niet aanwezig. Het deel van het perceel waar de nieuwe woningen zijn gepland, is een tuinsituatie met gras, omzoomd met doorgeschoten struiken, enkele speeltoestllen en een oude schuur. In deze erf zijn geen vogels en/of dieren permanent gehuisvest of waargenomen of bekend bij eigenaar, anders dan passanten die in de wijk en buurtuinen voorkomen.
Op basis van de flora- en faunagegevens uit 'Waarnemingen.nl' is over een heel kalenderjaar (november 2020 - november 2021) voor het gebied 'Brabander' nagegaan welke dier- en plantensoorten in dit gebied (meer specifiek op korte afstand van het plangebied) waargenomen zijn welke bescherming verdienen. Op onderstaande afbeelding zijn de waarnemingen ten opzichte van het plangebied weergegeven:
bron: Waarneming.nl, Stichting Observation International en lokale partners
Hieruit is gebleken dat ter plaatse van het plangebied geen beschermde soorten zijn aangetroffen. In de omgeving van het plangebied zijn ruim voldoende uitwijkmogelijkheden voor alle diersoorten.
In dit kader wordt nadrukkelijk gewezen op de algemene zorgplicht welke in artikel 1.11 van de Wnb is opgenomen.
Door de sloop-, graaf- en bouwwerkzaamheden buiten de periode van maart tot augustus te starten, is de kans op verstoring van broedende vogels het kleinst. Ook buiten deze periode mogen broedende vogels niet worden verstoord en moet gewacht worden tot het broeden voorbij is en de jongen zijn uitgevlogen.
Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Wet op de archeologische monumentenzorg die de Monumentenwet 1988 deels heeft aangepast. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden. Eventueel aangetroffen waarden dienen primair ter plekke (in situ) beschermd te worden dan wel - indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is - door een opgraving (ex situ) te worden veilig gesteld.
Uit onderstaande uitsnede van de gemeentelijke Archeologische Beleidskaart blijkt dat voor de gronden van het plangebied waarop de toekomstige ontwikkeling zal plaatsvinden, de aanduiding “categorie 7” geldt. Deze categorie omvat droge en natte gebieden met een lage verwachting, vrijgegeven en verstoorde gebieden.
Figuur: uitsnede archeologische beleidskaart
Voor deze categorie 7-gebieden geldt dat eerst bij grootschalige herinrichting van gebieden een bureauonderzoek wenselijk zou zijn om archeologische gebiedskenmerken te onderzoeken.
Van een 'grootschalige herinrichting' is in casu geen sprake; de verwachtingswaarde “categorie 7” wordt conform gemeentelijk beleid niet vertaald in een dubbelbestemming.
Indien tijdens de grondwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische vondsten plaatsvinden, zal initiatiefnemer dat moeten melden.
Initiatiefnemer is voornemens om op het perceel kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie C nummers 11433 en plaatselijk als Adelaar 51a te Venray, twee vrijstaande woningen te realiseren. Het perceel beslaat een oppervlakte van 1253 m2.
De gemeente Venray wil meewerken aan het project 'Adelaar 51a', omdat omdat het ruimtelijk gezien wenselijk en acceptabel is dat het betreffende perceel ontwikkeld wordt. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt wordt daarmee tevens kwaliteit toegevoegd op deze zichtlocatie. Hiermee wordt deze hoek door middel van bebouwing afgemaakt en wordt gezorgd voor een heldere afsluiting van deze zijde van de woonwijk. Enkele belangrijke stedenbouwkundige voorwaarden zijn dat de toe te voegen woningen qua hoogte en massa aan dienen te sluiten bij de bestaande bebouwing in de omgeving. Zodoende is het vereist dat de toe te voegen woning(en) aan de noordzijde bestaan uit minimaal 2 lagen. Aan de zuidzijde is het ruimtelijk vereist dat de hoogte van de nieuwe woning(en) beperkt wordt tot maximaal 2 bouwlagen, gecombineerd met een passend percentage aan 1-laags bebouwing. Er dienen 2 parkeermogelijkheden per woning te worden gereserveerd op eigen terrein.
Het beeld vanuit de Nieuwe Overloonseweg dient 'groen' te blijven. Nieuw toe te voegen woningen dienen zodoende aan de noord- en zuidzijde van het perceel opgericht te worden. Het bestaande groene beeld vanuit de oostkant (de aanwezige haag) dient zoveel mogelijk intact gehouden te worden en/of vervangen te worden door een andere passende groene invulling.
Verder dient de uitstraling van de woningen dient te voldoen aan de voorwaarden zoals omschreven in het ‘Beeldkwaliteitsplan Brabander‘.
Op onderhavige schets is de voorgestelde projectering van de nieuwe woningen op het perceel weergegeven.
Figuur: situering nieuwe woningen
Uitgangspunten van de ontwerpen van de woningen:
Figuur: eerste impressies van de woning op kavel 1 (zuidelijk)
Figuur: eerste impressies van de woning op kavel 2 (noordelijk)
Qua bouwregels is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan Venray.
Ontsluiting:
Het plangebied wordt, via de Adelaar en Tureluur, ontsloten op de Nieuwe Overloonseweg. Deze leidt in zuidelijke richting naar de Beekweg en via de Beekweg in oostelijke richting naar de singels rondom de kern Venray en in westelijke richting naar de Midden Peelweg (N277).
De woonstraten in de wijk Brabander zijn aangewezen als erftoegangswegen met een maximum snelheid van 30 km/uur. De Nieuwe Overloonseweg en de Beekweg zijn gebiedsontsluitingswegen waar, ter hoogte van het plangebied, een snelheidsregime geldt van 50 km/uur.
In de omgeving van het plangebied zijn verder diverse openbaar vervoersmogelijkheden. Hierbij kan gedacht worden aan de bushaltes 'Broekweg' aan de Nieuwe Overloonseweg (ten noorden en zuiden van de rotonde) op circa 300 meter van het plangebied waar buslijn 82 passeert.
Het plan leidt niet tot substantieel extra verkeersbewegingen. De verkeersbewegingen zullen beperkt blijven tot bewoners- en bezoekersverkeer, gerelateerd aan de twee woningen. Het project heeft geen wezenlijke consequenties voor de wegenstructuur en verkeersveiligheid.
Parkeren bij de nieuwe woningen:
De parkeernorm van de gemeente Venray (‘Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en het CROW) betreft voor grondgebonden woningen 2 parkeerplaatsen. Per woning zal op eigen terrein ruimte voor 2 auto's worden gereserveerd.
Op onderstaande afbeelding is weergegeven waar deze parkeerplaatsen zullen worden gesitueerd, rekening houdend met de voorwaarden welke zijn genoemd in de beleidsnota en in het principeakkoord van de gemeente Venray. Ook de maatvoeringen voldoen aan die eisen (2,5 x 5 m per parkeerplaats).
Afbeelding: situering van de parkeerplaatsen in blauwe kaders
Het plangebied zal als twee reguliere woonpercelen worden ingericht. De structuur in de woonwijk als geheel zal ongewijzigd gehandhaafd blijven en ter plaatse van het plangebied op een passende wijze worden afgerond en in de structuur van deze straat in te vullen met twee nieuwe vrijstaande woningen.
De bestaande haag welke op de westelijke erfgrens staat, zal behouden blijven. De gronden welke zich voor de voor- en zijgevels van de woningen bevinden, zullen zodanig worden aangeplant zodat de verkeersveiligheid op beide hoeksituaties niet in het geding is. In de achtertuinen is de mogelijkheid om de hemelwaterinfiltratievoorziening te integreren in de erfbeplanting. In het kader van klimaatadaptatie dient het perceel zoveel mogelijk met natuurlijk groen te worden ingericht en omkaderd. Hoe dit gaat plaatsvinden, is afhankelijk van de invulling van de kavels.
In het Bouwbesluit 2012 zijn regels gesteld ten aanzien van brandveiligheid van onder andere woongebouwen. Aan deze regels zal worden getoetst op het moment dat de omgevingsvergunningen voor de woningen worden aangevraagd.
De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Venray zijn hoog, zoals neergelegd in de Energiestrategie 2030 (zie voor de inhoud van deze strategie paragraaf 4.5.5). Het Bouwbesluit stelt dat vanaf 1 januari 2021 nieuwbouw bijna energieneutraal (BENG) moet zijn.
De binnen het plangebied te realiseren woningen zullen in ieder geval voldoen aan 'BENG'.
In het bestemmingsplan kunnen alleen regels worden opgenomen die bijdragen aan 'een goede ruimtelijke ordening'. Voor de uitleg van dit begrip is in de rechtspraak het criterium ‘ruimtelijk relevant’ ontwikkeld. Alleen regels die ruimtelijk relevant zijn, kunnen in het bestemmingsplan opgenomen worden. Algemeen erkend wordt dat energietransitie een ruimtelijke impact heeft, maar de visie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is dat hiertoe geen regels in het bestemmingsplan kunnen worden opgenomen.
De gemeente Venray heeft met betrekking tot het aspect 'duurzaamheid' geen extra eisen opgenomen in het principebesluit.
In de uitwerking van onderhavig plan zullen in de omgevingsvergunning aanvraag de volgende duurzaamheidsmaatregelen worden overwogen:
Voor een onaanvaardbare aantasting van privacy bij belendende percelen hoeft niet gevreesd te worden. De afstand tussen de te bouwen woningen en de overige woningen in de straat is even groot als, zo niet groter dan, tussen de bestaande woningen onderling. De bestaande woningen rondom het plangebied hebben weinig direct zicht op de nieuw te realiseren woningen doordat de naar het plangebied gekeerde gevels ofwel géén gevelopeningen hebben danwel gevelopeningen die verscholen gaan achter bestaande bebouwing of een haag, of slaapkamerramen. Enige inkijk vanaf de bovenverdiepingen in de tuinen van belendende percelen is in alle reguliere woonwijken een feit, maar niet van zodanige impact dat dit 'onaanvaardbare schending van privacy' genoemd kan worden, zeker niet nu er slechts één woning direct aan het plangebied grenst, maar waarbij de bestaande bomen op het buurerf het zicht in de achtertuin van die woning beperkt en daarmee de privacy gewaarborgd wordt.
Evenmin is er sprake van onaanvaardbare vermindering van zonlicht, danwel dat als gevolg van de nieuwe woningen de lichtinval in omliggende woningen te beperkt wordt.
Woningen die in de ochtenduren enige momenten in de schaduw zouden kunnen komen te liggen, hebben op die dakvlakken geen zonnepanelen of collectoren, zodat er geen sprake kan zijn van een verminderde opbrengst; daarbij zou deze verminderde lichtinval op de zonnepanelen, gezien de tussenliggende afstanden en de oriëntatie ten opzichte van de zon, zo beperkt zijn dat hierdoor geen sprake is van een substantiële vermindering van de opbrengst van zonnepanelen.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI), vastgesteld op 11 september 2020, is een onderdeel van de nieuwe Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht het Rijk tot een strategische visie op de fysieke leefomgeving. Het doel is om alle onderdelen van de fysieke leefomgeving met elkaar in samenhang te brengen. Ook gemeenten en provincies maken een omgevingsvisie vanwege deze nieuwe wet.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richt zich op onderstaande vier prioriteiten. Deze onderwerpen hebben onderling veel met elkaar te maken en ze hebben gevolgen voor hoe de fysieke leefomgeving wordt ingericht. De Nationale Omgevingsvisie helpt bij het maken van de noodzakelijke keuzes.
Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie
Het klimaat verandert. De gevolgen hiervan worden steeds duidelijker merkbaar. Denk aan de steeds drogere zomers, de hevigere regenval en stijgende zeespiegel. Op deze en andere gevolgen van de klimaatverandering moet tijdig worden ingespeeld. Tegelijkertijd moet de overstap worden gemaakt naar duurzame energie. Het is de bedoeling dat ons land in 2050 een duurzame energievoorziening heeft. Iedereen draagt hier zelf aan bij door bijvoorbeeld zoveel mogelijk woningen aardgasvrij te maken. Maar er zullen ook aanpassingen nodig zijn, bijvoorbeeld met windenergie, die moeten worden ingepast in het landschap. Mensen in de omgeving moeten ook voordelen ervaren van geplaatste windmolens.
De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden
Nederland heeft een sterke internationale concurrentiepositie. Vanuit die positie wordt gewerkt aan een nieuw economisch verdienmodel dat duurzaam is en circulair. Door grondstoffen te hergebruiken in de bouw bijvoorbeeld. De overstap naar duurzame energie en het zorgen voor een gezond milieu zijn belangrijk. Ook zullen bedrijven zich hier goed moeten kunnen vestigen met voldoende ruimte voor bedrijvigheid. Daarvoor is het van belang om alle verschillende aspecten te betrekken die hierbij een rol spelen, zodat duurzaam geld verdiend kan blijven.
Onze steden en regio’s sterker en leefbaarder maken
Veel mensen zijn op zoek naar een geschikte, betaalbare woning. Iedereen wil graag wonen in een prettige omgeving. Een omgeving met voldoende groen en met aandacht voor veiligheid en gezondheid. Denk bijvoorbeeld aan groen en fonteinen op plekken waar het erg warm kan worden (hittestress). Tegelijkertijd is het belangrijk dat de woningen goed bereikbaar zijn door goede fiets- en wandelpaden en aansluiting op het wegennet en het openbaar vervoer. Kortom, het gaat niet alleen om voldoende woningen, maar ook om een aantrekkelijke woonomgeving.
Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen
In sommige regio’s staan de natuurlijke systemen en het landschap onder druk. Soms is daar sprake van een verzakkende bodem, onder meer door een te laag waterpeil. Als het waterpeil omhoog wordt gebracht, kan dat gevolgen hebben voor de landbouw en de veeteelt. In sommige gebieden wordt het dan misschien logischer om duurzame energie te produceren in plaats van voedsel. Tegelijkertijd moeten de kwaliteiten van het landschap worden behouden om te kunnen recreëren en ook vanwege het cultureel erfgoed.
In hoofdstuk 3 van onderhavige plantoelichting zijn de aspecten duurzaamheid, kwaliteit van leefomgeving, bereikbaarheid, groen en water uitgebreid aan de orde gesteld. Tevens in relatie met hoofdstuk 5 kan gesteld worden dat in onderhavig bouwproject voldoende aandacht is voor de afwegingen die op basis van de nationale omgevingsvisie dienen te worden gemaakt.
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak dat: 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden.
In casu is er sprake van een toevoeging van 2 woningen, hetgeen geen stedelijke ontwikkeling betreft en daarom is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.
In het Barro zijn een aantal onderwerpen opgenomen waarvoor het rijk uit het oogpunt van de nationale belangen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte ruimtelijke regels stelt:
Voor een aantal van de genoemde Barro-onderwerpen, waaronder de uitbreiding van het hoofdwegennet, het hoofdspoorwegennet en de militaire radars, geldt dat de regels worden uitgewerkt in de Rarro.
Op onderhavig project werken geen van de in het Barro genoemde rijksbelangen rechtstreeks door.
De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijn (2030-2050) visie op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid en een gezonde leefomgeving in de Omgevingsvisie meegenomen.
In de Omgevingsverordening legt de Provincie regels vast voor onder meer natuur, milieu, (grond-) water, ontgronding, wegen, ruimte (verstedelijking, woon- en werklocaties, agrarische bedrijven).
De Omgevingsvisie is op 1 oktober 2021 door Provinciale Staten vastgesteld. Met betrekking tot het aspect Wonen is de volgende ambitie in de Omgevingsvisie neergelegd:
Onderhavig verzoek past binnen die ambities van de provincie Limburg, doordat de 2 wooneenheden worden toegevoegd binnen bestaand bebouwd gebied en zullen worden gerealiseerd naar de wens en de specifieke behoeften van de initiatiefnemers, die zelf de woningen naar realiseren en bewonen.
Met de komst van de Omgevingswet is een nieuwe omgevingsverordening nodig die past binnen de kaders en het instrumentarium van de Omgevingswet.
Hoewel de op 17 december 2021 vastgestelde Omgevingsverordening Limburg (2021) hoofdzakelijk een beleidsneutrale omzetting van de Omgevingsverordening Limburg 2014 is, staan er enkele nieuwe of inhoudelijk aanmerkelijk gewijzigde onderwerpen in. Het gaat hier om instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers.
Artikel 12.1 van de omgevingsverordening heeft betrekking op de planvoorraad 'wonen'. Hierin is bepaald dat de motivering bij een omgevingsplan dat betrekking heeft op de realisatie van een of meerdere woningen beschrijft dat:
Zoals in paragraaf 4.3 (Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024) van onderhavige plantoelichting is vermeld, is er in casu sprake van bouwen naar reële, eigen behoefte en worden woningen binnen het bestaand bebouwd gebied worden toegevoegd die qua kwaliteit, woningomvang en perceelsomvang beantwoorden aan een feitelijk aanwezige behoefte.
Voor het plangebied zijn er verder geen beperking opgenomen. Het project is dan ook niet strijdig met de Omgevingsverordening Limburg.
Op 22 september 2020 heeft de gemeente Venray de nieuwe Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024 vastgesteld. Deze woonvisie geeft richting aan het woonbeleid voor de komende 4 jaar. Het is de 2e visie die door de 8 Noord-Limburgse gemeenten in gezamenlijkheid is opgesteld. In deze visie wordt teruggekeken naar de vorige visie: waar komen we vandaan en wat willen we meenemen naar de nieuwe visie. En zijn er ook zaken die veranderd zijn? Het 'wonen’ is steeds meer verweven met andere beleidsvelden in het economische én het sociaal domein. In het hoofdstuk 'analyse: trends en ontwikkelingen' wordt aangegeven wat de huishoudensontwikkeling is. Demografie blijft immers een belangrijke onderlegger voor het woonbeleid. Prognoses geven een handvat om in te spelen op de toekomstige ontwikkeling van onze bevolking. Hierbij gaat het zeker niet alleen om aantallen, maar ook om de samenstelling van onze bevolking. Uit de analyse die inzicht geeft in de sterke en zwakke segmenten van de woningvoorraad, blijkt dat de aandacht met name moet uitgaan naar de bestaande voorraad. Ook zijn allerlei trends en ontwikkelingen die de context waarbinnen wordt gewerkt, beïnvloeden en de druk op de leefbaarheid vergroten. Denk hierbij aan grote ontwikkelingen zoals de energietransitie en de vergaande extramuralisering van de zorg. Vanuit deze analyse is er dan ook een aantal opgaven dat kan worden samengevat in:
Toets aan regionale Woonvisie:
Het woningbouwproject zoals beschreven in paragraaf 3.1 van deze plantoelichting heeft consequenties voor de woningvoorraad in die zin dat er 2 woningen worden toegevoegd.
De twee geplande woningen worden primair gerealiseerd voor eigen bewoning door initiatiefnemer, maar zullek evenzeer geschikt zijn voor het huisvesten van doelgroepen welke op zoek zijn naar een woning in een hoger segment; de ligging op relatief korte afstand van stedelijke voorzieningen is daarbij een pre. Het project is derhalve passend in de gedachtengang zoals verwoord in de regionale Woonvisie Noord-Limburg.
In het coalitieakkoord 2018-2022 'Een gezonde toekomst voor Venray' is opgenomen dat de gemeente Venray wil komen tot een nieuwe strategische visie met een horizon tot 2030. Deze stip op de horizon moet richting geven aan de vraag waarin de gemeente zich de komende jaren wil ontwikkelen gezien de actuele trends en ontwikkelingen. Bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, energie, duurzaamheid, leefomgeving, gezondheid, demografie en technologie, maar ook kijkend naar de positie en rol van de gemeentelijke overheid.
Hiertoe heeft de gemeenteraad op 27 juni 2019 een nieuwe strategische visie vastgesteld; de Toekomstvisie 2030 'Venray loopt voorop'. Deze visie vervangt de Strategische visie Venray 2020 en de nota 'Venray, stad in de Peel (2025)'.
De toekomstvisie geeft richting om de koers te bepalen waarlangs we de gevolgen van de trends en ontwikkelingen laten landen in de gemeente, binnen de gemeenschap van Venray én in de regio. Belangrijke thema's uit de vorige (herijkte) strategische visie 'Tweede stad in de Peel' lopen door naar deze visie. 'Venray loopt voorop' geeft een eigentijdse vertaling van zelfsturing met een herijking van participatie en de rol van de overheid. Daarnaast is er veel aandacht voor de kwalitatieve ontwikkeling van onder meer de leefomgeving. Ook is samenwerking nader geduid als het gaat om de regio, met onderwijs, bedrijfsleven en in de naaste omgeving van inwoners.
Speciale aandacht verdient de komst van de Omgevingswet. De toekomstvisie 2030 is een belangrijke 'eerste stap' (identiteit, kwaliteiten, doelen) voor de totstandkoming van de Omgevingsvisie. In dat traject zal de verdieping plaatsvinden op de toekomstvisie, meer specifiek in de ruimtelijke vertaling.
De gemeente Venray heeft voor de komende tien jaar de volgende vijf concrete ambities geformuleerd:
"In het Venray van 2030:
In de toekomstvisie worden weinig directe beleidsuitspraken gedaan over woningbouwontwikkelingen in de gemeente Venray. Venray stelt zich tot doel dat er voor de diverse doelgroepen voldoende woningen beschikbaar zijn.
De invulling van de braak liggende kavel aan de Adelaar met twee woningen waarbij duidelijk aandacht is voor een levensloopbestendige en duurzame uitvoering, komt de ruimtelijke kwaliteit in deze omgeving ten goede en past goed in het stedenbouwkundige beeld van de woonbebouwing in de omgeving en bij de woonwensen/-behoeften in kern. Hierdoor is het plan in overeenstemming met de toekomstvisie.
Op 2 november 2021 heeft de gemeenteraad van Venray de Omgevingsvisie Venray vastgesteld. De omgevingsvisie van geeft aan wat belangrijk wordt gevonden in de fysieke leefomgeving. De fysieke leefomgeving is alles wat we buiten zien en voelen: bijvoorbeeld hoe de gemeente eruit ziet, wat de kwaliteit is van de lucht en welke bedrijven er zijn. De omgevingsvisie gaat in op ambities, beleid en de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, wonen en werken en cultureel erfgoed.
De onderdelen van deze leefomgeving waar de gemeente trots op is, moeten worden beschermd en verbeterd. Daarnaast zet de gemeente in op nieuwe doelen die zijn beschreven in vier hoofdambities. De omgevingsvisie is gebiedsgericht.
Voor wat betreft het plangebied is er sprake van 'woongebied'.
Afbeelding: Uitsnede uit Omgevingsvisie Venray
Aan de hand van hoofdambities zijn de volgende actielijnen uitgewerkt:
Ook hier geldt dat de invulling van de braak liggende kavel aan de Adelaar met twee woningen waarbij duidelijk aandacht is voor een levensloopbestendige en duurzame uitvoering, de ruimtelijke kwaliteit in deze omgeving ten goede komt en goed past in het stedenbouwkundige beeld van de woonbebouwing in de omgeving en bij de woonwensen/-behoeften in kern.
Gelet hierop past de ontwikkeling binnen het planologische beleid, zoals neergelegd in de Omgevingsvisie Venray.
Op 15 februari 2022 heeft de gemeenteraad van de Venray het Omgevingsprogramma Wonen
"Verder bouwen aan de toekomst van Venray" vastgesteld.
In het Omgevingsprogramma Wonen (opvolger van het Programma Koers op Wonen) is vermeld hoe Venray zich wil blijven ontwikkelen als een fijne gemeente om te wonen.
Op hoofdlijnen wordt richting gegeven aan de verschillende belangrijke vraagstukken rondom het wonen. Venray staat voor grote opgaven op het gebied van het wonen. De druk op de woningmarkt is groot, wachttijden voor sociale huurwoningen lopen op. En door prijsstijgingen in de koopsector is een koopwoning voor mensen met een lager en middeninkomen steeds minder bereikbaar. Volgens recente prognoses zal de bevolking en het aantal huishoudens in Venray in de komende jaren blijven toenemen. De veronderstelde krimp van de bevolking verschuift naar later. Daarnaast verandert de samenstelling van de bevolking: ook in Venray is sprake van vergrijzing.
Maar de opgave is diverser. De gemeente Venray zit midden in een ingrijpende transitie op het gebied van verduurzaming, energie en warmte, met de nodige consequenties voor het bouwen en verbouwen van woningen. En veranderingen in het zorglandschap zorgen eveneens voor een opgave voor andere woonvormen voor mensen die zorg en begeleiding nodig hebben, zoveel mogelijk in de eigen thuissituatie. Vitaliteit en leefbaarheid van de wijken en kernen staat soms onder druk en vraagt dan ook aandacht. De opgave waar de gemeente voor staat, is dan ook bijzonder complex en veelzijdig. Deze worden samengevat aan de hand van vijf inhoudelijke thema’s, die in het omgevingsprogramma verder zijn uitgewerkt in zo concreet mogelijke aanpak, acties en maatregelen:
1. Snel voldoende woningen bouwen
2. Gevarieerd aanbod
3. Duurzame woningvoorraad
4. Wonen en zorg
5. Vitale wijken en kernen
Onderhavig plan betreft de toevoeging van twee woningen naar eigen wens van en gebruik door initiatiefnemer en in een segment waarnaar de vraag groot is en tegemoet komt aan de wens van de gemeente om de toe te voegen woningen levensloopgeschikt uit te voeren, waarbij de gemeente een voorkeur uitspreekt voor het voorzien in een badkamer en slaapkamer op de begane grond. Echter, ook door de mogelijkheid voor het aanbrengen van een traplift open te houden en met de indeling rekening te houden met rolstoeltoegankelijkheid, is een woning levensloopgeschikt te maken. In de uitwerking van de bouwplannen zal dit aspect worden meegenomen.
Verder zullen de woningen zo duurzaam als redelijkerwijs mogelijk is worden uitgevoerd en voorzien worden van substantieel groen (klimaatadaptatie).
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het Omgevingsprogramma Wonen.
In 2013 is de Energiestrategie 2030 voor de gemeenten Beesel, Venlo en Venray: 'Energie voor groene groei' vastgesteld. Door de gemeenteraad is daarbij de ambitie uitgesproken om in 2030 CO2-neutraal (ofwel energieneutraal met compensatiemaatregelen) te zijn. Op basis van deze visie is door het college het 2e Uitvoeringsprogramma Energie Venray (2018-2021) vastgesteld. Met de Energiestrategie en het bijbehorende UP zijn de doelstellingen en de gefaseerde uitvoering op lange en korte termijn uitgewerkt.
De gemeente is voor het bereiken van de energiedoelen afhankelijk van alle energiegebruikers en energieleveranciers in de gemeente: bedrijfsleven, huishoudens, instellingen etc. De samenleving laat zich echter niet door de overheid sturen om energie te besparen of lokaal duurzaam op te wekken. Daarvoor moet er in de samenleving vooral ruimte zijn die leidt tot creativiteit en innovatie van de bedrijven en inwoners zelf. De overheid heeft daarin een rol als partner die samenwerkt, belemmeringen wegneemt, faciliteert en het goede voorbeeld geeft. De betrokkenheid van de overheid zorgt voor het aanjagen en versnellen van de gewenste ontwikkelingen.
Het streefbeeld in 2030 voor woningen laat zich als volgt schetsen:
In paragraaf 3.5 is reeds aan de orde gekomen hoe duurzaamheidsmaatregelen in onderhavig plan voor de realisatie van de nieuwe woningen voorzien zijn.
De Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011 is vastgesteld op 20 december 2011 en op 1 januari 2012 in werking getreden. Het in deze structuurvisie vastgelegde kwaliteitsbeleid omtrent een bijdrage Ruimtelijke ontwikkeling is gebaseerd op de gedachte dat ruimtelijke ontwikkelingen (bouwactiviteiten) leiden tot verlies aan ruimtelijke kwaliteit en dat dit verlies moet worden gecompenseerd. Achterliggend doel is het behoud en waar mogelijk versterking van de (groene) kwaliteiten van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied.
Voor het bepalen van de hoogte van de bijdrage in het stedelijk gebied wordt aangesloten bij de bijdrage ruimtelijke ontwikkeling zoals vastgelegd in de nota grondbeleid 2011. Deze bijdrage bestaat uit € 2.500,- per kavel. De tegenprestatie vindt zo veel mogelijk ter plaatse en/of in de nabijheid van de ingreep plaats. Indien dit niet mogelijk is, komt de bijdrage ten goede van het kwaliteitsfonds stedelijk gebied.
Voor het te ontwikkelen plangebied vigeert het volgende bestemmingsplan:
Naam bestemmingsplan | Bestemming | Vaststelling Raad | |
bestemmingsplan Venray | - bestemmingen 'Wonen' - aanduiding 'overige zone radarverstoringsgebied' |
19 september 2017 |
Afbeelding: Uitsnede verbeelding
Binnen de bestemming Wonen is het bij afwezigheid van een bouwvlak niet mogelijk om woningen te realiseren. Voor het creëren van een bouwmogelijkheid is het noodzakelijk om het bestemmingsplan te herzien.
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet een m.e.r.-beoordelingsbesluit worden genomen. Dit houdt in dat in afwijking van voorheen voor iedere activiteit die wordt genoemd in kolom 1 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en onder de drempelwaarde blijft van gevallen in kolom 2, een m.e.r.-beoordelingsbesluit moet worden genomen.
Bijlage D van het Besluit m.e.r. bepaalt onder activiteit 10 dat een m.e.r onderzoeksplicht geldt voor (kolom 1) plannen voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, in geval er sprake is van (kolom 2) een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Blijkens jurisprudentie (o.a. ABRS 22 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1668) en Rechtbank Amsterdam 6 februari 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:648)) dient niet iedere mogelijk gemaakte wijziging of uitbreiding van een stedelijke ontwikkeling te worden aangemerkt als een wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom I, van categorie 11.2, van onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en artikel 2, onderdeel A, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Dat hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij spelen onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging of uitbreiding van de stedelijke ontwikkeling een rol.
In het voorliggende geval is sprake van de bouw van twee nieuwe woningen. Gezien de zeer beperkte omvang van het plangebied (1253 m2), mede afgezet tegen de oppervlakten en aantallen die worden genoemd in categorie 11.2, onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit m.e.r., is sprake van een kleinschalig project.
Daarnaast is er geen sprake is van significante milieueffecten als gevolg van de ontwikkeling en is ook geen sprake van een ligging binnen of in de nabijheid van een kwetsbaar gebied.
Op basis van het bovenstaande dient de voorliggende ontwikkeling niet aangemerkt te worden als (de uitbreiding van) een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom I van categorie 11.2, onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. Er hoeft dan ook geen milieueffectrapport te worden opgesteld en er hoeft ook geen m.e.r.-beoordeling te worden doorlopen.
Ter onderbouwing van dit bestemmingsplan worden uiteraard wel alle aspecten onderzocht die het gevolg zijn, dan wel kunnen zijn van het initiatief. Hiervoor zij met name verwezen naar onderhavig hoofdstuk 5.
Wegverkeerslawaai
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 Wgh).
De woonstraten in de wijk Brabander zijn aangewezen als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h. De Nieuwe Overloonseweg betreft echter een gebiedsontsluitingsweg waar ter hoogte van het plangebied een snelheid van 50 km/u is toegestaan. Het plangebied valt binnen de geluidszone van 200 m van deze weg. Hierdoor is het noodzakelijk dat een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai dient plaats te vinden.
Op 20 december 2021 heeft K-Plus dit akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden tevens niet-gezoneerde (30 km/uur) wegen in het onderzoek betrokken. De volgende niet-gezoneerde wegen worden relevant geacht voor dit onderzoek: Adelaar, Tureluur, Veldleeuwerik en Smellekenlaan.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat vanwege wegverkeerslawaai de gevelbelastingen maximaal 48 dB zullen bedragen. Daarmee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB van de Wet geluidhinder. Vanwege wegverkeerslawaai worden geen restricties opgelegd aan het voorliggende plan.
Het akoestisch onderzoek is integraal als bijlage aan de planstukken toegevoegd.
Spoorweglawaai
In de nabijheid van het plangebied is geen spoorlijn gesitueerd. De spoorlijn, Venlo-Nijmegen bevindt zich op een afstand van circa 3,2 km ten oosten van het plangebied.
In het kader van het onderhavige plan worden binnen het plangebied nieuwe bodemgevoelige functies toegelaten in de vorm van twee woningen. Voordat deze nieuwe functies mogelijk worden gemaakt zal er inzicht moeten zijn of de bodem- en grondwaterkwaliteit een dergelijke bebouwing en gebruik ook mogelijk maken.
Op 7 december 2021 heeft Econsultancy BV de (als bijlage bijgevoegde) rapportage van het verkennend bodemonderzoek opgeleverd. Hierin is het volgende geconstateerd:
'Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht”. Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is. De bodem bestaat voornamelijk uit matig siltig, matig fijn zand. De bovengrond is bovendien plaatselijk zwak humeus. De ondergrond vertoond plaatselijk in zwakke mate gleyverschijnselen. Zeer plaatselijk (boring 03) is de bovengrond zwak glashoudend. Verder zijn er zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.
Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld van de onderzoekslocatie, alsmede in de bodem, geen puin(resten) of andere asbestverdachte materialen aangetroffen. Zowel in de bovengrond als in de ondergrond zijn geen gehalten gemeten die de achtergrondwaarde overschrijden. Het grondwater is licht verontreinigd met barium, cadmium, nikkel en zink. Deze metaalverontreinigingen zijn mogelijk te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties in het grondwater.
Conclusie en advies
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht, niet lijnvormig" kan worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, bevestigd. Er bestaan volgens Econsultancy met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem dan ook géén belemmeringen voor de nieuwbouw op de onderzoekslocatie.
Algemeen
Indien er bij werkzaamheden grond vrijkomt die niet op de locatie kan worden hergebruikt, zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit, het “Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAShoudende grond en baggerspecie (d.d. 2 juli 2020) of de regionale bodemkwaliteitskaart van toepassing. '
De regels inzake luchtkwaliteit kennen het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.
Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten - die jaarlijks meer dan 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2 bijdragen- een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.
De Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' bevat regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).
Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM).
Het onderhavige project valt met twee nieuw te realiseren woningen zonder meer onder de Regeling NIBM.
Luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor het project.
De veiligheid rond bedrijven wordt gereguleerd in de vigerende milieuvergunning (of een geldende Algemene Maatregel van Bestuur) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 21 oktober 2004 (Bevi). In het Bevi worden specifieke regels opgenomen voor specifieke risicovoIle inrichtingen. Het gaat hierbij onder meer om inrichtingen in het kader van het Besluit risico's zware ongevallen 1999, LPG-tankstations, inrichtingen waar gevaarlijke (afval)stoffen of bestrijdingsmiddelen in emballage van meer dan 10.000 kg worden opgeslagen, inrichtingen met een koel-of vriesinstallatie met meer dan 400 kg ammoniak. In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren, hotels, winkelcentra, campings) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen dan wel bedrijfsgebouwen van derden, kleinere kantoren, hotels en winkels, sporthallen, zwembaden) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6 /jr.
Het kan gaan om inrichtingen waarbij door middel van een vaste afstand wordt voldaan aan deze contour (zogenaamde “categoriale inrichtingen”) en inrichtingen waarbij deze contour individueel moet worden berekend (Quantitative Risk Assement (QRA)). Dit is geregeld in Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).
Bij het nemen van een planologisch besluit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan) moet het bevoegd gezag deze contour in acht nemen voor kwetsbare objecten. Hierbij geldt de PR-contour 10-6/jr. als grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour als richtwaarde, d.w.z. in principe moet PR 10-6/jr. aangehouden worden, maar er mag gemotiveerd van worden afgeweken.
Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het aantal personen dat in de omgeving van de bron verblijft bepaalt daardoor mede de hoogte van het groepsrisico. Voor het GR geldt geen harde juridische norm (zoals de PR-contour 10-6/jr. wel is) maar een zogenaamde oriënterende waarde. Het berekende groepsrisico wordt weergegeven in een curve, waarbij de kans op een ongeval wordt uitgezet tegen het aantal mensen dat daarbij omkomt. In dezelfde grafiek wordt de oriënterende waarde uitgezet. Als die wordt overschreden door een ruimtelijke ontwikkeling moet dat worden verantwoord. Hiermee wordt in beeld gebracht of en in welke mate het bevoegd gezag het GR wel of niet aanvaardbaar vindt, al dan niet na het nemen van maatregelen.
De woningen zijn te kwalificeren als een kwetsbaar object . Volgens de Risicokaart van de provincie Limburg liggen in de directe omgeving van het plangebied (binnen een straal van 400 meter) geen risicovolle inrichtingen.
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In het basisnet is de omvang voor de verschillende transportmodaliteiten vastgelegd.
De dichtstbijzijnde weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt is de N270 (Deurneseweg). De PR-contour 10-6/jr bedraagt hier 0 meter; het plangebied ligt op een afstand van ruim 2500 meter.
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Venray.
In de directe nabijheid (binnen 200 meter) van het plangebied bevinden zich geen bedrijven anders dan kleinschalige, aan huis verbonden bedrijvigheid welke passend is binnen een woonomgeving.
De realisatie van de twee woningen, geheel omringd door een bestaande doch nieuwe woonwijk belemmert derhalve geen omliggende bedrijven/bedrijfsfuncties, en evenmin wordt het project belemmerd door overige functies.
Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de plankaart en in de planvoorschriften geregeld. Leidingen met ongevaarlijke stoffen zoals hoofdwatertransportleidingen, afvalwatertransport-/rioolpersleidingen zijn in beginsel niet opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij door de leidingbeheerder de noodzaak voor opname is aangetoond. Een vereiste voor opname in het bestemmingsplan is dat de opgave van de ligging van de leidingen op digitale wijze dient te geschieden. Dit in verband met het bepalen van de exacte ligging.
Een buisleiding die wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen, vormt een risico voor de veiligheid. Als de leiding gaat lekken, kunnen de gevaarlijke stoffen vrijkomen en ontstaat er een kans op explosie, vergiftiging van mensen of dieren of verontreiniging van het milieu.
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor de exploitant en de gemeente. Exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn. Gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen leiding- of hoogspanningkabeltracés welke belemmerend zijn voor het project.
Verspreid over Nederland staat een aantal militaire- en burgerradarstations. Deze dienen voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militaire en het civiele luchtverkeer. Objecten hoger dan 65 m boven NAP binnen 15 nautische mijl (circa 28 km) van dit radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld en kunnen derhalve niet worden toegestaan, tenzij uit onderzoek is gebleken dat de mate van verstoring aanvaardbaar is. Hiervoor dient door TNO een radarhinderonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek beoordeelt Defensie de aanvaardbaarheid van de verstoring. Op grond van het bestemmingsplan is het niet mogelijk objecten op te richten die hoger rijken dan 65 m boven NAP, zodat het bestemmingsplan geen belemmering vormt voor het radarverstoringsgebied.
Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers, granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Het gehele grondgebied van de gemeente Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE). Met behulp van het explosievenonderzoek worden de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart gebracht. De gemeente Venray adviseert bij grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen een detectieonderzoek uit te (laten) voeren.
Dit onderzoek dient plaats te vinden in het kader van de Arbowetgeving en is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet juridisch afdwingbaar. Het is echter te allen tijden de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de grond om bij grondwerkzaamheden te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Venray als het waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit de eisen genoemd in de Toetssteen Openbare Ruimte 2022 van de gemeente Venray gelden daarbij de volgende uitgangspunten:
Ook in het kader van het beleid van het waterschap dient binnen het projectgebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden, hetgeen betekent dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit het waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten als wens:
Doorgaans zijn lager gelegen gebiedsdelen het meest geschikt. Nagaan of plangebied nodig is voor wateropgave van omliggende gebieden; zorgen dat geen logische waterstructuren worden geblokkeerd.
Voorkomen van wateroverlast en erosie door afstromend water vanuit de omgeving naar het plangebied en andersom.
Input voor ontwerpen van het hemelwatersysteem. Denk ook aan bodemverontreinigingen.
Schoonhouden, scheiden, zuiveren.
Hergebruik water, vasthouden in de bodem (infiltratie), tijdelijk bergen, afvoeren naar oppervlaktewater, afvoeren naar gemengd of DWA-riool.
Verantwoorde systeemkeuze conform voorkeurstabel; maatwerk per situatie. Bij voorkeur toepassen van bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen. Bij diepte-infiltratie gelden zeer strenge randvoorwaarden; liever geen diepte-infiltratie toepassen.
Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op 100 mm per etmaal voor Noord Limburg (ten noorden van Sittard) en 80 mm per twee uur ten zuiden van Sittard met een beschikbaarheid van de gehele berging binnen 24 uur.
Denk aan bereikbaarheid, controlemogelijkheid, verantwoordelijkheid.
Binnen het plangebied moet een duurzaam waterhuishoudkundig systeem aanwezig zijn om de hoeveelheid regenwater te verwerken dat gelet op het ter plaatse aan de orde zijnd (nieuw) afvoerend verhard oppervlak van globaal 600 m² (bebouwing inclusief erfverhardingen) binnen het plangebied valt.
De K-waarde (geeft de mate van infiltratiegeschiktheid aan) van het plangebied bedraagt volgens de kaart inzake de bodemdoorlatendheid (K-waarde) van de gemeente Venray van het waterschap 0,75 - 1,5 m/dag. De onderhavige gronden zijn derhalve geschikt voor hemelwaterinfiltratie. Bij de bepaling van de capaciteit/kwantiteit van de gekozen infiltratievoorziening wordt, op basis van de eisen zoals neergelegd in de Toetssteen Openbare Ruimte 2022, uitgegaan van een neerslaggebeurtenis waarbij 60 mm neerslag valt in 24 uur. De te realiseren waterbergingsruimte kan dan berekend worden door de toename van het afvoerend verhard oppervlak (m2) te vermenigvuldigen met 0,06 m.
Benodigde buffercapaciteit bedraagt in casu 600 m2 x 0,06 m = 36 m3
Er zal derhalve moeten worden voorzien in een (open danwel gesloten) buffer van 36 m3 (uiteraard afhankelijk van het concrete bouwplan), hetgeen per woonperceel een infiltratievoorziening (bijvoorbeeld in de vorm van een infiltratiekrat/grindkoffer) aangebracht dient te worden van 18 m3, cq de capaciteit gerelateerd aan het feitelijk verhard afvoerend oppervlak.
Afvoer van huishoudelijk afvalwater dient plaats te vinden via het aanwezige vuilwaterriool.
Bouwmaterialen
De gemeente Venray streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen. Er zal derhalve, voorzover relevant, geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen.
Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. De plansystematiek voldoet aan de volgende RO-standaarden 2012:
Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.
Verder is aansluiting gezocht bij de systematiek van het bestemmingsplan Venray.
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.
Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn geen verschillen te vinden.
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.
De Inleidende regels (hoofdstuk 1) bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.
In het artikel over de "Wijze van meten" (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. De bestemmingen vangen steeds aan met de bestemmingsbenaming. Daarna wordt in de doeleindenomschrijving weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden bestemd zijn. Indien er sprake zou kunnen zijn van conflicterende belangen, is er een nadere detaillering van de doeleinden opgenomen waarin wordt vermeld welke doeleinden prevaleren. Vervolgens wordt in de bebouwingsregeling aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden. In sommige bestemmingen wordt bovendien nader ingegaan op de toegestane voorzieningen. Vervolgens is een gebruiksbepaling opgenomen waarin wordt aangegeven dat gronden en opstallen niet in strijd met de bestemming mogen worden gebruikt. Voor de duidelijkheid is in een aantal situaties aangegeven die in ieder geval in strijd met de bestemming worden geacht.
In de Algemene regels (hoofdstuk 3) zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouwregels, de algemene afwijkingsregels, de algemene wijzigingsregels, de algemene procedureregels voor wijzigingen, ontheffingen en nadere eisen en de overige regels.
In de Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4) zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.
Omdat onderhavig bestemmingsplan slechts een partiële herziening inhoudt, zijn in de regels ook slechts de gewijzigde bepalingen opgenomen.
De realisatie van het project geschiedt voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding. De te ontwikkelen gronden zijn in eigendom van initiatiefnemer en zijn niet belast met beperkt zakelijke rechten van derden.
Er is sprake van een bouwplan op basis van grexwet; er wordt een anterieure overeenkomst gesloten met betrekking tot kostenverhaal, ambtelijke kosten, bijdragen bovenwijkse voorzieningen en ruimtelijke ontwikkeling en planschade.
Elk nieuw bestemmingsplan ontstaat uit een initiatief. De totstandkoming begint met de beslissing dat een bestemmingsplan zal worden opgesteld.
Conform artikel 3.1.1. Bro wordt de provincie Limburg en waterschap Limburg in het kader van dit bestemmingsplan betrokken in het vooroverleg.
Artikel 3.8 Wro regelt de procedure van het bestemmingsplan. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. Hierbij zijn een aantal aanvullingen:
Binnen twee weken wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Indien door de Gedeputeerde Staten (GS) een zienswijze is ingediend en deze niet volledig is overgenomen, dan vindt bekendmaking plaats binnen zes weken na vaststelling. Dit geldt tevens indien de gemeenteraad wijzigingen aanbrengt in het ontwerp. In deze gevallen zend het college na vaststelling onverwijld een afschrift van het raadsbesluit aan de GS.
Indien het Rijk of de provincie gebruik wil maken van haar aanwijzingsbevoegdheid gaat deze termijn niet op. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt dan, met uitsluiting van het onderdeel waarop het aanwijzingsbesluit ziet, samen met het aanwijzingsbesluit bekend gemaakt.
Het besluit treedt in werking 1 dag na afloop van de beroepstermijn.
In het kader van het wettelijk overleg heeft overleg plaatsgevonden met de provincie Limburg.
De vooroverlegreactie is als bijlage 5 bij de planstukken gevoegd. Het concept-bestemmingsplan heeft geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.
In november 2022 heeft initiatiefnemer omwonenden geïnformeerd van zijn bouwplannen; hij heeft het bevoegd gezag verslag gedaan van de reacties van de omwonenden. De geanonimiseerde versie van dit verslag is als bijlage aan de planstukken toegevoegd.
Deze omgevingsdialoog heeft niet geleid tot een aanpassing van de plannen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 13 oktober 2023 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen.
Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.