direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Nijverheidstraat Venray
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.OMV230005-va01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer is voornemens om op het perceel kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie A nummer 2683 en plaatselijk als Nijverheidstraat ongenummerd te Venray de beide schermen van de op 19 april 2011 vergunde reclamemast te vervangen. Aan de noordzijde van de mast is al sprake van een LED-scherm zodat het hier puur gaat om het wisselen van het verouderde scherm voor een nieuwe versie (onderhoud). Aan de zuidzijde van de mast bestaat de reclameuiting uit een afbeelding geprojecteerd op doek. Ook deze zijde zal nu voorzien worden voor een LED-scherm waarop wisselende revlames getoond zullen worden.

Voornoemde locatie aan de Nijverheidstraat te Venray is gelegen binnen het bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010 en heeft daarin de bestemming 'Natuur' en de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie', 'luchtvaartverkeerzone', 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' en 'vrijwaringszone - weg - 1' gekregen.

Het realiseren van een reclamenmast binnen deze bestemming is niet toegestaan. Om die reden is voor de vergunningverlening op 19 april 2011 een vrijstelling verleend op basis van artikel 19.2 van de Wet op de ruimtelijke ordening. Op 29 augustus 2014 is een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van één LED scherm op een bestaande reclamemast aan de A73 te Venray.

Nu in de herzieningen van het bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010 nimmer deze reclamemast is voorzien van een positieve bestemming, dient voor de verandering van de reclameuiting op doek in een LED-scherm opnieuw een omgevingsvergunningprocedure voor het afwijken van het bestemmingsplan te worden gevolgd.

De gemeente Venray heeft in haar schrijven van 10 mei 2023 te kennen gegeven aan deze ruimtelijke ontwikkeling medewerking te willen verlenen omdat het ruimtelijk gezien wenselijk en acceptabel is deze modernisering van de reclame uit te voeren en de impact op de omgeving minimaal is, nu de mast met 2 schermen al aanwezig is.

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing 'Nijverheidstraat Venray ' voorziet in een adequate planologische motivering van het project.

1.2 Ligging van het projectgebied

Het projectgebied is kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie A nummer 2683 en plaatselijk als Nijverheidstraat ongenummerd te Venray. Het projectgebied beslaat een oppervlakte van 967 m2. Op onderstaande luchtfoto en uitsnede uit de kadastrale kaart is de ligging van de locatie weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV230005-va01_0002.jpg"

Afbeelding:Ligging projectgebied

De kadastrale situatie is op onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV230005-va01_0003.jpg"

Afbeelding: omgevingskaart

1.3 Voorgaand bestemmingsplan

Voor het te ontwikkelen projectgebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:

Naam bestemmingsplan   Bestemming   Vaststelling Raad  
bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010 (incl. herzieningen regels en locaties )   - bestemming 'Natuur'
- gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie', 'luchtvaartverkeerzone', 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' , reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'vrijwaringszone - weg - 1'
- maatvoering: max. bouwhoogte 179,6 m  
14 december 2010
(herziening regels: 1 november 2016 en 20 september 2017)  

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV230005-va01_0004.jpg"

Afbeelding: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010

Het realiseren van een reclamenmast binnen deze bestemming is niet toegestaan. Om die reden is voor de vergunningverlening op 19 april 2011 een vrijstelling verleend op basis van artikel 19.2 van de Wet op de ruimtelijke ordening.

1.4 Leeswijzer

Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een uitgebreide analyse van (de waarden van) het projectgebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling zelf. In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Analyse van het projectgebied

In dit hoofdstuk wordt de feitelijke situatie van het projectgebied en omgeving beschreven. Er wordt ingegaan op de aanwezige ruimtelijk-functionele structuur van het projectgebied en omgeving. Ook worden de aanwezige gebiedswaarden (natuur en landschap, flora en fauna en cultuurhistorie) van het projectgebied beschreven.

2.1 Ruimtelijk-functionele structuren

De relamemast is gelegen in de bosschage tussen de Nijverheidstraat en de A73 in. De A73 vormt de hoofdontsluiting van Nijmegen naar Roermond (noord-zuid-verbinding). De Nijverheidstraat vormt de noordelijke begrenzing van het bedrijventerrein Smakterheide, gelegen ten noorden van de kern Venray.

2.2 Waarden van het projectgebied e.o.

2.2.1 Gebiedsbescherming

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De gebiedsbescherming wordt geregeld in hoofdstuk 2 van de Wnb.

Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Op onderstaande afbeelding is de ligging van het projectgebied te zien ten opzichte van het NNN (groene vlakken). De afstand tot het oostelijk gelegen natuurnetwerk bedraagt meer dan 80 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV230005-va01_0005.jpg"

Afbeelding: natuurnetwerk Nederland

Tevens zijn de Natura 2000-gebieden in de wijde omgeving van het projectgebied in beeld gebracht:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV230005-va01_0006.jpg"

Afbeelding: Natura 2000-gebieden

Het projectgebied ligt op relatief korte afstand van de Boschhuizerbergen (ruim 540 m), op ruim 6,3 km vanaf de Maasduinen en op 11 km van de Deurnsche en Mariapeel.

Ten behoeve van de instandhouding van de natuurgebieden dienen negatieve effecten te worden uitgesloten. Er dient te worden aangetoond dat met het beoogde plan geen negatieve effecten worden voorzien op de omliggende Natura 2000-gebieden. Bij een projectbijdrage van 0,00 mol/ha/jaar zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Wanneer het projecteffect hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar dient een vergunning te worden aangevraagd en is nader aanvullend onderzoek noodzakelijk. De vergunning kan alleen worden verleend indien de zekerheid is verkregen dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast.

De relevante emissies van stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3) tijdens gebruiksfase zijn er niet; tijdens de aanlegfase zijn de emissies te relateren aan verkeer van personeel om het scherm te vervangen.

De berekening van het projecteffect dient normaliter te worden verricht met behulp van het programma Aerius Calculator. Echter, gelet op het feit dat er in de grbuiksfase geen enkele relevante emissie van stikstofoxiden en ammoniak aannemelijk is en voor het aanbrengen van het nieuwe scherm niet gewerkt wordt met diesel of benzine aangedreven materialen, waarbij de enkele verkeersbeweging van personeel en materiaal in het niet valt ten opzichte van het verkeer dat over de A73 rijdt, kan zonder calculatie gesteld worden dat het projecteffect voor de realisatie en gebruik op de Natura 2000-gebieden kleiner dan of gelijk is aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijke projectbijdrage zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Een ontheffing voor het aspect stikstof is dan ook niet nodig.

In de volgende paragraaf zal ingegaan worden op mogelijke aantasting van flora en fauna.

2.2.2 Soortenbescherming

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt een eind gemaakt aan de discussies over de implementatie van de Europese richtlijnen. In artikel 3.1 Wnb wordt direct een link gelegd met de Vogelrichtliijn. Alle vogels die beschermd zijn op grond van artikel 1 Vogelrichtlijn vallen onder het beschermingsregime van de artikel 3.1 Wnb, voor zover deze vogels van nature in Nederland voorkomen. Artikel 3.1 eerste lid Wnb ziet op het verbod om vogels te doden of vangen. De verboden in de Wnb zijn vrijwel letterlijk overgenomen uit de artikelen 5 en 6 Vogelrichtlijn. Net als de in de Vogelrichtlijn zijn de verboden beperkt tot opzettelijke handelingen. Het beschermingsregime voor vogels is iets versoepeld ten opzichte van het systeem onder de Flora en faunawet. Het verbod op het opzettelijk verstoren van vogels is beperkt tot verstoringen die van “wezenlijke invloed” zijn op de staat van instandhouding van de soort. Onder wezenlijke invloed wordt verstaan: “een wezenlijke negatieve invloed op een beschermde soort”. Of daar sprake van is hangt af van de populatie van de diersoort. Hoe zeldzamer de soort hoe groter de kans dat naar bijvoorbeeld een lokale populatie moet worden gekeken. Daarnaast is van belang of de populatie een negatief effect zelf teniet kan doen, bijvoorbeeld of er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn naar een volwaardig leefgebied elders. Als een populatie het effect niet zelf teniet kan doen is de kans groter dat het effect als wezenlijke invloed kan worden aangemerkt.

De wet voorziet in ruime mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen, ook voor vogels en strikt beschermde soorten. Bij het verlenen van de vrijstelling moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan als bij het verlenen van de vroegere ontheffing.

Een ontheffing van een verbod ex artikel 3.1 Wnb kan slechts worden verleend indien:

  • er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is;
  • er geen sprake is van verslechtering van de staat van instandhouding van de soort;
  • en er een limitatief opgesomde ontheffingsgrond aan de ontheffing ten grondslag kan worden gelegd.

Quickscan flora en fauna

Het projectgebied is gelegen in de zuidelijke uitloper van de bosschage en ligt ingeklemd tussen de A73 en bedrijventerrein Smakterheid ; water is binnen het projectgebied niet aanwezig. De bosschage zal geheel onaangetast blijven omdat er de reclamemast benaderd wordt via het bestaande onderhoudspad en het aanbrengen van het LED-scherm op grotere hoogte boven de bomen plaatsvindt.

Van de projectlocatie is uit eerder onderzoek bekend dat in de omgeving beschermde soorten aanwezig zijn, namelijk dassen en vieermuizen (met name gewone dwergvieermuizen). Nachtelijke verlichting heeft voor marterachtigen geen afstotend effect. Verder kan worden aangenomen dat de gewone dwergvieermuis zich in ruime mate bevindt in de bossen langs de A73 bij Venray. Onderzocht dient te worden wat de effecten zijn op verblijfplaatsen, migratieroutes en foerageergebieden van de gewone dwergvieermuis.

Lichtonderzoek

Door KITT Engineering is onderzoek uitgevoerd naar de verlichtingssterkte in de omgeving van de reclamemast (zie bijlage 2 bij deze ruimtelijke onderbouwing: Lichtonderzoek 'Toetsing NSVV Lichthinder Reclamemast Venray langs de A73' van 21 november 2023). Uit de rapportage blijikt dat de gesimuleerde bijdrage aan de verlichtingssterkte voor de flora verwaarloosbaar is. Omdat de mast is een ecologische zone staat, is onderzocht of vleermuizen geen hinder ondervinden van het kunstlicht doordat hun vliegroutes mogelijk worden verstoord. Rondom de voet van de mast is een openplek met een straal van ca. 13 m. In het donker is de maximale oppervlakte luminantie van het scherm 50 [cd.m-2]. In de praktijk is dat gemiddeld rond de 25 [cd.m-2] omdat "vol witte" content wordt vermeden. Op figuur 13 van bijlage 2 zijn de Iso-lux lijnen ter hoogte van de boomtoppen te zien( ca. 10 m. ) bij 50 [cd.m-2]. Mees Ruimte & Mileu hanteert een grenswaarde van 1 lx ter hoogte van de boomtoppen als grenswaarde voor vleermuizen. Uit de simulatie blijkt dat de maximum waarde 0.99 [lx] bedraagt. Dat correspondeert met de rand van de open plek rond de voet van de mast. Dit betreft een theoretisch maximum; in de praktijk is dat ongeveer de helft. Het scherm bevindt zich in de punt van de zone en op 70 meter afstand van de mast is de bijdrage van de mast al in dezelfde orde grootte als maanlicht. In onderstaande afbeelding is te zien dat de impact van het scherm op de ecologische zone klein en lokaal is:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV230005-va01_0007.jpg"

Afbeelding: impact scherm

Gelet hierop kan worden geconcludeerd dat van lichthinder voor omwonenden geen sprake is.

Bij de in de rapportage (bilage 2) aabngegeven instelling van de helderheidsregeling wordt nergens de grenswaarde van 1 [lx] ter hoogte van de boomtoppen overschreden. De praktijkwaarden zullen zonder twijfel lager uitpakken. Daarom zullen vleermuizen geen hinder ondervinden van het LED scherm.

Verder wordt in dit kader nadrukkelijk gewezen op de algemene zorgplicht welke in artikel 1.11 van de Wnb is opgenomen.

Door de werkzaamheden buiten de periode van maart tot augustus te starten, is de kans op verstoring van broedende vogels het kleinst. Ook buiten deze periode mogen broedende vogels niet worden verstoord en moet gewacht worden tot het broeden voorbij is en de jongen zijn uitgevlogen.

2.2.3 Cultuurhistorie en archeologie

Archeologie:

Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Wet op de archeologische monumentenzorg die de Monumentenwet 1988 deels heeft aangepast. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden. Eventueel aangetroffen waarden dienen primair ter plekke (in situ) beschermd te worden dan wel - indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is - door een opgraving (ex situ) te worden veilig gesteld.

Uit onderstaande uitsnede van de gemeentelijke Archeologische Beleidskaart blijkt dat voor de gronden van het projectgebied waarop de ontwikkeling zal plaatsvinden, de aanduiding “categorie 3” geldt. Deze categorie omvat Overige monumenten en de bufferzone rondom de bekende vindplaatsen (waarenmingen en vondstmeldingen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV230005-va01_0008.jpg"

Figuur: uitsnede archeologische beleidskaart

Voor deze categorie 3-gebieden geldt dat ingeval van een verstoringsoppervlak van meer dan 100 m2 met een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm een bureau- en inventariserend veldonderzoek noodzakelijk is om archeologische gebiedskenmerken te onderzoeken.

In casu zal de bodem in het geheel niet geroerd worden omdat de reclamemast al aanwezig is en het te vervangen en nieuwe scherm op grote hoogte boven het maaiveld zal worden aangebracht.

Van een bodemvoorstoring in welke mate dan ook is geen sprake.

Cultuurhistorie:

Het projectgebied is niet gelegen in een beschermd stads of dorpgezicht. Uit gegevens van de provincie Limburg is gebleken dat er geen belangrijke cultuurhistorische waarden in of nabij het projectgebied aanwezig zijn. In het projectgebied zijn geen rijks- en of gemeentelijke monumenten aanwezig welke een planologische bescherming verdienen.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke ontwikkeling

3.1 Projectbeschrijving

Initiatiefnemer is voornemens om op het perceel kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie A nummer 2683 en plaatselijk als Nijverheidstraat ongenummerd te Venray de beide schermen van de op 19 april 2011 vergunde reclamemast te vervangen. Op 29 augustus 2014 is een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van één LED scherm op een bestaande reclamemast aan de A73 te Venray. Aan de noordzijde van de mast is dus al sprake van een LED-scherm zodat het hier puur gaat om het wisselen van het verouderde scherm voor een nieuwe versie (onderhoud). Aan de zuidzijde van de mast bestaat de reclameuiting uit een afbeelding geprojecteerd op doek. Ook deze zijde zal nu voorzien worden voor een LED-scherm waarop wisselende reclames getoond zullen worden.

De constructietekening van de bestaande reclamemast met schermen is als bijlage 1 toegevoegd; hierop is ook de nieuwe situatie weergegeven.

Op onderhavige afbeeldingen is de huidige situatie van de reclameschermen weergegeven waarop tevens het verschil is te zien van het bestaande LED-scherm aan de noordzijde van de mast in vergelijking met het doek aan de zuidzijde van de mast:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV230005-va01_0009.jpg"

Afbeelding: scherm zuidzijde

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV230005-va01_0010.jpg"

Afbeelding: scherm noordzijde

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV230005-va01_0011.jpg"

Afbeelding: verschil in dikte doekscherm (links) en LED-scherm (rechts)

De afmetingen van het nieuwe LED-scherm zijn 9,6x12m (hxb). Dit is gelijk aan de maatvoering van het bestaande scherm. Een LED-scherm komt iets meer naar voren dan een doek, echter 'in het veld' is dit absoluut niet waarneembaar.

De reclamemast wordt geplaatst aan de westzijde van de A73 en aan de rand van bedrijventerrein Smakterveld. Het betreft een gebied dat zich kenmerkt door bedrijfsbebouwing aan de westzijde van de A73 en bosgebied (Boschhuizerbergen) aan de oostzijde ervan. Ten noorden van de Nijverheidstraat reikt het bosgebied tot over de A73 en tot aan het projectgebied.

De mast vervult een functie als landmark voor de kern Venray vanuit de A73. Tevens wordt een koppeling gelegd met het naastgelegen bedrijventerreinen die veelal op de borden reclame-uitingen tonen.

De mast is gesitueerd in relatief jong bos waardoor slechts het bovenste gedeelte van de mast zichtbaar is, zoals op bovenstaande afbeeldingen ook is te zien. De ruimtelijke impact van het verwisselen van het reclamedoek voor een LED-scherm op de bestaande reclamemast is derhalve beperkt. Er zijn geen effecten op verkeer, parkeren, privacy en duurzaamheid.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI), vastgesteld op 11 september 2020, is een onderdeel van de nieuwe Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht het Rijk tot een strategische visie op de fysieke leefomgeving. Het doel is om alle onderdelen van de fysieke leefomgeving met elkaar in samenhang te brengen. Ook gemeenten en provincies maken een omgevingsvisie vanwege deze nieuwe wet.

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richt zich op onderstaande vier prioriteiten. Deze onderwerpen hebben onderling veel met elkaar te maken en ze hebben gevolgen voor hoe de fysieke leefomgeving wordt ingericht. De Nationale Omgevingsvisie helpt bij het maken van de noodzakelijke keuzes.

Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie

Het klimaat verandert. De gevolgen hiervan worden steeds duidelijker merkbaar. Denk aan de steeds drogere zomers, de hevigere regenval en stijgende zeespiegel. Op deze en andere gevolgen van de klimaatverandering moet tijdig worden ingespeeld. Tegelijkertijd moet de overstap worden gemaakt naar duurzame energie. Het is de bedoeling dat ons land in 2050 een duurzame energievoorziening heeft. Iedereen draagt hier zelf aan bij door bijvoorbeeld zoveel mogelijk woningen aardgasvrij te maken. Maar er zullen ook aanpassingen nodig zijn, bijvoorbeeld met windenergie, die moeten worden ingepast in het landschap. Mensen in de omgeving moeten ook voordelen ervaren van geplaatste windmolens.

De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden

Nederland heeft een sterke internationale concurrentiepositie. Vanuit die positie wordt gewerkt aan een nieuw economisch verdienmodel dat duurzaam is en circulair. Door grondstoffen te hergebruiken in de bouw bijvoorbeeld. De overstap naar duurzame energie en het zorgen voor een gezond milieu zijn belangrijk. Ook zullen bedrijven zich hier goed moeten kunnen vestigen met voldoende ruimte voor bedrijvigheid. Daarvoor is het van belang om alle verschillende aspecten te betrekken die hierbij een rol spelen, zodat duurzaam geld verdiend kan blijven.

Onze steden en regio’s sterker en leefbaarder maken

Veel mensen zijn op zoek naar een geschikte, betaalbare woning. Iedereen wil graag wonen in een prettige omgeving. Een omgeving met voldoende groen en met aandacht voor veiligheid en gezondheid. Denk bijvoorbeeld aan groen en fonteinen op plekken waar het erg warm kan worden (hittestress). Tegelijkertijd is het belangrijk dat de woningen goed bereikbaar zijn door goede fiets- en wandelpaden en aansluiting op het wegennet en het openbaar vervoer. Kortom, het gaat niet alleen om voldoende woningen, maar ook om een aantrekkelijke woonomgeving.

Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen

In sommige regio’s staan de natuurlijke systemen en het landschap onder druk. Soms is daar sprake van een verzakkende bodem, onder meer door een te laag waterpeil. Als het waterpeil omhoog wordt gebracht, kan dat gevolgen hebben voor de landbouw en de veeteelt. In sommige gebieden wordt het dan misschien logischer om duurzame energie te produceren in plaats van voedsel. Tegelijkertijd moeten de kwaliteiten van het landschap worden behouden om te kunnen recreëren en ook vanwege het cultureel erfgoed.

In hoofdstuk 3 van onderhavige ruimtelijke motivering is geconstateerd dat de ruimtelijke impact van het verwisselen van het reclamedoek voor een LED-scherm op de bestaande reclamemast uitermate beperkt is.

Tevens in relatie met hoofdstuk 5 kan gesteld worden dat in onderhavig project voldoende aandacht is voor de afwegingen die op basis van de nationale omgevingsvisie dienen te worden gemaakt.

4.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.

In casu is er sprake van het verwisselen van het reclamedoek voor een LED-scherm op de bestaande reclamemast. Door de zeer beperkte omvang van het project en de situering is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft en daarom is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

4.1.3 Besluit en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro en Rarro)

In het Barro zijn een aantal onderwerpen opgenomen waarvoor het rijk uit het oogpunt van de nationale belangen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte ruimtelijke regels stelt:

  • rond rijksvaarwegen wordt ruimte geborgd voor de veiligheid van scheepvaart;
  • rond de Maastakken wordt ruimte gereserveerd voor toekomstige rivierverruiming;
  • rond verschillende hoofdwegen en op enkele locaties wordt ruimte gereserveerd voor toekomstige uitbreiding van het hoofdwegennet en hoofdspoorwegennet;
  • op verschillende locaties wordt ruimte gereserveerd voor (kern)energiecentrales en zones onder hoogspanningsverbindingen worden gevrijwaard;
  • de provincies wordt opgedragen de ecologische hoofdstructuur te beschermen;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament krijgen ruimtelijke bescherming;
  • in het IJsselmeer wordt verstedelijkingsruimte beperkt mogelijk gemaakt;
  • het erfgoed van de Stelling van Amsterdam, de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Romeinse Limes worden ruimtelijk beschermd;
  • rond militaire radarposten worden voorwaarden gesteld aan windmolens en hoge bebouwing.

Voor een aantal van de genoemde Barro-onderwerpen, waaronder de uitbreiding van het hoofdwegennet, het hoofdspoorwegennet en de militaire radars, geldt dat de regels worden uitgewerkt in de Rarro.

Op onderhavig project werken geen van de in het Barro genoemde rijksbelangen rechtstreeks door.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Limburg

De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijn (2030-2050) visie op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid en een gezonde leefomgeving in de Omgevingsvisie meegenomen.

In de Omgevingsverordening legt de Provincie regels vast voor onder meer natuur, milieu, (grond-) water, ontgronding, wegen, ruimte (verstedelijking, woon- en werklocaties, agrarische bedrijven).

De Omgevingsvisie is op 1 oktober 2021 door Provinciale Staten vastgesteld.

De omgevingswet gaat uit van het zoeken naar de balans tussen het beschermen én benutten van de fysieke leefomgeving waarin we leven, wonen, werken, leren en onze vrije tijd besteden. Bij (nieuwe) ontwikkelingen kunnen keuzes worden gemaakt. Daarbij wordt gekozen voor maatwerk en wordt rekening gehouden met het karakter en mogelijkheden van een gebied en de afweging van belangen op lokale schaal. Afwegingen worden gemaakt op basis van onderstaande Limburgse principes:

  • We streven naar een inclusieve, gezonde en veilige samenleving
  • De kenmerken en identiteit van gebieden staan centraal
  • Meer stad, meer land
  • We gaan zorgvuldig om met onze ruimte en voorraden bovengronds én ondergronds

Onderhavig project is gesitueerd in het landelijk gebied (buitengebied). De aanwezigheid van de reclamemast is al een gegeven en betreft ook een vergunde situatie. Het marginaal aanpassen van de reclamemast door een doekscherm te vervangen door een LED-scherm is geen ontwikkeling welke in relatie tot de inbreuk die er al heeft plaatsgevonden door verlening van de vergunning in 2011, enig effect heeft op de provinciale ambities zoals opgenomen in de Provinciale Omgevingsvisie.

4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

Met de komst van de Omgevingswet is een nieuwe omgevingsverordening nodig die past binnen de kaders en het instrumentarium van de Omgevingswet.

Hoewel de op 16 december 2022 geconsolideerde Omgevingsverordening Limburg 2014 hoofdzakelijk een beleidsneutrale omzetting van het POL2014 betreft, staan er enkele nieuwe of inhoudelijk aanmerkelijk gewijzigde onderwerpen in. Het gaat hier om instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV230005-va01_0012.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV230005-va01_0013.jpg"

Figuur: uitsnede uit Omgevingsverordening met projectgebied in 'landelijk gebied' en net binnen het randje van de 'zilvergroene natuurzone'

Het projectgebied is in de Omgevingsverordening gelegen in het 'landelijk gebied' en eveneens valt het nieuwe scherm net binnen de 'zilvergroene natuurzone'. zijn opgenomen.

Artikel 2.13.2 van de Omgevingsverordening bepaalt dat de onderbouwing van een ruimtelijk project dat betrekking heeft op een gebied gelegen in de Zilvergroene natuurzone, een beschrijving van bevat:

  • a. de waarde van het gebied als ecologische verbinding tussen gebieden gelegen binnen de Goudgroene natuurzone met het oog op de impact voor de habitattypen in de Natura 2000-gebieden;
  • b. de waarde van het gebied met het oog op de instandhouding van de natuurdoeltypen in de aangrenzende gebieden van de Goudgroene natuurzone;
  • c. de wijze waarop rekening is gehouden met de waarden onder a en b en op gebiedsniveau per saldo geen kwaliteitsverlies plaatsvindt van bedoelde waarden.

Tevens dient een beschrijving te worden gegeven van:

  • d. de in het gebied voorkomende kernkwaliteiten;
  • e. de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan; en
  • f. hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd.

In casu moet 'het gebied' waarop het project in verticale zin betrekking heeft, afgebakend worden als de reclamemast ter hoogte van de bebording. Het verwisselen van een doekscherm in een LED-scherm op een bestaande reclamemast op een hoogte van ruim 21 meter boven het maaiveld heeft geen enkel effect op de aanwezige kernkwaliteiten (groene karakter, visueel-ruimtelijke karakter, cultuurhistorisch erfgoed en reliëf) waardoor er ook geen kwaliteitsverlies van deze kernkwaliteiten plaatsvindt. De instandhouding van de natuurdoeltypen zijn derhalve niet in het geding.

Het project is daarom niet strijdig met de Omgevingsverordening Limburg 2014.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Toekomstvisie 2030 'Venray loopt voorop'

In het coalitieakkoord 2018-2022 'Een gezonde toekomst voor Venray' is opgenomen dat de gemeente Venray wil komen tot een nieuwe strategische visie met een horizon tot 2030. Deze stip op de horizon moet richting geven aan de vraag waarin de gemeente zich de komende jaren wil ontwikkelen gezien de actuele trends en ontwikkelingen. Bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, energie, duurzaamheid, leefomgeving, gezondheid, demografie en technologie, maar ook kijkend naar de positie en rol van de gemeentelijke overheid.

Hiertoe heeft de gemeenteraad op 27 juni 2019 een nieuwe strategische visie vastgesteld; de Toekomstvisie 2030 'Venray loopt voorop'. Deze visie vervangt de Strategische visie Venray 2020 en de nota 'Venray, stad in de Peel (2025)'.

De toekomstvisie geeft richting om de koers te bepalen waarlangs we de gevolgen van de trends en ontwikkelingen laten landen in de gemeente, binnen de gemeenschap van Venray én in de regio. Belangrijke thema's uit de vorige (herijkte) strategische visie 'Tweede stad in de Peel' lopen door naar deze visie. 'Venray loopt voorop' geeft een eigentijdse vertaling van zelfsturing met een herijking van participatie en de rol van de overheid. Daarnaast is er veel aandacht voor de kwalitatieve ontwikkeling van onder meer de leefomgeving. Ook is samenwerking nader geduid als het gaat om de regio, met onderwijs, bedrijfsleven en in de naaste omgeving van inwoners.

Speciale aandacht verdient de komst van de Omgevingswet. De toekomstvisie 2030 is een belangrijke 'eerste stap' (identiteit, kwaliteiten, doelen) voor de totstandkoming van de Omgevingsvisie. In dat traject zal de verdieping plaatsvinden op de toekomstvisie, meer specifiek in de ruimtelijke vertaling.

De gemeente Venray heeft voor de komende tien jaar de volgende vijf concrete ambities geformuleerd:

"In het Venray van 2030:

  • 1. zijn inwoners, hun netwerken, culturen en voorzieningen met elkaar verbonden;
  • 2. woon je groen en sociaal;
  • 3. zorgt ondernemerschap met aandacht voor mens, dier en milieu, voor nieuwe economische kansen;
  • 4. stroomt kennis, creativiteit en vernieuwing;
  • 5. is iedereen mobiel."

In de toekomstvisie worden geen directe beleidsuitspraken gedaan over reclamemasten in de gemeente Venray anders dan dat een moden LED-scherm ten behoeve van reclame-uitingen kan zorgen voor nieuwe economische kansen.

Het project is niet strijdig met de Toekomstvisie.

4.3.2 Omgevingsvisie Venray

Op 2 november 2021 heeft de gemeenteraad van Venray de Omgevingsvisie Venray vastgesteld. De omgevingsvisie van geeft aan wat belangrijk wordt gevonden in de fysieke leefomgeving. De fysieke leefomgeving is alles wat we buiten zien en voelen: bijvoorbeeld hoe de gemeente eruit ziet, wat de kwaliteit is van de lucht en welke bedrijven er zijn. De omgevingsvisie gaat in op ambities, beleid en de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, wonen en werken en cultureel erfgoed.

De onderdelen van deze leefomgeving waar de gemeente trots op is, moeten worden beschermd en verbeterd. Daarnaast zet de gemeente in op nieuwe doelen die zijn beschreven in vier hoofdambities. De omgevingsvisie is gebiedsgericht.

Voor wat betreft het projectgebied is er sprake van 'natuurgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV230005-va01_0014.jpg"

Afbeelding: Uitsnede uit Omgevingsvisie Venray

Toekomstperspectief van natuurgebied:

'Natuurgebieden zijn waardevol in allerlei opzichten. Ze hebben een ecologische waarde door de vele planten en dieren die in het gebied leven. Veel planten- en diersoorten dreigen te verdwijnen of zijn al verdwenen. Belangrijk is dat we biodiversiteit, natuur en landschapswaarden behouden. Niet alleen voor onze planten en dieren, maar ook voor de economische en sociale aspecten is dit van belang. De natuurgebieden in Venray bieden namelijk veel mogelijkheden op het gebied van recreatie. Per fiets, te voet of te paard, laat het landschap zich goed ontdekken en beleven. Recreatie en toerisme zorgt voor verbinding en het ontmoeten van elkaar. Het zorgt er ook voor dat Venray regionaal sterker op de kaart komt te staan. Want niet alleen de eigen inwoners kunnen genieten van toeristische activiteiten in onze natuur, het trekt ook bezoekers vanuit de regio aan. Daarnaast zijn natuurgebieden van groot belang in onze strijd tegen de effecten van klimaatverandering en de opslag van broeikasgassen als CO2.'

Bezoekers uit de wijde omgeving nemen graag deel aan de uitnodigende activiteiten die Venray te bieden heeft. Ook zet Venray in de gehele gemeente in op een sterk en onderscheidend toeristisch-recreatief aanbod.

Onderhavig project is gesitueerd in het natuurgebied. De aanwezigheid van de reclamemast is al een gegeven en betreft ook een vergunde situatie. Het marginaal aanpassen van de reclamemast door een doekscherm te vervangen door een LED-scherm is geen ontwikkeling welke in relatie tot de inbreuk die er al heeft plaatsgevonden door verlening van de vergunning in 2011, enig effect heeft op het toekomstperspectief zoals opgenomen in de Omgevingsvisie. De reclame-uitingen dragen bij aan de bekendheid van Venray en vestigen aandacht op activiteiten en mogelijkheden die de gemeente en de regio te bieden hebben.

Gelet hierop past de ontwikkeling binnen het planologische beleid, zoals neergelegd in de Omgevingsvisie Venray.

4.3.3 Uitstallingenbeleid Gemeente Venray 2020-2021

Op 9 december 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venray Uitstallingenbeleid Gemeente Venray vastgesteld. Hierin is bepaald dat het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare orde, veiligheid of de woon- en leefomgeving nadere regels kan stellen ten aanzien van reclameuitingen.

In de omgevingsvergunning zal worden opgenomen dat het niet is toegestaan om aanstootgevende beelden of teksten op het scherm te projecteren.

4.3.4 Bestemmingsplan

Voor het te ontwikkelen projectgebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:

Naam bestemmingsplan   Bestemming   Vaststelling Raad  
bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010 (incl. herzieningen regels en locaties )   - bestemming 'Natuur'
- gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie', 'luchtvaartverkeerzone', 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' , reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'vrijwaringszone - weg - 1'
- maatvoering: max. bouwhoogte 179,6 m  
14 december 2010
(herziening regels: 1 november 2016 en 20 september 2017)  

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV230005-va01_0015.jpg"

Afbeelding: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010

Het realiseren van een reclamenmast binnen deze bestemming Natuur is niet toegestaan. Om die reden is voor de vergunningverlening op 19 april 2011 een vrijstelling verleend op basis van artikel 19.2 van de Wet op de ruimtelijke ordening. Op 29 augustus 2014 is een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van één LED scherm op een bestaande reclamemast aan de A73 te Venray; dit betreft het scherm aan de noordzijde.

Binnen de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone', is het niet toegestaan enig bouwwerk te bouwen, enig roerend goed, houtopstanden en/of beplantingen te hebben of aan te brengen, danwel de bodem op te hogen, met een grotere hoogte dan aangegeven op de verbeelding. Op de verbeelding is de maximum bouwhoogte aangegeven van 179,6 m. De hoogte van de totale reclamemast bedraagt 36,65 m boven NAP. Het maiveld is ter plaatse van het projectgebied gelegen op 20 m boven NAP waardoor geconcludeerd kan worden dat de maximaal toegestane bouwhoogte niet wordt overschreden.

Op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - weg - 1' mag in de bebouwingsvrije zone (0-50 m van de weg) niet worden gebouwd. In casu wordt er slechts een doekscherm gewisseld in een LED-scherm. Vanwege het feit dat het project binnen de vroijwaringszone langs de A73 is gelegen, zal Rijkswaterstaat om advies gevraagd dienen te worden. Het advies zal als bijlage aan de ruimtelijke motivering worden toegevoegd.

Hoofdstuk 5 Milieu-planologische aspecten

5.1 Milieu effect beoordeling

Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet een m.e.r.-beoordelingsbesluit worden genomen. Dit houdt in dat in afwijking van voorheen voor iedere activiteit die wordt genoemd in kolom 1 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en onder de drempelwaarde blijft van gevallen in kolom 2, een m.e.r.-beoordelingsbesluit moet worden genomen.


Bijlage D van het Besluit m.e.r. bepaalt onder activiteit 10 dat een m.e.r onderzoeksplicht geldt voor (kolom 1) plannen voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, in geval er sprake is van (kolom 2) een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.er dan ook geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld en ook geen m.e.r.-beoordeling hoeft te worden doorlopen.

Ter onderbouwing van dit project worden uiteraard wel alle aspecten onderzocht die het gevolg zijn, dan wel kunnen zijn van het initiatief. Hiervoor zij met name verwezen naar onderhavig hoofdstuk 5.

5.2 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen).

In casu heeft het project betrekking op een reclamemast welke in het geheel niet geluidgevoelig is.

Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

5.3 Bodem- en grondwaterkwaliteit

Voordat nieuwe bodemgevoelige functies mogelijk worden gemaakt zal er inzicht moeten zijn of de bodem- en grondwaterkwaliteit een dergelijke bebouwing en gebruik ook mogelijk maken.

In casu heeft het project betrekking op een reclamemast welke in het geheel niet bodemgevoelig is.

De bodemkwaliteit staat derhalve niet aan het project in de weg.

5.4 Luchtkwaliteit

De regels inzake luchtkwaliteit kennen het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.

Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten - die jaarlijks meer dan 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2 bijdragen- een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.

De Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' bevat regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).

Het onderhavige project valt met het wisselen van een doekscherm in een LED-scherm zonder meer onder de Regeling NIBM.

Luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor het project.

5.5 Externe veiligheid

5.5.1 Risicovolle inrichtingen (Bevi)

De veiligheid rond bedrijven wordt gereguleerd in de vigerende milieuvergunning (of een geldende Algemene Maatregel van Bestuur) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 21 oktober 2004 (Bevi). In het Bevi worden specifieke regels opgenomen voor specifieke risicovoIle inrichtingen. Het gaat hierbij onder meer om inrichtingen in het kader van het Besluit risico's zware ongevallen 1999, LPG-tankstations, inrichtingen waar gevaarlijke (afval)stoffen of bestrijdingsmiddelen in emballage van meer dan 10.000 kg worden opgeslagen, inrichtingen met een koel-of vriesinstallatie met meer dan 400 kg ammoniak. In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren, hotels, winkelcentra, campings) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen dan wel bedrijfsgebouwen van derden, kleinere kantoren, hotels en winkels, sporthallen, zwembaden) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6 /jr.

Het kan gaan om inrichtingen waarbij door middel van een vaste afstand wordt voldaan aan deze contour (zogenaamde “categoriale inrichtingen”) en inrichtingen waarbij deze contour individueel moet worden berekend (Quantitative Risk Assement (QRA)). Dit is geregeld in Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).

Bij het nemen van een planologisch besluit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan) moet het bevoegd gezag deze contour in acht nemen voor kwetsbare objecten. Hierbij geldt de PR-contour 10-6/jr. als grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour als richtwaarde, d.w.z. in principe moet PR 10-6/jr. aangehouden worden, maar er mag gemotiveerd van worden afgeweken.

Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het aantal personen dat in de omgeving van de bron verblijft bepaalt daardoor mede de hoogte van het groepsrisico. Voor het GR geldt geen harde juridische norm (zoals de PR-contour 10-6/jr. wel is) maar een zogenaamde oriënterende waarde. Het berekende groepsrisico wordt weergegeven in een curve, waarbij de kans op een ongeval wordt uitgezet tegen het aantal mensen dat daarbij omkomt. In dezelfde grafiek wordt de oriënterende waarde uitgezet. Als die wordt overschreden door een ruimtelijke ontwikkeling moet dat worden verantwoord. Hiermee wordt in beeld gebracht of en in welke mate het bevoegd gezag het GR wel of niet aanvaardbaar vindt, al dan niet na het nemen van maatregelen.

Het scherm aan de reclamemast is niet te kwalificeren als een (beperkt) kwetsbaar object.

5.5.2 Vervoer gevaarlijke stoffen

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In het basisnet is de omvang voor de verschillende transportmodaliteiten vastgelegd.

Het scherm aan de reclamemast is niet te kwalificeren als een (beperkt) kwetsbaar object.

5.5.3 Conclusie

Doordat het scherm aan de reclamemast is niet te kwalificeren als een (beperkt) kwetsbaar object zijn er geen risico's voor wat betreft het aspect externe veiligheid; dit aspect staat derhalve niet aan de ontwikkeling in de weg.

5.6 Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

Het scherm aan de reclamemast is niet gevoelig voor welke milieuhinder dan ook.

Andersom geredeneerd levert het scherm ook geen enkele hinder op voor functies in de omgeving. De meest nabijgelegen woning bevindt zich op een afstand van ruim 300 meter van hetn projectgebied en vanuit die positie is het nieuwe LED-scherm niet waar te nemen.

Het aspect milieuzovnering staat derhalve niet aan het project in de weg.

5.7 Kabels, leidingen en straalpaden

5.7.1 Inleiding

Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de plankaart en in de planvoorschriften geregeld. Leidingen met ongevaarlijke stoffen zoals hoofdwatertransportleidingen, afvalwatertransport-/rioolpersleidingen zijn in beginsel niet opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij door de leidingbeheerder de noodzaak voor opname is aangetoond. Een vereiste voor opname in het bestemmingsplan is dat de opgave van de ligging van de leidingen op digitale wijze dient te geschieden. Dit in verband met het bepalen van de exacte ligging.

5.7.2 Gas-, olie-, brandstof- of watertransportleidingen en hoogspanningskabels

Een buisleiding die wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen, vormt een risico voor de veiligheid. Als de leiding gaat lekken, kunnen de gevaarlijke stoffen vrijkomen en ontstaat er een kans op explosie, vergiftiging van mensen of dieren of verontreiniging van het milieu.

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor de exploitant en de gemeente. Exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn. Gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.

In de omgeving van het projectgebied bevinden zich geen leiding- of hoogspanningkabeltracés welke belemmerend zijn voor het project.

5.7.3 Obstakelbeheer- en radarverstoringsgebied

Verspreid over Nederland staat een aantal militaire- en burgerradarstations. Deze dienen voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militaire en het civiele luchtverkeer. Objecten hoger dan 65 m boven NAP binnen 15 nautische mijl (circa 28 km) van dit radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld en kunnen derhalve niet worden toegestaan, tenzij uit onderzoek is gebleken dat de mate van verstoring aanvaardbaar is. Hiervoor dient door TNO een radarhinderonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek beoordeelt Defensie de aanvaardbaarheid van de verstoring. Op grond van onderhavige vergunningprocedure is het niet mogelijk objecten op te richten die hoger reiken dan 65 m boven NAP (bouwhoogte bedraagt 56,6 m bovem NAP), zodat het project geen belemmering vormt voor het radarverstoringsgebied.

5.7.4 Niet gesprongen explosieven

Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers, granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Het gehele grondgebied van de gemeente Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen in het projectgebied, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE). Met behulp van het explosievenonderzoek worden de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart gebracht. De gemeente Venray adviseert bij grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen een detectieonderzoek uit te (laten) voeren.

In casu zullen er in het geheel geen grondwerkzaamheden plaatsvinden.


Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Waterbeleid

Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Venray als het waterschap dient binnen het projectgebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit de eisen genoemd in de Toetssteen Openbare Ruimte 2022 van de gemeente Venray gelden daarbij de volgende uitgangspunten:

  • 1. afkoppelen van 100% van het verhard oppervlak, waarbij de beslisboom verantwoord afkoppelen van toepassing is;
  • 2. de trits vasthouden-bergen-afvoeren is van toepassing, waarbij hergebruik dan wel infiltratie van schoon regenwater de voorkeur heeft;
  • 3. verontreiniging van het water dient door bronmaatregelen voorkomen te worden;
  • 4. grondwateroverlast dient voorkomen te worden;
  • 5. een gelimiteerde afvoer naar het oppervlaktewatersysteem is toegestaan;
  • 6. bij inbreidingslocaties dient een voorziening gerealiseerd te worden met een minimale inhoud van 60 mm met een overloop naar maaiveld of oppervlaktewater (het aangesloten verharde oppervlak vermenigvuldigd met 60 mm geeft de benodigde bergingscapaciteit in m3).

Ook in het kader van het beleid van het waterschap dient binnen het projectgebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden, hetgeen betekent dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit het waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten als wens:

  • 1. Circa 10% van het projectgebied reserveren voor water.

Doorgaans zijn lager gelegen gebiedsdelen het meest geschikt. Nagaan of projectgebied nodig is voor wateropgave van omliggende gebieden; zorgen dat geen logische waterstructuren worden geblokkeerd.

  • 2. Rekening houden met hoogteverschillen in projectgebied en omgeving.

Voorkomen van wateroverlast en erosie door afstromend water vanuit de omgeving naar het projectgebied en andersom.

  • 3. Uitvoeren van bodem- en infiltratieonderzoek en bepalen grondwaterstand.

Input voor ontwerpen van het hemelwatersysteem. Denk ook aan bodemverontreinigingen.

  • 4. Toepassen voorkeursvolgorde voor de waterkwaliteit.

Schoonhouden, scheiden, zuiveren.

  • 5. Toepassen voorkeursvolgorde voor de waterkwantiteit.

Hergebruik water, vasthouden in de bodem (infiltratie), tijdelijk bergen, afvoeren naar oppervlaktewater, afvoeren naar gemengd of DWA-riool.

  • 6. Toepassen voorkeurstabel afkoppelen.

Verantwoorde systeemkeuze conform voorkeurstabel; maatwerk per situatie. Bij voorkeur toepassen van bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen. Bij diepte-infiltratie gelden zeer strenge randvoorwaarden; liever geen diepte-infiltratie toepassen.

  • 7. Voldoende opvangcapaciteit en een duurzame leegloop realiseren.

Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op 100 mm per etmaal voor Noord Limburg (ten noorden van Sittard) en 80 mm per twee uur ten zuiden van Sittard met een beschikbaarheid van de gehele berging binnen 24 uur.

  • 8. Beheer en onderhoud regelen.

Denk aan bereikbaarheid, controlemogelijkheid, verantwoordelijkheid.

6.2 Waterhuishoudkundige situatie projectgebied

Binnen het projectgebied moet een duurzaam waterhuishoudkundig systeem aanwezig zijn. Echter, als gevolg van onderhavig project neemt het afvoerend verhard oppervlak in het geheel niet toe; de ontwikkeling is geheel hydrologisch neutraal.

In de ruime omgeving van het projectgebied zijn enkele watergangen gelegen: Smakterveld, Buffer Venrayse Spurkt, Buffer Smakterheide en Venrayse Spurkt. Op onderstaande uitsnede uit de legger van het waterschap zijn deze watergangen te zien in relatie tot de aanduiding van het projectgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.OMV230005-va01_0016.jpg" Figuur: uitsnede legger Waterschap Limburg

Het project heeft geen invloed op de watergangen en evenmin op de hoeveelheid te infiltreren hemelwater.

Verder is er gaan sprake van afvalwater.

Het betreft duidelijk een hydrologisch neutrale ontwikkeling.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid, kostenverhaal en planschade

De realisatie van het project geschiedt voor rekening van initiatiefnemer. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding. De te ontwikkelen gronden zijn in eigendom van initiatiefnemer en zijn niet belast met beperkt zakelijke rechten van derden.

Kostenverhaal zal geregeld worden in een tussen de gemeente Venray en de initiatiefnemers af te sluiten anterieure overeenkomst. Door het sluiten van deze anterieure overeenkomst is het verhaal van de gemeentelijke kosten van de grondexploitatie over de in dit plan begrepen gronden afdoende verzekerd. Hierdoor behoeft een exploitatieplan door de gemeenteraad niet vastgesteld te worden (artikel 6.12 leden 1 en 2, onder a Wro). Ambtelijke kosten, bijdrage ruimtelijke ontwikkelingen en bijdrage bovenwijkse voorzieningen zullen in de anterieure overeenkomst worden meegenomen.

Tenslotte wordt in deze overeenkomst ook een planschadeverhaalsbeding zoals bedoeld in art. 6.4a Wro opgenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventueel te vergoeden planschade niet voor rekening van de gemeente Venray komt maar voor rekening van de initiatiefnemers.

Hoofdstuk 8 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Procedure

Medewerking aan het bouwproject kan slechts met toestemming ex artikel 2.12, eerste lid, sub a, onderdeel 3 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) worden verleend, nu het bouwproject in strijd is met het bestemmingsplan.

Uit artikel 3.10 van de Wabo volgt, dat een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan, en waarbij slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van art. 2.12, eerste lid sub a, onder 3º, de uitgebreide voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) moet volgen.

In beginsel zou de gemeenteraad ook een besluit moeten nemen omtrent het verlenen van een verklaring van geen bedenkingen, echter hiervan kan worden afgeweken indien het initiatief passend is binnen het door de gemeenteraad vastgestelde beleid. In casu is sprake van het verwisselen van een reclamescherm aan een bestaande en in 2011 vergunde mast, hetgeen betekent dat de gemeenteraad eerder heeft ingestemd met betreffende mast en onderhavig project gekwalificeerd kan worden als 'passend binnen het gemeentelijke beleid'; daarom is er op grond van de algemene verklaring van geen bedenkingen daterend van 17 september 2019 geen projectspecifieke verklaring van geen bedenkingen noodzakelijk.

De beschikking/toestemming treedt in beginsel in werking met ingang van de dag na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 6:7 va de Algemene wet bestuursrecht, voor het indienen vaneen beroepschrift.

Indien gedurende deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt de beschikking niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.

8.2 Overleg

In het kader van het wettelijk overleg overleg plaatsgevonden met Rijkswaterstaat, de provincie Limburg en het Waterschap Limburg.

8.3 Omgevingsdialoog

In verband metde marginale impact op de omgeving heeft het uitvoeren van een omgevingsdialoog in dit geval geen meerwaarde.

8.4 Zienswijzen ontwerp-besluit

Het ontwerp-besluit heeft vanaf 29 maart 2024 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn twee zienswijzen ingediend. De nota van zienswijzen is toegevoegd aan het besluitdocument; de zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassng van het project.