Plan: | Peter Janssenweg 11 Ysselstein |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | projectbesluit |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.PRB09035-va01 |
4.1 Ruimtelijke karakteristiek en gebiedsbeschrijving
Door gemeente Venray is onlangs (2007) een ruimtelijke visie geschreven over het dorp Ysselsteyn. Deze paragraaf is beschreven vanuit deze visie.
Het gebied is gebouwd op grond van een stedenbouwkundig stramien uit 1920, als modeldorp voor de jongste generatie ontginningsgebieden. Het oorspronkelijk plan van een Y-vormig modelpatroon met daarin agrarische kavels en in het kruispunt van de Y- voorzieningen (kerk en school) is exemplarisch. De ruimtelijke structuur wordt bepaald door het Y-vormig wegenstelsel met daarbuiten gelegen een orthogonaal raster van wegen. Aan deze blokkenstructuur liggen veelal vrijstaande woningen en enkele bijzondere functies. De buitenste blokken hebben open binnengebieden, veelal ingevuld met diepe tuinen. De woningen liggen hier met hun voorgevel aan het buitengebied. De randen zijn niet geheel met woningbouw ingevuld. Opvallend is de opslagsilo van de Boerenbond die fors boven de bebouwing uitsteekt. Kenmerkend zijn de lange zichtlijnen door het dorp naar het open buitengebied. Op enkele plekken eindigen de zichtlijnen op een boerderij.
In de bebouwing is duidelijk te zien dat Ysselsteyn een jong dorp is. Er is een afwisselend beeld van eenvoudige, sobere woningen met kappen en enkele grote en kleinere hoeves. Moderne invullingen met platte daken en een expressieve uitstraling zijn ook te vinden in onder meer de school en de kerk.
4.2 Cultuurhistorie, monumenten
Op het plangebied zijn géén rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig.
4.3 Onderzoeken
In dit hoofdstuk worden de verschillende relevante onderzoeken nader toegelicht waarbij ten eerste een schets wordt gemaakt van de beoogde ontwikkeling in relatie tot het betreffende (milieu)aspect. Ten tweede moet het relevante toetsingskader worden vastgesteld. Ten derde wordt verantwoording afgelegd over het uitgevoerde onderzoek met een samenvatting van de onderzoeksconclusies. Tot slot wordt een conclusie getrokken over de aanvaardbaarheid van het plan.
4.3.1 MER
In het algemeen geldt de m.e.r.-plicht voor projecten en plannen die het milieu belangrijke schade kunnen berokkenen. IN het Besluit milieueffectrapportage worden alle activiteiten afzonderlijk genoemd. De m.e.r.-plichtige activiteiten zijn te verdelen in concrete projecten en plannen. Voorbeelden van concrete projecten zijn de bouw van technische installaties en de aanleg van een golfbaar. Plannen kunnen betrekking hebben op beleidskeuzes, zoals de planning van afvalstoffenverwerking en van elektriciteitsvoorziening, of op locatiekeuzes, bijvoorbeeld voor industrieterreinen en woningbouw. Onderhavig project is niet aan te merken als een m.e.r.-plichtige activiteit. Deze paragraaf is voor de gewenste ontwikkeling dan ook niet van toepassing.
4.3.2 Bedrijven en milieuzonering 2009
De VNG richtlijn Bedrijven en Milieuzonering van 2009 geeft aan welke afstanden bepaalde bedrijfsactiviteiten minimaal in acht moeten nemen ten opzichte van woonfuncties en overige bedrijfsactiviteiten. Door het aanhouden van deze afstanden kan in redelijkheid en bij een gangbare bedrijfsvoering worden gesteld dat overlast vanwege geur, stof, geluid en gevaar worden voorkomen in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Een boerenbondwinkel kan aangeduid worden volgens de SBI-code 5246 en 5249 (bouwmarkten en tuincentra). De afstanden zoals opgenomen in de VNG-lijst met betrekking tot geur, stof, geluid en gevaar zijn respectievelijk 0, 0, 10 en 10 meter. Bovendien valt het bedrijf in de milieucategorie 1. Derhalve voldoet de boerenbondwinkel aan de afstandseisen en levert het geen beperkingen op voor nabij gelegen bedrijfsactiviteiten.
4.3.3 Natuur
In Nederland is de bescherming van de natuur verankerd in de Natuurbeschermingswet, waarin met name de gebiedsbescherming is geregeld en in de Flora en Faunawet, waarin met name de soortbescherming is geregeld.
Van belang is of binnen of in de buurt van het plangebied beschermde dieren en/of planten aanwezig zijn die niet onder de algemene vrijstelling vallen en welke door onderhavig initiatief aangetast worden.
De beschermde soorten worden als volgt onderscheiden:
Als soorten uit de eerste categorie door het project schade zullen leiden, is het de vraag of het project wel doorgang kan vinden. Bij soorten uit de tweede categorie zal in ieder geval aangetoond moeten worden dat geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Pas dan zal ontheffing verkregen kunnen worden. Voor de soorten uit de derde categorie geldt een algemene vrijstelling, waarbij de algemene zorgplicht uit de Flora- en Faunawet centraal staat.
Natuurloket
Voor de verkenning van de omgeving ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing is gebruik gemaakt van de gegevens afkomstig van het Natuurloket. In het kilometervak waarin de beoogde locatie gelegen is (190-389) wordt melding gemaakt van de aanwezigheid van zoogdieren en amfibieën.
Om een beeld te krijgen wat daadwerkelijk op de locatie voorkomt, is op de site van de Provincie Limburg de interactieve kaart met natuurgegevens (broed)vogels en beschermde planten geraadpleegd.
Broedvogels en beschermde planten
Er zijn geen beschermde (broed)vogels en/of plantensoorten gevonden op of nabij de planlocatie. De onderhavige locatie is door de Provincie Limburg niet volledig onderzocht.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat geen natuurwaarden worden aangetast omdat deze op de betreffende locatie niet aanwezig zijn. De locatie waar de uitbreiding plaatsvindt is bovendien eigen terrein welke in de kern Ysselsteyn is gelegen. De kans dat hier belangrijke natuurwaarden aanwezig zijn (en dus aangetast kunnen worden) is nihil. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk en de geplande ontwikkeling kan plaatsvinden.
4.3.4 Water
Deze paragraaf beschrijft de gevolgen voor de waterhuishouding van de boerenbondwinkel. Door de uitbreiding wordt het bebouwd oppervlak vergroot waardoor meer hemelwater niet rechtstreeks kan infiltreren in de grond.
De gronden worden door het Waterschap Peel- en Maasvallei gekarakteriseerd als droge zandgronden welke bebouwd zijn. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) ligt >= 80 - <140 cm (rood) beneden het maaiveld. De gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) ligt >= 180 cm beneden het maaiveld (zie onderstaande figuren).
Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand
Gemiddeld Laagste Grondwaterstand
De hydrologische situatie wordt gekenschetst als intermediair gebied. Bij kleine bouwprojecten is het voldoende de mogelijkheden voor infiltratie in te schatten aan de hand van de bodemdoorlatendheidskaarten. De bodemdoorlatendheid in Noord – Limburg is ingedeeld in een vijftal klassen welke zijn ingedeeld op basis van de zogenaamde K-waarde. Deze klassen gaan van 'slecht doorlatende grond' waar infiltratie bijna onmogelijk is tot 'zeer goed doorlatende grond' waar infiltratie heel goed mogelijk is. De K-waarde geeft informatie over de bodemdoorlatendheid van de grond. Hoe hoger de K-waarde op een bepaalde locatie is hoe beter de grond geschikt is voor infiltratie. De K-waarde op de betreffende locatie is 1,5 – 10. Dit zijn zeer goed doorlatende gronden waar infiltratie heel goed mogelijk is. De infiltratievoorziening staat meestal droog en loopt niet vaak over.
Gronden in de klasse 0,75 – 1,5 m/dag worden geclassificeerd als goed doorlatende gronden mits de grondwaterstand voldoende laag is. De grondwaterstand is in onderhavige situatie voldoende laag waardoor infiltratie een goede mogelijkheid is om het hemelwater op te vangen in een infiltratievoorziening. De voorziening bevat regelmatig water en loopt af en toe over.
Door de uitbreiding van de boerenbondwinkel wordt in totaal 1794 m2 (nieuwe situatie) bebouwing gerealiseerd tbv waarvan het hemelwater opgevangen zal worden in de infiltratievoorziening. De infiltratievoorziening zal voorzien in de opvang van het hemelwater afkomstig van een regenbui welke eens per 10 (T=10) en eens per 100 (T=100) jaar zal vallen.
T= 10 1794 m2 x 50 mm = 89,7 m3 hemelwater
T = 100 1794 m2 x 84 mm = 150,7 m3 hemelwater
Dimensionering infiltratievoorziening/buffercapaciteit:
Het hemelwater van de bebouwing en bestrating zal via goten en rioleringsbuizen aangesloten worden op de infiltratievoorziening in een infiltratieoppervlakte 1, 2 en 3 van 98,8 m² + 11,9 m² + 31,1 m² = 141,8 m². De infiltratievoorziening heeft een diepte van 0,50m en een totaal bergingsvolume van ca. 70,9m3 hiervan is 55 m3 nodig als tijdelijke buffer.
Bergingsvolume:
Doorlatendheid bodem = K-waarde *) = | 0,75 m/dag |
Infiltratieoppervlakte = | 141,8 m². |
*) Er is uitgegaan van het worst case scenario binnen de range 10 –1. Het betreft hier de hoeveelheid water wat in 1 dag (etmaal) in de bodem kan bezinken.
Gezien de ervaringen ter plaatse dat het hemelwater snel infiltreert en er nooit problemen zijn geweest in extreme omstandigheden binnen en direct buiten het initiatief rechtvaardigen deze aanname. Het totale bergingsvolume bedraagt 141,8 m² x 0,75 m/dag = 106,4 m³/dag.
Ledigingstijd
De ledigingstijd bij een opslagvoorziening van 141,8 m³/dag en een instromende hoeveelheid van 150,7 m³/dag bedraagt ca. 34 uur.
Conclusie:
De ledigingstijd ligt in de range tussen 6 uur en 36 uur. De dimensionering van de voorziening is daarmee acceptabel.
4.3.5 Geluid
Door de uitbreiding van de boerenbondwinkel worden géén nieuwe geluidgevoelige objecten gerealiseerd. Bovendien komen door de uitbreiding van de winkel geen geluidgevoelige objecten binnen de geluidscontour te liggen. Derhalve is een nader akoestisch onderzoek niet nodig.
Door de uitbreiding wordt de huidige situatie met betrekking tot het geluid niet anders. Het aantal verkeersbewegingen zal eerder afnemen dan toenemen doordat een hogere opslagcapaciteit gerealiseerd wordt zodat de aanvoer van producten wat transportbewegingen betreft lager wordt. Het aspect geluid vormt dan ook geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
4.3.6 Luchtkwaliteit
De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de 'Wet milieubeheer' goedgekeurd (Stb. 2007, 414). Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Deze wet is op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking getreden en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 1% grens niet wordt overschreden. De 1% grens is gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 0,4 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Het NSL is per 1 augustus 2009 in werking getreden en heeft een voorlopige looptijd tot 1 augustus 2014.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor als:
Het onderhavige project betreft een uitbreiding van de boerenbondwinkel in de kern Ysselsteyn. De uitbreiding heeft geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. Het aantal verkeersbewegingen neemt zelfs af wat een positieve bijdrage zal leveren aan de luchtkwaliteit.
4.3.7 Externe veiligheid
De te realiseren boerenbondwinkel behoort niet tot de doelgroep risicoveroorzakende bedrijven en/of transportassen. Daarnaast worden er geen kwetsbare objecten of bestemmingen gerealiseerd door de uitbreiding van de boerenbondwinkel. Volgens de website http://portal.prvlimburg.nl/risicokaart/risicokaart.html bevinden zich in de nabijheid geen bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen. Op een afstand van ongeveer 300 meter is een tankstation gelegen. Deze afstand is niet belemmerend voor de gewenste ontwikkeling. Het plangebied is gelegen op een afstand van ruim 150 meter van de autoweg N277 en bijna 800 meter van de autoweg N270. Deze wegen worden niet aangeduid als risicoveroorzakende transportassen en vormen mede door de afstand geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling. Gezien het ontbreken van externe veiligheidsrisico's in de nabijheid van de bouwkavels/woningen is het opstellen van een veiligheidsparagraaf niet van toepassing.
4.3.8 Bodem
Verkennend bodemonderzoek
Econsultancy heeft in opdracht van de boerenbondwinkel een verkennend bodemonderzoek (bijlage 3) uitgevoerd aan de Peter Janssenweg 11 te Ysselsteyn in de gemeente Venray. Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de Bouwverordening, alsmede een bestemmingsplanwijziging.
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. De bovengrond is bovendien tot maximaal 1,0 m –mv zwak humeus. Verder is de ondergrond plaatselijk zwak tot matig veenhoudend en matig tot sterk grindig. De bodem is plaatselijk tot maximaal 0,8 m –mv zwak baksteenhoudend en/of zwak kolengruishoudend.
Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. Wel bestaat de dakbedekking van de loods uit asbesthoudend materiaal.
Op de onderzoekslocatie zijn de volgende deellocaties onderzocht:
Deellocatie A: Opslag bestrijdingsmiddelen
De bodem is tot maximaal 0,8 m –mv zwak baksteenhoudend en/of zwak kolengruishoudend. In de bovengrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium, nikkel, zink, benzeen en xylenen.
Deellocatie B: Overig terrein
De bodem is tot maximaal 0,8 m – mv zwak baksteenhoudend en/of zwak kolengruishoudende. In de zintuiglijk schone bovengrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. De zintuiglijk verontreinigde bovengrond is licht tot sterk verontreinigd met PAK en licht verontreinigd met zink. In de zintuiglijk schone ondergrond zijn eveneens geen verontreinigingen getroffen. Het grondwater is licht verontreinigd met zink.
De vooraf gestelde hypothese dat de onderzoekslocatie ter plaatse van de opslag van bestrijdingsmiddelen (deellocatie A) als 'heterogeen verdacht' kan worden beschouwd, wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, verworpen. Er bestaan volgens Econsultancy met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem dan ook géén belemmeringen voor de nieuwbouw op en bestemmingsplanwijziging ter plaatse van deze deellocatie.
De vooraf gestelde hypothese dat de onderzoekslocatie ter plaatse van het overige terreindeel (deellocatie B) als 'onverdacht' kan worden beschouwd, wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, eveneens verworpen. Econsultancy adviseert om op termijn de aard en de omvang van de vastgestelde PAK-verontreiniging ter plaatste van boring B03 (in tuin van Kerkweg 2a) nader te onderzoeken.
Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.
Nader bodemonderzoek
Op basis van dat advies is door opdrachtgever besloten om het nader onderzoek direct te laten uitvoeren. De rapportage van dit onderzoek is bijgevoegd als bijlage 3a.
Het nader bodemonderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de sterke PAK-verontreiniging in de bovengrond, welke door econsultancy tijdens een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van boring B3 is aangetoond (zie bijlage 3).
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak siltig, matig fijn zand. De bovengrond is bovendien tot maximaal 1,0 m –mv zwak humeus. De bodem is bovendien plaatselijk zwak grindig. De bodem is plaatselijk zwak baksteen- en kolengruishoudend. De bodem is tot maximaal 0,5 m –mv licht tot sterk verontreinigd met PAK. Op basis van analyseresultaten en de zintuiglijke waarnemingen wordt de sterke PAK-verontreiniging in de grond als afgeperkt beschouwd. De sterke PAK-verontreiniging in de grond bevindt zich in de kern van de verontreiniging vanaf maaiveld tot maximaal 0,5 m –mv. de totale omvang van de sterke verontreiniging met PAK op de locatie bedraagt circa 22,5 m3 (45 m2 x 0,5 m). Uitgaande van de mate en het volume van de geconstateerde grondverontreiniging op de onderzoekslocatie (minder dan 25 m3 sterk verontreinigde grond) wordt gesteld dat het hier in het kader van de Wet Bodembescherming géén geval van ernstige bodemverontreiniging betreft.
Econsultancy adviseert de aangetroffen sterk met PAK verontreinigde grond, gelijktijdig met het bouwrijp maken van het terrein, onder milieukundige begeleiding te ontgraven en af te voeren naar een erkend verwerken.
Beoordeling gemeente Venray
Gemeente Venray heeft de onderzoeken beoordeeld (bijlage 3b) en geconstateerd dat lokaal sprake was van een sterke bodemverontreiniging (deellocatie B). Tevens is geconstateerd dat de overige resultaten geen belemmering vormen voor de bouwactiviteit. De verontreinigde grond dient onder milieukundige begeleiding te worden gesaneerd en de verontreinigde grond moet worden afgevoerd naar een erkende verwerker. Voor aanvang van de werkzaamheden dient een plan van aanpak van de sanering ter beoordeling bij de gemeente Venray te worden ingediend en goedgekeurd. Hierbij wordt tevens opgemerkt dat eventueel van deze percelen vrijkomende grond bij toepassing in een werk, dient te worden toegepast c.q. worden hergebruikt zoals bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit en niet zonder meer mag worden afgevoerd.
Door de initiatiefnemer is reeds een plan van aanpak opgesteld (bijlage 3c), welke met de gemeente Venray besproken en eventueel aangepast wordt zodat betrokken partijen akkoord zijn met de bodemsanering ter plekke.
4.3.9 Geur
Door de uitbreiding van de boerenbondwinkel wordt geen geurgevoelig object gerealiseerd. Het is feitelijk een aanpassing van een bestaande situatie. De minimale afstand tot geurgevoelige objecten (0 meter) is niet belemmerend voor de gewenste ontwikkeling. Door de totstandkoming van de plannen worden overige (bedrijfs)activiteiten of wonen niet geschaad. Derhalve is het aspect geur niet belemmerend voor de doorgang van het project.
4.3.10 Archeologie
Uitgangspunt is het archeologisch erfgoed in situ (op de oorspronkelijke vindplaats) te beschermen. Op Europees niveau is daarvoor door het Rijk het Verdrag van Malta ondertekend en zijn verplichtingen aangegaan. Voor archeologisch waardevolle terreinen zoals aangegeven op de Archeologische monumentenkaart Limburg en voor gebieden met een (middel)hoge verwachtingswaarde voor archeologisch erfgoed moeten bij voorgenomen ruimtelijke activiteiten de archeologische waarden door middel van vooronderzoek in kaart worden gebracht.
Als het niet mogelijk is de archeologische waarden te behouden en het bodemarchief verstoord raakt, moet de veroorzaker de kosten voor zijn rekening nemen die nodig zijn om de archeologische informatie die in de bodem ligt opgeslagen, veilig te stellen.
Op de cultuurhistorische waardenkaart van de Provincie Limburg is zichtbaar dat het plangebied ligt in een gebied met middelhoge verwachtingswaarde. Op basis van de quickscan archeologie van de Provincie Limburg is op onderhavige locatie geen archeologisch onderzoek nodig. Het plangebied is kleiner dan 2500 m2 en er liggen geen archeologische monumenten en/of vondsten binnen een straal van 50 meter van het plangebied.
Gemeente Venray heeft in 2008 de archeologische verwachtingenkaart en cultuurhistorische beleidskaart vastgesteld. Deze heeft de titel: “Begrensd verleden, een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart en cultuurhistorische waardekaart voor de gemeente Venray”. Deze vormt de basis voor de bescherming die bij bestemmingsplannen moet worden opgenomen en bij projectbesluiten moet worden gerespecteerd. De gemeentelijke archeologische advieskaart geeft aan waar in geval van planvorming archeologische onderzoek dient te worden verricht. Onderzoek is nodig in de volgende gevallen:
a) in gebieden met hoge of middelhoge verwachting;
b) in gebieden met een lage verwachting, maar waar een bijzondere dataset kan voorkomen;
c) in provinciale archeologische aandachtsgebieden;
d) in wettelijke beschermde archeologische terreinen (rijksmonumenten). Terreinen van deze categorie komen slechts na toestemming van de minister voor een bestemmingswijziging in aanmerking;
e) in niet wettelijk beschermde terreinen van (zeer) hoge archeologische waarden, van waarde of van betekenis;
f) in historische (dorps-)kernen;
g) in een gebied met een straal van 50 m rond terreinen als bedoeld onder d en e;
h) in een gebied met een straal van 100 m rond het terrein van de motte Spraland (rijksmonumenten r. 1514);
i) in een gebied met een straal van 50 m rond archeologische vindplaatsen.
Onderstaande figuur is een uitsnede uit de boven beschreven archeologische verwachtingenkaart:
Omdat in en rondom het plangebied géén archeologische vondsten en monumenten zijn gevonden en het plangebied slechts 800 m2 groot is, is archeologisch onderzoek niet nodig. Bovendien is de grond in het verleden reeds verstoord door de bouwwerkzaamheden aangrenzend aan het plangebied en is de kans op archeologische waarden nihil. Archeologie vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van het project.
4.4 Verkeer, parkeren en openbare verlichting
Bij de uitbreiding van de boerenbondwinkel wordt extra aandacht geschonken aan de bereikbaarheid van de boerenbondwinkel. Verkeersveiligheid is hierbij van groot belang. Vandaar dat de entree van de winkel aangepast wordt waarbij ruimte ontstaat voor stoep, groen, fietsenstalling etc. Het afhalen van goederen zal plaatsvinden via de nieuwe inrit waardoor auto's niet meer op de Peter Janssenweg hoeven te parkeren. Parkeergelegenheid is momenteel voldoende aanwezig tegenover de winkel. Hier kunnen 44 personenauto's parkeren. Dit is ruim voldoende voor de nieuwe situatie na uitbreiding van de winkel. Het bruto vloeroppervlak wordt uitgebreid met 570 m2. Het aantal benodigde parkeerplaatsen tbv de uitbreiding is 570 x 2,7 (parkeernorm) / 100 = 15 parkeerplaatsen. Momenteel zijn 28 parkeerplaatsen aanwezig en dienen er dus 16 parkeerplaatsen bij te komen. Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Door de uitbreiding van de winkel wordt met name een efficiencyslag gemaakt waarbij meer ruimte wordt gecreëerd voor opslag van goederen. Het aantal transportbewegingen (en daarmee de behoefte aan parkeren) zal hierdoor afnemen. Deze afname zal opwegen door een hopelijk toekomstige toename aan klanten. De locatie is reeds goed verlicht maar kan eventueel door het aanbrengen van lantaarnpalen extra aandacht krijgen. Het aspect verkeer, parkeren en openbare verlichting is voldoende onderbouwd en vormt geen belemmering voor de realisatie van het project. Tevens wordt een extra uit- en toegang ten behoeve van calamiteiten gerealiseerd waardoor de nieuwe woonwijk ten westen van de boerenbondwinkel bij calamiteiten snel en makkelijk bereikt kan worden (zie onderstaand overzicht).
4.5 Groen
Voor de geplande uitbreiding van de boerenbondwinkel worden geen monumentale bomen gekapt. Tevens worden geen andere groene waarden aangetast. Na realisatie van de uitbreiding zal juist extra groen aangelegd worden door het plaatsen van een aantal bomen.
4.6 Waarden
Op het plangebied zijn geen overige waarden aanwezig. Een gedeelte van de bestemmingsplanwijziging heeft betrekking op de wijziging van wonen naar bedrijfsdoeleinden. Deze woningen zijn reeds eigendom van de boerenbond Ysselsteyn. Voor de geplande ontwikkeling hoeft dan ook geen rekening gehouden te worden met overige waarden.
4.7 Milieukwaliteitseisen
Door de uitbreiding van de boerenbondwinkel kan redelijkerwijs verwacht worden dat de milieukwaliteit in ieder geval niet verslechterd wordt. Door realisatie van onderhavig plan wordt eerder kwaliteitswinst behaald. Eén en ander is verder uitgewerkt in de milieuvergunning welke ten behoeve van onderhavig project is ingediend.
4.8 Kabels en leidingen
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen leidingen of kabels aanwezig welke de geplande ontwikkeling belemmeren. Het plangebied ligt niet in een dergelijke beschermingszone (zie ook paragraaf 4.4.7 Externe veiligheid).