Plan: | Bedrijventerrein Agrobaan Ysselsteyn |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.BP09020-Va01 |
Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. De regelgeving is verder uitgewerkt in onderliggende Algemene
Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) en Ministeriële Regelingen. Met deze nieuwe wettelijke systematiek is het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005) komen te vervallen. Een belangrijk verschil met het Blk 2005 is dat de nieuwe regelgeving een flexibele koppeling kent tussen ruimtelijke activiteiten en gevolgen voor de luchtkwaliteit. Projecten die ‘niet in betekenende mate bijdragen’ aan de luchtverontreiniging, hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Projecten die wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, worden in principe opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL bevat een pakket aan generieke en locatiespecifieke maatregelen die ervoor zorgen dat alle negatieve effecten van de geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gecompenseerd en, belangrijker, die er voor zorgen dat alle huidige overschrijdingen worden opgelost.
Het begrip ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) is uitgewerkt in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen. Het Besluit en de Regeling maken onderscheid in de situatie vóór en na de definitieve vaststelling van het NSL. Op het onderzoek uit 2007 is de situatie van toepassing vóór vaststelling van het NSL. Inmiddels heeft de definitieve vaststelling van het NSL plaatsgevonden, zodat het onderzoek uit 2007 geactualiseerd is. Zie voor beide onderzoeken Bijlage 6.
Toetsing luchtkwaliteitseisen
In artikel 5.16 van de Wet Milieubeheer is een viertal voorwaarden opgenomen waaronder bestuursorganen de in lid 2 van dit artikel genoemde bevoegdheden (waaronder het opstellen van bestemmingsplannen en het nemen van projectbesluiten) mogen uitoefenen. Deze voorwaarden hebben betrekking op de met de uitoefening van de bevoegdheid verbonden gevolgen ten aanzien van de luchtkwaliteit. Indien er sprake is van één van de hieronder genoemde omstandigheden vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid en de daarmee beoogde ontwikkeling:
Niet in betekende mate (NIBM)
In het Besluit NIBM is vastgelegd wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 1%. De 1% grens wordt gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 0,4 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2. Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBMgrens blijft:
Toetsing plan aan luchtkwaliteitseisen
In opdracht van de initiatiefnemer is door Arcadis een onderzoek uitgevoerd naar de
gevolgen van de beoogde planontwikkeling op het aspect luchtkwaliteit.
In 2006 heeft ARCADIS een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (rapportage d.d. 27 maart 2006, kenmerk 110623/CE6/0I0/000408) en de voorgestelde ontwikkeling getoetst aan het Besluit Luchtkwaliteit 2005. De conclusie van het luchtkwaliteitsonderzoek luidde als volgt.
Voor het plangebied geldt dat in geen van de onderzochte jaren een overschrijding van de normen voor de stoffen benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), koolmonoxide (CO) en benzopureen is geconstateerd. Voor de maatgevende stoffen NO2 en PM10 geldt eveneens dat deze zowel in de autonome situatie als na planrealisatie de grenswaarden niet overschrijden. Er zijn dus geen knelpunten ten aanzien van de eisen die gesteld worden in het Besluit Luchtkwaliteit 2005.
De in het rapport gehanteerde rekenmethodiek en achtergrondgegevens van 2006 zijn in 2007 beide gewijzigd. Echter, de rekenmethodiek leidde niet tot andere resultaten en de achtergrondconcentraties zijn niet verslechterd ten opzichte van 2006. Het rapport is in bijlage 6 aan deze toelichting gevoegd.
In 2010 zijn de rekenmethode en achtergrondgegevens wederom gewijzigd. Eveneens kan geconcludeerd worden dat dit niet leidde tot andere resultaten waardoor de conclusie uit 2006 overeind blijft. In Bijlage 6 is het actualisatierapport eveneens toegevoegd.