direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Brienshoekweg 1A en 3 Leunen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP17004-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel van het plan

De heer en mevrouw Hendrix zijn eigenaren van het bedrijf Hendrix Aardbeien, gevestigd aan de Eikelenbosserdijk 20 te Melderslo (hierna ook te noemen: de initiatiefnemers). Zij zijn echter woonachtig aan de Brienshoekweg 3 te Leunen (gemeente Venray). Zij bewonen hier de langgevelboederij als hun privé-woning. De boerderij wordt al enige jaren niet meer als hun agrarische bedrijfswoning gebruikt.

Zij hebben het voornemen om hun langgevelboerderij aan de Brienshoekweg 3 te Leunen (gemeente Venray) te splitsen in twee burgerwoningen. Daarnaast beoogt de initiatiefnemer ook het planologische juridische regime van de naastgelegen woning aan de Brienshoekweg 1A aan te passen aan de feitelijke situatie. Deze locatie heeft dezelfde bestemming als Brienshoekweg 3 maar wordt eveneens al jarenlang niet meer gebruikt als agrarische bedrijfswoning, maar als burgerwoning.

Brienshoekweg 1A en 3 zijn gelegen binnen de bestemmingsplannen 'Buitengebied Venray 2010', 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels' en 'Buitengebied Venray 2010, herziening locaties' en liggen binnen een ruim agrarisch bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Volgens de regels behorende bij deze bestemming zijn er ter plaatse slechts twee agrarische bedrijfswoningen toegestaan bij een agrarisch bedrijf.

De gemeente Venray acht zowel de beoogde boerderijsplitsing in twee burgerwoningen aan de Brienshoekweg 3 als de legalisatie van de bestaande woning aan de Brienshoekweg 1A, ruimtelijk aanvaardbaar en zal dan ook medewerking verlenen aan dit voornemen door de vaststelling van een planologisch-juridische regeling in de vorm van een nieuw bestemmingsplan. Hiervoor is het echter tevens noodzakelijk om het gehele agrarische bouwvlak aan de Brienshoekweg 1A en 3 te schrappen, zodat in de nabijheid van de nieuwe burgerwoningen geen nieuw - de woonfunctie belastend - agrarisch bedrijf met bijbehorende bebouwing kan worden opgericht, uitgezonderd regulier agrarisch grondgebruik.

Het voorliggende bestemmingsplan 'Brienshoekweg 1A en 3 Leunen ' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling voor deze ontwikkeling. Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels waaraan een toelichting is toegevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een versie op papier van het bestemmingsplan beschikbaar.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan is gelegen aan de oostzijde van de kern Leunen (gemeente Venray). Het plangebied ligt net buiten de (stedenbouwkundige en verkeerskundige) bebouwde kom in het buitengebied. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie N, nrs. 1903-2325 (ged.)-2326 en heeft een omvang van 9201 m2.

Op onderstaande afbeelding is de indicatieve ligging van het plangebied op dorpsniveau weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17004-va01_0001.jpg"

De keus voor de begrenzing van het plangebied is tot stand gekomen doordat zorggedragen moest worden dat de gehele (de facto woon)percelen aan de Brienshoekweg 1A en 3 alsmede het gehele weg te bestemmen agrarische bouwvlakt binnen het nieuwe plangebied moesten worden opgenomen. Verder is de plangrens zodanig getrokken dat er ten opzichte van de plangebieden van de vigerende bestemmingsplannen geen 'gaten' vallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17004-va01_0002.jpg"

plangrens

1.3 Geldend bestemmingsplannen en plankeuze

Voor het plangebied gelden de volgende bestemmingsplan:

bestemmingsplannen   bestemmingen   aanduidingen   vaststelling  
1. Buitengebied Venray 2010
2. Buitengebied Venray 2010, herziening regels
3. Buitengebied Venray 2010, herziening locaties  
- Agrarisch met waarden
- Waarde-Archeologie -2
- Waarde-Archeologie -3
- Waarde-Esgronden
-Waterstaat-Beschermingszone watergang  
- bouwvlak
- bedrijfswoning
- agrarisch bedrijf  
(1.) 14-12-2010

(2.) 1-11-2016

(3. ) 1-11-2016  

De planregels van de bestemming 'Agrarisch met waarden' staan uitsluitend agrarische bedrijfswoningen toe ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' . Andere vormen van bewoning zijn niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17004-va01_0003.jpg"

uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010, herziening locaties' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

De planregels van deze bestemming bevatten een wijzigingsbevoegdheid (artikel 4.7.17) om deze bestemming om te zetten in de bestemming 'Wonen'. Verder bevat de bestemming 'Wonen' een afwijkingsbevoegdheid om een woning in de vorm van een langgevelboerderij te splitsen in 2 woningen (artikel 18.5 onder f). Voor het schrappen van het agrarisch bouwblok binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' is geen binnenplanse regeling aanwezig. Dat kan derhalve alleen gebeuren via een herziening van het bestemmingsplan.

De genoemde wijzigingsbevoegdheid kan niet gebruikt worden ten behoeve van het voornemen. Eén van de wijzigingsvoorwaarden is namelijk dat het aantal woningen niet mag toenemen maar dat gebeurt wel. Immers twee agrarische bedrijfswoningen worden omgezet in drie burgerwoningen. Het is verder niet effectief om de verschillende onderdelen van het voornemen van de initiatiefnemers via verschillende planvormen te realiseren. Er is daarom gekozem om het gehele voornemen via een herziening van het geldende bestemmingsplan te realiseren. In het besluit tot principe-medewerking aan dit voornemen door de gemeente Venray (brief d.d. 25-01-2015, kenmerk: BRO-2015-0101) heeft de gemeente Venray de wenselijkheid hiervan zelf ook aangegeven.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een uitgebreide beschrijving van het plan en het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan het relevante ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in alle relevante milieu-planologische onderzoeksaspecten. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan wordt beschreven in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid, de handhaving van het bestemmingsplan en bevat een verantwoording van de gevolgde procedure.

Hoofdstuk 2 Analyse van het plangebied en planbeschrijving

2.1 Beschrijving plangebied

Het plangebied bestaat uit een woonperceel aan de Brienshoekweg 3 waarop een langgevelboederij en twee vrijstaande bijbehorend bouwwerken aanwezig zijn. Het plangebied bestaat deels uit een verhard zij- en achtererf en deels uit een onverhard deel in de vorm van tuin en weiland. Verder is ook een waterbassin aanwezig.

Daarnaast bestaat het plangebied uit het woonperceel aan de Brienshoekweg 1A waar eveneens een woning met tuin en erfverharding aanwezig zijn. De omliggende gronden zijn onverharde agrarische grond in de vorm van wei- en akkerland. Op deze gronden is geen bebouwing aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17004-va01_0004.jpg"

feitelijke situatie plangebied (boven en onder)

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17004-va01_0005.jpg"

2.2 Ruimtelijk-functionele structuur

2.2.1 Kort historisch perspectief en ruimtelijke hoofdstructuur

Leunen is één van de grotere kerkdorpen van de gemeente Venray. Ruimtelijk gezien maakt Leunen onderdeel uit van het stedelijk gebied van Venray, waarbij de Deurneseweg aan de noordrand van Leunen de grens vormt tussen Venray en Leunen. De Albionstraat vormt een rechtstreekse verbinding met het centrum van Venray.

Leunen is een agrarische nederzetting te midden van hoger gelegen velden. De eerste boerderijen vestigden zich hier als een lintbebouwing langs de hoofdweg, de Albionstraat. Vanaf de Middeleeuwen heeft dit esdorp al een kerk in haar midden. Naast de Albionstraat is de Sint Catharinastraat/Steegse Peelweg een oud lint waarlangs Leunen is ontstaan. Langs deze wegen treft men de oudste van oorsprong meestal agrarische bebouwing alsmede de kerk aan. De belangrijkste centrale ruimte is gesitueerd aan de Albionstraat ter hoogte van de kerk en begraafplaats.

In de afgelopen decennia is het gebied rond de Sint Catharinastraat grotendeels bebouwd. Vooral aan de oostkant, rondom de kruising van de Albionstraat en Sint Catharinastraat, heeft het dorp zich in de afgelopen decennia verder uitgebreid, met als zuidelijke begrenzing het sportpark Leunen. Mede door de ligging van de kern tussen diverse waterlopen en het sportpark is een herkenbaar, betrekkelijk compact dorp ontstaan, met alleen in zuidelijk richting een kleine uitloop van bebouwing langs de Horsterweg.

Ten oosten, zuiden en westen van Leunen is het landschap met enkele essen zeer open en zijn de gronden over het algemeen in gebruik als landbouwgronden. Het onderhavige plangebied maakt deel uit van het open (essen)gebied aan de oostkant van Leunen. Verder passeert de Oostrumsche Beek Leunen via twee zijtakken aan weerszijden van de bebouwde kom. Het betreft hier de Leunense Beek en de Scheide. Het zijn vooral deze beken en hun beekdalen- die het dorp aan de randen omsluiten - die de natuurlijke, ruimtelijke begrenzingen van het dorp vormen.

2.2.2 Funties in het plangebied e.o.

De Brienshoekweg is een rustige weg met een menging van functies. Er zijn diverse woningen aanwezig in de vorm van vrijstaande landelijke woningen en aaneengebouwde woningen. Daarnaast zijn er nog twee grarische bedrijven aan deze weg gelegen en twee niet-agrarische bedrijven (autoverhuurbedrijf en een verkoop- en reparatiepunt van Lely landbouwmachines).

2.3 Planbeschrijving

2.3.1 Brienshoekweg 1A

De agrarische bedrijfwoning aan de Brienshoekweg 1A is feitelijk al jarenlang in gebruik als burgerwoning. Ter plaatse mag evenwel formeel slechts een agrarische bedrijfswoning aanwezig zijn. De omzetting van een agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning is verder - gelet op de ligging aan de rand van het stedelijk gebied van Leunen - ruimtelijk gezien een wenselijke ontwikkeling. Handhaving van de geldende bestemmingsplanregels wordt door de gemeente Venray hier niet doelmatig geacht. Door middel van dit bestemmingsplan wordt het huidige (feitelijke) gebruik van de woning gelegaliseerd door middel van het toekennen van een woonbestemming. Het gaat hier echter uitdrukkelijk om de legalisatie van deze ene bestaande woning. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan.

2.3.2 Brienshoekweg 3

De woning aan de Brienshoekweg is een cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij. Ook voor deze woning geldt - net als voor de woning aan de Brienshoekweg 1A - dat het pand feitelijk al jarenlang in gebruik is als burgerwoning, terwijl ook deze woning planologisch-juridisch op dit moment alleen als agrarische bedrijfswoning gebruikt mag worden. Ook hier valt het strijdig gebruik onder de bescherming van het (gebruiks)overgangsrecht van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010 Venray'.

Het thans aan de orde zijnde plan ziet op de legalisatie van het feitelijk gebruik van deze langgevelboerderij door de toekenning van een woonbestemming alsmede op een splitsing van de langgevelboerderij in twee volwaardige burgerwoningen. Het deel van dit pand wat nu nog bestaat uit voormalig stalruimte annex opslagruimte zal worden omgezet in een volwaardige tweede woning. Het deel van het pand waarin nu al woon- en verblijfsfuncties gevestigd zijn c.q. waar nu de initiatiefnemers wonen, blijft (qua oppervlakte en qua inhoud) gelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17004-va01_0006.jpg"

splitsing boerderij

Gezien de ligging van de boerderij op de ruime kavel, is vanuit stedenbouwkundig- en planologisch oogpunt splitsing ruimtelijke acceptabel. Deze voormalige boerderij is weliswaar geen rijks- of gemeentelijke monument, maar is vanwege haar agrarische voorgeschiedenis, ligging en architectuur, cultuurhistorisch waardevol voor de omgeving omdat dit pand uitdrukking geeft aan het eenvoudige agrarische verleden van dit bebouwingscluster. Hierdoor is behoud van dit boerderijpand wenselijk voor het gebied.

In het beoogde ontwerp wordt het agrarische verleden in de voor-en zijgevel zoveel mogelijk gehandhaafd en teruggebracht. Hierbij moet gedacht worden aan de realisatie van kenmerkende stalramen en het traditionele opslagluik. Aan de voorzijde houdt het dakvlak haar gesloten karakter (geen dakramen of dakkapellen). De langgevelboerderij ligt verder direct aan de Brienshoekweg. Door de lichte knik in de noklijn zal het nieuwe woongedeelte zelfs helemaal aan de weg komen te liggen. Zowel in verband met verkeersveiligheid alsook omdat het stedenbouwkundig niet wenselijk is om de entree van woningen direct aan de openbare weg te situeren, is gekozen om de entree aan de rechterzijkant van de langgevelboerderij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17004-va01_0007.jpg"

schets nieuwe woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17004-va01_0008.jpg"

functie-indeling nieuwe woning

Tenslotte zullen de initiatiefnemers zorgdragen voor de uitvoering van een aantal sloopwerkzaamheden. Op de eerste plaats zullen de initiatiefnemers het thans nog op het perceel aanwezige waterbassin verwijderen. Met de sloop hiervan zal alle (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing - in het kader van de agrarische bedrijfsbeëindiging - zijn verwijderd. Op de tweede plaats voorziet het plan ook in de sloop van agrarische bedrijfsbouwing ten belope van 50 % van de inhoud van de te splitsen langgevelboerderij. Deze sloop vindt plaats op een andere locatie dan het plangebied. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de verbetering van de ruimtelijke (landschappelijke) kwaliteit van het buitengebied in Venray. Hiermee wordt ook uitvoering gegeven aan een voorwaarde die de gemeente Venray stelt aan haar medewerking aan de beoogde boerderijsplitsing. Verwezen wordt hier naar paragraaf 3.4.5 van deze plantoelichting.

2.3.3 Omliggend agrarisch gebied

De beoogde boerderijsplitsing leidend tot twee burgerwoningen aan de Brienshoekweg 3 en de legalisatie van de bestaande woning aan de Brienhoekweg 1A maken het verder noodzakelijk dat de bestaande agrarische bestemming met het ruime bouwvlak waarbinnen een agrarisch bedrijf gevoerd mag worden - met een agrarische bedrijfswoning en dito bedrijfsgebouwen - wordt gewijzigd zodat enerzijds voorkomen wordt dat de beoogde boerderijsplitsing c.q. de nieuwe burgerwoningen qua woon-en leefklimaat negatief beïnvloed worden door eventuele agrarische bedrijfsactiviteiten en anderzijds dat een eventueel agrarische bedrijf in zijn functioneren belemmerd wordt door de naastgelegen woningen.

Om deze reden voorziet dit bestemmingsplan in het schrappen van het - binnen de te handhaven bestemming 'Agrarisch met waarden' - (ruime) agrarische bouwvlak aan de Brienshoekweg alsmede het schrappen van de aanduidingen 'bedrijfswoning' en 'glastuinbouwbedrijf' zodat ter plaatse alleen regulier agrarisch grondgebruik met bijbehorende kleinschalige voorzieningen (zoals tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en een schuilgelegenheid voor dieren) en kleinschalige dagrecreatie zijn toegestaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR is het kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt. Een van de kernbegrippen in de Structuurvisie is decentralisatie. Dit kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten letterlijk de ruimte geven om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie). Verstedelijkings-, landschaps- en bedrijventerreinenbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten.

Planspecifiek

Het plan is in overeenstemming met nationale belangen. Er is slechts sprake van een kleinschalig lokaal initiatief en een gebruikswijziging van reeds bestaande bebouwing, waarbij geen van de in de SVIR genoemde nationale belangen in het geding zijn.

3.1.2 Ladder voor Duurzame Verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Vanaf 1 juli 2017 moeten ruimtelijke plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken worden getoetst aan de nieuwe Ladder Duurzame Verstedelijking. De grondslag voor de nieuwe Ladder-toets is het nieuwe artikel 3.1.6 lid 2 Bro. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd:

'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt dat in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Indien niet meer dan 11 woningen binnen een bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is er volgende de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen sprake van de ruimtelijke ontwikkeling van een woningbouwlocatie of een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i van het Bro (zie uitspraak ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921 (dorpskern Annen)).

Planspecifiek

Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van maximaal 3 'nieuwe' burgerwoningen. Een toets van dit bestemmingsplan aan de Ladder duurzame verstedelijking is dan ook niet noodzakelijk.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ((Barro) voorheen ook genoemd: AMvB Ruimte) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden.

Het Barro bevat alle ruimtelijke rijksbelangen uit de eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) en geeft middels regels en plankaarten (juridisch) de mogelijkheid om de rijksbelangen veel directer door te laten werken in de ruimtelijke plannen van andere overheden. De onderwerpen in het Barro betreffen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nationale landschappen, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.

Planspecifiek

Het plan heeft geen betrekking op een van de genoemde rijksbelangen. Voor het plangebied e.o. is verder ook geen sprake van een gebiedsreservering voor de lange termijn.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Het POL 2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), provinciaal verkeer- en vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer). In het POL 2014 formuleert de provincie een aantal zogenoemde 'Limburgse principes' welke de komende jaren richtinggevend zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van Limburg.

Belangrijke principes in dit nieuwe omgevingsbeleid zijn:

  • 1. Kwaliteit. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien.
  • 2. Algemene principes voor duurzame verstedelijking. De ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
  • 3. Uitnodigen. De manier waarop de provincie samen met de partners het voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.

Het plangebied is gelegen in de POL-zone 'buitengebied'. Deze zone omvat gebieden met een overwegend landbouwkundig karakter waarbij plaatselijk ook omgevingskwaliteiten aan de orde kunnen zijn. Met respect voor de aanwezige kwaliteiten wordt de inrichting en ontwikkeling van de gebieden in belangrijke mate bepaald door de landbouw. Daarnaast wordt in deze gebieden extra belang gehecht aan verbreding van de plattelandseconomie.

Planspecifiek

Het plan heeft betrekking op de legalisatie van het gebruik van een bestaande woning alsmede op een inpandige splisting van een bestaande langgevelboerderij in 2 woningen. Hoewel deze zone niet direct bedoeld is voor woondoeleinden, zijn functiewijzigingen ten behoeve van woondoeleinden wel toegestaan, mits deze passend zijn in de omgeving en niet in strijd zijn met de provinciale belangen. In het voorliggende geval is sprake van een functiewijziging die als passend kan worden aangemerkt binnen de omgeving. Hierbij wordt aangesloten bij een in het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010 ' door de provincie Limburg beoordeelde en aanvaarde wijzigingsbevoegdheid. De ontwikkeling is dan ook niet in strijd met provinciale belangen.

3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

De Omgevingsverordening Limburg 2011 was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. In 2014 is de Omgevingsverordening opnieuw gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Het hoofdstuk Ruimte heeft twee kenmerkende verschillen met de andere onderdelen van de Verordening:

  • 4. Het hoofdstuk bevat geen gedragsvoorschriften die gelden voor iedereen, maar uitsluitend instructiebepalingen die zijn gericht tot gemeentebesturen. Elders in de Omgevingsverordening wordt zeer incidenteel gebruik gemaakt van deze methodiek, maar het hoofdstuk Ruimte kent geen andere bepalingen dan opdrachten aan gemeentebesturen, die door de besturen in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen.
  • 5. Het tweede verschil met de overige onderdelen van de Omgevingsverordening is dat de Wet ruimtelijke ordening slechts zeer beperkte mogelijkheden biedt om ontheffing te verlenen van een bepaling uit het hoofdstuk Ruimte.

Reikwijdte verordening

De beoogde splitsing van de boerderij wordt in de Omgevingsverordening gekwalificeerd als een stedelijke ontwikkeling binnen een leegstaand beeldbepalend gebouw. Hierbij zijn vooral de artikelen 2.2.2 en 2.2.3 van de Omgevingsverordening van belang:


Artikel 2.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking 

  • 1. Een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, houdt rekening met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
  • 2. Bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, worden tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen, zoals bedoeld in artikel 2.2.3, onderzocht.
  • 3. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop invulling is gegeven aan het bepaalde in het eerste en tweede lid.


Artikel 2.2.3 Herbenutting leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen

  • 1. Een ruimtelijk plan dat voorziet in het toestaan van nieuwe functies(s) betrekt daarbij tevens de mogelijkheid om deze functies(s) in leegstaande monumentale gebouwen onder te brengen.
  • 2. Wanneer herbenutting van leegstaande monumentale gebouwen zoals bedoeld in het eerste lid niet mogelijk blijkt, wordt bij de beoordeling van het toestaan van nieuwe functie(s) ook de mogelijkheid van herbenutting van leegstaande beeldbepalende gebouwen betrokken.
  • 3. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop invulling is gegeven aan het bepaalde in het eerste en tweede lid.

Planspecifiek

In de toelichting bij dit bestemmingsplan is aangetoond dat door middel van dit plan niet voorzien wordt in een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' zoals bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.

Het onderhavige plan voorziet wel in het toestaan van de (burger)woonfunctie in een (voormalige) agrarische bedrijfswoning door middel van de splitsing van een cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij in twee woningen. Deze nieuwe woonfunctie vindt plaats binnen een leegstaand deel van deze cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij waardoor de herbenutting en het structurele behoud van het beeldbepalende pand mogelijk wordt resp. blijft. De plantoelichting van dit plan bevat een verantwoording dat de boerderijsplitsing ruimtelijk aanvaardbaar is.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg

De nieuwe Regionale Structuurvisie Wonen Limburg-Noord is een visie waarmee de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray en Peel en Maas en de provincie Limburg sturing geven aan de regionale woningmarkt. Samen met alle woonpartners zijn vijf inhoudelijke pijlers geïdentificeerd die de kern vormen van deze visie. De pijlers rusten op een stevig fundament: krachtige gemeenten en een sterke regio. Ze zijn samen te vatten in:


1. Een gezonde woningmarkt in balans: nieuwbouw naar behoefte

Het aantal plannen dat de regio heeft en maakt om nieuwbouw toe te voegen, moet in een gezonde verhouding staan tot de kwantitatieve behoefte. Het is onverantwoord om te sturen op een bouwprogramma dat uitgaat van meer dan voorspelde groei. Dat betekent in de regio concreet dat plancapaciteit terug wordt gebracht én alleen plannen toe worden gevoegd die echt kwaliteit toevoegen en passen bij de woonbehoefte van de afzonderlijke gemeenten in de regio: bouwen naar reële behoefte.


2. De juiste woning op de juiste plek en dynamisch voorraadbeheer

Samen willen de regio een breed palet aan woonmilieus bieden dat aansluit bij de huidige en toekomstige inwoners van onze regio. De dominante vraag in de regio is het wonen in grotere kernen waar voorzieningen zijn. Er is in de visie een afwegingskader ontworpen dat regionaal en lokaal het instrument vormt om tot een heldere prioritering en onderbouwing van nieuwbouwplannen te komen. De werkwijze sluit aan bij de principes van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Integrale afweging en integraal voorraadbeleid zijn sleutelwoorden.


3. Goed wonen voor iedereen, maar met extra aandacht voor specifieke groepen

Bijzondere aandacht is nodig voor de huisvesting van (toekomstige) werknemers en dan vooral de arbeidsmigranten. Zij vullen veel banen in en zijn voorwaarde voor de verdere economische ontwikkeling. De regio gaat voor een uitnodigende strategie en kiest voor de beleidslijn van short stay naar mid stay en uiteindelijk naar regulier wonen. Regionaal wordt ook de noodzaak gevoeld om stil te staan bij statushouders. En verder zijn Toegelaten Instellingen (corporaties) vanaf 1 januari 2016 verplicht bij nieuwe verhuringen passend toe te wijzen. Betaalbaarheid en beschikbaarheid zijn dan ook twee onderwerpen die op regionaal niveau verder uitgewerkt moeten worden.


4. Kwaliteit bestaande voorraad en kernen meer centraal

De eerste pijler van het dynamisch voorraadbeheer is het werken aan de kwaliteit en de geschiktheid van de bestaande voorraad. Vooral in de meer stedelijke wijken vraagt dit aandacht. Daar is vernieuwing nodig (slopen, verdunnen, renoveren). Stedelijke herverkaveling kan hierbij een instrument zijn, net zoals de mogelijkheden van een transitiefonds. Maar ook de leefomgeving in de kernen staat op sommige plekken onder druk. Leegkomende en leegblijvende panden kunnen juist in kleine kernen versneld een spiraal naar beneden inzetten.

Lokale kracht zien, benutten en waarderen is de lijn die wordt ingezet. Ruim baan voor nieuwe vormen van maatschappijsturing (coöperaties, zelfbeheer). Maar ook, slechts na zorgvuldige afweging is er in de kleine kernen in beperkte mate ruimte voor nieuwbouw. De grote opgave voor nu is het tegengaan van het overaanbod aan goedkope en slechte koopvoorraad.


5. Een levensloopvriendelijke en duurzame regio

Door de vergrijzing neemt het aantal senioren fors toe; in de kleine kernen gaat dit proces nog sneller. Dit wordt extra aandacht gegeven in lokaal woonbeleid. Aanpassing van de woning is primair de verantwoordelijkheid van de verhuurder of eigenaar. Maar bewustwording over woningaanpassingen maakt het verschil. Hier ligt een prachtige kans om de koppeling te zoeken met bewustwording op het terrein van verduurzaming. Voorzieningen voor zwaardere zorg vereisen een zekere omvang en zullen naar verwachting daarom in grotere kernen geconcentreerd worden.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie

De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten een structuurvisie voor het gehele grondgebied vast te stellen. Daarin regelt de gemeenteraad op hoofdlijnen het gebruik van de ruimte voor het hele grondgebied en voor de lange termijn: welke grondgebruik wordt waar gerealiseerd, wanneer en hoe. De gemeente Venray heeft zowel voor de verschillende kernen als voor verschillende thema's structuurvisies opgesteld. Ook heeft de gemeente een integrale ruimtelijke visie voor haar hele grondgebied opgesteld. Het betreft hier de Strategische visie Venray 2020 en het Ontwikkelingsperspectief Venray 2015.

3.4.2 Strategische visie Venray 2020 en Ontwikkelingsperspectief Venray 2015.

In de Strategische visie (2009), wordt een toekomstvisie geformuleerd waarin een antwoord wordt gegeven op de vraag waar de gemeente Venray in het jaar 2020 wil staan. Met de visie op de gewenste toekomstrichting kan de gemeente Venray effectief sturing geven aan het proces van beleidsontwikkeling en prioritering. De doelstellingen en speerpunten voor het beleid in de komende jaren zijn gebundeld in een zestal strategische thema's. Het strategische thema 'Onderscheidend wonen in Venray' is van toepassing is op de onderhavige woningbouwontwikkeling.


Onderscheidend wonen in Venray

Venray is een gemeente waar het goed wonen is. Hiervoor is de hoge kwaliteit van de woningen én de woonomgeving maatgevend. Maar ook de aanwezigheid van volop werkgelegenheid, kwalitatief goede voorzieningen, onder andere op het gebied van zorg en welzijn, en uitgebreide mogelijkheden om te recreëren, maken van Venray een prettige woongemeente.

Er is een duidelijke omslag gemaakt van kwantiteit naar kwaliteit. In Venray wordt gebouwd naar behoefte. Hierbij staat het bouwen van zoveel mogelijk woningen niet meer voorop, maar juist het toevoegen van kwalitatief hoogwaardige woningen en woonmilieus waarbij het tegemoetkomen aan woonwensen centraal staat. Bij nieuwbouw staat de vraag van de consument centraal en wordt ingezet op flexibele, levensloopbestendige woonconcepten die toegankelijk zijn voor diverse doelgroepen.

Het door de gemeente Venray opgestelde Ontwikkelingsperspectief 2015 beoogt de verbindende schakel te vormen tussen het strategisch beleid zoals verwoord in de strategische visie en het tactisch beleid zoals opgesteld in verschillende Dorp- en Wijkontwikkelingsplannen.

In het document is derhalve een uitvoeringsstrategie opgenomen die de gemeente Venray wil hanteren bij de verdere uitwerking en uitvoering van deze nota. In het kader van dit project zijn de volgende doelstellingen van belang:

  • 1. De waterhuishoudkundige aspecten worden op evenwichtige wijze meegenomen bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen en projecten;
  • 2. Duurzaamheidsaspecten zullen in een vroegtijdig stadium worden meegenomen bij plannen en projecten;
  • 3. Voor woningbouw op nieuwe locaties, maar ook bij inbreiding en herstructurering van de bestaande wijken, wordt ingezet op een zo groot mogelijke differentiatie van woningtypen, prijsklassen en life-styles;
  • 4. Zowel in de ruimtelijke inrichting als in de sociaal-economische structuur, streeft Venray er naar om zowel dorp als stad te zijn.

Planspecifiek
Het onderhavige plan heeft - onder meer - betrekking op een specifieke woningbouwontwikkeling in het buitengebied. Dit bestemmingsplan ten behoeve van de beoogde boerderijsplitsing is ontwikkeld met in acht name van de bovengenoemde beleidsuitspraken.

3.4.3 Kadernotitie Wonen en Monitor woningbouw 2015

Het huidige woningbouwaanbod van de gemeente Venray voorziet niet in de vraag, nu en in de komende jaren, zowel op kwantitatief en kwalitatief niveau waardoor de woningmarkt op slot zit. Om het een en ander in perspectief te bezien is de kadernotitie opgesteld. In de kadernotitie wordt een analyse gemaakt van de woningmarkt in Venray in relatie tot de nieuwe inzichten op basis van eerdere documenten en rapporten.

De doelstelling van de kadernotitie is tweeledig. Door het formuleren van sturende beleidskaders wil de gemeente haar regisserende rol met betrekking tot het beleidsveld Wonen vergroten en vraag en aanbod beter op elkaar aan laten sluiten. Met andere woorden: het toekomstbestendig maken van de woningvoorraad van Venray. De focus binnen Venray bevindt zich daarbij op vraaggestuurd, levensloopbestendig en flexibel bouwen. Daarnaast is op onderdelen de oorspronkelijke Regionale Woonvisie 2007 verfijnd, inclusief een herziening van het woningbouwprogramma.

Om keuzes uit de Kadernotitie Wonen te monitoren en om te kunnen inspelen op ontwikkelingen in de woningmarkt wordt jaarlijks een monitoringsrapportage woningbouw opgesteld en wordt het woningbouwprogramma indien nodig geactualiseerd. De monitor woningbouw 2015 (vastgesteld op 5 september 2016) blikt terug op de gerealiseerde woningbouw in 2015 en kijkt vooruit op basis van de huidige woningbouwplannen. Bij voornoemde Woonmonitor is tevens een nieuw "stoplichtmodel" opgesteld. Het stoplichtmodel geeft aan of een dorp of kern nog planruimte heeft (groen) of dat er een overschot is (rood).

Planspecifiek
Voor de kern Leunen staat het licht volgens het laatste stoplichtmodel op rood. Er is sprake van een planoverschot van 37 woningen tot 2030. Er is derhalve geen ruimte voor extra woningcapaciteit. Het onderhavige plan echter heeft betrekking op een specifieke woningbouwontwikkeling in het buitengebied, waarbij door de formele beëindiging van een agrarisch bedrijf met de bijbehorende sloop van agrarische bedrijfsbebouwing, de bestaande twee agrarische bedrijfswoningen - die de facto al jarenlang als burgerwoning worden gebruikt - worden gelegaliseerd in twee burgerwoningen. Eén van deze woningen is een cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij die vervolgens wordt gesplitst in twee woningen om het behoud van dit specifieke pand mogelijk te maken. Al deze woningen zijn al bestaande woonpanden die al bewoond zijn c.q. waar een gegadigde voor is. Het betreft hier dus geen nieuwe (stedelijke) woningbouwontwikkeling in een kern waar al een overschot aan woningen is, maar de legalisatie en slitsing van bestaande woonpanden. Dat is beleidsmatig een geheel andere situatie dan die waarop de Kadernotitie Wonen en de Monitor woningbouw 2015 zien.

3.4.4 Verkeers- en vervoersbeleid

Het verkeers- en vervoersplan (Gemeente Venray (maart 2007), Venray's Verkeers- en vervoersplan. Venray) is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Venray en recentelijk geactualiseerd. Met het verkeers- en vervoersplan worden een viertal doelstellingen nagestreefd:

  • een voortzetting van het "Duurzaam Veilig" -beleid;
  • het mogelijk maken en ondersteunen van ruimtelijke ontwikkelingen door de bereikbaarheid te verbeteren;
  • het bijdragen aan het verbeteren van de situatie voor de leefbaarheid, het welzijn, de economie en het milieu;
  • het verbeteren van de verkeersveiligheid voor alle, maar vooral de kwetsbare verkeersdeelnemers.

Conform de principes van "Duurzaam Veilig" kan het wegennet worden opgedeeld in drie functies, te weten stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. In de Visie Wegenstructuur en Wegcategorisering, welke een aanvulling vormt op het Verkeers- en vervoersplan, onderscheidt de gemeente Venray daarbij nog een specifiek type gebiedsontsluitingsweg, te weten de wijkontsluitingsweg.

Planspecifiek

Brienshoekweg kan worden getypeerd als een erftoegangsweg. Deze functie is van toepassing op wegen met een overwegende perceelsontsluitende functie. De weginrichting is dus vooral gericht op het efficiënt en veilig afwikkelen van bestemmingsverkeer. Het betreft hier echter geen weg waarvoor in de visie concrete beleidsdoelstellingen zijn geformuleerd.

3.4.5 Beleid 'boerderijsplitsing en buitengebied'

Ter plaatse van het huidige plangebied golden voorheen de bestemmingsplannen 'Buitengebied Venray 2010', 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels' en 'Buitengebied Venray 2010, herziening locaties'. Deze bestemmingsplannen blijven echter - ook voor het onderhavige plan - van belang omdat hierin het gemeentelijke beleid met betrekking tot boerderijsplitsingen is opgenomen. Dit beleid blijft geldig, ook voor het onderhavige bestemmingsplan.

Artikel 18.6 onder d van de planregels binnen de bestemming 'Wonen' bevat de (beleidsmatige) voorwaarden waaronder de gemeente Venray bereid is om planologische medewerking te verlenen aan een splitsing van een (langgevel)boerderij in twee woningen. Het betreft de volgende voorwaarden:

  • 1. de splitsing dient bij te dragen aan het behoud van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden;
  • 2. de architectonische vormgeving en het (agrarische en) stedenbouwkundige karakter mogen niet wezenlijk worden aangetast,waarbij in ieder geval beide woningen naar de straatkant zijn gericht en ontsloten, of dat het totaal erf van de woning zo ruim en vrij is gelegen dat er sprake kan zijn van twee volwaardige gescheiden woningen;
  • 3. er is sprake van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • 4. herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw is alleen toegestaan als het bijdraagt aan het behoud of versterking van de waarden genoemd in sub 1;
  • 5. het bestaande grondoppervlak mag niet worden vergroot;
  • 6. de bestaande inhoud van het hoofdgebouw dient in totaal minimaal 1000 m³ te bedragen;
  • 7. er dient een sloop te worden gerealiseerd dat in volume (bovengronds) gelijk is aan de helft van het bestaande gebouw dat wordt gesplitst, onder de voorwaarden dat:
  • gesloopt wordt binnen een of meer van de voor het buitengebied geldende bestemmingsplannen van de gemeente Venray;
  • alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
  • de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
  • 8. aan de omgevingsvergunning voor het splitsen van de woning wordt de voorwaarde verbonden dat splitsing pas is toegestaan wanneer de sloop heeft plaatsgevonden;
  • 9. alle te slopen gebouwen en de daarbij behorende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
  • 10. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume.

Planspecifiek

Het onderhavige plan voor boerderijsplitsing is getoetst aan deze voorwaarden en voldoet hieraan.

Ad 1 en 2

Het hoofdgebouw van het (voormalige) agrarische bedrijf is van voor 1940 en als agrarisch gebouw tot stand gekomen. Het hoofdgebouw is na realisatie uitgebreid cq verlengd aan de stalzijde. Deze uitbreiding is aan de buitenzijde herkenbaar wegens de knik in de gevellijn omdat hier de rooilijn van de weg werd gevolgd. Het gebouw wordt gekenmerkt door een oorspronkelijke karakteristiek, in bouwvorm (woning-deel-schuur) en in uitvoering (materiaal, kleur en detaillering). De hoofdvormen bestaat uit een liggende blokvormig bouwmassa met lage goothoogte evenwijdig aan de straat.

Een groot deel van het gebouw staat momenteel leeg vanwege de beëindiging van de activiteiten van het agrarische bedrijf. Bij de splitsing wordt de architectonische vormgeving en het agrarische karakter van het gebouw niet wezenlijk aangetast. Een in de gevelopbouw herkenbaar onderscheid tussen het (oorspronkelijk) woongedeelte en (oorspronkelijk) bedrijfsgedeelte, blijft ook na splitsing in de gevelopbouw herkenbaar.

Bij alle verbouwactiviteiten zal de oorspronkelijke eenvoudige hoofdvorm van de boerderij als beeldbepalend element in het landschap bewaard moeten blijven. De bebouwing heeft namelijk een duidelijke relatie met de (oorspronkelijke) agrarische functie: dit uit zich in eenvoudige hoofdvormen en een duidelijke gevelindeling, aansluitend op het oorspronkelijk boerderijtype van dit gebied, waarbij de gevelopeningen verticaal gericht zijn.

De hoofdkleurtoon en het materiaalgebruik zullen afgestemd zijn op de karakteristiek in het landschap, waarbij het gebruik van gedekte kleuren en natuurlijke materialen voorop moet staan. In de gevels worden bakstenen toegepast. Voor de daken dient de oorspronkelijke situatie als uitgangspunt.

De beide gescheiden woningen zullen gericht zijn naar de straatkant, hoewel de nieuwe af te splitsen woning wel zijn hoofdtoegang zal krijgen aan de rechterzijgevel. Dat omdat de voorgevel nagenoeg aan de weg grenst en op deze wijze geen verkeersveilige onstluiting te realiseren is. Verder is het zij-en achterf rondom de langgevelboerderij met zodanig groot dat hier twee volwaardige woonpercelen gerealiseerd kunnen worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17004-va01_0009.jpg"

nieuwe woonpercelen

Ad 3

In hoofdstuk 4 van deze plantoelichting is aangetoond dat de bestemmingsplanherziening milieuhygiënische uitvoerbaar is. Op dit punt kan verwezen worden naar de betreffende paragrafen in hoofdstuk 4 van deze plantoelichting.

Ad 4 en 5

Het bouwplan voorziet alleen in een inpandige splitsing en een inpandige verbouwing. Geheel of gedeeltelijke sloop en herbouw van het hoofdgebouw is niet aan de orde. Hierdoor verandert ook de bestaande grondoppervlakte van de langgevelboerderij niet.

Ad 6

De bestaande inhoud van de langgevelboerderij bedraagt 1867 m3.

Ad 7 en 10

De inhoud van de te splitsen langgevelboerderij is 1867 m3. Conform deze voorwaarden dient sloop plaats te vinden van minimaal 50 % van het volume van het te splitsen gebouw. Dit betekent dat een volume van minimaal 933,5 m3 gesloopt moet worden. De initiatiefnemers hebben besloten om aan deze voorwaarden uitvoering te geven door - via een makelaar/bemiddelaar - minimaal 933,5 m3 aan gesloopte agrarische bedrijfsbebouwing binnen het buitengebied van Venray aan te kopen. De overeenkomst met bijbehorende gegevens van de concrete slooppanden treft u als bijlage 1 bij deze toelichting aan.

Ad 8

De juridische borging van de sloopverplichting is in het kader van dit bestemmingsplan geregeld via de planregels van de opgenomen woonbestemming.

Ad 9

Aan en in de aan de orde zijnde langgevelboerderij aan de Brienshoekweg 3 zijn geen bedrijfsmatige bouwwerken of verhardingen, zoals aanbouwen, overkappingen, ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen, meer aanwezig.

Hoofdstuk 4 Milieu-planologische aspecten

4.1 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen) (artikel 1nWgh). Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.

Econsultancy BV te Boxmeer heeft de akoestische gevolgen van deze bestemmingsplanherziening onderzocht. Het plangebied ligt binnen de akoestische onderzoekszone van de Albionstraat (snelheidsregime 50 km/u) in een binnenstedelijk gebied. Het plangebied ligt namelijk nog net binnen de stedenbouwkundige als binnen de verkeerskundige bebouwde kom. De Brienshoekweg kent een 30 km/u-regime. Dergelijke wegen kennen geen akoestische onderzoekszone, maar met name vanwege het feit dat de te splitsen langgevelboerderij direct aan deze weg gelegen is, is ook deze weg onderzocht om de totale geluidsbelasting op de gevel van de nieuwe burgerwoningen vast te stellen, mede in verband met de maximale binnengeluidswaarden uit het Bouwbesluit 2012.

Voor geluidgevoelige bestemmingen bedraagt de wettelijke voorkeursgrenswaarde (de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting op de gevels) 48 dB (art. 82 lid 1 Wgh). Indien de geluidsbelasting op de gevels van de splitsen woning uitkomt boven de 48 dB, kan er - onder een aantal voorwaarden - in binnenstedelijk gebied tot maximaal 63 dB worden afgeweken van de wettelijke voorkeursgrenswaarde (art. 83 lid 2 Wgh).

Brienshoekweg 3

De berekeningen zijn op basis van de door de gemeente Venray verstrekte verkeersgegevens verricht aan de hand van de Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 en met behulp van het programma Geomilieu, versie 3.11. Uit de berekeningen blijkt dat de optredende gevelgeluidbelasting op de langgevelboerderij aan de Brienshoekweg 3 ten gevolge van de Albionstraat en van de Brienshoekweg, ruim onder de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB blijft.

Bouwbesluit 2012 (binnenwaarden)

De eis voor GA;k is: 'geluidbelasting Lden-33 dB' (verblijfsgebied) met een minimum van 20 dB. De hoogste geluidbelasting op de gevels van de te splitsen langgevelboerderij bedraagt 47 dB. De vereiste GA;k wordt berekend uit 47 - 33 = 14 dB. De situatie voldoet indien er tenminste een GA;k van 20 dB wordt gerealiseerd. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning, activiteit: bouwen zal de vereiste karakteristieke geluidswering worden gecontroleerd.

Brienshoekweg 1A

De in het bovenbedoelde onderzoek geconstateerde geluidbelasting ter plaatse van de Brienshoekweg is zodanig laag dat in redelijkheid ook geen sprake zal zijn van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde ter plaatse van de woning aan de Brienshoekweg 1A.

Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 2 integraal deel uitmaakt van deze plantoelichting.

4.2 Bodem- en grondwaterkwaliteit

In het kader van het onderhavige plan wordt aan het plangebied een woonbestemming toegekend. In het kader van dit plan zal er inzicht moeten zijn of de bodem- en grondwaterkwaliteit het opleggen van een woonbestemming - in verband met het voldoen aan de eis dat het plan in overeenstemming moet zijn met een goede ruimtelijke ordening (artikel 3.1 Wro) - mogelijk maken.

Econsultancy BV te Boxmeer heeft een historisch bodemonderzoek(NEN 5725) uitgevoerd aan de Brienshoekweg 3 te Leunen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de onderzoekslocatie te verwachten. Uit het vooronderzoek blijkt verder dat er geen sprake is van bodembelasting, anders dan een regionale of landelijke diffuse achtergrondbelasting in de grond en het grondwater. Op de locatie worden geen verontreinigende stoffen verwacht in gehalten boven de landelijk of regionaal geldende achtergrondwaarde voor grond en/of de streefwaarde voor grondwater. Dit geldt zowel voor natuurlijke achtergrondgehalten als voor "antropogene" achtergrondgehalten, waarvan de oorzaak niet eenduidig is aan te wijzen.

Op basis van het vooronderzoek en de terreininspectie kan gesteld worden dat er milieuhygiënisch géén belemmeringen bestaan voor de voorgenomen bouwplannen op de onderzoekslocatie. De onderzoeksresultaten geven géén aanleiding voor verder bodemonderzoek dan wel een bodemonderzoek op analytische grondslag.

Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 3 integraal deel uitmaakt van deze plantoelichting.

4.3 Luchtkwaliteit

Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) heeft tot doel het beschermen van mensen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid. Hierbij is het van belang een onderscheid te maken tussen het:

  • realiseren van een bron (bijvoorbeeld inrichting of weg);
  • realiseren van een nieuwe gevoelige functie.

Bij het realiseren van een nieuwe bron moet in beeld gebracht worden of deze ontwikkeling leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, tenzij de ontwikkeling NIBM (Niet In Betekende Mate) is of onder het NSL valt.

Niet in betekenende mate (NIBM)

Titel 5.2 Wm introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.

Een geplande ruimtelijke ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging als:

  • het valt onder de categorieën van gevallen in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' of
  • als het bevoegd gezag aannemelijk kan maken, bijvoorbeeld door berekeningen, dat een ruimtelijke ontwikkeling jaarlijks niet meer stikstof en/of fijn stof-uitstoot oplevert dan 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2. Deze 3%-grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Zodra voor een van de twee stoffen de 3%-grens wordt overschreden draagt het project wel in betekenende mate (IBM) bij.

Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)  

Dit is een Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 oktober 2007, nr. DJZ2007004707, houdende regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).

Het gaat hierbij om de volgende categorieën:

  • a. inrichtingen;
  • b. infrastructuur;
  • c. kantoorlocaties;
  • d. woningbouwlocaties.

Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM). Het onderhavige project is met 3 (burger)woningen zo kleinschalig dat dit zonder meer valt onder de Regeling NIBM. Dit project draagt derhalve niet in betekende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.4 Externe veiligheid

Het wettelijk kader voor risicovolle bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor het transport van gevaarlijke stoffen is het vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het Nederlandse externe veiligheidsbeleid is gebaseerd op twee elementen: een harde norm in de vorm van het plaatsgebonden risico (PR) en een oriënterende waarde in de vorm van het groepsrisico (GR). De norm voor het plaatsgebonden risico bedraagt één op de miljoen (10-6) per jaar, ofwel 1 op de miljoen blootgestelde personen. Het hanteren van een norm voor het plaatsgebonden risico biedt een basisveiligheidsniveau voor de individuele burger in de omgeving van een risicovolle activiteit. Voor nieuwe situaties geldt deze norm als grenswaarde. Dat wil zeggen dat nieuwe kwetsbare bestemmingen buiten de 10-6 contour moeten zijn gelegen. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de plaatsgebonden risico-contour ook, maar daar geldt de contour als richtwaarde.

Het groepsrisico gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied (1 % letaliteitgrens) gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de oriënterende waarde. Dit is een richtwaarde waarvan het bevoegd gezag, voldoende gemotiveerd, kan afwijken.

4.4.1 Bedrijven en transport gevaarlijke stoffen

De te splitsen langgevelboerderij leidt tot 2 burgerwoningen. De legalisatie van het pand Brienshoekweg 1A tot 1 burgerwoning. Dit plan maakt derhalve drie beperkt kwetsbare objecten mogelijk. Volgens de Risicokaart Limburg is er binnen een straal van 1 km om het plangebied geen enkele risicovolle (Bevi)inrichting gelegen. Het tankstation aan de Albionstraat 5 te Leunen, zet geen LPG meer door en is derhalve geen risicovolle inrichting meer.

De dichtstbij het plangebied gelegen routes waarover het transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt zijn de N 270 (wegtracé Ysselsteyn-A73 Venray) en A73 (wegtracé: A73 afrit 9 (Venray)-afrit 11 (Horst)). De N270 is een provinciale weg die geen basisnetroute is, maar waarover wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De A73 is wel een basisnetroute.

Volgens de Risicokaart Limburg geldt er voor de N270 geen PR 10-6 contour. Voor het bovenbegenoemde wegvak van de A73 geldt een PR-plafond van 1, 0 meter (d.w.z. de PR 10-6 contour valt binnen het wegvlak). Verder geldt er een Plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter aan weerzijde van de weg (artikel 13 Wet vervoer gevaarlijke stoffen jo. artikelen 2 en 3 en bijlage I Regeling basisnet).

Verder vloeit uit artike 8 lid 1 Bevt voort dat indien een bestemmingsplan of omgevingsvergunning betrekking heeft op een gebied dat meer dan 200 meter van een transportroute waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, afligt, dan hoeft in de toelichting bij dat plan onderscheidenlijk in de ruimtelijke onderbouwing van die vergunning geen verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden.

Het plangebied is op ca. 750 meter van de N 270 en op 1,8 km van de A-73 gelegen, zodat externe veiligheidsaspecten geen beperkingen opleveren voor de realisatie van het plan.

4.4.2 Buisleidingen

Een buisleiding die wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen, vormt een risico voor de veiligheid. Als de leiding gaat lekken, kunnen de gevaarlijke stoffen vrijkomen en ontstaat er een kans op een explosie, vergiftiging van mensen of dieren of verontreiniging van het milieu. In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor de exploitant en de gemeente. Exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn. Gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.

Op basis van de Risicokaart van de provincie Limburg blijkt dat er binnen het plangebied en in de omgeving van het plangebied geen ondergrondse buisleidingen zijn gelegen die van invloed zijn op het plan.

4.4.3 Hoogspanningsleidingen

Zonering rond het bovengrondse hoogspanningsnet in Nederland is vastgelegd in de Netkaart van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De Netkaart bevat o.a. gegevens over de netbeheerder en de breedte van de indicatieve zones. Op basis van de informatie van o.a. de Netkaart blijkt dat er geen hoogspanningslijnen in de directe nabijheid van het besluitgebied liggen die van invloed zijn op het plan.

4.5 Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

4.5.1 Bedrijven en Milieuzonering; Staat van bedrijfsactiviteiten

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk' , 'rustig buitengebied' of vergelijkbare omgevingstypen;
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand:

  • categorie 1: grootste afstand 10 meter;
  • categorie 2: grootste afstand 30 meter;
  • categorie 3.1: grootste afstand 50 meter;
  • categorie 3.2: grootste afstand 100 meter;
  • categorie 4.1: grootste afstand 200 meter;
  • categorie 4.2: grootste afstand 300 meter;
  • categorie 5.1: grootste afstand 500 meter;
  • categorie 5.2: grootste afstand 700 meter;
  • categorie 5.3: grootste afstand 1.000 meter;
  • categorie 6: grootste afstand 1.500 meter.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

4.5.2 Invloed milieuhinder op het plangebied

Het plangebied (Brienshoekweg 3) bevindt zich in een deel van de straat die een overgang vormt tussen stedelijk - en buitengebied. Er geldt een 30 km/u snelheidsregime. De verkeersintensiteit op de Brienshoekweg is laag. Er komen verder aan de Brienshoekweg meerdere functies voor (wonen, agrarische - en niet agrarische bedrijven), maar zowel de bebouwingsintensiteit als de aard en omvang van de aanwezige bedrijvigheid zijn zodanig dat hier sprake is van een rustige woonstraat. Het plangebied en omgeving is dan ook te kwalificeren als een rustige woonwijk.

In de directe nabijheid van het plangebied zijn twee potentieel milieuhinderlijke niet- agrarische bedrijven aanwezig:

  • 1. een verkooppunt (showroom) en reparatiepunt bij een landbouwmachinebedrijf , Blankenberg 1, SBI-code 014 1 (dienstverlening t.b.v. landbouw/ b.o. > 500 m2) . Hiervoor bedraagt de aanbevolen afstand 50 meter (milieucategorie 3.1). De feitelijke afstand tot het plangebied bedraagt ca. 54 meter;
  • 2. een autoverhuurbedrijf, Albionstraat 43, SBI-code 711. Hiervoor bedraagt de aanbevolen afstand 30 meter (milieucategorie 2). De feitelijke afstand tot het plangebied bedraagt ca. 60 meter.

Door de bovengenoemde afstanden is er voldoend ruimtelijke scheiding tussen de burgerwoningen en de genoemde bedrijven en functies om milieuhinder te voorkomen en een goed woon- en leefklimaat te garanderen.

4.6 Geur

4.6.1 Beoordelingskader

Voor het realiseren van een aanvaardbare woon- en/of verblijfsklimaat ter plaatse van het plangebied en om te voorkomen dat agrarische bedrijven in hun ontwikkeling belemmerd worden, is het bepaalde in de Wet geurhinder en veehouderij van belang. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen.

De gemeenteraad van de gemeente Venray heeft een Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld. In deze verordening wijkt de gemeente Venray deels af van de wettelijke normen uit de Wgv. De geurverordening van de gemeente Venray stelt de volgende normen:

  • Bestaande woongebieden 3,0 ouE/m3
  • Zoekgebieden woningbouw en bedrijventerreinen 8,0 ouE/m3
  • Buitengebied 14,0 ouE/m3 

In deze verordening is het gebied waar de af te splitsen woning aan de Brienshoekweg 3 te Leunen ligt, aangewezen als “Buitengebied”. Hiervoor geldt een maximale waarde voor geurbelasting van een veehouderij van 14,0 ouE/m3 voor geurgevoelige objecten.

De normstelling is onderbouwd in de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij. In de bebouwde kom geldt een vaste afstand van 100 meter voor veehouderijen waar meer dan 50 dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld. In het buitengebied geldt een vaste afstand van 50 meter.

Bij de beoordeling of het woon- en verblijfsklimaat ter plaatse van het besluitgebied acceptabel is, dient ook de geurbelasting veroorzaakt door de individuele bedrijven (voorgrondbelasting) en de geurbelasting op het besluitgebied veroorzaakt door alle veehouderijen samen (achtergrondbelasting) in beeld te worden gebracht.

De gemeente Venray heeft in het document “Aanvaardbaar woon- en leefklimaat” als “Aanvulling op de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij gemeente Venray” d.d. 16 juni 2011 in tabel 7 vastgelegd wat voor verschillende kerkdorpen en deelgebieden het aanvaardbaar woon- en leefklimaat is. Voor het op de af te splitsen woning van toepassing zijnde deelgebied “Buitengebied” zijn de waarden uit deze tabel hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17004-va01_0010.jpg"

tabel toegelaten achtergrondgeurbelasting

4.6.2 Voor-en achtergrondgeurbelasting Brienshoekweg

In casu zijn de twee maatgevende veehouderijen die aan de Blankenberg 2 en Blankenberg 8 te Leunen. Beoordeeld moet worden of de geurbelasting vanwege deze veehouderijen op het plangebied acceptabel is. Hiertoe heeft G&O Consult te Sint Anthonis een geuronderzoek verricht.

Uit de beoordeling kunnen de volgende deelconclusies worden getrokken:

  • 1. De te legaliseren en de af te splitsen woningen aan de Brienshoekweg 1A resp. 3 te Leunen voldoen, met een voorgrond geurbelasting die onder de 14,0 ouE/m3 ligt, aan de gemeentelijke norm. De veehouderijen in de omgeving van de te realiseren woning worden door de realisatie van dit geurgevoelige object niet (verder) in hun belangen geschaad;
  • 2. Het leefklimaat als gevolg van de maatgevende voorgrondbelasting voldoet
    aan de gemeentelijke norm van 14,0 ouE/m3 in het buitengebied, derhalve wordt ter plaatse van de woningen aan de Brienshoekweg 1A en 3 een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd;
  • 3. Aan de vaste afstanden vanuit de te legaliseren en de af te splitsen woningen aan de Brienshoekweg 1A resp. 3 te Leunen tot aan de meest dichtbij gelegen veehouderij (emissiepunt) en aan de gevel-gevel afstand wordt voldaan;
  • 4. Op basis van de berekende achtergrondbelasting vanuit 49 voor geur relevante emissiepunten binnen een straal van 2 kilometer op de hoekpunten van de af te splitsen woningen aan de Brienshoekweg 3 te Leunen blijkt de gecumuleerde geurbelasting in het plangebied ruimschoots onder de 20,0 ouE/m3 te liggen, waardoor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat in de omgeving van de te legaliseren en de af te splitsen woningen aan de Brienshoekweg 1A resp. 3 te Leunen niemand onevenredig in zijn belangen geschaad wordt en een aanvaardbaar woon- en leefklimaatgewaarborgd wordt.

Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 4 integraal deel uitmaakt van deze plantoelichting.

4.7 Ecologie

Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wn) ingegaan. Deze vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora en Faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig: 1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland, 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden en 3. vereenvoudiging van regels. Vanaf 1 januari bepalen de provincies voor hun gebied wat wel en niet mag in de natuur. De provincie is primair verantwoordelijk voor de vergunningen en ontheffingen.

4.7.1 Gebiedsbescherming

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In het Natuurnetwerk Nederland liggen alle bestaande natuurgebieden, waaronder de 20 Nationale Parken. Verder gebieden waar nieuwe natuur wordt aangelegd, landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer, meren, rivieren, de kustzone van de Noordzee en de Waddenzee en tenslotte alle 164 aangewezen Natura 2000-gebieden. Het NNN is de opvolger van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Per Natura 2000-gebied zijn (instandhoudings)doelen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die vermoedt of kan weten dat zijn handelen of nalaten, gelet op de instandhoudingdoelen, nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben, is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken. Het bevoegd gezag kan schadelijke activiteiten beperken en eisen dat een vergunning wordt aangevraagd. Regulier beheer en bestaand gebruik zijn (of worden) opgenomen in Natura 2000-beheerplannen. Na vaststelling van de beheerplannen hoeft daarvoor geen vergunning aangevraagd te worden.

In de nieuwe Wet natuurbescherming blijft de bescherming van Natura 2000-gebieden vrijwel hetzelfde. De bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komt wel te vervallen. Provincies kunnen ervoor kiezen om deze gebieden alsnog te beschermen via het provinciale beleid. De provincie voegt dan gebieden toe aan het NNN of wijst ze aan als bijzonder provinciaal natuurgebied of – landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17004-va01_0011.png"

Tabel 1:Wijzigingen in gebiedsbescherming met de nieuwe Wet natuurbescherming t.o.v. Natuurbeschermingswet 1998.

4.7.2 Soortenbescherming

Zowel in de oude Flora- en faunawet als in de nieuwe Wet natuurbescherming staan verbodsbepalingen: activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten zijn verboden. Verboden activiteiten wijzigen nauwelijks. Wel zijn enkele definities aangepast. Zo is onopzettelijk verstoren niet meer strafbaar en is opzettelijk verstoren van vogels in sommige situaties toegestaan. Maar verstoren zonder dat tevoren goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd, blijft strafbaar.

Met de nieuwe wet wijzigt wel de lijst van beschermde soorten. Waar de Flora- en faunawet uitgaat van drie beschermingsniveaus, verdeelt de Wet natuurbescherming beschermde soorten in twee groepen: Strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. In de tweede categorie staan andere soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst. De bescherming van vaatplanten uit tabel 1 en tabel 2 is vervallen. Onder de Wet natuurbescherming worden nog 75 soorten vaatplanten beschermd, waaronder soorten die niet eerder werden beschermd. De bescherming van mieren vervalt. Vrijwel alle zoogdieren blijven beschermd. Meer soorten libellen en vlinders worden beschermd.

Bij een ontheffingsaanvraag onder de nieuwe wet wordt nog steeds getoetst aan drie criteria :

  • Is er een 'andere bevredigende oplossing' mogelijk?
  • Is er sprake van bepaalde, in de wet genoemde belangen?
  • Doet de ontheffing afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort ?

Daarmee verandert er weinig in vergelijking met de huidige toetsingspraktijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17004-va01_0012.png"

Tabel 2:Wijzigingen in de soortenbescherming met de nieuwe Wet natuurbescherming t.o.v. Flora-en faunawet.

4.7.3 Ecologische voortoets

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland en zeer kwetsbare gebieden in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Het plangebied omvat geen landschapselementen of bomen met een beschermde status. Er is geen sprake van lichtvervuiling of het inbrengen van vervuil water in de bodem en het grondwater. Tevens worden er geen bomen gekapt.

Ook voor plannen buiten Natura 2000-gebieden die afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied moet alvorens het plan wordt vastgesteld een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied worden gemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen, tenzij de gevolgen kunnen worden uitgesloten.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied zijn de de Boschhuizerbergen gelegen op ca. 4 km van het plangebied. Binnen een straal van 3 km om het plangebied zijn een aantal bosgebieden gelegen die deel uitmaken van het NNN. Het dichtst bij het plangebied gelegen NNN-gebied ligt op een afstand van ca. 1,6 km.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17004-va01_0013.png"

NNN binnen 3 km rond plangebied (bron: www.synbiosys.alterra.nl)

Verder heeft het plan slechts betrekking op de realisatie van 3 burgerwoningen door de legalisatie van het gebruik van een bestaand pand alsmede door een inpandige boerderijsplitsing. Door de afstand tot het Natura 2000-gebied en het NNN alsmede door de aard van de ruimtelijke ontwikkeling heeft het plan redelijkerwijs geen nadelige consequenties voor de natuur- en landschappelijke waarden en de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden.

Op basis van natuurgegevens van de provincie Limburg en www.waarneming.nl zijn geen (nesten van) beschermde (broed)vogels, zoogdieren (waaronder vleermuizen) en beschermde plantensoorten aangetroffen binnen het plangebied. Wel wordt het plangebied en omgeving door vogels en vleermuizen gebruikt als fourageergebied. Vanwege het feit dat het onderhavige plan louter ziet op de legalisatie van het gebruik van een bestaand pand alsmede een inpandige boerderijsplitsing, er geen bebouwing zal worden toegevoegd en er geen bomen worden gekapt of andere groenopstanden worden verwijderd, vindt er geen bedreiging plaats van beschermde dier- of plantensoorten. Gelet hierop is een verstoring van flora en fauna door het onderhavig plan niet te verwachten, waardoor er geen noodzaak is tot het uitvoeren van een uitgebreidere toets

4.8 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorische waarden kunnen betrekking hebben op:

1. bebouwde cultuurhistorie (monumenten/historische stedenbouw/molenbiotoop);
2. cultuurhistorisch waardevol landschap;
3. archeologische waarden.


Ad 1.

De langgevelboerderij is geen rijks- of gemeentelijk monument aanwezig. Wel is de langgevelboerderij door zijn architectuur, ligging en oorspronkelijke (agrarische) functie cultuurhistorisch van belang voor deze plek in Leunen. Het plangebied ligt niet binnen een molenbiotoop.


Ad 2.

Volgens kaart 10 'Landschap en cultuurhistorie ' van het POL 2014 is het plangebied louter te kwalificeren als 'buitengebied'. De gronden die hierbinnen zijn gelegen zijn gronden die vooral een economische functie hebben en als zodanig ook in de loop van de tijd zijn ontwikkeld. Het betreft hier een overwegend jong cultuurlandschap.


Ad 3.

Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een archeologische verwachting in principe onderzoek plaatsvinden. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valletta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Erfgoedwet (2016).

Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Venray (geactualiseerde versie, vastgesteld in 2013) geldt voor het plangebied deels een hoge verwachting (“categorie 4”) en is het deels gelegen binnen een historische dorpskern (Leunen) (“categorie 2”). Volgens het archeologiebeleid dient in deze gebieden een archeologisch onderzoek plaats te vinden indien er sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen met een verstoringsoppervlak van meer dan 500 m2 en dieper dan 50 cm respectievelijk meer dan 250 m2 en dieper dan 50 cm.

Het onderhavige plan ziet louter op een legalisatie van het feitelijke woongebruik (burgerbewoning) van twee agrarische bedrijfswoningen alsmede een inpandige boerderijsplitsing. Er zal geen bebouwing worden toegevoegd. Het bij de boerderij aansluitende zij-en achtererf is al verhard. Bomen en ander groenvoorzieningen worden niet gekapt. Het plan leidt derhalve niet tot bodemverstoringen tot een diepte en in een omvang die een archeologische onderzoeksplicht opleveren.

Wel wordt een algemeen beschermende regeling over het plangebied gelegd in de vorm van de dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie-2 en 3'. Hiermee kan er ook in de toekomst sturing
plaatsvinden op eventueel grootschaligere grondwerkzaamheden die archeologische waarden
zouden kunnen verstoren. Het betreft hier dezelfde dubbelbestemming die het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' ook al aan deze gronden toekende.

4.9 Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten via de Brienshoekweg. Het betreft hier een zijstraat van de Albionstraat. De Brienshoekweg heeft verkeerskundig een functie als erftoegangsweg. Het bestaande profiel is op deze functie afgestemd. Ter hoogte van het plangebied geldt een 30km/u-regime.

De bestaande langgevelboerderij aan de Brienshoekweg 3 wordt gesplitst in twee burgerwoningen. Het bestaande pand aan de Brienshoekweg 1A wordt gelegaliseerd als burgerwoning. Formeel leidt het plan tot drie extra burgerwoningen t.o.v. de huidige situatie (waarbij er twee agrarische bedrijfswoningen aanwezig zijn). Het plan is hierdoor zodanig kleinschalig dat de toename van het (auto) verkeer volledig opgaat in het heersende verkeersbeeld op de Brienshoekweg. Het project heeft geen gevolgen voor de verkeersstructuur in Leunen, de verkeersfunctie en het wegprofiel van de Brienshoekweg.

De voorgevel van het gedeelte van de te splitsen langgevelboerderij waarin de tweede woning dient te worden gerealiseerd, grenst nagenoeg direct aan de openbare weg. In verband met een veilige ontsluiting van deze nieuwe woning, zal de toegang van de woning aan de zijgevel worden gerealiseerd. Verder zullen de parkeerplaatsen en de inrit niet direct langs de zijgevel van deze woning maar daar enige meters van verwijderd - op het zijerf - komen te liggen zodat er meer zicht is op de Brienshoekweg voor het vertrekkende verkeer. Deze situatie wordt verder ook nog verbeterd doordat het waterbassin - dat nu nog links van de langgevelboerderij ligt - verwijderd zal worden. Hierdoor is ook de tweede - te splitsen - woning veilig te ontsluiten.

Het benodigd aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de 'Beleidsnota Parkeernormen Venray'. In deze beleidsnota zijn de parkeerkencijfers van het CROW vertaald naar parkeernormen voor de Gemeente Venray. De normen staan weergegeven in bijlage 3 van de Beleidsnota. In de beleidsnota staan verder de uitgangspunten en toepassingsregels m.b.t. parkeren. In de planregels is de verplichting om voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren - en te houden - juridisch verankerd. Voor de bepaling van het aantal benodigde parkeerplaatsen per functie dienen de initiatiefnemers te voldoen aan het bepaalde in de 'Beleidsnota Parkeernormen Venray'. De woningbouwlocatie valt onder de zone 'Rest bebouwde kom, kerkdorpen en buitengebied'. De Beleidsnota Parkeernormen Venray kent een specifieke parkeerkencijfer voor wonen in deze zone, namelijk 2,0 pp /woning.

In het kader van dit plan zullen 6 parkeerplaatsen aangelegd moeten worden. De initiatiefnemers zullen hier invulling aan geven door per woning twee naast elkaar gelegen parkeerplaatsen op eigen terrein aan te leggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP17004-va01_0014.jpg"

inrichtingstekening met parkeerplaatsen per woning

4.10 Waterhuishouding

4.10.1 Algemeen

De bouwlocatie ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Venray als het waterschap dient binnen de bouwlocatie een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit het waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten:

  • 1. afkoppelen van 100% van het verhard oppervlak, waarbij de beslisboom verantwoord afkoppelen van toepassing is;
  • 2. de trits infiltratie-bergen-afvoeren is van toepassing, waarbij hergebruik dan wel infiltratie van schoon regenwater de voorkeur heeft;
  • 3. verontreiniging van het water dient door bronmaatregelen voorkomen te worden;
  • 4. grondwateroverlast dient voorkomen te worden;
  • 5. een gelimiteerde afvoer naar het oppervlaktewatersysteem is toegestaan.

De overkoepelende ambitie die de gemeente Venray hanteert, is het verbeteren van de omgang met het water. Daartoe wordt onder meer integraal waterbeheer voorgestaan. Integraal waterbeheer richt zich op het verminderen van watergebruik, een goede ontwatering en voldoende berging van afstromend water, het vasthouden van gebiedseigen water, het terugdringen van afvoerpieken en het afkoppelen van hemelwater.

4.10.2 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2013-2016

In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2013-2016 is het beleid voor het beheer van de gemeentelijke riolering voor de periode 2013 tot en met 2016 vastgelegd. Het plan bevat een beschrijving van de huidige situatie, een evaluatie van de aan het plan voorafgaande periode en een beschrijving van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen. In het GRP wordt onder andere ingegaan op hemelwater- en oppervlaktewaterafvoer.

In het kader van het GRP is onderzoek gedaan naar de geschiktheid van het uitvoeren van afkoppelprojecten binnen de gemeente. Op basis van de bodemgesteldheid, de hoogte van de grondwaterstand en de aanwezigheid van oppervlaktewater is onderzocht welke mogelijkheden er zijn voor afkoppeling: uit het onderzoek blijkt dat in het overgrote deel van de gemeente Venray voldoende mogelijkheden voor afkoppeling aanwezig zijn. Bij afkoppelprojecten wordt in de eerste plaats gekeken naar openbare verharde oppervlakken. Daarbij wordt opgemerkt dat afkoppelen als maatregel slechts wordt uitgevoerd in combinatie met wegwerkzaamheden (onder andere reconstructies van wegen) of rioolvervangingen, dit gezien de kosten die dergelijke ingrepen met zich meebrengen. Het afkoppelen van particuliere oppervlakten wordt slechts in uitzonderlijke situaties meegenomen.

Bij particuliere duurzame waterhuishoudkundige systemen, zoals bergings- en infiltratievoorzieningen hanteert de gemeente Venray de volgende voorwaarden:

  • 1. infiltratievoorziening dient een neerslaggebeurtenis van 30 mm te kunnen verwerken;
  • 2. infiltratievoorziening dient een leeglooptijd te hebben van 24 uur of minder;
  • 3. noodoverloop gaat via maaiveld - en niet via ondergrondse buizen of leidingen - naar de openbare riolering.

4.10.3 Waterparagraaf

Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water; dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Het watertoetsproces is één van de instrumenten om dit te bereiken. Het proces is er om waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is het watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.

Verhard afvoerend oppervlak en riolering

De afvoerend verhard oppervlak van de betrokken gebouwen (woning aan de Brienshoekweg 1A en de boerderij aan de Brienshoekweg 3) verandert niet als gevolg van dit plan. De huidige gebruik van het bestaande pand aan de Brienshoekweg 1A wordt gelegaliseerd en de bestaande boerderij aan de Brienshoekweg 3 wordt slechts inpandig gesplitst in 2 woningen. Ook het afvoerend verhard oppervlak als gevolg van de bijbehorende bouwwerken en erfverharding verandert niet omdat ter plaatse de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij alle betrokkenen woningen al is bereikt respectievelijk het bij de woningen aansluitende zij- en achtererf al verhard is. Verder is van belang te constateren dat door middel van dit plan het agrarische bouwvlak dat aan de Brienshoekweg lag, wordt geschrapt. Dat betekent dat door dit nieuwe bestemmingsplan geen agrarische bedrijfsgebouwen en geen verhardingen meer binnen het (voormalige) bouwvlak gebouwd resp. aanlegd mogen worden.

Ter plaatse van de Brienshoekweg ligt een gemengd rioolstelsel.

Het plan leidt derhalve niet tot een toename van het afvoerend verhard (dak)oppervlak, eerder tot een afname en heeft daardoor geen negatieve gevolgen voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie.

Bouwmaterialen

De gemeente Venray streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen (zoals koper, zink e.d.). Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen. Van de bouwende partij wordt daarom, voorzover relevant, gevraagd geen gebruik te maken van uitlogende bouwmaterialen.

4.10.4 Overleg met waterschap

Vooroverleg met en advies van het waterschap Limburg maakt onderdeel uit van de watertoets. Het waterschap Peel en Maasvallei heeft evenwel aangegeven dat bij plannen met een toename van het nieuw afvoerend verhard oppervlak van minder dan 2000 m2 en waarbij het plangebied niet is gelegen in specifieke aandachtsgebieden, geen vooroverleg plaats hoeft te vinden met het watertoetsloket.

Het plan leidt niet tot een toename van het afvoerend verhard oppervlak met meer dan 2000 m2 en het plangebied is niet gelegen in een specifiek aandachtsgebied. Specifiek wateradvies door het waterschap is derhalve niet noodzakelijk.

4.11 Niet Gesprongen Explosieven (NGE)

Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers), granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Ook in Venray hebben delen van het gemeentelijke grondgebied in de Tweede Wereldoorlog onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden in het besluitgebied ter plaatse van gronden die sinds de Tweede Wereldoorlog niet geroerd zijn, dient uit oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid, onderzoek verricht te worden naar NGE. Explosievenonderzoek brengt de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart. Indien noodzakelijk worden deze explosieven vervolgens verwijderd en onschadelijk gemaakt. De gronden van het plangebied zijn echter sinds de Tweede Wereldoorlog veel veelvuldig geroerd c.q. verstoord. Er zijn hierbij nimmer explosieven aangetroffen. Verder onderzoek is niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:

  • plantoelichting
  • planregels;
  • verbeelding.

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. Verder voldoet dit bestemmingsplan aan de digitale eisen uit het 'Uitbestedingsprotocol digitale bestemmingsplannen gemeente Venray (versie 090305)' . De plansystematiek voldoet aan de volgende RO-standaarden 2012:

  • Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012;
  • PraktijkRichtlijn BestemmingsPlannen (PRBP) 2012;
  • Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI) 2012.

5.2 Planmethodiek

Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.

5.3 Toelichting op de verbeelding

In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding.

Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.

Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn geen verschillen te vinden.

5.4 Toelichting op de regels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels. De inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik. In het artikel over de wijze van meten worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

De bestemmingsregels van een bestemmingsplan bevatten regels omtrent bouwmogelijkheden en gebruik van de in het plan begrepen gronden en bebouwing. Het onderhavige bestemmingsplan kent de enkelbestemmingen 'Agrarisch met waarden' en 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-2', 'Waarde-Archeologie-3', 'Waarde-Esdorpen' en 'Waterstaat-Beschermingzone watergang'.

In de bestemmingen is in de bestemmingsomschrijving aangegeven welke doeleinden binnen die bestemmingen zijn toegestaan. In de bouw-en gebruiksregels wordt aangegeven welke bebouwing mogelijk is en welk gebruik van gronden en bouwwerken in ieder geval niet is toegestaan. Tevens kunnen Burgemeester en Wethouders nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en de inrichting van gronden. Daarnaast zijn voor een aantal gevallen flexibiliteitsregels opgenomen, in de vorm van een afwijkingsmogelijkheid voor het bevoegd gezag om van de bouw-of gebruiksregels te kunnen afwijken. Door middel van een omgevingsvergunningstelsel worden verder regels gesteld aan de uitvoering van (grond)werken, geen bouwwerken zijnde en van (grond)werkzaamheden.

In de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouw-en gebruiksregels, de algemene afwijkingsregels en de overige regels. In de Overgangs- en slotregels zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De realisatie van de boerderijsplitsing woningbouwplan geschiedt voor rekening van de initiatiefnemers. De boerderij en bijbehorende gronden zijn ook eigendom van de initiatiefnemers.

De initiatiefnemers en de gemeente Venray hebben verder een anterieure exploitatie-overeenkomst (inclusief planschadeverhaalsclausule) gesloten ten behoeve van het gemeentelijk kostenverhaal en de afwenteling van eventuele planschadeclaims op de initiatiefnemers. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.

6.2 Handhaving

De doelstellingen van het ruimtelijke beleid kunnen slechts verwezenlijkt worden, indien de regels van het bestemmingsplan worden nageleefd. De gemeenten Horst aan de Maas en Venray hebben sinds 1 april 2005 via een gemeenschappelijke regeling hun handhavingscapaciteit gebundeld. Beleidsuitgangspunten voor toezicht en handhaving zijn vastgelegd in de Nota Integraal Handhavingsbeleid Horst een de Maas en Venray (2012-2015). Het beleidsplan bevat naast visie, doelstellingen en prioriteiten ook de werkwijzen hoe met geconstateerde overtredingen wordt omgegaan en welke strategieën daarbij worden gevolgd. Ook wordt invulling gegeven aan de vele eisen die wet- en regelgeving aan de gemeentelijke taakuitvoering stelt.

De gemeenten Horst aan de Maas en Venray voeren hun handhavingstaken uit op basis van de volgende visie. De gemeenten Horst aan de Maas en Venray stellen een ,gezonde, veilige, leefbare en groene leefomgeving centraal. Handhaving is één van de middelen om de kwaliteit van wonen, leven en werken te behouden en te versterken. Het bestuur streeft naar een gestructureerd en integraal handhavinqsbeleid waarbij preventief beleid voorop staat. De betrokkenheid en het eigen verantwoordelijkheidsbesef van de burgers, bedrijven en instellingen moeten daarbij worden vergroot. Als de preventieve inzet (informatievoorziening) niet werkt en het geschonken vertrouwen wordt beschaamd, volgt daadwerkelijke handhavend optreden. Zo krijgt iedereen de aanpak die hij/ zij verdient.

De uit deze visie voorvloeiende doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het handhavingsbeleid zijn:

1. Appelleren aan de eigen verantwoordelijkheid.

2. Preventie gaat boven repressie.

3. Draagvlak creëren.

4. Klantgericht handelen.

5. Alleen noodzakelijke en handhaafbare kaders stellen.

Concreet betekent dit dat nadrukkelijk wordt ingezet op preventie. Leidend uitgangspunt is dat burgers, bedrijven en instellingen worden vertrouwd in een rechtmatige uitoefening van hun activiteiten. Er wordt daarbij van uitgegaan dat het maatschappelijk veld met gerichte voorlichting en communicatie, verantwoordelijk kan worden gemaakt (en gehouden) voor de naleving van voor hen geldende wet- en regelgeving. Daarbij past een bewuste differentiatie van de handhavingsinzet. ln een jaarlijks op te stellen handhavinqsuitvoeringsprogramma (HUP) worden de prioriteiten vertaald naar actie. Het jaarlijkse HUP wordt vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van beide gemeenten en ter kennis gebracht van de gemeenteraden.

6.3 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.3.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijk overleg heeft overleg plaatsgevonden met het Waterschap Limburg en de provincie Limburg. Beide instanties hebben geen bezwaren tegen dit plan.

6.3.2 Inspraak

In beginsel dient de wettelijk geregelde procedure met betrekking tot de inspraak gevolgd te worden. Er mag echter uitzondering worden gemaakt in de Inspraakverordening van de gemeente. Bij algemeen besluit van de gemeenteraad van de gemeente Venray van 4 november 2008 is de Inspraakverordening 2007 aangepast. Hierin is het volgende besloten:

  • 1. Er wordt geen inspraak verleend bij bestemmingsplannen, projectbesluiten en structuurvisies;
  • 2. de bevoegdheid tot het verlenen van inspraak wordt gedelegeerd aan het college van Burgemeester en Wethouders.

Mocht een bestemmingsplan toch aanleiding geven om inspraak te verlenen, dan kunnen Burgemeester en Wethouders met het delegatiebesluit (op grond van artikel 156 van de Gemeentewet) alsnog besluiten om inspraak te verlenen. Hiervoor kan aanleiding bestaan bij politiek of maatschappelijk gevoelige kwesties. Van politiek of maatschappelijk gevoelige kwesties is geen sprake bij onderhavig bestemmingsplan. Derhalve wordt dan ook geen mogelijkheid tot inspraak geboden.

6.3.3 Procedure ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 27 april 2018 tot en met 7 juni 2018. In deze periode was het voor eenieder mogelijk om zienswijzen in te dienen tegen het plan. In deze periode zijn geen zienswijzen ontvangen.

De gemeenteraad van Venray heeft in haar vergadering van 18 september 2018 het bestemmingsplan 'Brienshoekweg 1A en 3 Leunen' ongewijzigd vastgesteld.