Plan: | Rector Cremersstraat ong. Smakt |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.BP19024-va01 |
Initiatiefnemer is eigenaar van het perceel kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie A nummers 2562 en 2641 en plaatselijk als Rector Cremersstraat ongenummerd te Smakt.
In het vigerende bestemmingsplan Smakt (vastgesteld op 28 oktober 2014) heeft het te bebouwen deel van het perceel de bestemming Wonen zonder bouwvlak gekregen, met de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 4.
Initiatiefnemer wil op betreffende locatie 1 nieuwe woning realiseren.
De gemeente Venray wil aan deze ruimtelijke ontwikkeling medewerking verlenen door de vaststelling van een nieuwe en passende planologisch-juridische regeling in de vorm van een regulier bestemmingsplan, onder de voorwaarde dat de toe te voegen bouwtitel ziet op de realisatie van een 'duurzame of levensloopbestendige woning'.
Het voorliggende bestemmingsplan 'Rector Cremersstraat ong. Smakt ' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling voor het project .
Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie A nummers 2562 en 2641 en plaatselijk als Rector Cremersstraat ongenummerd te Smakt. Dit perceel beslaat een oppervlakte van circa 900 m2. Op onderstaande luchtfoto en uitsnede uit de kadastrale omgevingskaart is de ligging van de ontwikkelingslocatie globaal weergegeven:
Afbeelding:Ligging plangebied
De kadastrale situatie is op onderstaande afbeelding weergegeven.
Afbeelding: omgevingskaart
Voor het te ontwikkelen plangebied vigeert het volgende bestemmingsplan:
Naam bestemmingsplan | Bestemming | Vaststelling Raad | |
bestemmingsplan Smakt | - bestemming 'Wonen' zonder bouwvlak - dubbelbestemming Waarde – Archeologie 4 |
28 oktober 2014 |
Afbeelding: Uitsnede verbeelding
Binnen deze bestemming is het bij afwezigheid van een bouwvlak niet mogelijk om een woning te realiseren. Voor het creëren van een bouwmogelijkheid is het noodzakelijk om een reguliere bestemmingsplanprocedure te doorlopen.
Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een uitgebreide analyse van (de waarden van) het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling zelf. In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
In dit hoofdstuk wordt de feitelijke situatie van het plangebied beschreven. Er wordt ingegaan op de aanwezige ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied en omgeving. Ook worden de aanwezige gebiedswaarden (natuur en landschap, flora en fauna en cultuurhistorie) van het plangebied beschreven.
Het perceel Rector Cremersstraat te Smakt is kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie A nummer 2562 en 2641 en ligt aan de rand van de kern van het gehucht Smakt. Het perceel is onbebouwd en in gebruik als achtertuin bij de woning Sint Jozeflaan 44 te Smakt.
Het plangebied is gelegen in de noordelijke afronding van het gehucht Smakt.
Het langgerekte gehucht/kerkdorp is voornamelijk opgebouwd als een enkelzijdig bouwlint gelegen aan de hoofdweg, de St. Jozeflaan, met een kleine clustering van grotere bebouwing van het klooster, kapel en horecavoorziening. De weg ligt parallel aan het spoor welke een historische verbinding tussen Nijmegen en Roermond is. De bebouwing bestaat uit complexbouw uit de jaren '50 en tweekappers vanaf de jaren '70. Hier en daar staan individuele vrijstaande woningen. Aan de aftakking daarvan, de Pelgrimslaan, bevinden zich ter hoogte van het klooster ook enkele vrijstaande woningen. Alle bebouwing is georiënteerd op de openbare weg.
Hierdoor is de kern vanuit het landelijk gebied makkelijk zichtbaar. De Loobeek en een deel van de Pelgrimslaan staan haaks op de lintbebouwing. Hieraan liggen enkele grootschalige en kleinschalige agrarische bebouwingen. De combinatie van spoorlijn, bebouwingslint met aftakkingen, de onduidelijke kern rondom het klooster zorgen ervoor dat het Smakt een minder heldere opzet heeft. Typerend voor Smakt zijn de breed opgezette straatprofielen en de éénzijdige bebouwingsstructuur. Tevens wordt het klooster, de begraafplaats en een enkele boerderij duidelijk door een groene zone begrensd.
Aan de westzijde van het dorp wordt het landschap gekenmerkt als kleinschalig landschap. In de omgeving zijn enkele landschapselementen (bomenlanen en singels) duidelijk aanwezig. Aan de oostzijde grenst het dorp direct aan het beekdal. Vanuit de Rector Cremersstraat is een mooi zicht op het beekdal dat langzaam afloopt. Aan de noord –en zuidzijde wordt Smakt begrensd door bosgebieden. Tussen Smakt en Holthees loopt het Afleidingskanaal. Dit kanaal ligt door het landschap en volgt ten noorden van Smakt voor een gedeelte de spoorlijn.
Smakt staat voornamelijk bekend om de 17e eeuwse kapel. Daaromheen is in later tijden het klooster gekomen. Ook de kerk en de horeca liggen aan hetzelfde plein. Voor overige basisvoorzieningen is Smakt aangewezen op Holthees.
De kern Smakt ligt in het noordoosten van de gemeente Venray. De hoofdontsluiting naar Venray loopt via de Sint Jozeflaan en de Maasheseweg welke in Venray direct aansluiting geeft op de lokale wegenstructuur. Dit is een natuurlijke route waardoor er geen sprake is van sluipverkeer, hooguit in relatie met het bedrijventerrein Smakterheide via de Spurkt.
Met uitzondering van de Maasheseweg hebben alle wegen in het buitengebied van Smakt een maximumsnelheid van 60 km/u. De Maasheseweg betreft een gebiedsontsluitingsweg (maximumsnelheid 80 km/u met vrij liggende fietspaden). Binnen de kern zijn alle wegen aangewezen als erftoegangsweg/verblijfsgebied met een maximumsnelheid van 30km/u. De inrichting van de meeste wegen is hier voldoende op afgestemd.
De Rector Cremersstraat betreft een doodlopende weg, welke wordt ontsloten op de Sint Jozeflaan.
Parkeren bij de nieuwe woning:
De parkeernorm van de gemeente Venray (‘Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en het CROW) betreft voor grondgebonden woningen 2 parkeerplaatsen, waarvan minstens 1 op eigen terrein. Gelet op de omvang van het nieuwe bouwperceel, kunnen en zullen de beide benodigde parkeergelegenheden geheel op eigen terrein worden aangelegd.
Het openbaar groen in Smakt bestaat uit een aantal bomenrijen en gazonvakken aan de Sint Jozeflaan en twee groene speelterreinen aan de Rector Cremersstraat. Qua grotere groenelementen zijn tevens de kloostertuin (niet openbaar) en de begraafplaats van belang. Doordat men op bijna alle punten in de Smakt doorkijk heeft naar het omringende landschap, beleeft men het groen in dit dorp meer dan voldoende. De oude laanbeplanting van de Pelgrimslaan richting de begraafplaats is een waardevol element van het groen tegen de kom aan. Achter het Pelgrimshuis ligt een park dat voor iedereen toegankelijk is.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De gebiedsbescherming wordt geregeld in hoofdstuk 2 van de Wnb. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied te zien ten opzichte van het NNN (groene vlakken).
Figuur: NNN en natura-2000-gebieden
Het lichtgroene vlak heeft betrekking op de Boschhuizerbergen (op een afstand van ongeveer 1,1 km ten zuidoosten van het plangebied); de donkerder groene vlakken betreffen het NNN ( op ruim 100 m ten oosten van het plangebied).
Ten behoeve van de instandhouding van de natuurgebieden dienen negatieve effecten te worden uitgesloten, waardoor onder andere onderzoek plaats dient te vinden naar de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Bij een projecteffect kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar zorgt het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie en worden negatieve effecten uitgesloten.
De relevante emissies van stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3) tijdens de aanlegfase vinden plaats door de verkeersbewegingen ten behoeve van de aanvoer van materialen en personen en de inzet van mobiele werktuigen tijdens de constructie ten behoeve van de realisatie van het plan. De relevante emissies tijdens de gebruiksfase vinden plaats door de verkeersbewegingen van en naar het plan.
De berekening van het projecteffect van zowel de aanleg- als de gebruiksfase met peiljaar 2020 is door Econsultancy BV verricht met behulp van het programma Aerius Calculator (zie bijlage).
Het projecteffect op de Natura 2000-gebieden is kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof.
Enige andere aantasting van het NNN zal als gevolg van het project ook niet plaatsvinden. In de volgende paragraaf zal ingegaan worden op mogelijke aantasting van flora en fauna.
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt een eind gemaakt aan de discussies over de implementatie van de Europese richtlijnen. In artikel 3.1 Wnb wordt direct een link gelegd met de Vogelrichtliijn. Alle vogels die beschermd zijn op grond van artikel 1 Vogelrichtlijn vallen onder het beschermingsregime van de artikel 3.1 Wnb, voor zover deze vogels van nature in Nederland voorkomen. Artikel 3.1 eerste lid Wnb ziet op het verbod om vogels te doden of vangen. De verboden in de Wnb zijn vrijwel letterlijk overgenomen uit de artikelen 5 en 6 Vogelrichtlijn. Net als de in de Vogelrichtlijn zijn de verboden beperkt tot opzettelijke handelingen. Het beschermingsregime voor vogels is iets versoepeld ten opzichte van het systeem onder de Flora en faunawet. Het verbod op het opzettelijk verstoren van vogels is beperkt tot verstoringen die van “wezenlijke invloed” zijn op de staat van instandhouding van de soort. Onder wezenlijke invloed wordt verstaan: “een wezenlijke negatieve invloed op een beschermde soort”. Of daar sprake van is hangt af van de populatie van de diersoort. Hoe zeldzamer de soort hoe groter de kans dat naar bijvoorbeeld een lokale populatie moet worden gekeken. Daarnaast is van belang of de populatie een negatief effect zelf teniet kan doen, bijvoorbeeld of er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn naar een volwaardig leefgebied elders. Als een populatie het effect niet zelf teniet kan doen is de kans groter dat het effect als wezenlijke invloed kan worden aangemerkt.
Bij vogels is verstoring tijdens het broedseizoen niet langer verboden als de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar is.
De wet voorziet in ruime mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen, ook voor vogels en strikt beschermde soorten. Bij het verlenen van de vrijstelling moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan als bij het verlenen van de vroegere ontheffing.
Een ontheffing van een verbod ex artikel 3.1 Wnb kan slechts worden verleend indien:
Quickscan flora en fauna
Het plangebied ligt momenteel braak; water is binnen het plangebied niet aanwezig. Het perceel wordt wel onderhouden in die zin dat het regelmatig gemaaid wordt.
Op basis van de natuurgegevens van de provincie Limburg valt te zien dat in de directe omgeving van het plangebied geen beschermde planten zijn waargenomen. Tevens is gebruik gemaakt van actuelere flora- en faunagegevens uit onder andere het 'Vogelarchief Limburg' en 'waarneming.nl'. Over een heel kalenderjaar (april 2018 - april 2019) is voor het gebied 'Smakt' nagegaan welke dier- en plantensoorten in dit gebied (meer specifiek op korte afstand van het plangebied) waargenomen zijn welke bescherming verdienen. Hieruit is gebleken dat ter plaatse van het plangebied geen beschermde soorten zijn aangetroffen.
In de omgeving van het plangebied zijn ruim voldoende uitwijkmogelijkheden voor alle diersoorten, zoals in de bebossing rondom het Pelgrimshuis en ten oosten van de Rector Cremersstraat, waar wél soorten zijn waargenomen.
Midden op het te ontwikkelen perceel bevindt zich een boom welke te zijner tijd zal moeten wijken. Voordat feitelijk gebouwd gaat worden, dient de bouwlocatie onderzocht te worden op diersoorten; in dit kader wordt nadrukkelijk gewezen op de algemene zorgplicht welke in artikel 3.5 van de Wnb is opgenomen. Het op voorhand uitvoeren van een ecologisch onderzoek heeft weinig meerwaarde, nu de houdbaarheid van dergelijk onderzoek minder dan een jaar is. Het is dus beter dit onderzoek korter op het moment van de feitelijke (potentiële) verstoring uit te voeren.
Door de sloop-, graaf- en bouwwerkzaamheden buiten de periode van maart tot augustus te starten, is de kans op verstoring van broedende vogels het kleinst. Ook buiten deze periode mogen broedende vogels niet worden verstoord en moet gewacht worden tot het broeden voorbij is en de jongen zijn uitgevlogen.
Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Wet op de archeologische monumentenzorg die de Monumentenwet 1988 deels heeft aangepast. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden. Eventueel aangetroffen waarden dienen primair ter plekke (in situ) beschermd te worden dan wel - indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is - door een opgraving (ex situ) te worden veilig gesteld.
Uit onderstaande uitsnede van de gemeentelijke Archeologische Beleidskaart blijkt dat voor de gronden van het plangebied waarop de toekomstige ontwikkeling zal plaatsvinden, de aanduiding “categorie 4” geldt. Deze categorie omvat droge en natte gebieden met een hoge verwachting.
Figuur: uitsnede archeologische beleidskaart
Voor deze categorie 4-gebieden geldt dat bij een verstoringsoppervlak van meer dan 500 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm een bureauonderzoek wenselijk is om archeologische gebiedskenmerken te onderzoeken. Omdat de verstoring van de bodem duidelijk minder dan 500 m2 bedraagt, geldt hier geen onderzoeksverplichting.
Wel zal aan het plangebied een dubbelbestemming worden toegekend.
Indien tijdens de grondwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische vondsten plaatsvinden, zal initiatiefnemer dat moeten melden.
Initiatiefnemer is eigenaar van het perceel kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie A nummers 2562 en 2641 en plaatselijk als Rector Cremersstraat ongenummerd te Smakt. Dit perceel beslaat een oppervlakte van ongeveer 900 m2.
Initiatiefnemer wil op betreffende locatie één nieuwe levensloopbestendige woning realiseren.
Op onderhavige schets is de projectering van de nieuwe woning op het perceel weergegeven.
Figuur: situering nieuwe woning
Door de situering van de voorgevel van de nieuwe woning in de lijn van de zijgevel van de woning Sint Jozeflaan 44 en Rector Cremersstraat 1 blijft het stedenbouwkundig beeld en de structuur in de gevellijnen van de bestaande woningen gehandhaafd.
Qua bouwregels is inhoudelijk zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het recente bestemmingsplan Venray in combinatie met de maatvoeringen uit het bestemmingsplan Smakt.
In de anterieure overeenkomst zal het bevoegd gezag bepalingen opnemen omtrent duurzaamheid en levensloopbestendigheid, hetgeen immers een voorwaarde is om medewerking te verlenen aan de toevoeging van de woningbouwtitel.
Voor de woning is vooralsnog nog geen schets gemaakt.
Ontsluiting:
Het perceel aan de Rector Cremersstraat wordt ontsloten op de Sint Jozeflaan. De Sint Jozeflaan leidt in zuidelijke richting naar de Maasheseweg in de richting van de kern Venray en sluit daar aan op de A73 in noord-zuidrichting en in noordelijke richting leidt de Sint Jozeflaan naar de kern Holthees. Bij het projecteren van de ontsluiting op de Rector Cremersstraat zal rekening worden gehouden met de positionering van de bestaande bomen langs deze weg; deze bomen dienen te allen tijde behouden te worden en de ontwikkeling van de woning met de noodzakelijke erfverharding mag geen negatieve invloed hebben op het wortelpakket van deze bomen.
Met uitzondering van de Maasheseweg hebben alle wegen in het buitengebied van Smakt een maximumsnelheid van 60 km/u. De Maasheseweg betreft een gebiedsontsluitingsweg (maximumsnelheid 80 km/u met vrij liggende fietspaden). Binnen de kern zijn alle wegen aangewezen als erftoegangsweg/verblijfsgebied met een maximumsnelheid van 30km/u. De inrichting van de meeste wegen is hier voldoende op afgestemd.
In de omgeving van het plangebied zijn minimale openbaar vervoersmogelijkheden. De bushaltes aan de Maasheseweg nabij de aansluiting op de A73 en in Maashees, liggen op een afstand van ten minste 1,5 km.
Het plan leidt niet tot substantieel extra verkeersbewegingen. De verkeersbewegingen zullen beperkt blijven tot bewoners- en bezoekersverkeer. Het project heeft geen wezenlijke consequenties voor de wegenstructuur en verkeersveiligheid.
Parkeren bij de nieuwe woningen:
De parkeernorm van de gemeente Venray (‘Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en het CROW) betreft voor grondgebonden woningen 2 parkeerplaatsen, waarvan minstens 1 op eigen terrein. Gelet op de omvang van het nieuwe woonperceel, kunnen en zullen de beide benodigde parkeergelegenheden geheel op eigen terrein worden aangelegd.
Het plangebied zal als relatief ruim woonperceel worden ingericht, met bijbehorende tuin. De structuur in de kern Smakt als geheel zal ongewijzigd gehandhaafd blijven.
Binnen het plangebied is 'oppervlaktewater' voorzien in de vorm van een hemelwaterinfiltratievijver welke zal worden geïntegreerd in het tuinontwerp.
Er is vooralsnog geen uitgewerkt landschappelijk inpassingsplan. In ieder geval zal de nieuwe woning passend in gebiedseigen groen gezet worden, zodat met de bouw van de nieuwe woning de karakteristiek van de omgeving wordt versterkt. De op het perceel aanwezige bomen zullen vooralsnog behouden blijven en worden meegenomen in het tuinontwerp.
De exacte aanplant van deze inpassing is echter afhankelijk van het ontwerp en situering van de woning en bijbehorende bouwwerken.
In het Bouwbesluit 2012 zijn regels gesteld ten aanzien van brandveiligheid van onder andere woongebouwen. Aan deze regels zal worden getoetst op het moment dat de omgevingsvergunning voor de woning wordt aangevraagd.
De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Venray zijn hoog, zoals neergelegd in de Energiestrategie 2030 (zie voor de inhoud van deze strategie paragraaf 4.5.5). Vanaf 2020 is alle nieuwbouwproductie in de woning- en utiliteitsbouw energieneutraal. Deze ambitie is grotendeels wettelijk verankerd. Het Bouwbesluit stelt dat per januari 2021 nieuwbouw bijna energieneutraal (BENG) moet zijn: er is vrijwel geen energie nodig, energie die nog nodig is komt uit groene bronnen.
De binnen het plangebied te realiseren woningen zullen in ieder geval voldoen aan 'BENG'.
In het bestemmingsplan kunnen alleen regels worden opgenomen die bijdragen aan 'een goede ruimtelijke ordening'. Voor de uitleg van dit begrip is in de rechtspraak het criterium ‘ruimtelijk relevant’ ontwikkeld. Alleen regels die ruimtelijk relevant zijn, kunnen in het bestemmingsplan opgenomen worden. Algemeen erkend wordt dat energietransitie een ruimtelijke impact heeft, maar de visie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is dat hiertoe geen regels in het bestemmingsplan kunnen worden opgenomen.
De gemeente Venray zal daarom het aspect 'duurzaamheid' en 'BENG', maar ook 'levensloopbestendigheid' opnemen in de met initiatiefnemer overeen te komen anterieure overeenkomst.
In onderhavig plan zijn de volgende duurzaamheidsmaatregelen voorzien:
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgesteld op 13 maart 2012.
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geef aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en ontwikkelingen van burgers en bedrijven. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. Deze tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts een van de instrumenten die worden ingezet. Ook kennis, bestuurlijke afspraken en kaders worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. Een actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is nodig om de nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende (wereldwijde) omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed. Deze aspecten worden (zijn) in hoofdstuk 6 respectievelijk 5 en paragraaf 2.3.3 behandeld.
Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak dat: 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden.
Voor wonen is daarmee de lijn dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Voor overige stedelijke functies wordt in de overzichtsuitspraak gesteld, dat voor andere stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 onder i van het Bro in de vorm van een terrein 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m2 bedraagt. Bestaat de andere stedelijke ontwikkeling uit de toevoeging van een gebouw, dan ligt de ondergrens 'in beginsel' bij een bruto-vloeroppervlakte van minder dan 500 m2. Door de toevoeging van 'in beginsel' bij iedere ondergrens, lijkt de Afdeling duidelijk te willen maken dat geen sprake is van ‘harde’ ondergrenzen.
De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.
In casu is er slechts sprake van één enkele woning binnen de bebouwde kom van Smakt, hetgeen geen stedelijke ontwikkeling betreft, en is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.
Op 12 december 2014 is het provinciaal omgevingsplan Limburg vastgesteld. Belangrijke principes in dit nieuwe omgevingsbeleid zijn:
Op basis van de POL-kaarten uit 2014 is het plangebied gesitueerd in het 'overig bebouwd gebied', zoals te zien is op onderstaande uitsnede:
Uitsnede POL-kaart
Het betreft gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter. Transformatie naar woningbouw dient samen te gaan met kwaliteitsverbetering, herstructurering en waar nodig sloop. Dynamisch voorraadbeheer betekent ook dat er slechts ruimte is voor nieuwe toevoegingen aan de voorraad als deze echt kwaliteit toevoegen en samengaan met het schrappen van slechte voorraad.
Noord-Limburg kenmerkt zich door een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Er dient een transformatie van de bestaande woningvoorraad plaats te vinden, aangezien er nauwelijks bevolkingsgroei meer is. Daarbij zal primair worden gekozen voor inbreiding, aanpassing en functieverandering en slechts beperkte uitbreiding in de nabijheid van kleine kernen.
Uitbreiding via uitleggebieden slechts in zeer uitzonderlijke gevallen, met als uitgangspunt bouwen voor eigen behoefte.
Omdat er sprake is van een locatie gelegen binnen het bebouwd gebied (ook in de feitelijke bebouwde kom) én er al sprake is van een woonbestemming (zij het zonder bouwvlak), is er geen strijdigheid met het POL 2014.
Op 5 april 2016 heeft de gemeente Venray de nieuwe Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg vastgesteld. Een visie waarmee de bestuurders van de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray en Peel en Maas en de provincie Limburg sturing geven aan de regionale woningmarkt. Samen met alle woonpartners zijn vijf inhoudelijke pijlers geïdentificeerd die de kern vormen van deze visie. De pijlers rusten idealiter op een stevig fundament: krachtige gemeenten en een sterke regio. Ze zijn samen te vatten in:
Het aantal plannen dat de regio heeft en maakt om nieuwbouw toe te voegen, moet in een gezonde verhouding staan tot de kwantitatieve behoefte. Het is onverantwoord om te sturen op een bouwprogramma dat uitgaat van meer dan voorspelde groei. Dat betekent in de regio concreet dat plancapaciteit terug wordt gebracht én alleen plannen toe worden gevoegd die echt kwaliteit toevoegen en passen bij de woonbehoefte van de afzonderlijke gemeenten in de regio: bouwen naar reële behoefte.
Samen willen de regio een breed palet aan woonmilieus bieden dat aansluit bij de huidige en toekomstige inwoners van onze regio. De dominante vraag in de regio is het wonen in grotere kernen waar voorzieningen zijn. Er is in de visie een afwegingskader ontworpen dat regionaal en lokaal het instrument vormt om tot een heldere prioritering en onderbouwing van nieuwbouwplannen te komen. De werkwijze sluit aan bij de principes van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Integrale afweging en integraal voorraadbeleid zijn sleutelwoorden.
Bijzondere aandacht is nodig voor de huisvesting van (toekomstige) werknemers en dan vooral de arbeidsmigranten. Zij vullen veel banen in en zijn voorwaarde voor de verdere economische ontwikkeling. De regio gaat voor een uitnodigende strategie en kiest voor de beleidslijn van short stay naar mid stay en uiteindelijk naar regulier wonen. Regionaal wordt ook de noodzaak gevoeld om stil te staan bij statushouders. En verder zijn Toegelaten Instellingen (corporaties) vanaf 1 januari 2016 verplicht bij nieuwe verhuringen passend toe te wijzen. Betaalbaarheid en beschikbaarheid zijn dan ook twee onderwerpen die op regionaal niveau verder uitgewerkt moeten worden.
De eerste pijler van het dynamisch voorraadbeheer is het werken aan de kwaliteit en de geschiktheid van de bestaande voorraad. Vooral in de meer stedelijke wijken vraagt dit aandacht. Daar is vernieuwing nodig (slopen, verdunnen, renoveren). Stedelijke herverkaveling kan hierbij een instrument zijn, net zoals de mogelijkheden van een transitiefonds. Maar ook de leefomgeving in de kernen staat op sommige plekken onder druk. Leegkomende en leegblijvende panden kunnen juist in kleine kernen versneld een spiraal naar beneden inzetten. Lokale kracht zien, benutten en waarderen is de lijn die wordt ingezet. Ruim baan voor nieuwe vormen van maatschappijsturing (coöperaties, zelfbeheer). Maar ook, slechts na zorgvuldige afweging is er in de kleine kernen in beperkte mate ruimte voor nieuwbouw. De grote opgave voor nu is het tegengaan van het overaanbod aan goedkope en slechte koopvoorraad.
Door de vergrijzing neemt het aantal senioren fors toe; in de kleine kernen gaat dit proces nog sneller. Dit wordt extra aandacht gegeven in lokaal woonbeleid. Aanpassing van de woning is primair de verantwoordelijkheid van de verhuurder of eigenaar. Maar bewustwording over woningaanpassingen maakt het verschil. Hier ligt een prachtige kans om de koppeling te zoeken met bewustwording op het terrein van verduurzaming. Voorzieningen voor zwaardere zorg vereisen een zekere omvang en zullen naar verwachting daarom in grotere kernen geconcentreerd worden.
Om te voorzien in de behoefte van wonen en zorg gaan we verder in gesprek met zorgpartijen en corporaties. Nader onderzoek is noodzakelijk.
Toets aan regionale structuurvisie Wonen:
Het woningbouwproject zoals beschreven in paragraaf 3.1 van deze plantoelichting leidt tot toevoeging van één woning aan de woningvoorraad.
De nieuw te realiseren woning wordt gebouwd op een locatie welke vanuit stedenbouwkundig oogpunt passend in de omgeving is. De woning zal een kwalitatieve toevoeging aan het bestaande woningvoorraad betekenen en levensloopbestendig en duurzaam worden vormgegeven.
Het project is derhalve passend in de gedachtengang zoals verwoord in de regionale structuurvisie wonen.
In het coalitieakkoord 2018-2022 'Een gezonde toekomst voor Venray' is opgenomen dat de gemeente Venray wil komen tot een nieuwe strategische visie met een horizon tot 2030. Deze stip op de horizon moet richting geven aan de vraag waarin de gemeente zich de komende jaren wil ontwikkelen gezien de actuele trends en ontwikkelingen. Bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, energie, duurzaamheid, leefomgeving, gezondheid, demografie en technologie, maar ook kijkend naar de positie en rol van de gemeentelijke overheid.
Hiertoe heeft de gemeenteraad op 27 juni 2019 een nieuwe strategische visie vastgesteld; de Toekomstvisie 2030 'Venray loopt voorop'. Deze visie vervangt de Strategische visie Venray 2020 en de nota 'Venray, stad in de Peel (2025)'.
De toekomstvisie geeft richting om de koers te bepalen waarlangs we de gevolgen van de trends en ontwikkelingen laten landen in de gemeente, binnen de gemeenschap van Venray én in de regio. Belangrijke thema's uit de vorige (herijkte) strategische visie 'Tweede stad in de Peel' lopen door naar deze visie. 'Venray loopt voorop' geeft een eigentijdse vertaling van zelfsturing met een herijking van participatie en de rol van de overheid. Daarnaast is er veel aandacht voor de kwalitatieve ontwikkeling van onder meer de leefomgeving. Ook is samenwerking nader geduid als het gaat om de regio, met onderwijs, bedrijfsleven en in de naaste omgeving van inwoners.
Speciale aandacht verdient de komst van de Omgevingswet. De toekomstvisie 2030 is een belangrijke 'eerste stap' (identiteit, kwaliteiten, doelen) voor de totstandkoming van de Omgevingsvisie. In dat traject zal de verdieping plaatsvinden op de toekomstvisie, meer specifiek in de ruimtelijke vertaling.
De gemeente Venray heeft voor de komende tien jaar de volgende vijf concrete ambities geformuleerd:
"In het Venray van 2030:
In de toekomstvisie worden weinig directe beleidsuitspraken gedaan over woningbouwontwikkelingen in de gemeente Venray. In ambitie 2 wordt geconstateerd dat Venray zich tot doel stelt, dat er voor de diverse doelgroepen voldoende woningen beschikbaar zijn, welke net iets energiezuiniger zijn dan gemiddelde woningen en welk ook levensloopbestendig zijn.
De opvulling van de kavel aan de Rector Cremersstraat te Smakt met één duurzame woning waarbij ook aandacht is voor levensloopbestendigheid, komt de ruimtelijke kwaliteit in deze omgeving ten goede en past goed bij de woonbebouwing in de omgeving en bij de omvang van de bouwpercelen. Hierdoor is het plan in overeenstemming met de toekomstvisie.
Het door de gemeente Venray opgestelde Ontwikkelingsperspectief 2015 beoogt de verbindende schakel te vormen tussen het strategisch beleid zoals verwoord in de Strategische visie en het tactisch beleid zoals opgesteld in verschillende Dorp- en Wijkontwikkelingsplannen.
De nota biedt een ontwikkelingsperspectief voor de middellange termijn (ontwikkelingen tot 2015, met een doorkijk naar 2020/2025) en vormt voor het gemeentebestuur een leidraad bij de afweging van concrete beslissingen of voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten. In het document is derhalve een uitvoeringsstrategie opgenomen die de gemeente Venray wil hanteren bij de verdere uitwerking en uitvoering van de nota. Daarbij worden dezelfde thema’s aangehouden zoals deze zijn geformuleerd in de Strategische visie. De thema’s worden in het ontwikkelingsperspectief verder uitgewerkt in de vorm van richtinggevende beleidsuitspraken, waarin de keuzes zijn vervat voor het middellange termijnperspectief van Venray. Daarnaast bevat de nota een uitvoeringsprogramma.
In het beleidsplan Wonen is gekozen voor de differentiatievariant. Dit heeft consequenties voor de nieuwbouw en voor de bestaande woningvoorraad. Bij nieuwbouw zal een groter accent worden gelegd op het toevoegen van goedkopere huurwoningen. In de bestaande wijken zal bij inbreiding en herstructurering ruimte worden geboden aan de duurdere marktsegmenten.
Hierdoor ontstaat meer variatie in de woonmilieus en een evenwichtige bevolkingsopbouw. In dit kader moet ook aanvullend onderzoek gedaan worden naar de woningbehoefte van jongeren.
In de Woonvisie Venray wordt dit aspect nader belicht.
Onderhavige inbreidingslocatie aan de Rector Cremersstraat heeft tot gevolg dat een nieuwe grondgebonden en levensloopbestendige koopwoning wordt toegevoegd aan de woningvoorraad.
In mei 2017 heeft de gemeenteraad de 'Woonvisie Venray 2017: Transformatie van de woningmarkt' vastgesteld. De woonvisie geeft op hoofdlijnen de visie van het gemeentebestuur voor de komende jaren. De visie heeft de focus op de rol van het wonen in de algehele ambitie om Venray sterker en aantrekkelijker te maken. Uit de verrichte onderzoeken is gebleken dat in Limburg, dat wordt aangeduid als een anticipeergebied, er tegen de stroom in nog 3 plaatsen zijn die groeien; één daarvan is de gemeente Venray.
De kwaliteit van het wonen speelt een grote rol voor de tevredenheid, identiteit, zelfredzaamheid en participatie van Venraynaren en is zeker ook van belang voor de economische ontwikkeling van Venray.
Met deze woonvisie wil de gemeente ervoor zorgen dat Venray zich ook op langere termijn positief ontwikkelt. De focus ligt op het beantwoorden van de groeiende vraag naar woningen in Venray voor de komende jaren. Om de verwachte groei te kunnen opvangen, zijn woningen nodig om de nieuwe wens van de woonconsument te kunnen vervullen: een wat kleinere woning, gebruiksvriendelijk en duurzaam. Deze woningen staan er al voor een groot deel, maar omdat de huishoudenssamenstelling verandert, is het nodig om de bestaande voorraad aan te passen. Daarmee willen wij tegelijkertijd de differentiatie in de bestaande voorraad vergroten.
Ook toevoegingen zullen moeten bijdragen aan de differentiatie, waardoor er een betere balans komt in de woningvoorraad. Daarmee willen wij de waarde van onze bestaande voorraad in stand houden en tegelijkertijd de kwaliteit van de bestaande voorraad verbeteren.
Er is al veel gezegd en geschreven over de planovercapaciteit. Er wordt aan gewerkt om de overcapaciteit te verminderen. Toch wil de gemeente dat niet te rigoureus doen, omdat er ruimte nodig is om de voorziene groei van Venray te kunnen opvangen. Het komt er dan op aan, dat waar nodig én mogelijk de overcapaciteit wordt omgezet naar plannen, die een bijzondere bijdrage leveren aan Venray.
In casu heeft onderhavig project betrekking op de toevoeging van één bouwkavel voor een levensloopbestendige koopwoning in het duurdere marktsegment. Hierdoor zal de woningvoorraad stijgen, doch hierover heeft de gemeenteraad een beleidsregel Kavel voor kavel opgesteld welke onlangs is geëvalueerd. Hieraan is de volgende subparagraaf gewijd.
Op 19 mei 2015 heeft de gemeenteraad de beleidsregel: Kavel voor kavel vastgesteld (in werking getreden op 29 mei 2015). Deze beleidsregel is opgesteld in het licht van de volgende situatie.
De gemeente wordt in toenemende mate benaderd door particulieren die een woning willen realiseren op hun eigendom, bijvoorbeeld in een tuin of op een geërfd stuk land. Vaak worden deze initiatieven afgewezen, omdat deze niet passen binnen het vigerend woningbouwbeleid van de gemeente, er is namelijk sprake van een planoverschot in Venray. Voor de zogeheten ‘rode kernen’, zijnde die kernen waar een planoverschot is, wordt ook op deze particuliere initiatieven negatief geantwoord. De gemeente wil particuliere initiatiefnemers toch een mogelijkheid geven om tot realisatie van een bouwkavel te komen.
Daarom is een regeling opgesteld waarin initiatiefnemers door middel van het ‘verplaatsen’ van een reeds bestaande bouwtitel, toch een woning kunnen realiseren. Hiermee worden onbenutte toegekende bouwtitels ( al bestemd als ‘wonen’ of waarvan de bestemmingsplanprocedure om te komen tot de bestemming ‘wonen’ reeds loopt) verplaatst naar nieuwe locaties waar mensen wel daadwerkelijk een woning realiseren. Daarmee wordt het woningbouwprogramma opgeschoond en actueler.
De regeling is alleen van toepassing in kernen waar er sprake is van een overaanbod aan woningbouwplannen, de zogeheten ‘rode kernen’. Dit geldt voor zowel de bouwtitel die verplaatst wordt als de kern waar de verplaatste bouwtitel komt te liggen, beide dienen een ‘rode kern’ te zijn.
Inmiddels heeft de gemeenteraad voornoemd beleid geëvalueerd, hetgeen heeft geleid tot het oprekken van de regeling, in die zin dat de gemeenteraad op 30 oktober 2018 heeft besloten dat indien het initiatief een kwalitatieve toevoeging (bijvoorbeeld voor duurzaamheid, type woning, levensloopbestendigheid) is aan de bestaande woningvoorraad en de reeds geplande en vaststaande woningbouwplannen, dit initiatief ongeacht het planoverschot, volkshuisvestelijk beschouwd kan worden als wenselijk. Daarmee is de beleidsregel Kavel voor Kavel dan niet meer van toepassing.
De gemeente Venray wil meewerken aan het project 'Rector Cremersstraat Smakt', onder de voorwaarde dat de toe te voegen bouwtitel gebruikt zal worden voor een woning in een hoog segment, welke duurzaam uitgevoerd dient te worden en levensloopbestendig dient te zijn.
Voorwaarden hiertoe zullen (voorzover juridisch mogelijk) in de planregels worden opgenomen en tevens in de anterieure overeenkomst tussen bevoegd gezag en initiatiefnemer.
In 2013 is de Energiestrategie 2030 voor de gemeenten Beesel, Venlo en Venray: 'Energie voor groene groei' vastgesteld. Door de gemeenteraad is daarbij de ambitie uitgesproken om in 2030 CO2-neutraal (ofwel energieneutraal met compensatiemaatregelen) te zijn. Op basis van deze visie is door het college het 2e Uitvoeringsprogramma Energie Venray (2018-2021) vastgesteld. Met de Energiestrategie en het bijbehorende UP zijn de doelstellingen en de gefaseerde uitvoering op lange en korte termijn uitgewerkt.
De gemeente is voor het bereiken van de energiedoelen afhankelijk van alle energiegebruikers en energieleveranciers in de gemeente: bedrijfsleven, huishoudens, instellingen etc. De samenleving laat zich echter niet door de overheid sturen om energie te besparen of lokaal duurzaam op te wekken. Daarvoor moet er in de samenleving vooral ruimte zijn die leidt tot creativiteit en innovatie van de bedrijven en inwoners zelf. De overheid heeft daarin een rol als partner die samenwerkt, belemmeringen wegneemt, faciliteert en het goede voorbeeld geeft. De betrokkenheid van de overheid zorgt voor het aanjagen en versnellen van de gewenste ontwikkelingen.
Het streefbeeld in 2030 voor woningen laat zich als volgt schetsen:
In paragraaf 3.5 is reeds aan de orde gekomen welke duurzaamheidsmaatregelen in onderhavig plan voor de realisatie van één nieuwe woning voorzien zijn.
De Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011 is vastgesteld op 20 december 2011 en op 1 januari 2012 in werking getreden. Het in deze structuurvisie vastgelegde kwaliteitsbeleid omtrent een bijdrage Ruimtelijke ontwikkeling is gebaseerd op de gedachte dat ruimtelijke ontwikkelingen (bouwactiviteiten) leiden tot verlies aan ruimtelijke kwaliteit en dat dit verlies moet worden gecompenseerd. Achterliggend doel is het behoud en waar mogelijk versterking van de (groene) kwaliteiten van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied.
Voor het bepalen van de hoogte van de bijdrage in het stedelijk gebied wordt aangesloten bij de bijdrage ruimtelijke ontwikkeling zoals vastgelegd in de nota grondbeleid 2011. Deze bijdrage bestaat uit € 2.500,- per kavel. De tegenprestatie vindt zo veel mogelijk ter plaatse en/of in de nabijheid van de ingreep plaats. Indien dit niet mogelijk is, komt de bijdrage ten goede van het kwaliteitsfonds stedelijk gebied.
Voor het te ontwikkelen plangebied vigeert het volgende bestemmingsplan:
Naam bestemmingsplan | Bestemming | Vaststelling Raad | |
bestemmingsplan Smakt | - bestemming 'Wonen' zonder bouwvlak - dubbelbestemming Waarde – Archeologie 4 |
28 oktober 2014 |
Afbeelding: Uitsnede verbeelding
Binnen deze bestemming is het bij afwezigheid van een bouwvlak niet mogelijk om een woning te realiseren. Voor het creëren van een bouwmogelijkheid is het noodzakelijk om een reguliere bestemmingsplanprocedure te doorlopen.
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 Wgh).
Met uitzondering van de Maasheseweg hebben alle wegen in het buitengebied van Smakt een maximumsnelheid van 60 km/u. De Maasheseweg betreft een gebiedsontsluitingsweg (maximumsnelheid 80 km/u met vrij liggende fietspaden). Binnen de kern zijn alle wegen aangewezen als erftoegangsweg/verblijfsgebied met een maximumsnelheid van 30km/u. De inrichting van de meeste wegen is hier voldoende op afgestemd.
Het plangebied is alleen gelegen binnen de geluidszone van de Pelgrimsweg, aan de westzijde van het spoor. De Pelgrimsweg is verkeersluw en wordt alleen gebruikt voor bestemmingsverkeer dat te relateren is aan 3 burgerwoningen, een kleine begraafplaats en 4 agrarische bedrijven waarvan er 3 zijn gelegen aan het doodlopende deel van de Pelgrimsweg. Het bijbehorende aantal verkeersbewegingen is dermate beperkt in aantal en omvang, dat deze niet leiden tot een geluidsbelasting op de nieuw te realiseren woning welke de normen (zowel op de gevel als de binnenwaarde) overschrijdt, temeer niet omdat de nieuw te realiseren woning achter de bestaande woning aan de Sint Jozefweg 44 zal worden gesitueerd van welke bestaande woning een geluidsdemping werking uitgaat.
Spoorweglawaai
Op korte afstand (circa 40 m) van het plangebied is de spoorlijn Venlo-Nijmegen gesitueerd.
Op 4 juni 2019 is door Econsultancy een akoestisch onderzoek railverkeerslawaai uitgevoerd voor de realisatie van de nieuwe woning aan de Rector Cremersstraat te Smakt. Bij de projectie van een nieuwe geluidgevoelige bestemming binnen de zone van een spoorweg is een akoestisch onderzoek railverkeerslawaai noodzakelijk. De geluidgevoelige bestemming is gelegen in de geluidszone van de spoorlijn Nijmegen - Venlo. In het onderzoek wordt de geluidbelasting op de geluidgevoelige bestemming inzichtelijk gemaakt en beoordeeld op basis van het toetsingskader. Voor het onderzoeksgebied is nog geen indeling voor de woning opgesteld. Voor elke zijde van het bouwvlak zijn toetspunten ten behoeve van maximaal 3 bouwlagen gemodelleerd. De geluidsbelasting op het bouwvlak bedraagt ten hoogste 54 dB. Er vindt geen overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 55 dB plaats. Er gelden voor de realisatie van het plan, vanuit akoestisch oogpunt geen beperkingen.
Het akoestisch onderzoek is als bijlage toegevoegd aan de planstukken.
In het kader van het onderhavige plan worden binnen het plangebied nieuwe bodemgevoelige functies toegelaten in de vorm van een woning.
Voordat door middel van een omgevingsvergunning nieuwe functies mogelijk worden gemaakt zal er inzicht moeten zijn of de bodem- en grondwaterkwaliteit een dergelijke bebouwing en gebruik ook mogelijk maken.
Op 13 juni 2019 is door Econsultancy een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.
"Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht" (ONV). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is. De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig grof zand. Plaatselijk is de ondergrond matig grindig. De bovengrond is bovendien zwak humeus. De ondergrond is plaatselijk zwak gleyhoudend.
Het opgeboorde materiaal ter plaatse van boring 02 is sterk plastichoudend (traject 0,4-0,7 m -mv). In het overige opgeboorde materiaal zijn zintuigelijk geen verontreinigingen waargenomen. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld van de onderzoekslocatie, alsmede in de bodem, geen puin(resten) of andere asbestverdachte materialen aangetroffen.
In de bovengrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. In de ondergrond zijn eveneens geen verontreinigingen geconstateerd. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Deze metaalverontreiniging is hoogstwaarschijnlijk, te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater.
Conclusie en advies
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreiniging, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de nieuwbouw op de onderzoekslocatie."
Het verkennend bodemonderzoek is als bijlage toegevoegd aan de planstukken.
De regels inzake luchtkwaliteit kennen het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.
Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten - die jaarlijks meer dan 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2 bijdragen- een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.
De Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' bevat regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).
Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM).
Het onderhavige project valt met één nieuw te realiseren woning zonder meer onder de Regeling NIBM.
Luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor het project.
De veiligheid rond bedrijven wordt gereguleerd in de vigerende milieuvergunning (of een geldende Algemene Maatregel van Bestuur) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 21 oktober 2004 (Bevi). In het Bevi worden specifieke regels opgenomen voor specifieke risicovoIle inrichtingen. Het gaat hierbij onder meer om inrichtingen in het kader van het Besluit risico's zware ongevallen 1999, LPG-tankstations, inrichtingen waar gevaarlijke (afval)stoffen of bestrijdingsmiddelen in emballage van meer dan 10.000 kg worden opgeslagen, inrichtingen met een koel-of vriesinstallatie met meer dan 400 kg ammoniak. In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren, hotels, winkelcentra, campings) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen dan wel bedrijfsgebouwen van derden, kleinere kantoren, hotels en winkels, sporthallen, zwembaden) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6 /jr.
Het kan gaan om inrichtingen waarbij door middel van een vaste afstand wordt voldaan aan deze contour (zogenaamde “categoriale inrichtingen”) en inrichtingen waarbij deze contour individueel moet worden berekend (Quantitative Risk Assement (QRA)). Dit is geregeld in Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).
Bij het nemen van een planologisch besluit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan) moet het bevoegd gezag deze contour in acht nemen voor kwetsbare objecten. Hierbij geldt de PR-contour 10-6/jr. als grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour als richtwaarde, d.w.z. in principe moet PR 10-6/jr. aangehouden worden, maar er mag gemotiveerd van worden afgeweken.
Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het aantal personen dat in de omgeving van de bron verblijft bepaalt daardoor mede de hoogte van het groepsrisico. Voor het GR geldt geen harde juridische norm (zoals de PR-contour 10-6/jr. wel is) maar een zogenaamde oriënterende waarde. Het berekende groepsrisico wordt weergegeven in een curve, waarbij de kans op een ongeval wordt uitgezet tegen het aantal mensen dat daarbij omkomt. In dezelfde grafiek wordt de oriënterende waarde uitgezet. Als die wordt overschreden door een ruimtelijke ontwikkeling moet dat worden verantwoord. Hiermee wordt in beeld gebracht of en in welke mate het bevoegd gezag het GR wel of niet aanvaardbaar vindt, al dan niet na het nemen van maatregelen.
De woning is te kwalificeren als een kwetsbaar object . Volgens de Risicokaart van de provincie Limburg liggen in de directe omgeving van het plangebied (binnen een straal van 250 meter) geen risicovolle inrichtingen. Opslag van propaan in bovengrondse tank vindt bij diverse omringende veehouderijbeddrijven plaats. Bijbehorende plaatsgebonden risicocontour bedraagt 20 m en de feitelijke afstand tot het plangebied is meer dan 250 m.
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In het basisnet is de omvang voor de verschillende transportmodaliteiten vastgelegd.
Voor zover het gaat om het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn met name de rijks-, provinciale- en spoorwegen van belang. Nabij het plangebied is dit de A73. Voor deze weg is de PR-contour 10 -6/jr. niet berekenbaar geweest. Dit houdt in dat voor dit aspect geen knelpunt aanwezig is. Ook de oriënterende waarde van het groepsrisico wordt niet overschreden. Het plangebied bevindt zich op een afstand van ruim 700 m van de A73.
Het plangebied bevindt zich verder op circa 40 m van de spoorlijn Nijmegen-Venlo. Volgens de ‘Risicoatlas Spoor, Vervoer van gevaarlijke stoffen over de vrije baan‘ vindt over de spoorlijn Venray-Venlo geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Deze spoorlijn heeft derhalve geen invloed op het plaats- of groepsgebonden risico in het plangebied.
Er is in de omgeving van het plangebied (binnen een straal van 2,5 km) geen sprake van een buisleiding voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Smakt en is ten opzichte van omliggende functies niet de meest nabijgelegen woning, zodat deze toe te voegen woning niet tot gevolg heeft dat omliggende functies extra zullen worden belemmerd.
In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich enkele bedrijven anders dan kleinschalige, aan huis verbonden bedrijvigheid welke passend is binnen een woonomgeving.
Adres | activiteit | richtafstand | feitelijke afstand |
Sint Jozeflaan 52 | horeca | 10 m | 100 m |
Sint Jozeflaan 56 | zorghuis | 30 m | 17 m tot bestemming en 120 m tot bouwvlak |
Pelgrimslaan 6 | maatschappelijke bestemming | 30 m | 120 m |
Pelgrimslaan 6a | agrarisch | 100 m | 200 m |
Carmelietenstraat 1a | agrarisch | 100 m | 140 m |
Carmelietenstraat 4 | agrarisch IV | 200 m | 265 m |
De realisatie van de extra woning wordt niet belemmerd door omliggende bedrijven/functies, op basis van de algemene milieuzoneringsafstanden uit de VNG-brochure.
In verband met de aanwezigheid van een intensieve veehouderij op een afstand van circa 265 m vanuit de nieuw te reliseren woning dient het aspect 'geurhinder' verder te worden beschouwd. Hiertoe is door Houben Omgevingsadvies een geuronderzoek naar de voorgrondgeurbelasting uitgevoerd dat integraal als bijlage aan de planstukken is toegevoegd. Hierin wordt het volgende geconcludeerd:
Ten behoeve van de beoordeling van het aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij ruimtelijke plannen dienen de normen zoals opgenomen in de aanvulling op de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij gemeente Venray in acht te worden genomen.
In de aanvullende gebiedsvisie is het plangebied gelegen in het bestaand woongebied Smakt. Voor dit woongebied is een maximale voorgrondbelasting van 6,5 OUE/m3 toegestaan waarbij nog sprak is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Uit de berekeningen met V-stacks vergunning blijkt dat het bedrijf aan de Loobeek 3 de hoogste voorgrondbelasting veroorzaakt op het plangebied. De maximale voorgrondbelasting van dit bedrijf bedraagt 6,0 OUE/m3.
Uit de resultaten blijkt dat de maximale toegestane voorgrondbelasting van 6,5 OUE/m3 niet wordt overschreden.
Voor de achtergrondbelasting visualiseert onderstaande afbeelding de geursituatie. Hieruit blijkt dat de Rector Cremersstraat binnen een gebied met een redelijk goed tot goed woon- en leefklimaat is gelegen.
Figuur: achtergrondgeurbelasting
Concluderend kan gesteld worden dat voor het plangebied Rector Cremersstraat ongenummerd sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de plankaart en in de planvoorschriften geregeld. Leidingen met ongevaarlijke stoffen zoals hoofdwatertransportleidingen, afvalwatertransport-/rioolpersleidingen zijn in beginsel niet opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij door de leidingbeheerder de noodzaak voor opname is aangetoond. Een vereiste voor opname in het bestemmingsplan is dat de opgave van de ligging van de leidingen op digitale wijze dient te geschieden. Dit in verband met het bepalen van de exacte ligging.
Een buisleiding die wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen, vormt een risico voor de veiligheid. Als de leiding gaat lekken, kunnen de gevaarlijke stoffen vrijkomen en ontstaat er een kans op explosie, vergiftiging van mensen of dieren of verontreiniging van het milieu.
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor de exploitant en de gemeente. Exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn. Gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen leiding- of hoogspanningkabeltracés welke belemmerend zijn voor het project.
Verspreid over Nederland staat een aantal militaire- en burgerradarstations. Deze dienen voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militaire en het civiele luchtverkeer. Objecten hoger dan 65 m boven NAP binnen 15 nautische mijl (circa 28 km) van dit radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld en kunnen derhalve niet worden toegestaan, tenzij uit onderzoek is gebleken dat de mate van verstoring aanvaardbaar is. Hiervoor dient door TNO een radarhinderonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek beoordeelt Defensie de aanvaardbaarheid van de verstoring. Op grond van het bestemmingsplan is het niet mogelijk objecten op te richten die hoger rijken dan 65 m boven NAP, zodat het bestemmingsplan geen belemmering vormt voor het radarverstoringsgebied.
Het gehele grondgebied van Venray heeft in de 2e wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele ontwikkelingen of uitbreidingen in dit gebied, waar na de 2e wereldoorlog nog niet in de grond werd geroerd en er geen nadere onderzoeken hebben plaats gevonden, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven dan wel rekening te worden gehouden met het mogelijk aanwezig zijn van explosieven op plekken welke voorheen nog niet geroerd waren.
Op relatief korte afstand van het plangebied is de spoorlijn Venlo-Nijmegen gesitueerd.
Afgezien van het aspect 'geluid' (zie paragraaf 5.1) als gevolg van passerende treinen, is ook het aspect 'trilling' relevant. Afhankelijk van de afstand tot het spoor, de frequentie van het gebruik van het spoor, de stabiliteit van de ondergrond en de afstand tot naden in de rails kan in meerdere of mindere mate hinder worden ervaren als gevolg van trillingen, mogelijk ook leidend tot schade aan de opstallen.
Om deze reden is door Vermeer Expertise een onderzoek uitgevoerd op de gevels/funderingen van de bestaande woningen welke grenzen aan het plangebied. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in het Trillingsrapport (VEP20.058; 12 februari 2020) 'Nieuwbouw woning Rector Cremersstraat, Smakt' (integraal toegevoegd als bijlage 5). Hierin is het volgende geconcludeerd:
'Omdat de te bouwen woning tussen de twee gemonitorde woningen ligt nemen wij een gemiddelde van deze twee woningen. De hoogst gemeten waarde op de St. Jozeflaan is 0,58 mm/sec. Deze waarde blijft al ruim onder de grenswaarde van 2,08 mm/sec. die geldt voor de SBR-A richtlijn.
Op de Rector Cremerstraat 1 is de hoogst gemeten waarde 0,52 mm/sec. Ook deze blijft dus goed onder de grenswaarde van de SBR-A richtlijn.
De gemiddelde waarde Vtop voor deze waarde 0,55 mm/sec. Deze waarde blijft ver onder de SBR-A richtlijn. Dit houdt in dat de kans op schade als gevolg van de spoorlijn kleiner is dan 1%.'
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Venray als het waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit de gemeente Venray en het waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten:
Binnen het plangebied moet een duurzaam waterhuishoudkundig systeem aanwezig zijn om de hoeveelheid regenwater te verwerken dat gelet op het ter plaatse aan de orde zijnd (nieuw) afvoerend verhard oppervlak van globaal 400 m² (bebouwing inclusief alle erfverhardingen) binnen het plangebied valt.
De K-waarde (geeft de mate van infiltratiegeschiktheid aan) van het plangebied bedraagt volgens de kaart inzake de bodemdoorlatendheid (K-waarde) van de gemeente Venray van het waterschap 0,75 - 1,5 m/dag. De onderhavige gronden zijn derhalve geschikt voor hemelwaterinfiltratie. Bij de bepaling van de capaciteit/kwantiteit van de infiltratievoorziening wordt uitgegaan van een neerslaggebeurtenis waarbij een bui van 100 mm in 24 uur geborgen moet kunnen worden.
Kwantiteitsberekening
Neerslag 100 mm /m2 | Te verwerken 400 m2 x 0,1 m = 40 m3 |
Er zal bij een nieuw verhard oppervlak van 400 m2 derhalve moeten worden voorzien in een buffer van ruim 40 m3. Deze infiltratievoorziening zal geïntegreerd worden in de tuin en kan bij voorkeur gerealiseerd worden in de vorm van een vijver of verlaging in het erf (wadi).
Afvoer van huishoudelijk afvalwater dient plaats te vinden via het aanwezige rioleringssysteem.
Bouwmaterialen
De gemeente Venray streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen. Er zal derhalve, voorzover relevant, geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen.
Vooroverleg met en advies van het waterschap Limburg maakt onderdeel uit van de watertoets. Het waterschap Limburg heeft evenwel aangegeven dat bij plannen met een toename van het nieuw afvoerend verhard oppervlak van minder dan 2000 m2 en waarbij het plangebied niet is gelegen in specifieke aandachtsgebieden, geen vooroverleg plaats hoeft te vinden met het watertoetsloket. Het plan leidt niet tot een toename van het afvoerend verhard oppervlak van meer dan 2000 m2.
Specifiek wateradvies door het waterschap is niet noodzakelijk.
Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. De plansystematiek voldoet aan de volgende RO-standaarden 2012:
Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.
Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn geen verschillen te vinden.
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.
De Inleidende regels (hoofdstuk 1) bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.
In het artikel over de "Wijze van meten" (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. De bestemmingen vangen steeds aan met de bestemmingsbenaming. Daarna wordt in de doeleindenomschrijving weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden bestemd zijn. Indien er sprake zou kunnen zijn van conflicterende belangen, is er een nadere detaillering van de doeleinden opgenomen waarin wordt vermeld welke doeleinden prevaleren. Vervolgens wordt in de bebouwingsregeling aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden. In sommige bestemmingen wordt bovendien nader ingegaan op de toegestane voorzieningen. Vervolgens is een gebruiksbepaling opgenomen waarin wordt aangegeven dat gronden en opstallen niet in strijd met de bestemming mogen worden gebruikt. Voor de duidelijkheid is in een aantal situaties aangegeven die in ieder geval in strijd met de bestemming worden geacht.
In de Algemene regels (hoofdstuk 3) zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouwregels, de algemene afwijkingsregels, de algemene wijzigingsregels, de algemene procedureregels voor wijzigingen, ontheffingen en nadere eisen en de overige regels.
In de Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4) zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.
Omdat onderhavig bestemmingsplan slechts een partiële herziening inhoudt, zijn in de regels ook slechts de gewijzigde bepalingen opgenomen.
De realisatie van het project geschiedt voor rekening en risico van de initiatiefnemer. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding. Verder zijn de te ontwikkelen gronden aan de Rector Cremersstraat te Smakt eigendom van initiatiefnemer. Deze gronden zijn niet belast met beperkt zakelijke rechten van derden.
Kostenverhaal is geregeld in een tussen de gemeente Venray en de initiatiefnemer af te sluiten overeenkomst, waarin naast verhaal van de ambtelijke kosten en bijdragen bovenwijks en ruimtelijke ontwikkeling, ook het planschadeverhaal wordt opgenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventueel te vergoeden planschade niet voor rekening van de gemeente Venray komt maar voor rekening van de initiatiefnemer.
Elk nieuw bestemmingsplan ontstaat uit een initiatief. De totstandkoming begint met de beslissing dat een bestemmingsplan zal worden opgesteld.
Conform artikel 3.1.1. Bro wordt de provincie Limburg in het kader van dit bestemmingsplan betrokken in het vooroverleg.
Artikel 3.8 Wro regelt de procedure van het bestemmingsplan. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. Hierbij zijn een aantal aanvullingen:
Binnen twee weken wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Indien door de Gedeputeerde Staten (GS) of de inspecteur een zienswijze is ingediend en deze niet volledig is overgenomen, dan vindt bekendmaking plaats binnen zes weken na vaststelling. Dit geldt tevens indien de gemeenteraad wijzigingen aanbrengt in het ontwerp. In deze gevallen zend het college na vaststelling onverwijld een afschrift van het raadsbesluit aan de GS en/of de inspecteur.
Indien het Rijk of de provincie gebruik wil maken van haar aanwijzingsbevoegdheid gaat deze termijn niet op. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt dan, met uitsluiting van het onderdeel waarop het aanwijzingsbesluit ziet, samen met het aanwijzingsbesluit bekend gemaakt.
Het besluit treedt in werking 1 dag na afloop van de beroepstermijn.
In het kader van het wettelijk overleg heeft overleg plaatsgevonden met de provincie Limburg en het Waterschap Limburg.
Het ontwerp-besluit tot wijziging van het bestemmingsplan heeft met ingang van 3 januari 2020 tot en met 13 februari 2020 voor een ieder ter inzage gelegen.
Gedurende deze periode is één zienswijze ingediend. In de als bijlage 6 toegevoegde Nota van Zienswijzen is deze samengevat en is de reactie hierop weergegeven.