direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Spurkt - NL.IMRO.0984.BP20008-on01
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP20008-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Samenvatting MER

In Bijlage 1 bij deze toelichting is de zelfstandig leesbare samenvatting van het MER gevoegd.

Hoofdstuk 2 Inleiding

2.1 Aanleiding en nut en noodzaak

Tot enkele jaren geleden werden in de regio Noord Limburg bedrijventerreinen door individuele gemeenten gepland en ontwikkeld op basis van lokale motieven. Afgelopen jaren zijn de eerste stappen gezet in de regio om te komen tot een gezamenlijk bedrijventerreinbeleid. Daarnaast wordt er samengewerkt in de ontwikkeling van het Klavertje 4 gebied en wordt de ontwikkeling van logistieke ruimte en functies in de gehele regio afgestemd. Dit gebeurt om concurrentiestrijd, inefficiency, overaanbod en eenheidsworst aan terreinen terug te dringen.

De gemeente Venray is aandeelhouder van het Ontwikkelbedrijf Greenport Venlo, maar heeft als enige aangesloten gemeente nog geen ontwikkeling op grondgebied binnen de eigen gemeente. Dit is wel een nadrukkelijke wens van alle partijen.

Tijdens het traject van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014) zijn door de provincie nieuwe richtingen aangegeven die de regio graag wil overnemen. De provincie zet in op dynamisch voorraad beheer en heeft de regio's gevraagd een visie vast te stellen waarbij hiermee rekening wordt gehouden.

Tegen deze achtergrond heeft een verkenning plaats gevonden naar de mogelijkheid om gronden op Venrays grondgebied te bestemmen als werklandschap, en in te brengen in het Ontwikkelbedrijf Greenport Venlo.

Op 27 juni 2017 heeft de gemeenteraad van Venray de Regionale visie bedrijventerreinen vastgesteld (Bijlage 12). In deze regionale visie zijn de betrokken partijen (gemeenten en Provincie) met elkaar overeengekomen om voor bedrijven die in Venray economisch actief zijn en die geen uitbreidingsruimte op de huidige vestigingslocatie(s) hebben, ontwikkelruimte toe te kennen. De behoefte naar ontwikkelruimte heeft de gemeente onderzocht door middel van een laddertoets. Hieruit blijkt dat er aanvullende vraag is van 10-35 hectare (ha) aan bedrijventerrein binnen de gemeente Venray. Daar boven op is de verwachting dat binnen de regio de vraag groter is dan het aanbod. In de regio is om die reden afgesproken 30 ha bedrijventerrein te ontwikkelen binnen de gemeente Venray. Daarbij is het bestaande aanbod veelal niet geschikt voor de combinatie van middelgrote en grootschalige bedrijvigheid waarop Venray inzet met deze ontwikkeling. Venray zal door de ontwikkeling van nieuw werklandschap aantrekkelijk zijn voor zowel middelgrote als grote bedrijven. Samenvattend is de verwachting dat er voldoende vraag is naar 30 ha bedrijventerrein. De laddertoets, die dit onderbouwt, is bijgevoegd in Bijlage 11.

Het Ontwikkelbedrijf Greenport Venlo wil om deze redenen netto 30 ha uitgeefbaar bedrijventerrein ontwikkelen op grondgebied van de gemeente Venray. Dit bedrijventerrein is bedoeld voor doorgroeiende regionaal gebonden bedrijven uit Venray. Het bedrijventerrein richt zich op middelgrote (Venrayse) bedrijven vanaf circa 1,5 tot 2 hectare die actief zijn in de maakindustrie, agrofood en logistieke sector. Tevens wordt ingezet op grootschalige bedrijven. Er worden geen bedrijven toegestaan met een milieucategorie hoger dan 4.2 volgens de richtafstandenlijst 'bedrijven en milieuzonering' van de VNG.

Volgens afspraken in de Regionale visie bedrijventerreinen moet er, voordat er 30 ha wordt ontwikkeld in Venray, eerst 30 ha uit de voorraad bedrijventerrein worden gehaald binnen de regio. Dit wordt 'salderen' genoemd.

Om het ontwikkelen van het bedrijventerrein planologisch-juridisch mogelijk te maken, wordt een bestemmingsplan opgesteld.

2.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten noorden van Venray en ligt tegen het bestaande bedrijventerrein Smakterheide aan. Ten oosten van het gebied ligt de A73. In en rond het gebied ligt het Loobeekdal. In Figuur 2-1 is de ligging van bedrijventerrein De Spurkt aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20008-on01_0001.png"

Figuur 2-1: Afbakening plangebied met topografische ondergrond.

2.3 Gecombineerde toelichting met milieueffectrapport

2.3.1 Aanleiding milieueffectrapport en passende beoordeling

In twee gevallen heeft de overheid een plicht om een milieueffectrapport (MER) te vereisen bij een besluit:

  • Indien de overheid een besluit neemt dat het 'kader schept' voor een latere m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit;
  • Indien de overheid een besluit neemt waarin een zogenaamde passende beoordeling op grond van de Wet Natuurbescherming vereist is. Dit is bij (grootschalige) ontwikkelingen in de omgeving van Natura 2000-gebieden vaker het geval.

M.e.r.-beoordelingsplichtige actviteiten zijn beschreven in het besluit-m.e.r. Het planologisch mogelijk maken van de aanleg van een bedrijventerrein voor De Spurkt is niet direct m.e.r.-beoordelingsplichtig. Dit omdat het plan niet meer dan 75 hectare bedrijventerrein mogelijk maakt.

Een passende beoordeling is verplicht wanneer niet kan worden uitgesloten dat een plan of project significante gevolgen heeft op een Natura 2000-gebied. De beoordeling gaat in op de instandhoudings-doelstellingen voor het betreffende Natura 2000-gebied, de effecten van het initiatief op de soorten/habitattypen in het gebied en of er sprake is van aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied.

Voor het bestemmingsplan De Spurkt moet een passende beoordeling worden gemaakt, omdat het plan een geringe toename aan stikstofdepositie mogelijk maakt en de Natura 2000-gebieden in de omgeving overbelast zijn met stikstof-depositie (in vaktermen: de kritische depositiewaarde "KDW" van soorten die voorkomen in die gebieden is overschreden). Significante effecten zijn daarom niet op voorhand uit te sluiten.

De Wet milieubeheer bepaalt dat voor een bestemmingsplan waarvoor een passende beoordeling gemaakt moet worden een planMER plicht geldt. De passende beoordeling maakt daarbij dan onderdeel uit van het planMER, en is opgenomen in Bijlage 6.

2.3.2 Aanleiding samenvoegen milieueffectrapport en toelichting

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet conform de Wet ruimtelijke ordening worden aangetoond. Dit betekent dat het plan ook uitvoerbaar moet zijn vanuit wet- en regelgeving die geldt voor diverse omgevingsaspecten. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt de uitvoerbaarheid - mede vanuit milieu - gemotiveerd. Ook in een milieueffectrapport (MER) wordt het plan beoordeeld op diverse omgevingsaspecten. Op basis van conclusies die volgen uit het MER kan het zijn dat voorwaarden in de regeling van het bestemmingsplan moeten worden opgenomen. Er is dan ook een grote verwevenheid tussen het bestemmingsplan en het MER.

Vanwege deze verwevenheid worden Milieueffectrapport en de toelichting op het bestemmingsplan geïntegreerd in één document. In voorliggend document zijn de gevolgen van het voornemen voor de milieukwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit en de eventuele mitigerende maatregelen en / of randvoorwaarden voor het bestemmingsplan integraal terug te vinden.

2.3.3 Inhoudelijke vereisten Milieueffectrapport en bestemmingsplan

Milieueffectrapport

De inhoudelijke eisen aan een planMER zijn vastgelegd in art. 7.7 van de Wet Milieubeheer (hierna: Wm). De vereisten voor het planMER zijn duidelijk terug te vinden in voorliggend document. De inhoudsvereisten zijn hieronder puntsgewijs weergegeven. Achter de punten wordt weergegeven hoe deze terug te vinden zijn in voorliggend document.

  • Doel: een beschrijving van wat met de voorgenomen activiteit wordt beoogd. In dit document is dat beschreven in paragraaf 2.1.
  • Voorgenomen activiteit en alternatieven: een beschrijving van de voorgenomen activiteit en van de redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven of varianten daarvoor, inclusief de motivering van de keuze voor de in beschouwing genomen alternatieven of varianten. In voorliggend document is de voorgenomen activiteit beschreven in Hoofdstuk 5. In paragraaf 5.2 is beschreven waarom in dit MER geen alternatieven en/ of varianten worden beschouwd.
  • Relevante plannen en besluiten: in het geval van een m.e.r.-plichtig plan een overzicht van eerder vastgestelde plannen die betrekking hebben op de voorgenomen activiteit. In voorliggend document is dit beschreven in Hoofdstuk 6.
  • Huidige situatie en autonome ontwikkeling: een beschrijving van de bestaande toestand van het milieu, voor zover de voorgenomen activiteiten daarvoor gevolgen kunnen hebben, en van de te verwachten ontwikkeling van dat milieu, indien die activiteiten worden ondernomen. In voorliggend document is dit voor alle milieuaspecten separaat beschreven in hoofdstuk 2 t/m 14 in Bijlage 10.
  • Effecten: een beschrijving van de gevolgen voor het milieu die de voorgenomen activiteiten, inclusief een motivering van de wijze waarop deze gevolgen zijn bepaald en beschreven. In voorliggend document is dit voor alle milieuaspecten separaat beschreven in hoofdstuk 2 t/m 14 in Bijlage 10.
  • Vergelijking: een vergelijking van de beschreven te verwachten ontwikkeling van het milieu met de beschreven mogelijke gevolgen voor het milieu van de voorgenomen ontwikkeling. In voorliggend document is dit voor alle milieuaspecten separaat beschreven in hoofdstuk 2 t/m 14 in Bijlage 10.
  • Mitigerende en compenserende maatregelen: een beschrijving van de maatregelen om belangrijke nadelige gevolgen op het milieu van de activiteit te voorkomen, te beperken of zoveel mogelijk teniet te doen. In voorliggend document is dit voor alle milieuaspecten separaat beschreven in hoofdstuk 2 t/m 14 in Bijlage 10.
  • Leemten in informatie: een overzicht van de leemten in de beschrijvingen van de bestaande toestand van het milieu en de gevolgen voor het milieu als gevolg van het ontbreken van de benodigde gegevens. In voorliggend document is dit voor alle milieuaspecten separaat beschreven in hoofdstuk 2 t/m 14 in Bijlage 10.
  • Samenvatting: een samenvatting die aan een algemeen publiek voldoende inzicht geeft voor de beoordeling van het milieueffectrapport en van de daarin beschreven mogelijke gevolgen voor het milieu van de voorgenomen activiteit en van de beschreven alternatieven. De samenvatting van het MER is als Hoofdstuk 1 in voorliggend document gevoegd.

Hoofdstuk 3 Locatiekeuze

Volgens artikel 7.7 van de Wet milieubeheer worden in een planMER de 'redelijkerwijs in beschouwing te nemen' alternatieven beschreven. In de eerste fase van de m.e.r.-procedure, het bepalen van de reikwijdte en detailniveau, zijn locatiealternatieven voor het bedrijventerrein onderzocht. Hierin is getrechterd op basis van de geschiktheid van de locatie en milieueffecten naar de gekozen locatie naast bedrijventerrein Smakterheide (De Spurkt). Dit hoofdstuk beschrijft de trechtering naar de gekozen locatie.

3.1 Trechtering locatiealternatieven bedrijventerrein

In een locatieonderzoek is bekeken welke gebieden geschikt zijn voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein. In een aantal stappen is getrechterd naar potentiële locaties die redelijkerwijs in beschouwing kunnen worden genomen met als doel te komen tot een voorkeurslocatie waar én voldoende ruimte aanwezig is voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein én die de minste risico’s heeft op milieueffecten en hinder voor de omgeving.

Stap 1. Ligging binnen gemeente Venray

In het kader van de Regionale visie bedrijventerreinen is afgesproken 30 ha netto bedrijventerrein te ontwikkelen in de gemeente Venray. Voor potentiële locaties wordt daarom gezocht binnen de gemeentegrenzen van Venray. Locaties buiten Venray zijn buiten beschouwing gelaten.

Stap 2. Aansluitend op bestaande bedrijventerreinen

Het Provinciale Omgevingsplan Limburg (POL, 2014) bevat een aantal basisprincipes voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. Zo dient de ontwikkeling te passen binnen de geformuleerde verstedelijkingsprincipes van de provincie Limburg, waaronder de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Twee belangrijke uitgangspunten daarbij zijn:

  • 1. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten een plek krijgen binnen het bebouwd gebied. Als dat in uitzonderingsgevallen niet kan, dan toch zoveel mogelijk aansluitend daaraan én met een stevige tegenprestatie voor het verlies aan omgevingskwaliteiten.
  • 2. Goed gebruik maken van reeds bestaande voorzieningen (benutten bestaande voorraad, optimaal benutten wegen door verkeer- en vervoersmanagement, meervoudig ruimtegebruik e.d.).

Daarnaast is sinds 2012 de Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: Ladder) van toepassing op bestemmingsplannen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder volgt een aantal criteria, waaronder het ruimtelijk verzorgingsgebied, de nut en noodzaak en de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Voor de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein buiten bestaand stedelijk gebied moet gemotiveerd worden waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dat is bijvoorbeeld vanwege de beoogde milieucategorieën, kavelgroottes en bestaande functies die al aanwezig zijn.

In dit geval is er behoefte aan middelgrote en grootschalige kavels en ruimte voor bedrijvigheid met een milieu impact die gerelateerd is aan de maakindustrie, agrofood en logistieke sector. Het bedrijventerrein richt zich op zowel middelgrote bedrijven vanaf 1 hectare, als op grootschalige bedrijven vanaf circa 5 hectare. Er bestaat een aanvullende behoefte aan bedrijfskavels in Venray. In Venray is er een verwachte behoefte van 45-85 hectare tot en met 2029 met name in het segment groter dan 2 hectare. Binnen het primaire verzorgingsgebied is de komende tien jaar een vraag naar maximaal circa 250-300 hectare bedrijventerrein. Ook binnen het secundaire verzorgingsgebied is er een aanvullende vraag naar bedrijventerreinen de komende tien jaar.

In verband met de uitstraling van bedrijven in deze sectoren en van deze omvang op de omgeving, is de ontwikkeling van het bedrijventerrein binnen bestaand stedelijk gebied niet mogelijk. Volgens de uitgangspunten in het POL dient de ontwikkeling van het bedrijventerrein zoveel mogelijk aan te sluiten op bestaand stedelijk gebied, en dient goed gebruik te worden gemaakt van reeds bestaande voorzieningen. Daarom is gezocht naar locaties waar aangesloten kan worden op bestaande bedrijventerreinen.

Bestaande bedrijventerreinen kennen al milieueffecten zoals geluidseffecten, landschappelijke effecten en effecten op luchtkwaliteit. Het aansluiten op bestaande bedrijventerreinen zorgt ervoor dat deze bestaande effecten worden gebundeld met de toekomstige effecten van het nieuwe bedrijventerrein. Dit is in de geest van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Door deze bundeling worden er zo min mogelijk ‘nieuwe’ omwonenden belast met mogelijke effecten. Daarbij hebben bestaande bedrijventerreinen infrastructuur die erop is gericht de bedrijventerreinen zo goed als mogelijk te bedienen en het bestemmingsverkeer goed af te wikkelen.

Er is in deze stap gekeken naar locaties in de nabijheid van bedrijventerreinen die qua schaalniveau vergelijkbaar zijn met de ambitie van 30 ha netto bedrijventerrein. Bij bestaande bedrijventerreinen van een kleinere schaal zullen de effecten juist flink worden vergroot als er 30 ha nieuw bedrijventerrein bij komt. Bedrijventerreinen van een kleine schaal zijn daarom niet meegenomen in de trechtering van het locatieonderzoek. Figuur 3-1 toont alle bestaande grootschalige bedrijventerreinen binnen of grenzend aan de gemeente Venray.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20008-on01_0002.png"

Figuur 3-1 Bedrijventerreinen binnen of grenzend aan de gemeente Venray

Er zijn vijf grootschalige (>30 ha) bestaande bedrijventerreinen binnen of grenzend aan de gemeente Venray:

  • 1. De Blakt en Witte Vennen. Deze terreinen liggen tegen elkaar aan, aan de oostkant van het knooppunt van de N270 en de A73 (zie nr. 1 in Figuur 3-1).
  • 2. De Hulst II. Dit terrein ligt tussen de kernen van Oostrum en Venray ten noordoosten van het knooppunt N270 en A73 (zie nr. 2 in Figuur 3-1).
  • 3. Smakterheide en Keizersveld. Deze terreinen liggen aan de noordkant van Venray, ten westen van de A73 (zie nr. 3 in Figuur 3-1).
  • 4. Wanssum. Dit terrein ligt ten oosten van Wanssum, aan de noordkant van de N270 (zie nr. 4 in Figuur 3-1).
  • 5. Venrayseweg II in Horst aan de Maas. Dit terrein ligt ten westen van de A73 aan weerszijden van de N553 (Venrayseweg). Het terrein zelf ligt net buiten de gemeentegrenzen van Venray, maar aan de noordzijde zou op grondgebied van Venray kunnen worden aangesloten bij dit bedrijventerrein. De locatie is om deze reden meegenomen in de trechtering.

Voor deze grootschalige bedrijventerreinen is gekeken of er rond die terreinen ruimte is voor een nieuw bedrijventerrein binnen de gemeente Venray. Hierop zijn vijf locaties bepaald voor een eventueel nieuw bedrijventerrein. Deze zijn weergegeven in Figuur 3-2:

  • Locatie 1 ligt ten zuiden van bedrijventerrein De Blakt
  • Locatie 2 ligt ten noorden van bedrijventerrein De Hulst
  • Locatie 3 ligt ten noorden van bedrijventerrein Smakterheide
  • Locatie 4 ligt ten oosten van bedrijventerrein Wanssum
  • Locatie 5 ligt ten zuiden van Castenray

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20008-on01_0003.png"

Figuur 3-2 Locaties die aansluiten op bestaande bedrijventerreinen met schaalgrootte >30ha

Stap 3. Voldoende ruimte voor ambitie 30 ha netto

De ambitie van 30 ha netto bedrijventerrein is sterk gekoppeld aan de onderliggende financiële businesscase die voor een dergelijk terrein is opgesteld. Om aan de behoefte voor middelgrote en grootschalige bedrijventerreinen voor de maakindustrie, agrofood en logistiek in Venray te voldoen, is een oppervlakte van 30 ha netto nodig. Dit is nodig om minimaal kostenefficiënt het bedrijventerrein te kunnen uitbaten in een situatie dat het tegen zit.

Voor de vijf locaties uit stap 1 en 2 is gekeken of het op voorhand mogelijk is om hier 30 ha netto bedrijventerrein te ontwikkelen. Concreet is er gekeken of er voldoende percelen zijn die op voorhand geen grote planologische en juridische belemmeringen hebben. Belemmeringen komen enerzijds voort uit een gebrek aan fysieke ruimte, in dit geval vanwege de aanwezigheid van woonkernen en/of bestaande bebouwing, en anderzijds door mogelijke grote juridische belemmeringen vanuit huidige wet- en regelgeving. In dit tweede geval is gekeken naar de aanwezigheid van wettelijk en provinciaal beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden en Goudgroene natuurzone uit het POL2014). Gebieden met een dergelijke status zijn niet realistisch geacht voor de ontwikkeling van een bedrijventerrein, in het geval er locatiealternatieven zijn, die niet in dit type gebieden zijn gelegen.

Uit deze analyse komt naar voren dat de locaties 1 t/m 3 de mogelijkheid bieden om 30 ha netto bedrijventerrein te ontwikkelen.

Locatie 4 (ten oosten van bedrijventerrein Wanssum) kent mogelijkheden aan de oost- en westkant van het bestaande bedrijventerrein. De beschikbare oppervlakte is niet voldoende om invulling te kunnen geven aan de ambitie van 30 ha netto. Ook is het ontwikkelen van 2 aparte locaties omwille de flexibiliteit in de uitgeefbaarheid van de (grootschalige) kavels niet wenselijk.

Ter plaatse van Locatie 5 ligt de Goudgroene natuurzone. De Goudgroene natuurzone is streng beschermd natuurgebied waarin, volgens de Provinciale Omgevingsvisie Limburg (POL, 2014), geen nieuwe activiteiten zijn toegestaan die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten. Daarom is deze locatie is buiten beschouwing gelaten in het locatieonderzoek.

Om bovengenoemde redenen zijn de locaties 1 t/m 3 meegenomen naar stap 4.

Stap 4. Milieueffecten

De locaties die na stap 3 nog over zijn, zijn op hoofdlijnen met elkaar vergeleken op basis van een aantal milieuaspecten met als doel te komen tot een voorkeurslocatie dat in het MER wordt uitgewerkt en beoordeeld. Deze beoordeling van de milieueffecten is op kwalitatieve wijze uitgevoerd. Waar zinvol is met (richt)afstanden gewerkt. Er zijn geen berekeningen uitgevoerd. Reden hiervoor is dat er in dit stadium nog geen concrete terreinen en inrichtingen binnen de locatiealternatieven zijn uitgewerkt. De milieuaspecten en criteria die in deze stap zijn beschouwd, zijn in Tabel 3-1 weergegeven.

De locaties zijn beoordeeld volgens een driepuntschaal. Daarbij zegt een '+' dat er zich een kans voordoet binnen het genoemde milieuaspect. Dit kan een kans zijn op vermindering van milieueffecten of een kans voor de verdere invulling van het zoekgebied (afhankelijk van het aspect). Een '-' geeft aan dat er een risico is op milieueffecten door de ontwikkeling van een bedrijventerrein binnen deze locatie. Bij een '0' zijn er geen kansen of risico's voorzien.

Tabel 3-1 Milieuaspecten voor de beoordeling van locatie alternatieven

Aspect   Criterium   Toelichting  
Verkeer   Ontsluiting en bereikbaarheid   Een bedrijventerrein is bij voorkeur goed ontsloten en ligt dichtbij een snelweg. Bij voorkeur vindt verkeersafwikkeling plaats via wegen waar zo min mogelijk omwonenden last van hebben.  
Woon- en leefmilieu   Afstand tot 'gevoelige' bestemmingen (woningen)   Gekeken wordt naar woonbebouwing rondom de locaties. Hoe dichterbij en hoe omvangrijker de bewoning, hoe meer kans op verslechtering van het woon- en leefmilieu door bijvoorbeeld een toename van de geluidsbelasting, een verslechtering van luchtkwaliteit of een hoger risico vanuit externe veiligheid.  
Natuur   Afstand tot Natura 2000   Gekeken wordt naar de afstand tot Natura 2000-gebieden. Hoe kleiner de afstand, hoe groter de kans is dat er een effect optreedt vanuit het bedrijventerrein op het Natura 2000 gebied.  
  Ligging in provinciaal beschermde natuur (goud- en zilvergroene natuurzone)   Gekeken wordt naar de ligging in goud- en zilvergroene natuurzone zoals opgenomen in de Geconsolideerde versie Omgevingsverordening Limburg 2014.  
Landschap   Ligging in provinciaal / gemeentelijk beschermde landschapszones   Gekeken wordt naar de ligging in bronsgroene landschapszones zoals opgenomen in de Geconsolideerde versie Omgevingsverordening Limburg 2014, en het Ruimtelijk kwaliteitskader van de gemeente Venray (2010).  
Bodem & archeologie   Bodemverontreiniging   Gekeken wordt naar het voorkomen van 'bodemlocaties' volgens het ondergrondportaal van de provincie Limburg.  
  Archeologische verwachting   Gekeken wordt naar archeologische verwachting en AMK-terreinen volgens het ondergrondportaal van de provincie Limburg.  
Water   Ligging in grondwaterbeschermingsgebieden   Gekeken wordt naar ligging in milieubeschermingsgebieden volgens de omgevingsverordening Limburg 2014.  
Duurzaamheid   Mogelijkheden opwekken duurzame energie, geothermie en Warmte Koude Opslag   Gekeken wordt naar potentie voor opwekken van duurzame energie op de locaties. Hierbij is gekeken naar aansluitingspunten op het elektriciteitsnetwerk en grondwaterbeschermingsgebieden.  
  Mogelijkheden klimaatadaptatie   Gekeken wordt naar de fysieke ruimte voor de inpassing van klimaatadaptieve maatregelen zoals groenstructuren, retentiegebied en infiltratie.  
  Duurzame inpassing bedrijventerrein in het landschap   Gekeken wordt naar ruimte voor maatregelen om het bedrijventerrein landschappelijk in te passen, en de ligging ten opzichte van bestaande stedelijke en landschappelijke structuren.  
Inpasbaarheid verkaveling   Inpasbaarheid grootschalige bedrijfskavels binnen bestaande landschapsstructuren   Gekeken wordt naar de bestaande landschapsstructuren en lijnen en of hierbinnen voldoende flexibiliteit is om grootschalige verkaveling toe te passen.  

In Tabel 3-2 is een beoordeling voor de criteria uit Tabel 3-1 uitgevoerd.

Tabel 3-2 Beoordeling locaties op milieueffecten

Aspect   Criterium   Loc 1   Loc 2   Loc 3   Toelichting  
Verkeer   Ontsluiting en bereikbaarheid   0   -   0   Bij locaties 1 (Deurneseweg – Nobelstraat – A73) en 3 (Spurkt – Metaalweg – A73) liggen goede ontsluitingswegen met voldoende capaciteit om een verkeerstoename als gevolg van het bedrijventerrein af te kunnen wikkelen. Bij locatie 2 ligt geen goede bestaande ontsluiting. De Stationsweg sluit niet aan op de A73, heeft een beperkte capaciteit en loopt door de woonkernen Oostrum en Venray.  
Woon- en leefmilieu   Afstand tot 'gevoelige' bestemmingen (woningen)   -   -   0   De drie locaties liggen allen buiten de richtafstand van de VNG (300 meter). Locatie 1 en 2 liggen echter op kleinere afstand van woonbebouwing (de kern Oirlo binnen 350 meter van locatie 1; de kernen Oostrum, Antoniusveld en Landweert binnen 350 meter van locatie 2). Locatie 3 kent nauwelijks woonbebouwing en kernen in korte nabijheid. Dichtstbijzijnde woonkern is op ca 800 meter afstand.  
Natuur   Afstand tot Natura 2000 gebied   -   -   -   Geen van de locaties ligt in Natura 2000 gebied. Alle locaties zullen mogelijk effecten kunnen hebben op Natura 2000 gebied als gevolg van stikstofdepositie als gevolg van aanleg en gebruik van het bedrijventerrein. Hierbij ligt Locatie 2 op de kortste afstand tot Natura 2000- gebied Boschhuizerbergen (ca 500 meter), waardoor het risico op effecten voor deze locatie het grootst is. De andere locaties liggen verder van het Natura 2000 gebied: locatie 1 ligt op ca 3 km, locatie 3 op ca 1 km.  
  Ligging in provinciaal beschermde natuur (goud- en zilvergroene natuurzone)   -   0   0   Geen van de locaties ligt in de goudgroene natuurzone. Alleen locatie 1 ligt in de zilvergroene natuurzone aan de westkant van de A73.  
Landschap   Ligging in provinciaal / gemeentelijk beschermde landschapszones   -   -   -   Locatie 1 en 3 liggen binnen gebied dat is aangewezen als bronsgroene landschapszone. Zoals onder 'natuur' aangegeven ligt locatie 1 tevens in de zilvergroene natuurzone. Locatie 2 ligt in een essenlandschap volgens het Ruimtelijk Kwaliteitskader Venray.  
Bodem & archeologie   Bodemverontreiniging   0   0   0   Geen van de gebieden kent bekende bodemverontreinigingen.  
  Archeologische verwachting   -   -   -   Alle locaties kennen een hoge archeologische verwachting volgens de Archeologische Verwachtingskaart Venray (RAAP, 2011). Locatie 1 ligt dichtbij een archeologisch monument.  
Water   Ligging in grondwaterbeschermings-gebieden   0   0   0   Geen van de locaties ligt binnen grondwaterbeschermingsgebied. Locatie 1 grenst aan de boringsvrije zone Venloschol.  
Duurzaamheid   Mogelijkheden opwekken duurzame energie   +   +   +   Alle locaties kennen kansen voor het opwekken van duurzame energie zoals zonne-energie. Windenergie is op geen van de locaties haalbaar in verband met de radarverstoringszone Volkel.  
  Mogelijkheden klimaatadaptatie   -   +   +   Op locatie 1 is beperkt ruimte beschikbaar voor klimaatadaptieve maatregelen (zeer beperkte ruimte voor groene en blauwe structuren). De andere twee locaties hebben deze ruimte wel en bieden om deze reden kansen voor de uitwerking van voldoende klimaatadaptieve maatregelen.  
  Duurzame inpassing bedrijventerrein in het landschap   -   +   +   Locatie 1 heeft zeer weinig ruimte voor landschappelijke inpassing en sluit in mindere mate direct aan bij bestaand stedelijk gebied en bestaande landschapsstructuren. Locatie 2 en 3 bieden, door hun aansluiting op bestaand stedelijk gebied en de ruimte die er is, kansen voor een duurzame landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein.  
Inpasbaarheid verkaveling   Inpasbaarheid grootschalige bedrijfskavels binnen bestaande landschapsstructuren   -   +   +   Grootschalige bedrijfskavels zijn in mindere mate inpasbaar binnen Locatie 1 dan bij de locaties 2 en 3. Locatie 1 kent vanuit de huidige landschappelijke structuur en vorm beperkte mogelijkheden voor het inpassen van grootschalige kavels. Bij Locatie 2 en 3 biedt deze aanwezige landschappelijke structuur de mogelijkheid wel.  

Conclusie trechtering

Voorgaand zijn drie potentiële locaties voor een bedrijventerrein van netto 30 ha beschouwd. Deze locaties liggen binnen de gemeente Venray en liggen aansluitend aan bestaande bedrijventerreinen van een vergelijkbare omvang. Van deze locaties is op hoofdlijnen beschouwd in hoeverre er kansen en /of risico's zijn voor inpassing en milieueffecten en of de locatiealternatieven daarin verschillen. De resultaten van deze beoordeling is samengevat in Tabel 3-3. De niet onderscheidende aspecten zijn niet in Tabel 3-3 opgenomen.

3-3 Conclusie trechtering op onderscheidende aspecten

Aspect   Locatie 1   Locatie 2   Locatie 3  
Verkeer   0   -   0  
Woon- en leefmilieu   -   -   0  
Duurzaamheid   -   +   +  
Inpasbaarheid verkaveling   -   +   +  

Locatie 1 is goed te ontsluiten via de Deurneseweg. De locatie ligt relatief dichtbij de woonkern Oirlo, op een afstand van 350 meter. Hiermee ligt deze locatie maar net buiten de richtafstand van 300 meter van een woonkern, zoals deze voor geluid in de richtafstandenlijst van de VNG wordt gehanteerd. Op kortere afstand liggen individuele woningen. Er blijft daarmee een risico op effecten op het woon- en leefmilieu. De locatie heeft zeer beperkte ruimte en is daardoor erg krap bemeten voor het uitwerken van klimaatadaptieve maatregelen (zoals water en groenstructuren) en een duurzame landschappelijke inpassing. Ook kent deze locatie door haar vorm en bestaande verkaveling weinig mogelijkheden voor het inpassen en uitgeven van grootschalige bedrijfskavels. Omwille de flexibiliteit in de uitgeefbaarheid van de (grootschalige) kavels is het niet wenselijk om op twee aparte locaties te ontwikkelen.

 

Locatie 2 kent zorgen als het gaat om de ontsluiting van het bedrijfsverkeer. De bestaande wegenstructuur sluit niet aan op de A73 en gaat door woonkernen. De locatie ligt daarbij relatief dichtbij de woonkern Oostrum, op een afstand van circa 350 meter. Ook deze locatie ligt maar net buiten de 300 meter grens voor geluid zoals die in de richtafstandenlijst van de VNG wordt gehanteerd. Op kortere afstand liggen wel individuele woningen. Er blijft een risico op effecten op woon- en leefmilieu. De locatie heeft voldoende ruimte voor het inpassen van klimaatadaptieve maatregelen en het duurzaam landschappelijk inpassen van het terrein. Locatie 2 heeft de mogelijkheid voor het ontwikkelen / uitgeven van grootschalige kavels.

Locatie 3 is goed te ontsluiten via de bestaande uitvalswegen voor bedrijventerrein Smakterheide (Spurkt, Metaalweg). De locatie ligt op relatief grotere afstand van woonkernen (>800 meter). Er liggen wel enkele individuele (bedrijfs)woningen op kortere afstand van de locatie. In zijn algemeenheid is er niet of nauwelijks risico op effecten op woon- en leefmilieu. De locatie kent veel ruimte voor het nemen van klimaatadaptieve maatregelen en het duurzaam landschappelijk inpassen van het terrein. Locatie 3 heeft de mogelijkheid voor het inpassen / uitgeven van grootschalige kavels.

3.2 Locatiekeuze bedrijventerrein De Spurkt

Uit bovenstaande samenvatting blijkt dat locatie 1 de meeste beperkingen kent, met name veroorzaakt door de beperkte(re) ruimte voor een duurzame inpassing en het inpassen en uitgeven van grootschalige bedrijfskavels. Locatie 2 kent, vergeleken met locatie 3, meer risico's door de kortere afstand tot woonomgevingen en door de slechtere ontsluitingsmogelijkheid op bestaande infrastructuur. Voor locatie 3 geldt dat deze voor de onderscheidende aspecten geen risico's heeft of juist kansen biedt.

Aansluitend daarop zijn passende locaties beoordeeld op een aantal andere inhoudelijke criteria. Deze criteria zijn: bestaande eigendomsverhoudingen, ontsluiting en bereikbaarheid, risicoinschatting, en tijd. Doorslaggevend voor de ontwikkeling van bedrijventerrein op de locatie De Spurkt zijn de financiële haalbaarheid (minimaal kostenneutraal) en het passend krijgen van de ontwikkeling met de salderingsafspraken die in regionaal verband zijn gemaakt.

Hoofdstuk 4 Referentiesituatie

4.1 Huidige situatie

Het plangebied kent een overwegend agrarisch karakter. Er staan woonbestemmingen aan de Spurkt 5, 5a t/m c en 8. De bovengrondse 150kV hoogspanningsverbinding Haps - Venray loopt midden door het gebied.

De locatie ligt grotendeels in de Bronsgroene landschapszone. De kernkwaliteiten van de Bronsgroene landschapszone zijn: het groene karakter, het visueel ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch erfgoed en het reliëf (aardkundige waarden). Het gebied is aangewezen als aardkundig waardevol gebied van provinciaal belang en bevindt zich in het beekdal van de Loobeek op de overgang naar de hoger gelegen dekzandruggen. Vanaf 1900 is dit gebied ontgonnen en is het open landschap van de natte heideontginningen ontstaan.

Het landschap wordt gekenmerkt door rechte wegen (met laanbeplanting van één soort), regelmatige (rationele) blokverkaveling (rechtlijnige karakter van beplanting, sloten en wegen) en losse (verspreide) boerderijen met erfbeplanting. Verder wordt het jonge heideontginningslandschap gekenmerkt door een grote mate van openheid (behalve de laanstructuren en erfbeplanting zijn er verder weinig landschapselementen en er is relatief weinig bebouwing) en het gebruik als grasland en bouwland.

Tevens is er een dassenburcht bekend in de oostkant van het plangebied. Dit is een beschermde soort volgens de Wet natuurbescherming.

4.2 Autonome ontwikkeling

Er zijn geen autonome ontwikkelingen voorzien in het plangebied. Ter plaatse vigeert Het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' (vastgesteld 14-12-2010) grotendeels. Dit bestemmingsplan is gedeeltelijk herzien in 2016 (regels en locaties). Aan de noordkant van het gebied is de herinrichting van het Loobeekdal planologisch mogelijk gemaakt in bestemmingsplan 'Loobeek – deelgebied De Spurkt en Venrays broek' (vastgesteld 30-10-2018).

Hoofdstuk 5 Voorgenomen ontwikkeling

5.1 Het voornemen

Voor de inrichting van het bedrijventerrein is gezocht naar één integraal inrichtingsalternatief dat zowel invulling geeft aan de opgave voor 30 hectare met grootschalige en middelgrote bedrijfskavels, alsook optimaal rekening houdt met de aanwezige kenmerken en omgevingswaarden in en om het plangebied. Het plan voorziet in een mix van kavels voor grootschalige en middelgrote bedrijven. De kavels zullen een opervlakte hebben van minimaal 1 hectare. De verkaveling zoals deze in het plan is beoogd is geborgd in het exploitatieplan De Spurkt. Voor het plangebied geldt een beeldkwaliteitplan dat een kader vormt voor de beoordeling van bouwplannen.

Uitgangspunten

Vanuit de opgave voor het bedrijventerrein gelden de volgende uitgangspunten:

  • Er moet netto 30 ha uitgeefbaar terrein zijn;
  • De kavelstructuur geeft zowel ruimte voor grootschalige kavels, alsook voor middelgrote bedrijfskavels.

Vanuit de kenmerken en omgevingswaarden in het gebied zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Het bedrijventerrein moet zorgvuldig in de bronsgroene landschapszone worden ingepast. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het groene karakter, het visueel ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch erfgoed en het reliëf (aardkundige waarden);
  • Er moet ruimte zijn voor mitigerende maatregelen voor beschermde soorten volgens de Wet natuurbescherming;
  • Er moet minimaal 25 meter afstand zijn tussen een bedrijfsbestemming en de bovengrondse 150kV hoogspanningsverbinding;
  • Er moet ruimte zijn voor klimaatadaptieve maatregelen, zoals waterberging;
  • Er moet zo min mogelijk hinder zijn voor woon- en leefomgeving in de nabije omgeving;
  • Bestaande waterlopen in het gebied moeten zoveel als mogelijk worden gehandhaafd;
  • Er moet worden aangesloten op bestaande infrastructuur.

Inrichting

Op basis van bovengenoemde uitgangspunten is een optimale inrichting ontworpen. Deze is opgenomen in Figuur 5-1. Na de figuur is een toelichting op de beoogde inrichting opgenomen

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20008-on01_0004.png"

Figuur 5-1: Inrichting bedrijventerrein De Spurkt

Hieronder is beschreven hoe de inrichting tot stand is gekomen en hoe de bovenstaande uitgangspunten bij de inrichting zijn meegenomen.

  • Verkeer: de ligging van het gebied zorgt ervoor dat er een goede afwikkeling op de Spurkt mogelijk is. Via de Spurkt en de Metaalweg kan de A73 bereikt worden. Er is rekening gehouden met een mogelijke toename op kruispuntniveau in de gebruiksfase, waarbij het plaatsen van een VRI op het kruispunt afrit A73 met de Metaalweg als mitigerende maatregel kan dienen.
  • Landschap: rond het bedrijventerrein zijn bewust groene zones vrijgehouden zodat het bedrijventerrein landschappelijk kan worden ingepast met bijvoorbeeld bomen of een grondwal. De bouwvlakken of kavels zijn gesitueerd binnen het raamwerk van rechte wegen. Daarmee is het ontwerp van het terrein volgend op het landschap en wordt het geometrische patroon van de wegen versterkt.
  • Ecologie: als gevolg van het intensieve landbouwkundige gebruik heeft het landschap maar geringe natuurwaarden. In de oostkant van het plangebied is een dassenburcht bekend. In het ontwerp is aan de oostzijde een groene zone opgenomen, waarmee de mogelijkheden worden gecreëerd voor het inpassen van de dassenburcht alsook voldoende leefgebied wordt gecreëerd voor in het gebied voorkomende beschermde soorten. De verkaveling is zo ingericht dat er groene passages blijven langs de bestaande watergangen en houtopstanden in het gebied.
  • Water: Er is met de verkaveling rekening gehouden met de bestaande structuur van waterlopen in het gebied. Op diverse plekken, zoals rond de 150 kV-verbinding, wordt ruimte gereserveerd voor waterbergende maatregelen.
  • Veiligheid: Er is een zone van minimaal 25 meter aan weerszijden van de 150 kV hoogspanningsverbinding Haps – Venray vrijgehouden om voldoende afstand te houden.
  • Duurzaamheid: opwekken van duurzame energie wordt in het bedrijventerrein gestimuleerd doordat de bedrijven verplicht zullen worden hun daken geschikt te maken voor PV-zonnepanelen. Verder is er ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen, zoals waterberging (zie 'water'). Ook is er ruimte voor biodiversiteit en landschappelijke inpassing (zie 'ecologie' en 'landschap').
  • Verkaveling; Door de gekozen verkaveling bieden 3 van de 4 'deelkavels' (A, B en D) ruimte voor grootschalige bedrijvigheid. Binnen 'deelkavel' C zijn enkele kleine kavels van minimaal 1 hectare mogelijk.
  • Woon- en leefomgeving; Door middel van inwaartse milieuzonering zal worden bepaald welke milieucategorieën er binnen het bedrijventerrein worden mogelijk gemaakt, zodat er zo min mogelijk hinder is voor woon- en leefomgeving.
  • NGE: In gebieden waar aanwijzingen zijn dat er zich niet-gesprongen conventionele explosieven kunnen bevinden dient hiermee bij het uitvoeren van bouw- en grondwerkzaamheden rekening te worden gehouden.

Indeling bedrijventerrein op basis van milieuzonering

In hoofdstuk 14 in Bijlage 10 is de milieuzonering beschreven. Op basis van deze milieuzonering wordt het bedrijventerrein als volgt ingedeeld (zie Figuur 4-2). Op het bedrijventerrein wordt maximaal categorie 4.2 toegestaan (zie lijst van bedrijven in Bijlage 1 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten 'standaard'). De zonering is tot stand gekomen op basis van richtafstanden tot gevoelige functies in de omgeving (VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering').

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20008-on01_0005.png"

Figuur 5-2: Indeling milieucategorieën op bedrijventerrein De Spurkt

Duurzaamheid

Met de ontwikkeling van het bedrijventerrein verandert niet alleen de fysieke omgeving, maar zal ook de energievraag veranderen. Met duurzaamheidsambities in gedachte wordt het bedrijventerrein niet op het gas aangesloten waardoor bedrijfspanden op een andere duurzame manier dienen te koelen of verwarmen. De daken van bedrijventerreinen dienen daarbij geschikt te zijn voor de installatie van zonnepanelen en bij interne bedrijfsvoering mag geen stikstof worden uitgestoten. Hiermee biedt de ontwikkeling van het bedrijventerrein veel ruimte voor het reduceren van het gebruik van fossiele energie en het opwekken van duurzame energie. Daarnaast wordt in de inrichting rekening gehouden met wateroverlast en hittestress door voldoende waterberging en diverse groenvoorzieningen te realiseren. Ook duurzaamheid op het gebied van biodiversiteit wordt gestimuleerd door bijvoorbeeld aan de oostzijde van het plangebied een extensief begraasde weide, met een opstal en fruitbomen in te richten, als natuurzone voor verschillende soorten zoals boerenzwaluw, huismus, steenuil, vleermuizen en das. Door diverse ecologisch gunstige omgevingen te creëren binnen en buiten de natuurzone wordt invulling gegeven aan duurzaam ruimtegebruik.In het MER Bijlage 10 wordt uitgebreid stilgestaan bij het aspect duurzaamheid.

Salderen

Volgens afspraken in de Regionale visie bedrijventerreinen moet er, voordat er 30 ha wordt ontwikkeld in Venray, eerst 30 ha uit de voorraad bedrijventerrein worden gehaald binnen de regio. Dit wordt 'salderen' genoemd.

Voor de opgave van het salderen wordt eerst gekeken naar mogelijkheden binnen de eigen gemeente. Indien niets of onvoldoende voorradig is, wordt ook gekeken naar salderingsmogelijkheden binnen de regio. Op lokaal niveau zijn de volgende locaties beschikbaar:

  • De Hulst 1: 1 hectare;
  • De Hulst 2: 1,3 hectare;
  • De Melkfabriek: 2,2 hectare;
  • De Brier: 2,7 hectare.

In totaal gaat het om 7,2 hectare bedrijventerrein dat binnen de gemeente gesaldeerd kan worden.

Daarnaast is gekeken naar locaties binnen de regio. In Venlo is een deel van Venlo Greenpark dat zich van bedrijventerrein naar campus ontwikkelt. Het gaat om circa 12 hectare.

Gezamenlijk is de totale oppervlakte die voor Venrayse ontwikkelruimte beschikbaar circa 20 hectare. De afspraken die over de ontwikkelruimte in Venray zijn gemaakt, zijn opgenomen in de 'Samenwerkings- en Aandeelhoudersovereenkomst' tussen de gemeente Venray en het Ontwikkelbedrijf Greenport Venlo.

Regionaal is een inventarisatie gemaakt naar de mogelijkheden tot salderen van 10 hectare binnen het daarvoor door de Provincie Limburg bijgehouden bestaande systeem REBIS. Uit de regionale inventarisatie is gebleken dat binnen REBIS in de regio voldoende ruimte bestaat om de laatste 10 hectare van De Spurkt te kunnen salderen, volgens het principe van het administratief correctie.

De 10 hectare kunnen gesaldeerd worden door het onttrekken van de bestemming van locaties waar een bedrijfsbestemming op rust maar waar het gebruik feitelijk anders is dan onder een bedrijfsbestemming valt. Gedacht moet worden aan locaties die in gebruik zijn voor grootschalige detailhandel, kantoren, onderwijs, maatschappelijk of nog anders. Daarnaast is ook in een aantal gevallen gebleken dat de feitelijke bestemming in het bestemmingsplan al afwijkt van de aanduiding bedrijventerrein in REBIS.

Deze saldering is in feite een administratieve correctie binnen het REBIS systeem. Salderen op deze wijze is passend bij de in regionaal verband gemaakte afspraken en is in eerdere vergelijkbare casussen eveneens toegepast.

5.2 Inrichtingsalternatieven

In het MER wordt het inrichtingsalternatief getoetst aan de wettelijke vereisten en beoordeeld op mogelijke milieueffecten. In het MER wordt beoordeeld of, en zo ja, welke milieueffecten er kunnen optreden en of er optimalisatie van het plan noodzakelijk en mogelijk is om effecten te voorkomen en/of kansen te benutten. Er wordt in het MER één inrichtingsalternatief onderzocht, die op basis van het MER, waar nodig, kan worden aangescherpt.

Het bestemmingsplan voor De Spurkt biedt ruimte voor flexibiliteit in de toekomstige plannen. Dat betekent dat op voorhand niet bekend is wat de precieze inhoud van toekomstige ontwikkelingen is. Daarom wordt bij de te onderzoeken milieuaspecten uitgegaan van een bandbreedte op basis van een worst case benadering door uitgangspunten te kiezen die uitgaan van een maximale invulling van het plangebied. Effecten als gevolg van de toekomstige vestiging van bedrijven vallen daardoor binnen de bandbreedte aan effecten zoals bepaald in het MER.

Bij het MER is een passende beoordeling opgesteld om effecten op Natura 2000 gebieden inzichtelijk te maken. Deze zal worden bijgevoegd bij het bestemmingsplan en MER.

Hoofdstuk 6 Beleidskader

6.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Het Rijk heeft haar beleid ten aanzien van infrastructuur en ruimtelijke ordening vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en daarmee samenhangende algemene regels: het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Het Rijk streeft daar naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Doelen

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Barro. Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied zijn de volgende bepalingen relevant:

Nationaal belang nr.   Van toepassing op plangebied?  
1. Een excellent en internationaal
bereikbaar vestigingsklimaat in de
stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.  
Ja, in het plangebied wordt ruimte gemaakt voor de ontwikkeling van de topsectoren agrofood, maakindsutrie en logistiek.  
5. Een robuust hoofdnetwerk van weg,
spoor en vaarwegen rondom en tussen de
belangrijkste stedelijke regio's inclusief de
achterlandverbindingen.  
Ja, de A73 ligt nabij het plangebied De Spurkt.  
6. Betere benutting van de capaciteit van
het bestaande mobiliteitssysteem van weg,
spoor en vaarwegen.  
Ja, het plangebied maakt onderdeel uit
van een gebied dat multimodaal is
ontsloten.  
8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht,
bodem, water) en bescherming tegen
geluidsoverlast en externe
veiligheidsrisico's.  
Ja, door het vestigen van bedrijvigheid
binnen het plangebied zijn de verschillende
milieuthema's aan de orde.  
13. Zorgvuldige afwegingen en
transparante besluitvorming bij alle
ruimtelijke plannen.  
Ja.  

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten om die reden een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Dit vereiste is met ingang van 1 oktober 2012 in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. Achtereenvolgens moet worden aangetoond of er een actuele regionale behoefte is (trede 1), deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).

Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Bro gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument. Hierbij is de derde trede geschrapt en is het begrip 'actuele regionale behoefte' vervangen door 'behoefte'.

Behoefte (trede 1)

Een uitgebreide vraag- aanbodanalyse is opgenomen in Bijlage 11. Hieruit blijkt dat er sprake is van een behoefte. Binnen Venray kan de uitbreidingsbehoefte van Venrayse bedrijven niet worden voorzien wegens gebrek aan voldoende grote kavels. De relatieve lange ontwikkeltijd van een bedrijventerrein zorgt ervoor dat concrete vragen van Venrayse bedrijven niet op korte termijn gerealiseerd kan worden omdat het aanbod van grote kavels op het moment ontbreekt.

Beschikbare ruimte bedrijventerrein Venray   Omvang  
De Blakt   0 ha  
De Hulst 2   1 ha  
De Hulst 1   0 ha  
Keizersveld   0,6 ha  
Vennendreef   0 ha  
Smakterheide   0 ha  
Herinvulling Smakterheide   0 ha  
Ysselsteyn   0 ha  
Totaal beschikbare bedrijventerrein via gemeente   1,6 ha  
Totaal aan beschikbaar bedrijventerrein in gemeente Venray in private handen   10 ha  

De beperkte beschikbare ruimte aan grote kavels heeft als gevolg dat bedrijven die willen uitbreiden Venray verlaten. Dit zorgt vervolgens voor verlies van werkgelegenheid. De insteek van het bestemmingsplan De Spurkt is om deze uitbreidingsbehoefte en werkgelegenheid te waarborgen. De kavelgrootte is daarbij leidend geweest in de Locatieafweging behorende bij Bijlage 11.

Zoals in de aanleiding beschreven is dient er, voordat er 30 ha ontwikkeld wordt in Venray, eerst 30 ha uit de voorraad bedrijventerrein worden gehaald binnen de regio. Over 20 hectare zijn binnen de regio afspraken gemaakt. Dit betreft functiewijzigingen van bestaande bedrijventerreinen (totaal circa 8 hectare) of kennislandschap voormalig Venlo Greenpark (totaal circa 12 hectare). De overige 10 hectare kunnen worden gesaldeerd met gronden in diverse regionale locaties waar een bedrijfsbestemming op rust, maar waar het gebruik feitelijk anders is dan onder een bedrijfsbestemming valt. Hoewel de regionale visie nog steeds geldend is, is bestuurlijk afgesproken deze te herijken en het salderen meer kwalitatief in te steken.

Behoefte opvangen in bestaand stedelijk gebied (trede 2)

Aanvullend op Bijlage 11 wordt opgemerkt dat De Spurkt zich richt op een combinatie van grootschalige en kleinschalige bedrijven in de maakindustrie, agrofood en logistiek. Voor een dergelijke combinatie is geen plek in het bestaand stedelijk gebied. Er is aansluiting gezocht bij een bestaand bedrijventerrein, waarbij ervoor wordt gezorgd dat door de concentratie van bedrijven, geen sprake is van onwenselijke verspreiding en andere gebieden gevrijwaard blijven van verstedelijking als gevolg van (individuele) bedrijven. Benodigde voorzieningen voor de betreffende bedrijven kunnen hierdoor ook worden geconcentreerd.

6.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan 2014 (hierna: POL2014) vastgesteld. De centrale ambitie zoals verwoord in het POL2014 komt voort uit de Limburgagenda: een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om hier te blijven. In het POL2014 staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.

Aan het provinciaal omgevingsbeleid ligt een aantal principes ten grondslag: kwaliteit staat daarbij centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto ‘meer stad, meer land’, het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Het dynamisch voorraadbeheer vormt een belangrijk onderdeel van het POL2014. In Limburg zijn voldoende woningen, bedrijventerreinen, kantoren en winkels aanwezig, in toenemende mate zelfs te veel. Tegelijkertijd is de kwaliteit steeds minder toegesneden op de behoefte. Op al deze gebieden liggen er nog grote kwalitatieve opgaven. Blijvende vernieuwing en innovatie zijn dan ook van groot belang. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen. Deze principes zijn tevens vastgelegd in de Provinciale Omgevingsverordening.

Het POL2014 nodigt gemeenten uit om een flink aantal vraagstukken in regionaal verband verder uit te werken. Voor de thema’s wonen, bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel, land- en tuinbouw, energie en vrijetijdseconomie zet de provincie in op regionale visies, die de basis moeten vormen voor afspraken tussen regiogemeenten en Provincie. Minder dan voorheen richten de Provincie zich op het beoordelen van individuele ontwikkelingen met een lokaal karakter: deze rol wordt overgelaten aan de diverse gemeenten. Middels het POL2014 wordt wel een aantal beleidsmatige kaders gesteld, al dan niet verankerd in de al eerder genoemde provinciale Omgevingsverordening.

Regio Noord-Limburg

Er zijn binnen Limburg belangrijke regionale verschillen. Samen met de regionale partners zijn voor de regio’s Noord-Limburg, Midden-Limburg en Zuid-Limburg in het POL2014 ambities en belangrijkste uitdagingen en vraagstukken benoemd. Venray is gelegen in de regio Noord-Limburg. Deze regio heeft grote ambities: op termijn (2025-2030) wil de regio optimaal gebruik maken van zijn strategische ligging als logistiek knooppunt tussen de mainports in Nederland en Vlaanderen, en het Duitse achterland. De infrastructurele ontsluiting is op dat moment goed, herbergt diverse topsectoren en combineert dat met een kwalitatief goede omgeving. Met gebruikmaking van haar gunstige ligging ten opzichte van Brainport Eindhoven streeft de regio naar een sterke economische structuur en naar een internationale toppositie in de (duurzame) maakindustrie.

Omgevingsverordening Limburg (2014)

Op 12 december 2014 is de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. In 2016, 2017, 2018 en 2019 is deze geactualiseerd, gewijzigd en geconsolideerd. De laatste wijziging is 14 januari 2019 vastgesteld door Provinciale Staten. Deze geconsolideerde verordening omvat regelgeving op het gebied van o.a. milieu, water, wegen, ontgrondingen en ruimtelijke ordening. Met name de regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening is in casu relevant.

Relevante onderwerpen uit de Omgevingsverordening voor het plangebied zijn:

  • Art. 2.2.2: ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling: de verordening schrijft voor dat bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen rekening wordt gehouden met het bepaalde in artikel 3.1.6 lid 2 Bro én dat wordt bezien of herbenutting van leegstaande gebouwen mogelijk is alvorens nieuwe verstedelijking toe te staan. In paragraaf 5.1 is stil gestaan bij de verplichting uit artikel 3.1.6 lid 2 Bro (behoefte). Herbenutting van leegstaande gebouwen is geen oplossing voor de uitbreidingsvraag voor bedrijven in de regio Venray.
  • Art. 2.7.2: Bronsgroene landschapszone: Op grond van artikel 2.7 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 dient de toelichting van een bestemmingsplan dat (deels) betrekking heeft op een gebied gelegen in de Bronsgroene landschapszone, een beschrijving te bevatten van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd. Hoofdstuk 8 milieuaspecten gaat in op de Bronsgroene landschapszone.
  • Art. 5.3.1 'normering regionale wateroverlast', Art. 5.4.1 'Verslag toetsing watersysteem' en Art 5.8.1 'grondwaterregister': met normen ten aanzien van het watersysteem. Hoofdstuk 3 uit Bijlage 10 Hoofdstuk 8 milieuaspecten gaat in op het huidige en toekomstige watersysteem en de effecten van de ontwikkeling op het watersysteem;

Visie bedrijventerreinen Noord Limburg

De visie bedrijventerreinen beschrijft de samenwerking tussen Noord-Limburgse gemeenten ten behoeve van het voorraadbeheer van bedrijventerreinen. Het doel is de ruimtevraag van bedrijvigheid te kunnen faciliteren. Hierin is een volledig overzicht van de bedrijventerreinvoorraad per gemeente opgenomen. Bij toekomstige nieuwe plannen zal steeds bekeken worden of deze voldoen aan de kwalitatieve vraag van het bedrijfsleven, en of het plan op een juiste locatie ligt voor de regio. Indien positief dan wordt het plan als een goede toevoeging gezien en kan deze tot ontwikkeling komen. Daarvoor is het wel noodzakelijk te salderen met andere onderdelen van de harde planvoorraad.

6.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie 2030 'Wat wordt jouw rol?'

Op 27 juni 2019 is de Toekomstvisie voor Venray vastgesteld door de gemeenteraad. De visie is tot stand gekomen in een traject met bewoners, bedrijven en instellingen. De gemeente Venray heeft voor de komende tien jaar vijf concrete ambities geformuleerd. In het Venray van 2030:

  • 1. zijn inwoners, netwerken, culturen en voorzieningen zijn met elkaar verbonden
  • 2. woon je groen en sociaal
  • 3. zorgt ondernemerschap met aandacht voor mens, dier en milieu, voor nieuwe economische kansen
  • 4. stroomt kennis, creativiteit en vernieuwing
  • 5. is iedereen mobiel

Aan de hand van deze ambities geeft de gemeente vorm aan een duurzame, economische transitie.

.

Economische Visie Venray 2008-2020

In de economische visie geeft de gemeente Venray invulling aan de doelstelling 'Venray is kennisintensief'. De visie dient als leidraad voor het gemeentelijk economisch beleid voor de periode 2008-2020, met waar nodig een doorkijk naar 2020/2025. In de economische visie kies Venray voor de volgende drie speerpunten:

  • Kennis en innovatie;
  • Kwaliteit en duurzaamheid;
  • Regionale identiteit.

Ten aanzien van bedrijventerreinen heeft Venray de ambitie om over voldoende en voldoende gevarieerde werklocaties voor bedrijven te willen beschikken, nu en in de toekomst. Er dient ruimte te zijn voor bedrijven in elke fase van hun bestaan, van startend bedrijf tot grote internationale speler. Dit betekent dat er onder andere aandacht uitgaat naar de uitgifte van nieuwe bedrijfskavels (van verschillende omvang en type). Gezien het grote aandeel bedrijfsverplaatsingen binnen de gemeente, van de ene naar de andere werklocatie, moet worden voorkomen dat er leegstand ontstaat of verpaupering van de oude locatie (uiteraard is dit ook afhankelijk van de ligging en de kwaliteit van de achterblijvende locatie). In de economische visie kiest Venray dan ook voor een tweesporenbeleid: enerzijds nieuwe uitbreidingsruimte creëren en anderzijds de bestaande terreinen revitaliseren. Het een kan niet los worden gezien van het ander. Elke nieuwe ontwikkeling zal gepaard moeten gaan met kwaliteitsinvesteringen in het bestaande. Venray onderschrijft hiermee de principes van de SER ladder van eerst intensiveren en herstructureren en dan pas uitbreiden. Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid van de bedrijventerreinen staan voorop. De vraag naar kwaliteit en representativiteit van gebouwen en de bedrijfsomgeving neemt toe. Overigens is en blijft wel sprake van verschillende kwaliteitsniveaus. Niet elk bedrijventerrein kan namelijk hoogwaardig zijn en dat zou ook niet gewenst zijn. Wel dient elk terrein een bepaalde basiskwaliteit te hebben om te voorkomen dat er een neerwaartse spiraal ontstaat en revitalisering aan de orde komt.

6.4 Conclusie beleid

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de gestelde kaders in rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. De ontwikkeling van bedrijventerrein De Spurkt biedt mogelijkheden voor het versterken van kennis en innovatie binnen de regio en geeft vorm aan een duurzame ecnomische transitie van regionale ondernemerschap. Met de strategisch gelegen locatie en grootte van de ter beschikking te stellen kavels geeft De Spurkt invulling aan het nationale en regionale beleid.

Hoofdstuk 7 Toelichting op beoordeling milieuaspecten

7.1 Inleiding

Het bestemmen van het plangebied van De Spurkt als bedrijventerrein leidt ertoe dat de impact op het milieu vanuit het gebied wijzigt. In het kader van de m.e.r.-procedure zijn de mogelijke effecten van het nieuwe bestemmingsplan in beeld gebracht. In hoofdstuk 2 t/m 14 in Bijlage 10 is de impact per relevant milieuaspect beschreven. In hoofdstuk 1 zijn de resultaten van de effectbeoordelingen samengevat en conclusies opgenomen. In hoofdstuk 2 t/m 14 in Bijlage 10 wordt achtereenvolgens ingegaan op de aspecten bodem, water, ecologie, archeologie, landschap en cultuurhistorie, externe veiligheid, verkeer, luchtkwaliteit, geluid, geur, duurzaamheid, conventionele explosieven en milieuzonering.

In dit hoofdstuk wordt toegelicht welke systematiek ten grondslag ligt aan het beoordelen van de effecten op het milieu in het kader van de m.e.r.-procedure (hierna: de effectbeoordeling).

7.2 Plangebied en studiegebied

Bij de beoordeling van milieueffecten spreken we van een plangebied en van een studiegebied. In de volgende paragrafen gaan we in op deze begrippen en hoe dat bij dit gecombineerde MER met toelichting van het bestemmingsplan is ingevuld.

Plangebied 

Het plangebied is het gebied waar de voorgenomen ontwikkeling plaats gaat vinden. In dit geval is dat het bedrijventerrein De Spurkt, waarvoor een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld. De ligging en begrenzing van het plangebied is beschreven in paragraaf 2.2.

Studiegebied 

Het studiegebied in deze gecombineerde MER met toelichting van het bestemmingsplan is het gebied waar de effecten kunnen gaan optreden van de ontwikkeling. Dit kan per milieuaspect verschillen. In hoofdstuk 2 t/m 14 in Hoofdstuk 8 Milieuaspectenis per aspect aangegeven wat het studiegebied is voor het betreffende milieuaspect.

7.3 Methodiek

Beoordelingskader

In deze gecombineerde MER met toelichting van het bestemmingsplan wordt de voorgenomen ontwikkeling beoordeeld op de effecten voor het milieu. Per milieuaspect zijn één of meer beoordelingscriteria geformuleerd. Aan de hand van deze beoordelingscriteria zijn de effecten in beeld gebracht. De gehanteerde beoordelingscriteria zijn weergegeven in het beoordelingskader in Tabel 7-1.

Alle effecten worden beoordeeld op basis van een vijfpuntschaal (zie Tabel 7-2).

Tabel 7-1: Beoordelingskader milieueffecten

Aspect   Beoordelingscriterium  
Bodem   Effect op bodemkwaliteit  
Water   Effect op oppervlaktewater (kwaliteit en kwantiteit)  
  Effect op grondwater (kwaliteit en kwantiteit)  
  Effect op riolering  
Ecologie   Effecten op beschermde gebieden Natura 2000  
  Effecten op beschermde gebieden Natuurbeheerplan/POL2014  
  Gevolgen voor beschermde soorten en hun leefgebieden  
Archeologie   Aantasting van gebieden met een archeologische verwachtingswaarde  
Landschap en cultuurhistorie   Effect op het visueel-ruimtelijk karakter  
  Effect op het groene karakter  
  Effect op het cultuurhistorisch erfgoed  
  Effect op het aardkundige waarden en reliëf  
Externe veiligheid   Plaatsgebonden risico  
  Groepsrisico  
Verkeer   Verkeersgeneratie en -afwikkeling  
  Verkeersveiligheid  
  Parkeren  
Luchtkwaliteit   Stikstofemissie  
  Fijnstofemissie  
Geluid   Industriegeluid  
  Verkeersgeluid  
Duurzaamheid   Vermindering CO2 uitstoot en opwekken van duurzame energie  
  Beperken van wateroverlast en hittestress  
  Bevordering van biodiversiteit  

Tabel 7-2: Vijfpuntsschaal

   
++   Sterk positief effect ten opzichte van de referentiesituatie  
+   Positief effect ten opzichte van de referentiesituatie  
0   Geen positief en geen negatief effect ten opzichte van de referentiesituatie  
-   Negatief effect ten opzichte van de referentiesituatie  
- -   Sterk negatief effect ten opzichte van de referentiesituatie  

Aanpak milieuonderzoek

Het bestemmingsplan voor De Spurkt biedt ruimte voor flexibiliteit in de toekomstige plannen. Dat betekent dat op voorhand niet bekend is wat de precieze inhoud van toekomstige ontwikkelingen is. Daarom is bij de onderzochte milieuaspecten in dit rapport uitgegaan van een worst case benadering door uitgangspunten te kiezen die uitgaan van een maximale invulling van het plangebied. Effecten als gevolg van de toekomstige vestiging van bedrijven vallen daardoor binnen de bandbreedte aan effecten zoals bepaald in het MER-deel van deze toelichting. Door middel van monitoring van de werkelijke effecten na het ontwikkelen van het bedrijventerrein kunnen de daadwerkelijke effecten worden gevolgd en kan worden beoordeeld of de ontwikkelingen binnen de bandbreedten blijven die zijn vastgelegd in het bestemmingsplan.

Passende Beoordeling

Het bestemmingsplan voor De Spurkt maakt de vestiging van bedrijven van de milieu categorieën 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 mogelijk. Deze bedrijven mogen geen stikstof uitstoten. Ze moeten bijvoorbeeld zorgen dat ze koelen en verwarmen zonder daarbij gas te gebruiken. Bovendien mogen de interne verkeersstromen geen stikstof uitstoten. De bedrijven trekken echter ook extern verkeer aan. Dit verkeer veroorzaakt emissies naar de atmosfeer van o.a. stikstof (in de vorm van NOx en NH3). Deze stikstof kan in de wijde omgeving op de bodem neerslaan, o.a. in Natura 2000-gebieden. De natuur in veel van deze gebieden is gevoelig voor depositie van (te) grote hoeveelheden stikstof. De bestaande belasting van deze gebieden met stikstof is in vrijwel heel Zuid-Nederland hoger dan de normen die voor deze gebieden gelden. Verdere toename van depositie kan daarom leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van deze gebieden. Het is op voorhand daarom niet zeker dat er geen significante negatieve effecten op deze gebieden zullen optreden.

Voor de vaststelling van het Bestemmingsplan De Spurkt moet daarom een passende beoordeling worden gemaakt. Deze passende beoordeling is bijgevoegd als Bijlage 6 bij dit bestemmingsplan.

7.4 Uitgangspunten milieuonderzoek

In de basis zijn bij de verschillende milieuonderzoeken aannames uit Tabel 7-3 gebruikt. In de hoofdstukken van de specifieke milieuaspecten zijn waar nodig nog aanvullende aannames gedaan.

Tabel 7-3 Uitgangspunten milieuonderzoek

Onderdeel   Referentiesituatie   Voorgenomen activiteit in nieuw bestemmingsplan  
Type bedrijvigheid   Agrarisch gebruik   Zowel grootschalige als kleinschalige bedrijven in de sectoren maakindustrie, agrofood en in de logistieke sector (waaronder m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten).  
Oppervlakte uitgeefbare kavels   -   Ca. 30 hectare  
Toegestane maximale milieucategorieën   -   Cat 2
Cat 3.1
Cat. 3.2
Cat. 4.1
Cat. 4.2  
 
Risicovolle bedrijven, waaronder Bevi-bedrijven   -   Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.  
Ontsluiting (vracht)auto's   Ontsluiting via Spurkt en Metaalweg richting A73.   Hoofdontsluiting via Spurkt en Metaalweg richting A73
Ontsluiting bedrijven rondom kavels  
Langzaam verkeer   Bestaande aansluiting via vrijliggend fietspad parallel aan Spurkt en Metaalweg   Behoud bestaande verbindingen.  
Groen en landschappelijke inpassing   Agrarisch gebruik, openheid en zicht op beekdal   Bestaande groenstructuren behouden d.m.v. compartimentering bedrijventerrein
Inpassing met houtwallen en hagen rond bedrijfspercelen
Behoud zichtlijnen  
Natuur   Diverse woningen en percelen bieden nestlocaties of verblijven voor huismussen, steenuil, boerenzwaluw en vleermuizen.
Hoofdburchten en foerageergebied das
Foerageergebied en vliegroute vleermuizen in bosschages en waterlopen rond plangebied  
Stallen en woningen worden gesloopt
Hoofdburchten behouden
Groenstructuren in en rond plangebied blijven behouden
Bedrijventerrein zorgt voor uitstoot stikstof door verkeerstoename en aanlegfase  
Water   Agrarisch gebruik; weinig verhard oppervlak   50 mm waterberging op bedrijventerrein (voldoende voor 30 ha bedrijven).
Waterberging door bedrijven in bestemmingsplan vastgelegd.  

Hoofdstuk 8 Conclusie milieueffecten

In Bijlage 2 is een zelfstandige conclusie van de milieueffecten bijgevoegd.

Hoofdstuk 9 Onderzoek milieuaspecten

In Bijlage 10 bij deze toelichting zijn de onderzoeken naar de milieuaspecten beschreven.

De watertoets is apart in Bijlage 3 beschreven.

Zoals ook in de conclusie Hoofdstuk 8 en de samenvatting in Hoofdstuk 1 is aangegeven is er na het nemen van de beschreven mitigerende maatregelen geen sprake meer van belangerijke nadelige effecten voor het milieu.

Hoofdstuk 10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Voor planologisch relevante leidingen geldt, afhankelijk van het soort en de aard van de leiding, een zakelijke rechtstrook waarmee in een bestemmingsplan rekening moet worden gehouden. In het plangebied liggen geen ondergrondse kabels en leidingen.

Binnen de grenzen van dit plan bevindt zich de bovengrondse 150.000 Volt hoogspanningsverbinding Boxmeer-Het Broek-Venray.

Conclusies

Omdat er geen ondergrondse kabels en leidingen aanwezig zijn in het plangebied, behoeft dit niet te worden vastgelegd in het bestemmingsplan. Voor de hoogspanningsverbinding is een dubbelbestemming opgenomen.

Hoofdstuk 11 Juridische planbeschrijving

Het bestemmingsplan 'De Spurkt' van de gemeente Venray bestaat uit voorliggende toelichting, planregels en planverbeelding.

11.1 Planvorm

Type planvorm

Het bestemmingsplan De Spurkt betreft een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. Gekozen is voor een globale, flexibele regeling. De bestemmingsregeling stelt uiterste ruimtelijke- en planologische grenzen. Alleen de belangrijkste uitgangspunten zijn vastgelegd:

  • bedrijvigheid ten behoeve van bedrijfsontwikkeling;
  • de natuur- en groenstructuren;
  • ontsluiting richting De Spurkt;
  • de toegestane milieucategorie;
  • de bouwhoogte en het bebouwingspercentage.

Op deze wijze is het plan zo min mogelijk beperkend voor nieuwe, thans nog niet voorziene, maar wel geschikte invullingen van het plangebied. De bestemmingsregeling laat efficiënt gebruik van de gronden toe, houdt rekening met mogelijk wijzigende marktomstandigheden en biedt mogelijkheden tot meervoudig grondgebruik. De regeling biedt daarmee weliswaar flexibiliteit, maar ook rechtszekerheid.

Borging van ruimtelijke kwaliteit

Uitgangspunt is om voor het hele gebied eenzelfde ruimtelijke kwaliteit te borgen. De ruimtelijke kwaliteit in de vorm van de groenstructuur en de openbare ruimte is door middel van directe bestemmingslegging op de verbeelding en in de regels vastgelegd (bestemmingen Bedrijventerrein en Groen/Natuur). Dimensionering en verbinding (en dus een belangrijk deel van de ruimtelijke kwaliteit) zijn op deze wijze geborgd.

11.2 Plansystematiek

Wettelijke vereisten

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. De wettelijke vereisten vormen de leidraad bij deze nieuwe bestemmingsregeling voor het plangebied.

Het plangebied van De Spurkt sluit aan bij plangebied Smakterheide en buitengebied Venray. De systematiek van het plan sluit aan bij De Blakt en Smakterheide en voor de Agrarische bestemming is de Herziening Buitengebied gebruikt. Dit geldt voor de wijze van bestemmingslegging maar ook voor de opzet en inhoud van de regels. Op deze manier ontstaat een eenduidige regeling voor een samenhangend gebied op het grondgebied van de gemeente. Om een op De Spurkt afgestemde en geschikte regeling te creëren, wijkt de regeling op een aantal punten van de regeling uit het plan Trade Port Noord af.

Verbeelding

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.

Bestemmingen

Op de verbeelding worden verschillende soorten vlakken gebruikt. Het bestemmingsvlak is erop gericht het toegestane gebruik duidelijk te maken. In de regeling bij de (enkel)bestemming is vervolgens bepaald of en zo ja, waar en op welke wijze de gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Over een bestemmingsvlak kan een dubbelbestemming liggen waar aanvullende regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en bebouwing voor zowel de functie van de dubbelbestemming als de enkelbestemming.

Aanduidingen

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt tussen verschillende aanduidingen:

  • functieaanduidingen: hiermee wordt nader gespecificeerd welk gebruik in de verschillende deelgebieden is toegestaan; de in dit plan gebruikte functieaanduiding betreft oa. 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
  • maatvoeringsaanduidingen: dit zijn aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik; op de verbeelding is sprake van de maatvoeringsaanduidingen ten behoeve van de bouwhoogte en bebouwingspercentage;
  • gebiedsaanduidingen: deze aanduidingen verwijzen naar een gebied waarvoor specifieke regels gelden, meestal als gevolg van sectorale regelgeving. In het plangebied geldt bijvoorbeeld de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'.

Nadere uitleg bij deze aanduidingen is te lezen bij de bespreking van de betreffende bestemmingen en/of artikelen waarin de aanduidingen zijn opgenomen.

Regels

De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen. Door middel van deze regels biedt het plan flexibiliteit voor toekomstige ontwikkelingen. Ook biedt de regeling burgemeester en wethouders de mogelijkheid om nadere eisen te stellen. Hiermee kan de in het plan opgenomen regeling in een aantal gevallen worden gespecificeerd. Dit zal met name gaan om eisen bij concrete bouwaanvragen.

11.3 Uitleg van de regels

11.3.1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1):

Artikel 1 van de planregels bevat beschrijvingen van begrippen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschil in interpretatie mogelijk is.

Wijze van meten (artikel 2):

In artikel 2 wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/percelen gemeten moet worden.

11.3.2 Bestemmingsregels

Agrarisch - Foerageergebied (artikel 3)

Alle percelen, waarvan het hoofdgebruik agrarisch is, worden als zodanig bestemd. De bestemming dient zoveel mogelijk flexibel van opzet te zijn. In de bestemmingsomschrijving staat de agrarische functie voorop, maar worden andere (ondergeschikte) functies ook mogelijk gemaakt, zoals de bescherming en de ontwikkeling van de potentiële natuur- en landschapswaarden in het gebied.

De regeling is gedeeltelijk overgenomen uit bestemmingsplan herziening Buitengebied Venray
(vastgesteld 2017-09-20). Veel van de bestemmingsregels uit het bestemmingsplan Buitengebied zijn
voor het onderhavige plan niet relevant, omdat functies niet in het plangebied aanwezig zijn. Er is
daarom een uitsplitsing gemaakt zodat alleen de aanwezige functies op de betreffende agrarische percelen binnen voorliggend plangebied zijn meegenomen.

Bedrijf (artikel 4)

Op de gronden gelegen binnen de bestemming ‘Bedrijf’ mogen zich diverse soorten bedrijven vestigen. Afhankelijk van de aanduiding op de planverbeelding zijn bedrijven toegestaan in de milieucategorieën 2 tot en met 4.2, zoals deze zijn opgenomen in de bij dit plan behorende staat van bedrijfsactiviteiten. Geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.

Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor bedrijven die niet zijn opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten, en voor bedrijven die vallen onder een zwaardere milieucategorie dan ter plaatse toegestaan, mits de activiteiten van deze bedrijven qua aard en milieubelasting vergelijkbaar zijn met de ter plaatse reeds toegestane bedrijvigheid.

Kantooractiviteiten worden slechts toegelaten ter ondersteuning van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten, waarbij het bruto vloeroppervlak dat ten behoeve van deze kantooractiviteiten wordt gebruikt maximaal 30% bedraagt, conform de richtlijnen van de provinciale Handreiking ruimtelijke ontwikkeling. De vestiging van zelfstandige reguliere, volumineuze en grootschalige detailhandel is niet toegestaan.

Het is verboden voor bedrijven om bij het bedrijfsmatige gebruik van de gronden en bebouwing stikstof uit te stoten. Het gaat om een verbod op de uitstoot van stikstof tijdens de exploitatiefase. Hierop wordt een uitzondering gemaakt voor het verkeer dat van en naar de gronden en bebouwing gaat.

Groen (artikel 5)

De bestemming Groen rust op het openbare groen in het plangebied. Dit betreft de groenstroken in en langs het bedrijventerrein, welke gelegen zijn langs de diverse bedrijventoegangswegen. Daarnaast zijn de verschillende (hemelwaterbergende) waterlopen en waterpartijen in deze bestemming opgenomen.

Natuur (artikel 6)

De bestemming Natuur is opgenomen in het oostelijke gedeelte van het bedrijventerrein. Dit om zeker te stellen dat deze gronden natuurlijk worden ingericht met het oog op voorkomende beschermde soorten. Deze bestemming is opgenomen om het leeftgebied van de daar aanwezige das te beschermen. Overigens zijn hierbij voorzieningen welke niet strijdig zijn met het beoogde gebruik door beschermde soorten wel toegestaan, onder andere water en waterberging.

Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan voor zover deze worden gebouwd in het belang van de bestemming. Gedacht moet worden aan een schuilplaats voor koeien, nestkasten, slaapplaatsen voor vleermuizen en dergelijken.

Verkeer (artikel 7)

Deze bestemming is toegekend aan de (toekomstige) bedrijventoegangswegen in plangebied. Deze bedrijventoegangswegen dienen voor de ontsluiting van de aangrenzende of nabijgelegen bedrijfspercelen. De diverse wegen zijn of worden ingericht conform de hiertoe door de gemeente Venray ontworpen wegprofielen.

Water (artikel 8)

Binnen de bestemming Water zijn naast water ook waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers en oeververbindingen toegestaan. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

Leiding - Hoogspanningsverbinding (artikel 9)

Deze dubbelbestemming rust op de zakelijk recht zone rondom de bovengrondse hoogspanningsverbinding welke door het plangebied loopt. Deze zone strekt zich uit tot 25 meter aan weerszijden van het hart van de leiding. Binnen de dubbelbestemming zijn slechts bouwwerken ten dienste van hier aanwezige hoogspanningsverbinding toegestaan. Ter bescherming van de hoogspanningsverbinding is in de belemmeringzones een omgevingsvergunningstelsel van toepassing.

Waterstaat - Beschermingszone watergang (artikel 10)

Deze dubbelbestemming ligt op de beschermingszone van de Venrayse Spurkt. Binnen deze beschermingszone geldt in principe een bouwverbod. De beschermingszone is gebaseerd op de legger van het waterschap Limburg en dient ter voorkoming van ongewenste ontwikkelingen die de bereikbaarheid van het secundaire water verminderen, bijvoorbeeld voor groot onderhoud. Tevens dient de beschermingszone om eventuele toekomstige herinrichtingen of verbeteringen mogelijk te houden.

11.3.3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Anti-dubbeltelregel (artikel 11)

De anti-dubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Algemene bouwregels (artikel 12)

In deze bepaling zijn algemene regels opgenomen met betrekking tot bestaande afstanden en andere maten. Bestaande afwijkende maatvoeringen mogen, mits legaal (dus krachtens een omgevingsvergunning of met gebruikmaking van een wijzigings op afwijkingsbevoegdheid) tot stand gekomen ter plaatse van die afwijking als maatgevend worden beschouwd.

Algemene gebruiksregels (artikel 13)

In deze bepaling is aangegeven welk gebruik in ieder geval als met de regels van voorliggend plan strijdig gebruik dient te worden aangemerkt.

Algemene aanduidingsregels (artikel 14)

Geluidzone- industrie

Voor industrieterreinen waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd, die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken (de zogenaamde “grote lawaaimakers”), geldt op basis van de Wet geluidhinder een verplichte zonering. In de zones gelden beperkingen voor het oprichten van woningen en andere geluidgevoelige objecten.

Geluidszonering waarbij sprake is van een doorwerking op het buitengebied van Venray is aan de orde bij bedrijventerrein Smakterheide.

Algemene afwijkingsregels (artikel 15)

De afwijkingsmogelijkheid welke is opgenomen in het eerste lid van dit artikel betreft een afwijkingsmogelijkheid van de in de planregels gegeven maten en normen met betrekking tot het bouwen. Deze bepaling wordt nodig geacht om de bruikbaarheid van het plan te bevorderen. Het gaat hierbij om kleine afwijkingen van de situering of afmeting van gebouwen, die geen afbreuk doen aan de bestemmingsdoeleinden.

In het derde lid van dit artikel wordt bepaald dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning te allen tijden dient te worden verzekerd dat na realisatie van de functie of bebouwing welke middels de omgevingsvergunning wordt gemaakt, nog steeds kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

Algemene wijzigingsregels (artikel 16)

In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders een algemene bevoegdheid gegeven om kleinschalige wijzigingen aan te brengen in de bestemmingen van onderhavig plan. De voorwaarden, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

Algemene procedureregels (artikel 17)

Dit artikel geeft de te volgen procedures aan bij de toepassing van binnenplanse flexibiliteitsmogelijkheden.

Verwezenlijking in de naaste toekomst (artikel 18)

In dit artikel wordt gevolg gegeven aan het bepaalde in artikel 3.4 van de Wet ruimtelijke ordening. Dit artikel van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat bij een bestemmingsplan, voorzover het gronden betreft waarvan het gebruik afwijkt van het bestemmingsplan, gronden kunnen worden aangewezen ten aanzien waarvan de verwezenlijking van de nieuwe bestemming(en) in de naaste toekomst nodig wordt geacht.

Overige regels (artikel 19)

In dit artikel is een verwijzing naar artikel 1a van de Wet op de economische delicten opgenomen. Tevens zijn in dit artikel voorrangsregels voor de verschillende in het plan opgenomen dubbelbestemmingen opgenomen.

Overgangsrecht (artikel 20)

Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd), mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de planregels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd blijven.

Slotregel (artikel 21)

Dit artikel geeft de titel van de planregels aan.

Hoofdstuk 12 Uitvoerbaarheid

12.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is een grondexploitatie opgesteld. Hieruit blijkt dat deze in ieder geval sluitend kan worden afgerond, waarmee de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan De Spurkt gewaarborgd is. De gemeenteraad is voorafgaand aan de besluitvorming over dit bestemmingsplan in kennis gesteld van de opgestelde grondexploitatie en het feit dat deze in ieder geval sluitend kan worden afgerond.

Hoewel de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd is, zijn niet alle percelen binnen het plangebied in eigendom verworven. Artikel 6.12 lid 2 Wet ruimtelijke ordening (hierna: 'Wro') bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd.

Binnen het plangebied zijn percelen in privaat eigendom. Het bestemmingsplan voorziet op betreffende percelen in de realisering van bedrijfsgebouwen met bijbehorende voorzieningen, waarvoor omgevingsvergunningen zijn vereist.

Gelijktijdig met het bestemmingsplan De Spurkt is voor het bestemmingsplangebied het exploitatieplan De Spurkt vastgesteld.

12.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het concept-ontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan diverse instanties toegezonden.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd, waarbij eenieder in de gelegenheid is gesteld een zienswijze in te dienen.

Hoofdstuk 13 Overleg

13.1 Kennisgeving voornemen

In de periode van 19 februari 2019 t/m 1 april 2019 heeft de kennisgeving van het voornemen ter inzage gelegen met de mogelijkheid tot het kenbaar maken van zienswijzen hierop. Er zijn acht zienswijzen binnen gekomen bij de gemeente Venray. Deze zijn geanonimiseerd en voorzien van een kenmerk. In onderstaande tabel zijn de verschillende argumenten uit de zienswijzen getoond. Er is tevens een beantwoording aangegeven.

Nummer
argument  
Kenmerk
indiener  
Samenvatting argument   Behandeling argument  
1   1   De zienswijze heeft betrekking op de hoogspanningsverbinding in het plangebied. Om de leveringszekerheid van elektriciteit te garanderen, dient de hoogspanningsverbinding een gepaste bescherming te hebben. TenneT doet een voorstel voor de dubbelbestemming Leiding-Hoogspanningsverbinding in het bestemmingsplan.   Het voorstel voor de dubbelbestemming is overgenomen in de regels van het bestemmingsplan.  
2   1   TenneT verzoekt om overleg bij de verdere inrichting van de zone nabij de hoogspanningsverbinding (22,5 meter ten weerszijden vanuit het hart). Dit in verband met de veiligheid en leveringszekerheid van de hoogspanningsverbinding. Hierbij wordt gedacht aan bijvoorbeeld watergangen of bomen.   Afstemming over wat er mogelijk is in de nabijheid van de hoogspanningsverbinding zal zeker plaatsvinden. Bomen zijn op dit moment niet voorzien binnen een zone van 20 meter aan weerzijden van de hoogspanningsverbinding.  
3   2   De ontwikkeling van het bedrijventerrein de Spurkt kan niet los worden gezien van overige voor dassen negatieve ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Venray. Het plangebied maakt onderdeel uit van het kernleefgebied van de das. Het kernleefgebied van de das wordt reeds aangetast door woningbouw, zonnepark en een beoogd industrieterrein.   Bij de inrichting van het plangebied is rekening gehouden met het leefgebied van de das. De oostzijde van het plangebied blijft deels behouden en ingericht als foerageergebied. Dit gebied krijgt in het bestemmingsplan de bestemming Natuur. Significante effecten op de das worden hiermee voorkomen.  
4   2   In de NRD wordt gesteld dat voor de ontwikkeling alleen landbouwgrond wordt onttrokken en dat dit een marginale waarde biedt voor de das. Dat is een voorbarige stelling; alle stukjes percelen binnen een foerageergebied hebben tezamen essentiële waarde voor het voortbestaan van de das. Bijvoorbeeld de dassenburcht aan Spurkt 1.   Bij de inrichting van het plangebied is rekening gehouden met het leefgebied van de das. De oostzijde van het plangebied blijft deels behouden en ingericht als foerageergebied. Dit gebied krijgt in het bestemmingsplan de bestemming Natuur. Significante effecten op de das worden hiermee voorkomen.  
5   2   De das kan zich niet goed aanpassen aan veranderende omstandigheden, zoals het wegnemen van beschikbare percelen, wissels en territoriumgrenzen. De das wordt hierdoor ernstig verstoord.   Bij de inrichting van het plangebied is rekening gehouden met het leefgebied van de das. De oostzijde van het plangebied blijft deels behouden en ingericht als foerageergebied. Dit gebied krijgt in het bestemmingsplan de bestemming Natuur. Significante effecten op de das worden hiermee voorkomen.  
6   2   Op basis van de Wet natuurbescherming moeten ingrepen in dassenleefgebied met mogelijke nadelige gevolgen worden gecompenseerd, beperkt of ongedaan gemaakt. Indien de ecologische functionaliteit van de dassenburcht wordt bedreigd, is een ontheffing nodig van bepalingen van artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming   Bij de inrichting van het plangebied is rekening gehouden met het leefgebied van de das. De oostzijde van het plangebied blijft deels behouden en ingericht als foerageergebied. Dit gebied krijgt in het bestemmingsplan de bestemming Natuur. Significante effecten op de das worden hiermee voorkomen.  
7   3   De aangegeven groenstrook ligt op een gunstige plek voor de cliënt. Deze groenstrook dient te worden vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan, zonder afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid die het mogelijk maakt de gronden te wijzigen naar een bedrijfsbestemming. De groenstrook moet ook in de toekomst behouden blijven.   De groenstrook is geregeld in het bestemmingsplan middels de bestemming 'Groen'. Hierin wordt geen wijziging naar een bedrijfsbestemming mogelijk gemaakt.  
8   3   De beoogde ontsluiting van het bedrijventerrein is gunstig voor de cliënt. De ontsluiting dient te worden vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan. Er dient te worden voorkomen dat bedrijfsverkeer de bedrijfslocatie van de cliënt hindert en het woongenot van de cliënt aantast.   In het MER is onderzocht of de huidige wegenstructuur afdoende is voor de nieuwe situatie. De wegenstructuur wijzigt niet en wordt in de nieuwe situatie gemonitord. Daarnaast is in diverse milieuonderzoeken aandacht besteed aan de gevolgen voor de omgeving. In onderzoeken naar verkeer, geluid, geur en luchtkwaliteit is aangetoond dat de gevolgen voor de omgeving aanvaardbaar zijn.  
9   3   De toepassing van inwaartse zonering om rekening te houden met de woon- en leefomgeving is onvoldoende uitgewerkt in de NRD. Dit dient nader te worden uitgewerkt. Ook dient in de regels te worden vastgelegd welke categorie bedrijvigheid waar wordt toegestaan.   De toepassing van inwaartse zonering is verder uitgewerkt in hoofdstuk 5 van de toelichting van het bestemmingsplan. Middels de functieaanduiding bij de bestemming 'Bedrijventerrein' is de milieucategorie aangegeven in de regels van het bestemmingsplan.  
10   3   Het is onduidelijk welke gevolgen de komst van het bedrijventerrein heeft voor het bedrijf van de cliënt. Dit dient te worden onderzocht.   In diverse milieuonderzoeken is aandacht besteed aan de gevolgen van deze ontwikkeling voor de omgeving. In de onderzoeken naar lucht, geur en geluid is aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu. In een verkeersonderzoek is aangetoond wat de gevolgen zijn voor de capaciteit van de omliggende wegen.  
11   4   Het plangebied ligt grotendeels in de Bronsgroene landschapszone. De komst van het bedrijventerrein is een aantasting van de kernkwaliteiten van de Bronsgroene landschapszone.   In het MER zijn de gevolgen voor de Bronsgroene landschapszone onderzocht. Het bedrijventerrein heeft effect op het groene karakter en het visueel-ruimtelijk karakter. Om dit effect te verminderen worden bij de inrichting van het bedrijventerrein de huidige landschappelijke dragers (bestaande bomenrijen) zoveel mogelijk gerespecteerd en gebruikt voor de compartimentering van het nieuwe bedrijventerrein. Het bestaande groen wordt daarnaast versterkt met gebiedseigen beplanting en het plan voorziet in een groene inpassing van de bedrijfspercelen aan alle zijden.  
12   4   Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich een dassenburcht (Spurkt 1). Voor de das is zowel primair als secundair foerageergebied aanwezig in het plangebied. Een verlies aan primair leefgebied dient voor 120% gecompenseerd te worden, een verlies aan secundair leefgebied dient voor 50% gecompenseerd te worden.   Bij de inrichting van het plangebied is rekening gehouden met het leefgebied van de das. De oostzijde van het plangebied blijft deels behouden en ingericht als foerageergebied. Dit gebied krijgt in het bestemmingsplan de bestemming Natuur. Significante effecten op de das worden hiermee voorkomen.  
13   4   Er spelen naast de komst van het bedrijventerrein andere voorgenomen ruimte ontwikkelingen in de gemeente Venray die negatieve effecten hebben op de dassenpopulatie. Door het cumulatieve effect van meerdere ontwikkelingen komt de gunstige staat van instandhouding van de dassenpopulatie in gevaar.   Bij de inrichting van het plangebied is rekening gehouden met het leefgebied van de das. De oostzijde van het plangebied blijft deels behouden en ingericht als foerageergebied. Dit gebied krijgt in het bestemmingsplan de bestemming Natuur. Significante effecten op de das worden hiermee voorkomen.  
14   4   De cumulatieve effecten van de ingrepen op nabijgelegen Natura 2000-gebieden dienen te worden onderzocht. De realisatie van nieuwbouwwijken en bedrijventerrein De Spurkt zal leiden tot een toename van stikstofdepositie op het al zwaarbelaste Natura 2000-gebied Maasduinen.   Zoals uit de passende beoordeling (Bijlage 6) is gebleken, vindt er ten opzichte van de referentiesituatie een afname van stikstofdepositie plaats als gevolg van de realisatie van bedrijventerrein De Spurkt.
De nabijgelegen ontwikkelingen hangen niet zodanig samen met de ontwikkeling van De Spurkt dat deze als gezamelijke ontwikkeling gezien dient te worden. Deze zijn ook niet afhankelijk van elkaar. Deze ontwikkelingen vallen niet binnen het plangebied en zijn de comulatieve effecten niet betrokken bij het MER.

Voor o.a. de das geldt dat het bosperceel aan de oostzijde van de planlocatie blijft behouden. Aangrenzend aan het bosperceel wordt daarbij een natuurlijk beheerd gebied ingericht van circa 3,4 hectare, met als doelsoort o.a. das.  
15   5   Indiener geeft aan dat meer verharding en minder natuur in de regio kan leiden onvoldoende waterdamp in de lucht. Dit heeft weersextremen zoals hoosbuien tot gevolg.   De inrichting van het bedrijventerrein hangt samen met een zelfstandig functionerend watersysteem. Delen van het plangebied kennen een natuurvriendelijke inrichting met infiltrerende wadi's en vijvers waar hemelwater wordt vastgehouden. Hierbij vindt ook bij de nieuwe inrichting verdamping en aanvulling van het grondwater plaats.  
16   5   Door een opeenstapeling van ontwikkelingen in de regio heeft ook deze ontwikkeling van 30 hectare bedrijventerrein gevolgen voor de gezondheid. De gemeente Venray heeft als doel de 'Gezondste Regio' in 2025 te worden. Dat betekent niet alleen economische gezondheid.   De gevolgen voor de gezondheid zijn in het MER onderzocht in de thema's geluid, luchtkwaliteit, geur en veiligheid. Hierin is aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat.  
17   5   Indiener pleit voor een zorgvuldige afweging van groen met een andere directe economische waarde, namelijk gezondheid en het onderhouden van Limburgse ecosystemen. Hiervoor zijn ook nieuwe verdienmodellen, zoals de circulaire economie, donut economy of blue economy.   De basis voor de vormgeving van het bedrijventerrein zijn de bestaande landschappelijke en natuurlijke structuren. Deze vormen het groene geraamte waarbinnen het bedrijventerrein wordt vormgegeven. Een van de uitgangspunten is het realiseren van een gezonde werklocatie in samenspel met het behouden van de biodiverseit.  
18   5   De komst van het bedrijventerrein leidt niet tot de verwachte banencreatie in verband met zeer geautomatiseerde logistieke loodsen en de huidige noodzaak voor arbeidsmigranten.   Het bedrijventerrein is bedoeld voor doorgroeiende regionaal
gebonden bedrijven uit Venray. De doelgroep bestaat uit zowel grootschalige als kleinschalige bedrijven die actief zijn in de
maakindustrie, agrofood en in de logistieke sector. Logistieke bedrijvigheid brengt gemiddeld 30 banen per hectare, daarnaast leidt automatisering tot een grotere vraag naar hoger opgeleid personeel. Zonder toekomstperspectief bestaat de kans dat bedrijven naar elders vertrekken en werkgelegenheid verloren gaat.  
19   5   In Limburg staan op grote bedrijventerreinen panden leeg, bijvoorbeeld 12 hetare in Born. Ook op Venrayse bedrijventerreinen staan panden leeg.   Kwantitatief is er voldoende aanbod. Kwalitatief is er echter onvoldoende aanbod. Concreet betekent dit dat er voor de beoogde doelgroep behoefte bestaat aan nieuwe locaties. Dit is onderbouwd in paragraaf 5.1 van het bestemmingsplan (Ladder voor duurzame verstedelijking) en in de Laddertoets in Bijlage 11 van de toelichting.  
20   5   Verdroging is een groot nadeel van grootschalige bedrijventerreinen. Nabijgelegen percelen en Natura 2000 terreinen zijn bij verdroging en meer stikstof uitstoot niet gebaat.   Uit de Watertoets (Bijlage 3) is gebleken dat er geen directe negatieve effecten van de plannen te verwachten zijn met betrekking tot water. Het is uit te sluiten dat veranderingen binnen het plangebied, een invloed hebben op het grondwater van de beschermde Natura 2000-gebieden. Dit vanwege de afstand tot de Natura 2000 en de stroming van de watergangen richting het noorden. Het is op voorhand uit te sluiten dat de instandhoudingsdoelen van de beschermde Natura 2000-gebieden op het gebied van verdroging in het geding komen. Dit geldt voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase.

Zoals uit de passende beoordeling is gebleken, vindt er ten opzichte van de referentiesituatie een afname van stikstofdepositie plaats als gevolg van de realisatie van bedrijventerrein De Spurkt.  
21   5   De komst van het bedrijventerrein heeft gevolgen voor de biodiversiteit. Er bevinden zich kwetsbare insecten en amfibieën in en rond het plangebied. De gemeente moet zich inzetten om het kwetsbare en noodzakelijke natte gebied (Loobeekdal) te behouden.   Uit het ecologisch onderzoek is gebleken dat er géén beschermde insecten en amfibieën op de planlocatie aanwezig zijn. Met betrekking tot de amfibieën en insecten buiten het plangebied, zijn er conform de watertoets in de MER geen directe negatieve effecten te verwachten.  
22   5   De bronsgroene landschapszone dient te worden behouden.   In het MER zijn de gevolgen voor de Bronsgroene landschapszone onderzocht. Het bedrijventerrein heeft effect op het groene karakter en het visueel-ruimtelijk karakter. Om dit effect te verminderen worden bij de inrichting van het bedrijventerrein de huidige landschappelijke dragers (bestaande bomenrijen) zoveel mogelijk gerespecteerd en gebruikt voor de compartimentering van het nieuwe bedrijventerrein. Het bestaande groen wordt daarnaast versterkt met gebiedseigen beplanting en het plan voorziet in een groene inpassing van de bedrijfspercelen aan alle zijden.  
23   5   Met de nieuwer verharding en het geplande wegennet wordt verdere verdroging en verslechtering van de kwaliteit van zoetwater winning in de hand gewerkt.   De inrichting van het bedrijventerrein hangt samen met een zelfstandig functionerend watersysteem. Delen van het plangebied kennen een natuurvriendelijke inrichting met infiltrerende wadi's en vijvers waar hemelwater wordt vastgehouden. Hierbij vindt ook bij de nieuwe inrichting verdamping en aanvulling van het grondwater plaats.  
24   5   indiener vraagt zich af op welke bedrijventerreinen de 30 hectare netto bedrijventerrein wordt gesaldeerd.   Op diverse bedrijventerreinen in Venray wordt 8 ha gesaldeerd, waaronder de De Brier en de Hulst. Daarnaast wordt 12 ha gesaldeerd in de gemeente Venlo en de overige 10 ha op diverse bedrijventerreinen in de regio.  
25   5   Indiener vraagt zich af hoe het gesaldeerde bedrijventerrein eruit komt te zien.   Dit plan voorziet niet in invulling van het gesaleerde bedrijventerrein. Dit is een gemeentelijke aangelegenheid.  
26   5   Indiener vraagt zich af of er circulaire mogelijkheden zijn voor het oude bedrijventerrein, zodat geen natuur hoeft te worden ingezet.   Het te realiseren bedrijventerrein is bedoeld voor bedrijven die reeds elders in Venray zitten, maar op die locaties geen uitbreidingsmogelijkheden hebben. Bij het verplaatsen van die bedrijven zullen de vrijgekomen locaties opnieuw worden uitgegeven. De realisatie van het nieuwe bedrijventerrein biedt echter ook mogelijkheden om aanwezige natuurwaarden te versterken en nieuwe waarden te realiseren.  
27   5   Indiener vraagt zich af of de salderingsregeling uit de Visie bedrijventerreinen Noord-Limburg ook geldt voor het wegennet.   De saldering geldt voor de 30 hectare uitgeefbaar bedrijventerrein.  
28   5   De kwaliteit van zoetwater wordt aangetast door verharding van het landgebruik.   De inrichting van het bedrijventerrein hangt samen met een zelfstandig functionerend watersysteem. Delen van het plangebied kennen een natuurvriendelijke inrichting met infiltrerende wadi's en vijvers waar hemelwater wordt vastgehouden. Hierbij vindt ook bij de nieuwe inrichting verdamping en aanvulling van het grondwater plaats.  
29   5   Indiener pleit voor natuurlijk landbeheer met aandacht voor bomen, planten en een gezonde bodem.   De huidige landschappelijke dragers (bestaande bomenrijen) worden zoveel mogelijk gerespecteerd en gebruikt voor de compartimentering van het nieuwe bedrijventerrein. Het bestaande groen wordt daarnaast versterkt met gebiedseigen beplanting en het plan voorziet in een groene inpassing van de bedrijfspercelen aan alle zijden.  
30   5   Indiener verzoekt aandacht te besteden aan de landschapsinrichting in het kader van verdroging. Voldoende groen tussen de gebouwen dient te worden verplichtgesteld. Plant ook bomen of struien die verdampen en fijnstof filteren langs verharde oppervlaktes. Plant voedselbossen, vooral in natte gebieden.   De huidige landschappelijke dragers (bestaande bomenrijen) worden zoveel mogelijk gerespecteerd en gebruikt voor de compartimentering van het nieuwe bedrijventerrein. Het bestaande groen wordt daarnaast versterkt met gebiedseigen beplanting en het plan voorziet in een groene inpassing van de bedrijfspercelen aan alle zijden. Het hemelwater wordt binnen het plangebied verzameld en geinfiltreerd, daarna wordt het overtollige water pas afgevoerd richting de Loobeek.  
31   5   Om water te verdampen voor nieuwe lokale regen moet een groot distributiecentrum met sedumdak worden bevloeid met vers regenwater.   In het plan zullen duurzaamheidseisen worden opgenomen. Onderzocht wordt of en welke eisen nog meer kunnen worden opgenomen, zoals gasloos bouwen. Het ontwikkelbedrijf zal bedrijven privaatrechelijk verplichten om daken geschikt te maken voor zonnepanelen.  
32   5   Het landgebruik kan blijvend rendabel zijn door meerdere functies te geven aan groen, zoals voedsel verbouwen.   Het groen in de openbare ruimte binnen het plangebied dient meerdere doelen zoals bijv.: landschappelijke inpassing, (semi-)natuurwaarden, recreatief uitloopgebied en waterberging. Het verbouwen van voedsel zal niet meer mogelijk zijn.  
33   6   Indiener geeft aan dat met het ontwikkelen van bedrijventerrein De Spurkt natuur verloren gaat. Het natuurgebied met het Loobeekdal mag niet verdwijnen ten gunste van economisch gewin.   Het bosperceel aan de oostkant van de planlocatie blijft behouden. Aangrenzend aan het bosperceel wordt daarbij een natuurlijk beheerd gebied ingericht van circa 3,4 hectare, met als doelsoort o.a. das. De gronden binnen het plangebied die worden ontwikkeld tot bedrijventerrein, kennen nu een agrarisch gebruik (geen natuur). Alle landschappelijke elementen zoals bomenlanen worden ingepast in het toekomstige bedrijventerrein. Het Loobeekdal wordt niet ontwikkeld tot bedrijventerrein.  
34   6   Rond het Loobeekdal en de Overloonse bossen wordt veel gewandeld. Recreanten hebben nu uitzicht op het Loobeekdal. Dit gebied dient te worden gehandhaafd.   Het recreatiegebied ligt ten noorden van de voorgenomen ontwikkeling, buiten het plangebied. Het bestemmingsplan De Spurkt voorziet niet in wijziginen in het Loobeekdal. Recreanten kunnen in de toekomst nog steeds gebruik maken van dit recreatienetwerk. Daarnaast draagt de inrichting van het plangebied bij aan het behoud en de ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteiten van het Loobeekdal door versterking van de zichtlijnen en de aansluiting op de schaal en beleving van het landschap.  
35   6   Het gebied is tevens belangrijk leef- en foerageergebied voor dassen en andere soorten. Dat dient te worden gehandhaafd.   Bij de inrichting van het plangebied is rekening gehouden met het leefgebied van de das. De oostzijde van het plangebied blijft deels behouden en ingericht als foerageergebied. Dit gebied krijgt in het bestemmingsplan de bestemming Natuur. Significante effecten op de das worden hiermee voorkomen.  
36   7   Indiener geeft aan dat bij de uitgifte van grote kavels automatisch een 'eenheidsworst' in het aanbod ontstaat.   Het plan biedt een variatie aan kavelmaten om zowel grootschalig als kleinschaliger bedrijven ruimte te bieden. Daarnaast is het plan bedoeld voor bedrijven uit de sectoren logistiek, agribusiness en maakindustrie. Deze sectoren stellen niet dezelfde eisen aan kavelmaat, bebouwingsdichtheid en bebouwingsvorm.  
37   7   Indiener vraagt zich af voor wie het bedrijventerrein is bedoeld. Indien dat regionaal gebonden bedrijven uit Venray zijn, hoe groot is die regio?   Het primaire verzorgingsgebied van de regionaal gebonden bedrijven uit Venray is Noord Limburg. Het ruimtelijk verzorgingsgebied van bedrijven is groter dan de gemeente omdat bedrijven een grotere actieradius hebben dan sec de gemeente.  
38   7   Indiener maakt zich zorgen om significante effecten voor Natura 2000 gebieden in de omgeving. Met name Boshuizerbergen, waar het grootste jeneverbessenstruweel van Zuid-Nederland zich bevindt. Door uitlaatgassen kan dit niet in oude staat worden hersteld.   Er is een passende beoordeling opgesteld om dit te onderzoeken. Zoals uit de passende beoordeling is gebleken, vindt er ten opzichte van de referentiesituatie een afname van stikstofdepositie plaats als gevolg van de realisatie van bedrijventerrein De Spurkt. Alle andere effecten zijn uitgesloten.  
39   7   Indiener vraagt zich af wat de invloed en inspraak is van de Gemeente Venray. Wordt dit vanuit Venlo en de provincie gedicteerd?   De ontwikkeling en realisatie van het bedrijventerrein vindt plaats door het Ontwikkelbedrijf Greenport Venlo BV. De gemeente Venray is aandeelhouder van deze BV, samen met de provincie Limburg en de gemeenten Venlo en Horst aan de Maas. De ontwikkeling vindt plaats op het grondgebied van Venray; dat betekent dat de benodigde procedures doorlopen worden door de gemeente Venray.  
40   7   Er zijn geen bedrijven toegestaan met een milieucategorie hoger dan 4.2. Indiener vraagt zich af wat dat betekent. Er is bijvoorbeeld een mestfabriek gepland aan de Metaalweg, volgens indiener een categorie 5. Indiener vraagt zich af of dat wordt toegestaan.   Een mestfabriek heeft niet de categorie-aanduiding 5, maar 4.2. De categorie-aanduiding 5 is niet toegelaten in het bestemmingsplan De Spurkt.  
41   7   Voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein dient 30 hectare te worden gesaldeerd. Indiener vraagt zich af waar de saldering plaatsvindt.   Op diverse bedrijventerreinen in Venray wordt 8 ha gesaldeerd, waaronder de De Brier en de Hulst. Daarnaast wordt 12 ha gesaldeerd in de gemeente Venlo en de overige 10 ha op diverse bedrijventerreinen in de regio.  
42   7   Voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein wordt 30 hectare groene oppervlakte vervangen voor asfalt en loodsen. Indiener vraagt zich af in hoeverre dit wordt gecompenseerd en waar dit plaatsvindt.   Eventuele benodigde compensatie wordt direct grenzend aan of indien nodig en gewenst in de omgeving van het bedrijventerrein gerealiseerd. Zo dient er bijvoorbeeld voldoende waterberging te zijn binnen het bedrijventerrein en wordt aan de oostzijde van het plangebied een natuurlijk beheerd gebied ingericht van circa 3,4 hectare. Compensatie staat overigens los van een goede landschappelijke inpassing. Deze inpassing maakt onderdeel uit van het uiteindelijke ontwerp voor het bedrijventerrein.  
43   7   In verband met andere ontwikkelingen in het Loobeekdal, waaronder twee zonneparken, verdwijnt er bijna 100 hectare van het Loobeekdal. Er moet een stevige tegenprestatie staan voor het verlies van omgevingskwaliteiten. Indiener vraagt zich af waar dit plaatsvindt, hoe dit eruit komt te zien en hoe dit wordt geborgd.   Het recreatiegebied ligt ten noorden van de voorgenomen ontwikkeling, buiten het plangebied. Het bestemmingsplan De Spurkt voorziet niet in wijziginen in het Loobeekdal. Recreanten kunnen in de toekomst nog steeds gebruik maken van het recreatienetwerk. Daarnaast draagt de inrichting van het plangebied bij aan het behoud en de ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteiten van het Loobeekdal door versterking van de zichtlijnen en de aansluiting op de schaal en beleving van het landschap.  
44   7   Indiener stelt dat inpassing van het bedrijventerrein met 'enorme blokkendozen' niet mogelijk is. Het contrast is, vanuit Overloon bezien, erg groot.   De huidige landschappelijke dragers van de omgeving (bestaande bomenrijen) worden zoveel mogelijk gerespecteerd en gebruikt voor de compartimentering van het nieuwe bedrijventerrein. Het bestaande groen wordt daarnaast versterkt met gebiedseigen beplanting en het plan voorziet in een groene inpassing van de bedrijfspercelen aan alle zijden.  
45   7   Er is gekozen voor een aansluiting op bestaande industrieterreinen. Smakterheide is al eerder uitgebreid. Op de langere termijn gebeurt dit mogelijk weer en wordt het natuurgebied verder aangetast.   Het is niet de bedoeling om het bedrijventerrein op een later moment opnieuw uit te breiden. Er wordt dan ook geinvesteerd in een soepele overgang tussen het bedrijventerrein en dal van de Loobeek.  
46   7   Het Loobeekdal is foerageergebied van de das. De das is een bedreigde soort. Er vindt vernietiging van het leefgebied van de das plaats. Indiener vraagt zich af waar en hoe dit wordt gecompenseerd.   Bij de inrichting van het plangebied is rekening gehouden met het leefgebied van de das. De oostzijde van het plangebied blijft deels behouden en ingericht als foerageergebied. Dit gebied krijgt in het bestemmingsplan de bestemming Natuur. Significante effecten op de das worden hiermee voorkomen.  
47   7   De ontwikkeling van het bedrijventerrein heeft grote gevolgen voor verkeer. De weg is hier niet op berekend. Indiener vraagt zich af wat dit betekent voor de bereikbaarheid van zijn woning.   In het MER is een verkeersonderzoek uitgevoerd. Hierin is onderzoek gedaan naar de capaciteit van de bestaande wegen en kruispunten. Hieruit blijkt dat alle voorrangskruispunten Spurkt/Metaalweg over ruim voldoende capaciteit beschikken.
Een aandachtspunt is de afrit A73. Omdat hier met een worst case situatie is gerekend, en wordt verwacht dat het werkelijke verkeersaanbod lager uitvalt, wordt niet geadviseerd direct maatregelen te treffen. De verkeerssituatie wordt gemonitord.  
48   7   Het terrein is bedoeld voor grootschalige kavels voor de maakindustrie, agro-food en logistiek. Indiener vraagt zich af of hier ook mestfabrieken, biovergistingsbedrijven of slachterijen onder vallen.   Mestfabrieken, biovergistingsbedrijven en slachterijen vallen niet onder maakindustrie, noch onder agrofood of logistiek.  
49   7   Indiener stelt dat de gemeenteraad in het verleden heeft geoordeeld dat er geen industriele ontwikkelingen meer mogen komen op het platteland. Met het ontwikkelen van industriele activiteiten in dit beschermde gebied wordt een lijn overtreden.   De gemeenteraad van Venray heeft na een brede afweging op 31 januari 2018 ingestemd met het plan om het bedrijventerrein op de nu benoemde locatie te laten realiseren voor het Ontwikkelbedrijf Greenport Venlo waar de gemeente venray ook aandeelhouder van is.  
50   7   Er worden wettelijke adviseurs en overheids- en maatschappelijke organisaties om advies gevraagd. Indiener vraagt zich af wie dit zijn. Indiener vraagt zich tevens af wie er in de MER commissie zitten.   In de werkgroep van de Commissie m.e.r. zitten een voorzitter, secretaris en diverse specialisten op het gebied van bedrijventerreinen. In het kader van het bestemmingsplan wordt vooroverleg gepleegd met de betrokken overheidsinstanties, waaronder het waterschap en de provincie.  
51   7   In hoofdstuk 2 van de NRD (voornemen en alternatieven) staat onder kopje 2.2 het volgende:
Bestaande bedrijfsterreinen kennen al milieu-effecten zoals geluidseffecten, landschappelijke effecten en effecten op de luchtkwaliteit.
Het aansluiten op bestaande bedrijventerreinen zorgt er voor,dat deze bestaande effecten worden gebundeld met de toekomstige effecten van het nieuwe bedrijventerrein.Door deze bundeling worden er zo min mogelijk nieuwe omwonenden belast met mogelijke effecten.
Indiener stelt dat omwonenden juist nog meer extra overlast krijgen.  
De gevolgen voor de omgeving zijn in het MER onderzocht in de thema's geluid, luchtkwaliteit, geur en veiligheid. Hierin is aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat.  
52   7   In Figuur 9 'Inrichting bedrijventerrein de Spurkt' tellen de paarse vlakken op tot 30 hectare. Indiener stelt dat deze oppervlakte vierkant volgebouwd dient te worden om aan 30 hectare te komen. Dat betekent dat er een aaneengesloten muur van loodsen naast de woning komt.   De totale oppervlakte bedraagt 30 hectare netto uitgeefbaar terrein. Dit betekent echter niet dat deze 30 hectare volledig volgebouwd worden. Binnen het uitgeefbaar terrein zal het bedrijf ook ruimte moeten houden voor parkeren, laden en lossen en evt andere onbebouwde functies.  
53   7   Indiener maakt zich zorgen om de aantasting van het woon- en leefklimaat, door gevolgen van:
- Vrachtverkeer en autoverkeer
- Een toename van uitstoot van uitlaatgassen en roetdeeltjes, welke schadelijk zijn voor de gezondheid
- Een toename van geluidsoverlast door vrachtverkeer, wat extra versterkt wordt door metalen loodsen
- Felle verlichting
Dit verstoort het bioritme van indiener en aanwezige flora en fauna in het Loobeekdal  
De gevolgen voor de omgeving zijn in het MER onderzocht in de thema's geluid, luchtkwaliteit, geur en veiligheid. Hierin is aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat. Daarbij is uit de passende beoordeling dat er ten opzichte van de referentiesituatie een afname van stikstofdepositie plaatsvindt als gevolg van de realisatie van bedrijventerrein de Spurkt.

Er wordt in de planvorming rekening gehouden met effecten van licht op beschermde fauna.
 
54   7   Op het industrieterrein Smakterheide staat een gas-depot van Primagaz. Het invloedsgebied van het groepsrisico is 310 meter. Indiener stelt dat hiermee in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau geen rekening is gehouden.   In het bestemmingsplan is opgenomen dat (beperkt) kwetsbare objecten niet zijn toegstaan binnen de PR10-6 -contour van Primagaz mag vallen. Bij vestiging van een bedrijf wat binnen het invloedsgebied van PrimaGaz Nederland BV valt moet een aanvullende groepsrisicoberekening uitgevoerd worden. Er vindt derhalve nader onderzoek plaats waarbij de uitkomsten van een berekening in grote lijnen laat zien wat het bestemmingsplan mogelijk wil maken en of dat ook daadwerkelijk mogelijk is zonder het overschrijden van de norm voor het groepsrisico in de huidige situatie.  
55   7   Op het bedrijventerrein mogen bedrijven zich vestigen met een milieucategorie van 4.2. Indiener stelt dat hier een richtafstand van 300 meter tot een gevoelig object bij hoort, waarmee in de NRD geen rekening is gehouden.   De toepassing van inwaartse zonering is verder uitgewerkt in hoofdstuk 5 van de toelichting van het bestemmingsplan. Middels de functieaanduiding bij de bestemming 'Bedrijventerrein' wordt de milieucategorie aangegeven in de regels van het bestemmingsplan.  
56   7   Op het adres Spurkt 12 bevindt zich een varkenshouderij. Indiener stelt dat het onduidelijk is of in de NRD rekening is gehouden met de geurcontour van dit bedrijf.   In het MER wordt onderzoek gedaan naar geur.  
57   7   In het plangebied ligt een hoogspanningsverbinding. Indiener stelt dat een minimale afstand van 25 meter aan weerszijden van de hoogspanningsleiding te weinig is. In verband met de bescherming van medewerkers en gevoelige apparatuur dient dit minimaal het dubbele of driedubbele te zijn. Huizen in de buurt van hoogspanningsleidingen worden afgebroken. De NRD gaat hier niet op in.   In Nederland geldt een maximale blootstelling aan hoogspanningsleidingen van 0,4 microtesla. Het gaat hierbij om langdurige blootstelling aan magneetvelden die gemiddeld over een jaar sterker zijn dan 0,4 microtesla. Met een minimale afstand voor bebouwing van 25 meter aan weerszijden van de hoogspanningsverbinding wordt ruimschoots voldaan aan de wet- en regelgeving.  
58   7   Indiener stelt dat met de komst van bedrijventerrein De Spurkt het woon- en leefgenot verloren gaat, de overlast toeneemt en de woning onverkoopbaar wordt. Indiener geeft een opsomming van de al aanwezige hinder in de omgeving, waaronder de varkenshouderij, de rijksweg A73 en het al bestaande bedrijventerrein Smakterheide.   De gevolgen voor de omgeving zijn in het MER onderzocht in de thema's geluid, luchtkwaliteit, geur en veiligheid. Hierin is aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat.  
59   7   Het Loobeekdal wordt veel gebruik voor recreatie, waaronder wandelen en fietsen. Als gevolg van het bedrijventerrein zullen deze activiteiten verdwijnen of minder worden.   Het recreatiegebied ligt ten noorden van de voorgenomen ontwikkeling, buiten het plangebied. Het bestemmingsplan De Spurkt voorziet niet in wijziginen in het Loobeekdal. Recreanten kunnen in de toekomst nog steeds gebruik maken van dit recreatienetwerk.  

13.2 Vooroverleg

Het concept van het ontwerpbestemmingsplan inclusief het MER met de daarbij behorende bijlagen wordt op grond van het bepaalde in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening op 24 april 2020 voor vooroverleg verzonden aan diverse (overheids)instanties conform navolgende verzendlijst.

Gemeente Boxmeer

Gemeente Hortst aan de Maas

Rijkswaterstaat

TenneT

Primagaz

Provincie Limburg

Waterschap Limburg

Hieronder is een overzicht van de vooroverlegreacties gegeven en zijn de reacties voorzien van een beantwoording.

Opmerking   Reactie  
Gemeente Boxmeer    
Arbeidsmigranten: Het zou goed zijn om wanneer het gaat om bedrijven die veel werken met arbeidsmigranten hen verantwoordelijk te maken voor de huisvesting van hun toekomstige werknemers wanneer ze een kavel kopen. Dit kan op allerlei manieren. Daarnaast is het goed om gezamenlijk als gemeenten te kijken hoe de huisvesting van arbeidsmigranten te organiseren (praktisch en beleidsmatig), waardoor er als het ware een gelijk speelveld ontstaat.   Dit is ter kennisgeving aangenomen.  
Vraag: Opvallend is dat bureau Stec voor Venray en omgeving nog een behoorlijke groei heeft berekend, terwijl er in het Land van Cuijk juist door hetzelfde bureau is aangegeven dat er juist sprake is van een marktvraag die ruim onder het beschikbaar aanbod ligt. Hoewel er natuurlijk verschillen zijn is het wel goed om dit nader uit te leggen cq te verklaren. Uiteindelijk liggen Boxmeer (Land van Cuijk) en Venray natuurlijk dicht bij elkaar en aan dezelfde infrastructuur (A73). Betekent dit bv dat het aanbod in het Land van Cuijk te weinig aansluit bij de vraag. Wij hebben behoefte aan een verklaring waarom dit zo uit elkaar loopt.   Het ‘Land van Cuijk’ heeft een bijzondere positie. Venlo-Venray profileert zich door eerder genoemde vestigingsfactoren sterk op internationale (XXL)logistiek. De bedrijvigheid in het Land van Cuijk is echter meer gericht op kleinschaligere bedrijvigheid, met uitzondering van enkele grote vestigingen zoals Danone, Marel en SPG. Hierdoor is de vraag/aanbod-situatie in deze regio dan ook niet vergelijkbaar met Venlo-Venray. De verwachte uitbreidingsvraag voor bedrijventerreinen in Land van Cuijk is tot stand gekomen via de behoefteraming van de provincie Noord-Brabant. Hoewel de regio aan de noord-zuid-as ligt en gebruik maakt van dezelfde infrastructuur als Venlo-Venray verschilt de logistieke positie van beide regio’s. Waar Venlo-Venray internationaal als hotspot wordt gezien (en er ook vanuit beleid gestuurd wordt op concentratie op deze plekken), is het Land van Cuijk weliswaar een aantrekkelijke vestigingsregio, maar nog relatief onbekend voor logistiek. Uit diverse gesprekken en marktconsultaties blijkt dat bedrijven zich bij voorkeur vestigen in de topregio’s en pas bij schaarste of vanwege klantspecifieke eisen andere regio’s overwegen. De groeiverwachtingen voor logistiek zijn goed. Vandaar dat er ook op termijn uitbreidingsbehoefte wordt voorspeld in de regio Venlo-Venray.  
Gemeente Hortst aan de Maas heeft met betrekking tot het concept bestemmingsplan geen opmerkingen.    
Rijkswaterstaat Zuid-Nederland heeft met betrekking tot het concept bestemmingsplan geen opmerkingen.    
TenneT TSO    
Gelet op het voorliggende plan lijkt er in eerste instantie geen knelpunt te zijn ter hoogte van de huidige hoogspanningsverbinding.    
Gezien de ontwikkelingen als gevolg van de energietransitie, is door ons geconstateerd dat er een knelpunt is in de capaciteit van genoemde hoogspanningsverbinding. Hierdoor zal er hoogstwaarschijnlijk aanpassing/uitbreiding van het bestaande net moeten plaatsvinden. Om hierop te kunnen anticiperen, wil ik adviseren om qua bebouwing (bouwkavel) minimaal 30 meter aan te houden.   Zodra de concrete aanpassing/uitbreiding bekend zijn dienen de gevolgen daarvan breder bekeken te worden en is afstemming daarover gewenst. De gevolgen zijn naar verwachting niet alleen van toepassing op het gedeelte binnen dit plangebied maar over een meerdere bestemmingsplannen binnen de gemeente.  
Primagaz heeft met betrekking tot het concept bestemmingsplan geen opmerkingen.    
Provincie Limburg    
Zoals in paragraaf 2.1. van de toelichting terecht is vermeld, moet er volgens afspraken in de Regionale visie bedrijventerreinen, voordat er 30 ha kan worden ontwikkeld in Venray, eerst 30 ha uit de voorraad bedrijventerrein worden gehaald binnen de regio. Er is momenteel overeenstemming over de saldering van 20 ha. In het portefeuillehoudersoverleg Economisch Domein van 11 december 2018 is besloten dat u conform de eerder gemaakte private en publieke afspraken ook overeenstemming dient te hebben voor de saldering van de resterende 10 hectare. In paragraaf 5.1 wordt een suggestie gedaan over de saldering van deze 10 ha, maar dit zal wel regionaal moeten worden afgestemd en worden bekrachtigd in het portefeuillehoudersoverleg Economisch Domein. De prrovincie doet het verzoek om de afstemming in gang te zetten.   Met de provincie zal hierover bestuurlijk overleg plaatsvinden.  
Een deel van het plangebied is op grond van POL2014 gelegen in een Bronsgroene landschapszone. Op grond van artikel 2.7 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 dient de toelichting van een bestemmingsplan dat (deels) betrekking heeft op een gebied gelegen in de Bronsgroene landschapszone, een beschrijving te bevatten van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd. In paragraaf 6.2 (Provinciaal beleid) van de toelichting van dit bestemmingsplan wordt dit niet onderkend. De provincie verzoekt de toelichting dienovereenkomstig aan te passen.   De toelichting is op dit punt in paragraaf 6.2 hierop aangepast.  
Waterschap Limburg heeft met betrekking tot het concept bestemmingsplan geen opmerkingen.