Plan: | Keizersveld 26 Venray (HZBPCO20210013) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.BP20021-va01 |
Enexis heeft het voornemen om het hoogspanningsstation 'Keizersveld' (HS-station) in de gemeente Venray uit te breiden met een drietal transformatoren en vier E-houses. De aanleiding hiervoor zijn de energietransitie. De energietransitie houdt in, de overgang van stroom uit fossiele brandstoffen, zoals gas, naar volledig groene energie. Duurzame (groene) energie wordt onder meer opgewekt vanuit zon, wind, biomassa en water. Het doel van de transitie is om een geheel duurzame energievoorziening te hebben in 2050 in Nederland, die dan voor 100% bestaat uit groene energie. Ook Enexis draagt hieraan bij door haar infrastructuur aan te passen en de capaciteit te vergroten. Het HS-station in Venray loopt tegen zijn capaciteitsgrenzen aan. Om de capaciteit van dit HS-station te vergroten, dient het station te worden uitgebreid. De uitbreiding zal in fases plaats vinden, waarbij in de eindsituatie het HS-station is uitgebreid met drie transformatoren (100 MVA) en vier E-houses.
De uitbreiding van het HS-station is voorzien op het omliggende beboste terrein van Enexis met de bestemming groen. Het realiseren van de uitbreiding op die locatie is binnen het huidige bestemmingsplan niet toegestaan. Door de uitbreiding krijgt het HS-station een totaal vermogen van 432 MVA. Hiermee wordt het HS-station geluidzoneplichtig. Om de uitbreiding mogelijk te maken dient een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld met daarin de gewijzigde bestemmingen en de geluidzone.
Het plangebied omvat het HS-station met de daarbij behorende voorgenomen ontwikkeling en de geluidzone, die over de omgeving van het HS-station komt te liggen door het toenemen van het vermogen van het station. Het plangebied ligt in het noordoosten van de gemeente Venray. De grens van de geluidszone is gelijk aan de grens van het plangebied voor voorliggend plan. Naast het HS-station ligt ook een deel van de Maasheseweg in het plangebied, samen met een deel van de straat Keizersveld. Ook ligt het plangebied over enkele bedrijven in de omgeving (zie figuur 1), dit zijn: Olympiq Bonding - Acrylic Foam Tape (1), Bouwmij Janssen (2), Manders Automation B.V. (3), Rotodyne Ventilatoren BV (4), Autolenders (5), Van Lipzig B.V. (6), Xerographic Print Service Holding BV (7) en Autobedrijf Hansen B.V. (8).
Figuur 1: Het plangebied met de omliggende bedrijven waarover de geluidszone komt te liggen.
Het HS-station met de daarbij behorende voorgenomen uitbreiding ligt aan de Keizersveld 26 (zie figuur 2). De kadastrale aanduiding van het perceel van het HS-station is VRY00-T-5552. Het HS-station is onderdeel van het bedrijventerrein Keizersveld. Het HS-station wordt omringd door verschillende bedrijven. Aan de overkant van de Maasheseweg, die grenst aan de noordoostkant van het station, liggen een distributiecentrum en een elektronicafabrikant. De dichtstbijzijnde woonwijk (Landweert) ligt op meer dan 200 meter ten zuiden van het plangebied. Ten oosten van het HS-station loopt de A73. Voorbij de A73 ligt het Natura 2000-gebied Boschhuizerbergen, op meer dan 750 meter afstand.
Het huidige 150 kV HS-station omvat de inrichting van Enexis (transformatoren en gebouwen) en de inrichting van TenneT (schakelveld met vermogensschakelaars en C-bank) (zie figuur 3).
Figuur 2: Planlocatie van het HS-station. In het wit omlijnd is het perceel van het totale terein van het HS-station aangegeven. Het rood omlijnde gebied toont de uitbreidingslocatie.
Figuur 3: De uiteenzetting van het HS-station terrein in het deel van TenneT (schakelveld met vermogensschakelaars en C-bank) en Enexis (transformatoren en gebouwen).
Binnen het plangebied vigeren meerdere bestemmingsplannen. De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de volgende ruimtelijke plannen:
In het overgrote deel van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Keizersveld' (figuur 3). Het HS-station ligt op het perceel VRY00-T-5552. Binnen het perceel zijn in het vigerend bestemmingsplan verschillende bestemmingen gelegen, dit zijn:
Daarnaast beschikt de enkelbestemming 'bedrijf' over een bouwvlak en maatvoering voor een maximale bouwhoogte van 12 meter en goothoogte van 8 meter.
Enkelbestemming 'Groen'
De uitbreiding van het HS-station zal plaatsvinden op het terrein ten westen van het huidige station; dit deel van het terrein is voornamelijk beplant met bomen en heeft de bestemming ‘Groen’ (zie figuur 4). De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Hierbij geldt dat op of in de voor ‘Groen’ aangewezen gronden uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 meter bedraagt.
Omdat de voorgenomen ontwikkeling een hoogspanningsstation omvat, past deze functie niet binnen de bestemming 'Groen'. Daarnaast vormt ook de toegestane maximale hoogte van 3 meter een belemmering. Onder andere vanwege deze bepalingen is de uitbreiding van het HS-station op deze locatie planologisch niet toegestaan.
Figuur 4: Huidige planologische situatie enkelbestemming 'Groen', bestemmingsplan Keizersveld
Enkelbestemming 'Bedrijf'
Voor het huidige HS-station geldt de bestemming 'Bedrijf' (zie figuur 5). De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
en overige bijbehorende voorzieningen;
In het geval van het huidige HS-station geldt de bestemmingsomschrijving (openbare) nutsvoorzieningen. Omdat na realisatie van de uitbreiding het totale, gelijktijdig in te schakelen, elektrische vermogen van de transformatoren hoger wordt dan 200 MVA, zal het station niet alleen milieuvergunningplichtig worden en wijzigen naar milieucategorie 4.2, maar wordt dan bovendien aangemerkt als “categorie inrichting als bedoeld in artikel 41, derde lid van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken”. Het terrein van het HS-station zal daarom voorzien moeten worden van een geluidzone in het kader van de Wet geluidhinder. Het bedrijventerrein waarop het transformatorstation zich bevindt, is niet gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder. Dit houdt in dat binnen de huidige bestemming er geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan. Gelet op het voorgaande, staat het vigerende bestemmingsplan de uitbreiding van het HS-station op de gewenste locatie niet toe.
Figuur 5: Huidige planologische situatie enkelbestemming Bedrijf, bestemmingsplan Keizersveld
Voorliggend bestemmingsplan zorgt voor planologische verankering van de geluidzone in de genoemde bestemmingsplannen. Hierbij zal het terrein van het huidige HS-station met de beoogde uitbreiding de bestemming 'Bedrijf - Nutsbedrijf' krijgen. Het volledige plangebied krijgt de gebiedsaanduiding 'Geluidszone - gezoneerd industrieterrein' (het bedrijfsterrein van Enexis) respectievelijk 'Geluidszone - industrie' (het omringende gebied waarbuiten de norm van 50 dB(A) niet mag worden overschreden). De 'Geluidszone - industrie' heeft ook voor een klein gedeelte een overlap met de bestemming 'Verkeer', de Maasheseweg (zie figuur 6), uit het vigerende bestemmingplan Smakterheid. De dubbelbestemming van de geluidszone komt over de bestemming 'Verkeer' te liggen, deze enkelbestemming blijft van kracht. Dit geldt ook voor de overige bestemmingen (zoals 'Gemengd' en 'Verkeer') uit het bestemmingsplan Keizerveld die zich in het plangebied begeven, met uitzondering van het HS-terrein.
Figuur 6: Huidige planologische situatie enkelbestemming Verkeer, bestemmingsplan Smakterheid
Het bestemmingsplan bestaat formeel uit twee onderdelen:
Deze twee onderdelen dienen in samenhang te worden bekeken en zijn juridisch bindend. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en de verantwoording als bedoeld in artikel 3.1.6 Bro zijn opgenomen. Ook maken de uitkomsten van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro deel uit van de toelichting.
Hoofdstuk 2 beschrijft het plangebied van het HS-station en geeft een beschrijving van de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 beschrijft in hoofdlijnen de beleidscontext op zowel rijks-, provinciaal, regionaal als gemeentelijk niveau, die een relatie heeft met de voorgenomen uitbreiding. In hoofdstuk 4 wordt op diverse milieu- en omgevingsaspecten ingegaan. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 worden zowel de economische als maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Het plangebied omvat het HS-station met de daarbij behorende voorgenomen uitbreiding en de geluidzone, die over de omgeving van het HS-station komt te liggen door het toenemen van het vermogen van het station. Naast het HS-station ligt ook een deel van de Maasheseweg in het plangebied, samen met een deel van de straat Keizersveld. Ook liggen in de huidige situatie enkele bedrijven in het plangebied (voor de geluidzone), dit zijn: Olympiq Bonding - Acrylic Foam Tape, Bouwmij Janssen, Manders Automation B.V., Rotodyne Ventilatoren BV, Autolenders, Van Lipzig B.V., Xerographic Print Service Holding BV en Autobedrijf Hansen B.V.
De voorgenomen uitbreiding vindt plaats op het terrein van het HS-station. In de huidige situatie heeft het HS-station een vermogen van 150 kV, waarbij het schakelveld met vermogensschakelaars en C-bank in het beheer van TenneT zijn en de drie transformatoren en enkele bijgebouwen in beheer van Enexis zijn (figuur 7). Het huidige HS-station is bijna volledig verhard.
Figuur 7: Verdeling van het perceel in onderdelen in beheer van TenneT en Enexis
Momenteel geldt ter plaatse het bestemmingsplan 'Keizersveld' van de gemeente Venray. Het HS-station heeft in het huidige bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijf'. Ten oosten van het HS-station binnen hetzelfde perceel VRY00-T-5552, ligt een niet ontwikkeld gebied met bomen. Op deze locatie dient de uitbreiding plaats te vinden.
Het huidige HS-station
Zoals benoemd bestaat het huidige HS-station uit drie transformatoren (zie figuur 8). In tabel 1 is een overzicht gegeven van de huidige transformatoren en hun vermogen. De transformatoren zijn elk voorzien van koelventilatoren. Het in werking zijn van de koelventilatoren hangt mede af van de buitenluchttemperatuur en van de belasting van de betreffende transformator. Van de drie transformatoren zijn er steeds twee gelijktijdig in bedrijf. In de 'representatieve bedrijfssituatie' staat transformator 3 als back-up. Bij storing of onderhoud aan één van de andere transformatoren zal Transformator 3 in bedrijf komen.
Tabel 1: overzicht van de drie transformatoren (vermogen in MVA)
Figuur 8: Een satellietbeeld van de huidige situatie van het HS-station met de huidige drie
transformatoren
In het kader van de energietransitie wenst Enexis de capaciteit van het HS-station aan de Keizersveld 26 uit te breiden, zoals getoond in figuur 8. Deze uitbreiding zal plaatsvinden ten westen van het bestaande station. De uitbreiding omvat in totaal drie transformatoren van 100 MVA (zie tabel 2). Het totaal opgesteld vermogen welke gelijktijdig in bedrijf zal zijn, na uitbreiding van de locatie, bedraagt 432 MVA. Door het toenemend vermogen van het HS-station wordt de inrichting geluidszoneplichtig, deze wordt planologisch geregeld in voorliggend bestemmingsplan.
De nieuwe transformatoren hebben een afmeting van elk 15 bij 10 meter, met een totaaloppervlak van 450 m2. Daarnaast worden er vier E-houses in de vorm van containers geplaatst, met een totaal oppervlak van 320 m2. Voor de bereikbaarheid van de transformatoren en de E-houses worden er verharde looppaden en een transportweg aangelegd. In totaal beslaat de uitbreiding een oppervlakte van 1540 m2. Om de uitbreiding te realiseren dient de aanwezige houtopstand te worden gekapt. Na overleg met de buren (zie paragraaf 6.2.) is besloten om langs de perceelgrens (aan de westzijde), na het kappen van de huidige houtopstand, een nieuwe groenstrook aan te brengen om een groen 'uitzicht' terug te brengen. Voor het kappen van de houtopstand zal een melding worden gedaan bij de Provincie Limburg en zullen afspraken worden gemaakt met betrekking tot de compensatie van het groen.
Figuur 8: Situering van de uitbreiding met de drie nieuwe transformatoren (transformator 4 op korte termijn en Tranformatoren 5 en 6 voor in de toekomst (gestippelde lijnen) en de vier E-houses.
Tabel 2: overzicht van het totaal aan transformatoren (vermogen in MVA) na uitbreiding HS-station
De uitbreiding van het HS-station zal in twee fasen worden uitgevoerd. Vanwege de onvoorspelbaarheid van de hoeveelheid en het tempo waarmee aanvragen voor een netaansluiting worden ingediend, is voor de totale uitbreiding voorliggend plan geschreven. Hieronder wordt de uitbreiding per fase toegelicht:
Fase 1
Het 150 kV station Venray zal in eerste instantie (fase 1) worden uitgebreid met een vierde transformator (transformator 4) met een maximaal vermogen van 100 MVA. Verder zal de huidige transformator (transformator 3) (70 MVA) worden vervangen door een zwaarder type transformator (100 MVA). De nieuwe transformatoren zijn, evenals de bestaande, voorzien van koelventilatoren. Deze koelventilatoren zullen in het uiterste geval de gehele dag- en avondperiode in bedrijf kunnen zijn. In de nachtperiode, waarin normaliter de belasting daalt, zullen de koelventilatoren niet in bedrijf zijn. Echter, in een incidenteel geval waarbij er 's nachts een grote elektriciteitsvraag is en de temperatuur van de transformator te hoog wordt, is inschakeling van de koelventilatoren noodzakelijk om schade aan de transformator te voorkomen. Aan de westzijde op het terrein zal een E-house (20 kV) worden geplaatst. Dit is een stalen container die elektronische componenten bevat.
Na realisatie van de uitbreiding fase 1 zullen steeds drie van de vier transformatoren in bedrijf zijn. In de 'representatieve bedrijfssituatie' staat transformator 3 'stand-by', zoals ook in de huidige situatie het geval is. Deze transformator zal alleen in bedrijf komen bij storing of onderhoud aan één van de andere transformatoren.
Fase 2
In de verdere toekomst zullen mogelijk nog twee extra transformatoren worden bijgeplaatst. Het totale aantal transformatoren komt hiermee op zes. Voor transformator 5 en 6 wordt uitgegaan van een transformator die identiek is aan de nu bij te plaatsen transformator 4. Daarnaast worden er nog drie extra E-Houses (20 kV) bijgeplaatst.
Na realisatie van de uitbreiding fase 2 zullen steeds vijf van de zes transformatoren in bedrijf zijn. In de 'representatieve bedrijfssituatie' staat transformator 3 nog steeds 'stand-by'. Deze transformator zal alleen in bedrijf komen bij storing of onderhoud aan één van de andere transformatoren.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de rijksvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving en opvolger van de SVIR. Met de NOVI kan het Rijk inspelen op de grote uitdagingen die er voor Nederland liggen. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op de leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen een deel van de opgave. Dit biedt kansen, maar vraagt ook om zorgvuldige keuzes, want de ruimte, zowel boven- als ondergronds, is een schaars goed.
De ontwerp-NOVI heeft van 20 augustus t/m 30 september 2019 ter inzage gelegen en het definitieve concept van de NOVI wordt na de zomer van 2020 verwacht.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationaal belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan het inrichten van de fysieke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie richt zich daarbij op vier prioriteiten:
ad 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur. In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windturbines en zonnepanelen. Het Rijk zet zich daarnaast in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
ad 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan Nederland zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met internationale partners, Het Rijk zet in op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen. Belangrijk is wel dat de Nederlandse economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair. Het Rijk zet daarbij in op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat Nederland niet langer afhankelijk is van eindige, fossiele bronnen.
Om de beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het prioriteren van de verschillende belangen en opgaven:
Figuur 9: Afwegen met NOVI
De uitvoering van de NOVI vraagt om nieuwe manieren van samenwerken met blijvende brede, maatschappelijke betrokkenheid en inzet van overheden. Hierbij hanteert het NOVI vier uitgangspunten:
Relatie met het voorliggende bestemmingsplan
De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, past binnen het ruimtelijk beleid van het Rijk dat in de NOVI wordt beschreven. Het Rijk maakt een robuust, betrouwbaar en veilig netwerk mogelijk om de transitie naar een circulaire economie en CO2-arme energievoorziening te realiseren.
Een aantal kaderstellende ruimtelijke ordeningsaspecten op nationaal niveau wordt geborgd in het Barro. Die aspecten onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende randvoorwaarden. Voor de energievoorziening is er onder andere ruimte gereserveerd voor bestaande en nieuwe vestigingsplaatsen met een vermogen van 500 MW, globale trajecten van bestaande en nieuwe hoogspanningsverbindingen met een spanning vanaf 220 kV en locaties voor kernenergie.
Relatie met het voorliggende bestemmingsplan
De uitbreiding van het hoogspanningsstation past in de lijn van het Barro. Het Barro bevat op het moment echter geen relevante gebieden of regelingen voor de voorgenomen ontwikkeling, waardoor deze dan ook niet in strijd is met de doelstellingen van het Barro.
Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL) is de visie van de provincie Limburg op de kwaliteit van de leefomgeving en hoe deze verbeterd kan worden. In het POL komen onderwerpen als wonen, verkeer, energie, infrastructuur, detailhandel, bedrijventerreinen, water, natuur, landschap, landbouw en ondergrond samen. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, het versnellen van de energietransitie, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering. Het POL is een visie op hoofdlijnen, waarbij de hoofdlijnen zijn uitgewerkt in instructies en regels in de Omgevingsverordening Limburg (3.2.3).
Op het gebied van energie stelt het POL dat er een forse transitie nodig is naar energiebesparing en duurzame opwekking om aan de ambities te voldoen. Daarvoor zijn alle duurzame bronnen nodig. Er wordt onder meer ingezet op windenergie. Dat vraagt om een flexibel energiesysteem dat om kan gaan met deze transitie.
Tevens speelt de ondergrond een grote rol. De provincie streeft ernaar om de grond in te zetten voor vormen van hernieuwbare energie. Tegelijkertijd moet de kwaliteit van de ondergrond gewaarborgd blijven, niet alleen voor drinkwater maar ook voor archeologische en aardkundige waarden.
Ook wordt het provinciaal waterbeleid in het POL (2014) behandeld en is nader geconcretiseerd in de POL-aanvulling Provinciaal Waterplan 2010-2015 op grond van de vereisten van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Deze POL-aanvulling is in 2015 opgevolgd door het Provinciaal Waterprogramma 2016-2021, conform de 6-jarige plancyclus van de KRW. Dit programma maakt onderdeel uit van het tweede nationale Stroomgebiedbeheerplan Maas.
Plangebied
In het POL worden zeven globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden. Voor het voorliggende plangebied geldt dat dit gelegen is in de zone Bebouwd gebied - Bedrijventerrein (zie figuur 10). Deze zone omvat specifiek ingerichte gebieden voor grotere bedrijvigheid binnen het bebouwde gebied. Binnen deze zone liggen de accenten op ruimte voor bedrijvigheid, een optimale bereikbaarheid en een duurzame inrichting en gebruik.
Figuur 10: Uitsnede POL-kaart gebiedsindeling. Het plangebied ligt in het Bebouwd gebied, in de zone Bedrijventerrein.
Relatie met het voorliggende bestemmingsplan
De uitbreiding van het hoogspanningsstation past binnen de visie van het POL om te werken aan de energietransitie. Daarnaast is de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd met de visie van de provincie voor de zone Bebouwd gebied - bedrijventerrein waarbinnen het plangebied zich in bevindt.
De Omgevingsvisie Limburg (vast te stellen februari 2021) vervangt het in 2014 vastgestelde Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014) en is in een interactief proces met overheden, semioverheden, belangenvertegenwoordigers, andere partnerorganisaties en inwoners opgesteld. Deze visie bouwt deels voort op eerder gemaakte beleidskeuzes, op andere onderdelen zijn nieuwe keuzes gemaakt door de Provincie Limburg.
Toekomstvisie Noord-Limburg
In paragraaf 18.2.2. is het toekomstbeeld voor Noord-Limburg in 2030 – 2050 beschreven. In dit toekomstbeeld draagt Noord- Limburg significant bij aan het bruto nationaal inkomen van Nederland. Inwoners en ondernemers verdienen een goed inkomen. Dat heeft positieve effecten voor de brede welvaart, het welzijn en de kwaliteit van de leefomgeving. De regio maakt optimaal gebruik van haar strategische ligging als logistiek knooppunt tussen de mainports in Nederland en Vlaanderen en het Duitse achterland. Brightlands Campus Greenport Venlo, als onderdeel van de kennis-as van Brightlands campussen in Limburg, is de spin in het web en fungeert als vliegwiel voor innovatie en vernieuwing.
De karakteristiek van de Maas en de Peel geeft richting én ruimte om ontwikkelingen mogelijk te maken. Hierbij wordt aangesloten op het Limburgse principe ‘zorgvuldig omgaan met onze ruimte en voorraden bovengronds en ondergronds’. Het samenspel tussen de ambities uit het regionale beleid, het toekomstperspectief van de locatie én het ontwikkelingsperspectief van de omgeving spelen hierbij een rol. Het gaat niet alleen om het behouden en versterken van kwaliteit, maar ook om het toevoegen van kwaliteit aan de verschillende transitie-opgaven waar de regio voor staat: ‘sterker maken wat al sterk is’ en ‘de juiste ontwikkeling op de juiste plek’. Dit vraagt flexibiliteit en creativiteit van alle betrokkenen.
De steden en dorpen ontwikkelen zich verder tot veilige, gezonde en vitale gemeenschappen, met een sterke sociale structuur en identiteit, een aantrekkelijk cultureel klimaat en voldoende voorzieningen. Het is ook een veilige regio: de economische- en wooncentra in de regio zijn afdoende beveiligd tegen de toenemende hoogwaterrisico’s. Hierbij zijn de landschappelijke kwaliteiten alleen daar waar dat absoluut noodzakelijk is aangetast. Het zorgt ervoor dat mensen in de regio willen blijven wonen of zich er willen vestigen. Noord-Limburg bereidt zich voor op klimaatveranderingen. De ambitie is dat alle gemeenten in 2020 klimaatbestendig handelen en in 2050 zo goed als mogelijk klimaatbestendig zijn. Deze goede balans tussen mens, omgeving en welvaart is de randvoorwaarde voor de doorontwikkeling van de regio.
Energie
In hoofdstuk 11 wordt in de visie ingegaan op het thema Energie. De provincie ziet een innovatieve energietransitie, die de economische structuur versterkt, ons minder afhankelijk maakt van fossiele energie, de gevolgen van uitstoot vermindert en rekening houdt met de biodiversiteit, van provinciaal belang. Er wordt verder aangegeven dat de energietransitie vraagt om aanpassingen aan onze boven- en ondergrondse infrastructuur. En dat het bestaande energienetwerk zal gaan veranderen, zowel op lokale, regionale, nationale én internationale schaal. Er zal volgens de provincie geïnvesteerd moeten worden in de vernieuwing en/of uitbreiding van het bestaande netwerk. De energietransitie vergt dus ruimte, zowel bovengronds als ondergronds, en die ruimte moet vrijgemaakt worden. De Provincie geeft aan zich sterk te maken voor ruimtelijke reserveringen en een goede aanhaking op (inter-) nationale energienetwerken. Om het mogelijke ruimtegebruik van de energietransitie goed af te stemmen met ontwikkelingen vanuit bijvoorbeeld industrie, landbouw, mobiliteit en klimaat voert de provincie samen met partners een systeemstudie energie-infrastructuur uit.
Relatie met het voorliggende bestemmingsplan
De uitbreiding van het hoogspanningsstation sluit aan bij de doelstellingen die worden gesteld met betrekking tot de energietransitie. Ook faciliteert de voorgenomen ontwikkeling andere doel met betrekking tot de productie van duurzame energie. Hiervoor is, zoals ook de provincie aangeeft, een sterk elektriciteitsnetwerk nodig, waarvoor het bestaande netwerk uitgebreid en vernieuwd moet worden. Hiermee sluit de voorgenomen ontwikkeling aan op de Omgevingsvisie Limburg.
De Omgevingsverordening Limburg is een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening Limburg is op 1 januari 2011 in werking getreden. In 2014 is de Omgevingsverordening gewijzigd, vanwege de vaststelling van het POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Het hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Met de Omgevingsverordening Limburg 2014 wordt beoogd om de doorwerking van het provinciaal beleid naar gemeenten en andere partners te borgen. De ruimteverordening richt zich tot de gemeenten. De instructies die in de ruimteverordening staan, moeten door de gemeenten in acht worden genomen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Hierbij gaat het onder meer om het toepassen van de ladder voor duurzame verstedelijking en het geven van een toelichting wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling plaatsvindt. Daarnaast wordt in artikel 2.4 gesteld dat er niet zonder meer nieuwe woningen, kantoren, detailhandel, bedrijventerrein en recreatieve voorzieningen mogen worden toegevoegd aan de bestaande voorraad. Wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet hiervoor de behoefte worden aangetoond. Dit is onder meer het geval wanneer de voorgenomen ontwikkeling meer dan 500 m2 bedraagt. Indien de geplande ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, dient dit ook te worden onderbouwd.
Relatie met het voorliggende bestemmingsplan
Omdat de uitbreiding van het hoogspanningsstation 1540 m2 bedraagt, is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Deze vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied. Met de uitbreiding van het hoogspanningsstation wordt invulling gegeven aan de landelijke energietransitie doelstelling om een geheel duurzame energievoorziening te hebben in 2050, waarvoor de uitbreiding van de capaciteit van het energienetwerk noodzakelijk is. Daarmee is de behoefte aan de uitbreiding van het HS-station aangetoond.
Het Waterbeheerplan 2016 – 2021 is een integrale beleids- en uitvoeringsplan waarin de koers voor een toekomstbestendig waterbeheer in Limburg wordt uiteengezet. Het is een realisatie van de visie Waterbeheer Limburg in 2020 "Water in beweging" die opgesteld is in december 2012. Uit de visie is naar voren gekomen dat het waterbeheer beleid moet inspelen op verschillende ontwikkelingen, waaronder klimaatverandering, een schaarste aan grondstoffen en energie, een vergrijzende bevolking, een afname in biodiversiteit, internationalisering en de groei van de informatiemaatschappij. In het beheerplan wordt onder meer ingezet op hoogwaterbescherming door middel van dijkversterking, het beter reguleren van afvalwater en het ontwikkelen en beschermen van de regionale watersystemen. Voor de regionale watersystemen geldt dat er een Nieuw Limburgs Peil is opgesteld om verdroging tegen de gaan en het grondwater te beschermen. Daarnaast geldt dat het waterschap inzet op bescherming tegen overstroming, door normen per zonering (in het POL, 2014) op te stellen. Ook de waterkwaliteit en ecologie dienen beschermd te worden.
Relatie met het voorliggende bestemmingsplan
Met de uitbreiding van het hoogspanningsstation wordt geen inbreuk gedaan op het beleid uit het waterbeheerplan. Deze ontwikkeling is gezien het bovenstaande niet strijdig met het waterbeheerplan van het Waterschap Limburg. In het kader van het bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd (zie paragraaf 4.4).
De groeiende wereldbevolking, klimaatverandering, milieuvervuiling en het opraken van fossiele brand- en grondstoffen zorgen voor nieuwe wereldwijde uitdagingen. Het huidige energieverbruik heeft hier een prominente rol in. Het is nu noodzaak om de fossiele energiebronnen te gaan vervangen voor hernieuwbare. De ambitie van de regio Noord-Limburg is:
‘Het creëren van een fossiel energieonafhankelijke regio met een economisch gezonde woon-, werk- en leefomgeving, welke geschikt is voor toekomstige generaties.’
De regio onderschrijft de volgende doelen voor 2030, met als referentiejaar 2012:
In 2012 was het aandeel duurzame energie in regio Noord-Limburg 3,17%. In 2015 bedroeg dit aandeel 5%. Om de doelstellingen voor 2030 te halen zal de regio alle zeilen bij moeten zetten. De opgestelde visie moet bijdragen aan het behalen van de doelen en geeft richting aan de uitwerking van de visie. Om de ambitie voor energiebesparing en opwekking van duurzame energie vóór 2030 te realiseren zijn er drie strategielijnen geformuleerd:
Relatie met het voorliggende bestemmingsplan
De uitbreiding van het HS-station valt onder strategielijn 3: Energieverbruik. Het doel is om energiebesparing en hernieuwbare energie opwekking bij de gebruiker te stimuleren. Om deze transitie te faciliteren wordt zijn er ook aanpassingen nodig in het energienet en dient de capaciteit te worden vergroot. Het HS-station in Venray loopt tegen zijn capaciteitsgrenzen aan, waardoor het noodzakelijk de capaciteit te vergroten om de energietransitie in de gemeente mogelijk te kunnen maken. Om de capaciteit van dit HS-station te vergroten, dient het station te worden uitgebreid.
De toekomstvisie Venray 2030 is tot stand gekomen op basis van inbreng van ruim 1.500 inwoners van Venray. In de toekomstvisie Venray voor 2030 staan 5 ambities centraal:
In 2030 is er ruimte voor iedereen en wijkt Venray niet voor taboes en uitdagingen. Inwoners, hun netwerken, culturen en voorzieningen zijn met elkaar verbonden, zodat iedereen kan meedoen. In Venray is altijd wat te beleven met verscheidene evenementen.
Alle inwoners kunnen de komende tien jaar in Venray voor elke levensfase een passende woning vinden. De mismatch tussen inwoners en het woningaanbod is verleden tijd en er is een gedifferentieerd aanbod aan woningtypes en woonmilieus. Dit draagt bij aan een sociaal krachtige naaste omgeving. Waarin, ook in de bebouwde omgeving, volop groen aanwezig is.
Ondernemerschap gaat hand in hand met aandacht voor mens, dier en milieu. Agro, zorg, de maakindustrie en logistiek innoveren en genereren banen voor toekomstige generaties. Venray streeft naar een landelijk gebied waar agrarische bedrijven vooroplopen in duurzaamheid. Ook de maakindustrie en de logistieke sector moeten ervoor zorgen dat mensen en goederen op een groene manier van A naar B kunnen.
In de digitale en geautomatiseerde economie van 2030 is de beroepsbevolking kleiner en de vraag naar hoogopgeleide kenniswerkers groter, zo is de verwachting. Een leven lang leren is noodzakelijk geworden. Daarom creëren we netwerken die leiden tot nog meer kennisdeling, creativiteit en vernieuwing tussen bedrijven, (onder)wijsinstellingen, inwoners en overheid.
Iedereen kan meedoen in de toekomst. Ook de inwoners met een kleine portemonnee. De bereikbaarheid van Venray is sterk verbeterd, met nieuwe manieren van vervoer en een verbeterde fietsinfrastructuur. Ook heeft Venray belangrijke stappen gezet in de energietransitie.
Relatie met het voorliggende bestemmingsplan
De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de vijfde ambitie van de gemeente Venray 'iedereen mobiel'. Binnen deze ambitie worden ambities gesteld om stappen te zetten in de energietransitie. De voorgenomen ontwikkeling maakt de energietransitie mogelijk door de capaciteit van het netwerk te vergroten.
Het 'Kader opwekking duurzame energie' (KODE) richt zich binnen het brede thema duurzaamheid op het onderdeel energietransitie en daarbinnen specifiek op de lokale opwekking van duurzame energie. Denk hierbij aan zonne-energie, windenergie, warmtebronnen en biomassa. Dit zijn allemaal maatregelen die genomen kunnen worden om de energiedoelstellingen van de gemeente te halen. De gemeente wil de lusten en lasten eerlijk verdelen. Dit betekent dat de inwoners, bedrijven en organisaties veel worden betrokken in het proces. De gemeente wil hun stimuleren en waar nodig en mogelijk faciliteren richting lokale (burger)initiatieven, zoals coöperaties, op het gebied van duurzaamheid als deze bijdragen aan de duurzaamheidsdoelstellingen.
In het kader geeft de gemeente aan vooral in te zetten op zonne- en windenergie. De enregietransitie naar deze energiebron vragen meer capaciteit van het energienet. De nieuwe energiebronnen leiden tot een piekaanbod van zon of wind op een net dat in beginsel is ingericht om eenzijdig te distribueren. Er zijn plaatsen in Nederland waar het net de stroom van nieuwe projecten al minder of niet meer kan transporteren, geeft de gemeente aan in haar kader. De netbeheerders gaan de netten daarom grootschalige verzwaren, maar dat duurt meerdere jaren. In een recent persbericht geeft de netbeheerder Enexis van de gemeente Venray aan dat de toename van zonne-energie ertoe geleid heeft dat de capaciteit van het net binnen de komende 2 jaar net zo snel moet groeien als in de 30 jaar ervoor. De gemeente geeft aan dat deze knelpunten ook in de gemeente Venray spelen. In het kader wordt ook het HS-station te Keizersveld genoemd. De gemeente benoemd dat ze mede afhankelijk is van de uitbreiding van de aansluitstations of de gestelde ambities van de gemeente allemaal gehaald kunnen worden. Het is dus van belang om in een vroegtijdig stadium te weten of een initiatief kans maakt op aansluiting.
Relatie met het voorliggende bestemmingsplan
De voorgenomen heeft betrekking op het HS-station die is benoemd in het KODE. Het HS-station in Venray loopt tegen zijn capaciteitsgrenzen aan. Om de capaciteit van dit HS-station te vergroten, dient het station te worden uitgebreid, dat wordt middels voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt. De ontwikkeling sluit hierbij aan op de gemeentelijke ambities en faciliteert bij het behalen van de gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen.
De gemeente Venray heeft waterbeleid vastgesteld in het GRP 2017-2021, dat betrekking heeft op de waterhuishouding van ruimtelijke ontwikkelingen. Hieruit hebben de volgende punten betrekking op voorliggend plan, die worden meegenomen in de waterparagraaf (paragraaf 4.4):
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van de feiten en belangenafweging inzake de relevante milieuhygiënische aspecten (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Alle onderzoeken zijn gedaan voorafgaand aan de realisatie van de uitbreiding. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeken in de bijlagen.
Archeologie
Uit de archeologische waardenkaart van de gemeente Venray "Begrensd verleden gemeente Venray" (RAAP) (afbeelding 11) blijkt dat de uitbreidingslocatie gelegen is in een gebied met droge en natte gebieden met een lage verwachting, vrijgegeven en verstoorde gebieden (geel). In de directe omgeving van de uitbreiding liggen enkele gebieden waar waarnemingen en vondsten zijn gedaan (licht paars) en een gebied met een middelhoge verwachting (oranje). Het plangebied, inclusief de geluidszone, overlapt voor een klein gedeelte met het middelhoge verwachtingsgebied. De geluidszone is echter alleen een planologische regeling die erop toeziet dat zich in beginsel geen nieuwe geluidgevoelige functies mogen vestigen en heeft dus geen fysieke effecten op de omgeving en dus ook geen gevolgen voor de archeologische waarden. Alleen bij de uitbreidingslocatie zelf (zie figuur 11) vinden grondroerende werkzaamheden plaats die van invloed kunnen zijn op de archeologische waarde. In dit gebied zijn echter de archeologische verwachtingswaarden laag, waardoor het geen beperking vormt voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel blijft bij bodemingrepen de Erfgoedwet 2016 van kracht, die stelt dat archeologische vondsten of structuren binnen drie dagen aan de bevoegde instanties moeten worden gemeld.
De archeologische waardenkaart sluit niet uit dat er bij graafwerkzaamheden (niet voorspelbare) archeologische toevalsvondsten kunnen worden aangetroffen, zoals bedoeld in artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016. In dat geval moet hiervan melding worden gedaan bij het Bevoegd Gezag.
Figuur 11: Archeologische waardenkaart van de gemeente Venray "Begrensd verleden gemeente Venray". De uitbreidingslocatie van het HS-station is rood omlijnd.
Cultuurhistorie
Het plangebied is niet gelegen in een beschermd stad of dorpsgezicht. Uit de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Limburg is gebleken dat er geen belangrijke cultuurhistorische waarden in het plangebied aanwezig zijn. In het plangebied zijn ook geen rijks- en of gemeentelijke monumenten aanwezig welke een (planologische) bescherming hebben. Geconcludeerd kan worden dat er geen cultuurhistorische waarden zijn die de voorgenomen ontwikkeling hinderen.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met ecologie. Derhalve is het belang om na te gaan of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op de beschermde natuurwaarden. Door de voorgenomen ingreep is mogelijk sprake van negatieve effecten op beschermde soorten of beschermde natuurwaarden van Natura 2000-gebieden in het kader van de Wet natuurbescherming (hierna Wnb) of effecten op wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland. In dit kader heeft Enexis B.V. Arcadis gevraagd een QuickScan op te stellen om eventuele negatieve effecten op beschermde soorten en gebieden en de benodigde vervolgstappen in het kader van de Wet natuurbescherming (hierna Wnb) in beeld te brengen (zie .
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Effecten op deze gebieden zijn dan ook uitgesloten. Daarnaast is het plangebied ook geen onderdeel van een Natura-2000 gebied. Het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied, Boschhuizerbergen, ligt op circa 1 km afstand. Verder ligt op 7 km het gebied Maasduinen en op 10 km het gebied Deurnsche Peel & Mariapeel. Het ondernemen van projecten of activiteiten in en/of in de omgeving van een Natura 2000-gebied kan mogelijkerwijs leiden tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen. Negatieve effecten van verstoring door geluid, licht, trillingen etc. zijn op voorhand uit te sluiten door de afstand tot de Natura 2000-gebieden. De werkzaamheden leiden echter wel tot een tijdelijke emissie van stikstof. Doordat het project wordt uitgevoerd in twee fases, zijn er twee (voor elke fase één) AERIUS-berekeningen uitgevoerd.
In de realisatiefase van dit project worden mobiele werktuigen en andere materieel ingezet die tijdelijke emissies van stikstof veroorzaken. De stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied Boschhuizerbergen als gevolg van deze emissies bedraagt in fase 1 eenmalig maximaal 0,02 mol N/ha (zie Bijlage 1) en in fase 2 eenmalig maximaal 0,04 mol N/ha (zie Bijlage 2). De depositie heeft vooral effect op habitattype H2330 Zandverstuivingen en H5130 Jeneverbesstruwelen. Binnen deze stikstofemissies is al rekening gehouden met de inzet van een elektrische kraan. Met deze stikstofemissies valt het project binnen de drempelwaarde, 0,05 mol N/ha/jaar gedurende twee jaar, van de Redeneerlijn Mobiele Werktuigen. De uitbreiding van het hoogspanningsstation Venray leidt daarmee niet tot een nieuwe toename van stikstofdepositie, om dit uit te wijzen heeft Arcadis een voortoets stikstofdepositie opgesteld (zie Bijlage 3). In deze voortoets worden significante effecten op het hierboven genoemde Natura 2000-gebied als gevolg van de uitbreiding van het hoogspanningsstation Venray uitgesloten.
Conclusie
Indien de beschreven Redeneerlijn Mobiele Werktuigen in de Voortoets stikstofdepositie (Bijlage 3) wordt toegepast zal uitbreiding van het hoogspanningsstation Venray niet leiden tot een nieuwe toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied Boschhuizerbergen. Omdat er geen depositietoename als gevolg van het project plaatsvindt, in beide fasen, zijn negatieve gevolgen voor het Natura 2000-gebied uitgesloten en is het niet nodig om een ecologische toetsing uit te voeren. Dit betekent dat voor de realisatie van beide fasen van het project Uitbreiding hoogspanningsstation Venray een vergunning volgens de Wet natuurbescherming niet nodig is.
Soortenbescherming
In de buurt van de voorgenomen ontwikkeling komen verschillende beschermde diersoorten voor. Dit betreffen broedvogels (met jaarrond beschermd nest en zonder jaarrond beschermd nest) en vleermuizen. Het voorkomen van algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren (egel en konijn) is niet uitgesloten. De aanwezigheid van andere beschermde soorten is op basis van de quickscan (Bijlage 4) uitgesloten.
Elke soort kan door een aantasting/verstoring een negatief effect ondervinden. In onderstaande tabel is per effect aangegeven welke in het plangebied aanwezige soort hier mogelijk last van heeft. Na de tabel wordt per soortgroep ingegaan op de mogelijke aantasting/verstoring en effecten op de soort.
Tabel 3: Mogelijke effecten op voorkomende soorten
Grondgebonden zoogdieren
Tijdens het veldbezoek zijn onder de bomen meerdere actieve konijnenholen waargenomen. Daarnaast zijn verse uitwerpselen van egels gevonden. Voor de binnen het plangebied algemeen voorkomende egels en konijnen (grondgebonden zoogdieren) geldt binnen de provincie Limburg een vrijstelling. De zorgplicht voor deze soorten is wel van toepassing. Vanuit de algemeen geldende zorgplicht (Wnb) dient er zorgvuldig met de aanwezige dieren te worden omgegaan. Daarom dienen de volgende zorgplichtmaatregelen te worden genomen:
Broedvogels
De bomen in het plangebied zijn te jong om te dienen als nestplaatsen en leefgebied van broedvogels met jaarrond beschermde nesten. Het plangebied dient niet als leefgebied, maar enkel als foerageergebied. Omdat er in de omgeving voldoende alternatieven voor het foerageergebied zijn worden er geen effecten op deze soort te verwachten.
Tijdens het veldbezoek zijn er wel vier nesten waargenomen van broedvogels (zonder jaarrond beschermde nesten) in de bomen in het plangebied. Deze nesten waren van houtduif en zwarte kraai. Daarnaast zijn soorten als scholekster en vink waargenomen. Als gevolg van het verwijderen van beplanting en bomen voor de uitbreiding van het HS-station worden mogelijk nestplaatsen van broedvogels (nest gedurende broedperiode beschermd) aangetast. Daarnaast kunnen de aanlegwerkzaamheden de aanwezige dieren verstoren, verwonden en/of doden. Om deze negatieve effecten te voorkomen, dienen mitigerende maatregelen te worden toegepast. Deze mitigerende maatregelen zijn:
Er worden geen negatieve effecten op de voorkomende broedvogels verwacht, zolang de genoemde mitigerende maatregelen worden toegepast.
Vleermuizen
De in het plangebied voorkomende bomen zijn jong en het ontbrak aan geschikte holten voor boomholten bewoners. Eventuele essentiële vliegroutes worden niet onderbroken door de bomenkap, omdat er voldoende alternatieve structuren op het terrein aanwezig blijven. Het plangebied wordt mogelijk door vleermuizen gebruikt als foerageergebied, maar in de directe omgeving is voldoende alternatief aanwezig. Hierdoor worden er geen negatieve effecten op de vleermuis verwacht.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat in het kader van de soortbescherming van de Wnb er geen vervolgstappen noodzakelijk zijn, indien tijdens de uitvoering rekening wordt gehouden met de in genoemde mitigerende- en zorgplichtmaatregelen.
Aanleiding
In het kader van voorliggend bestemmingsplan, dat een uitbreiding van het huidige 150 kV HS-station planologisch mogelijk maakt, is door Arcadis een waterparagraaf opgesteld (zie Bijlage 5). Het doel van de Watertoets is om in een vroeg stadium waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar te maken en evenwichtig mee te nemen bij ruimtelijke plannen. Er wordt met name ingegaan op de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding en beschreven wordt welke maatregelen er worden getroffen.
Beleid
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft tot doel om de kwaliteit van de Europese wateren in een goede toestand te brengen en te houden. Waterbeheer op het niveau van stroomgebieden is daarbij het uitgangspunt, waarbij het stroomgebiedbeheerplan een belangrijk instrument is. In 2015 heeft Nederland de tweede generatie stroomgebiedbeheerplannen naar de Europese Commissie gestuurd: voor de Rijn, de Schelde, de Maas en het Eems-Dollardestuarium. Het plangebied valt binnen het beheersgebied van Waterschap Limburg, dat onderdeel uitmaakt van het stroomgebied van de Maas. Van belang is dat bij initiatieven tenminste voldaan wordt aan het stand-still principe. Dit houdt in dat een ingreep (uitvoering van het ruimtelijk plan) de toestand van het watersysteem niet mag verslechteren, tenzij beargumenteerd kan worden dat dit wegens ‘een hoger doel’ niet anders kan (notitie Gevolgen van de KRW voor fysieke projecten in en om het water, ministerie van Verkeer en Waterstaat, maart 2006).
Nationaal Bestuursakkoord Water
Op basis van het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water' hebben het Rijk, de provincies, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekent. Het NBW is doorgevoerd in de provinciale en regionale beleidsplannen. Relevante aspecten uit het NBW zijn:
Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland zijn vervangen door deze Waterwet en de zes verschillende vergunningen zijn opgenomen in één vergunning. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk doel is het klimaat adaptief en klimaatbestendig maken en wateroverlast zoveel mogelijk te beperken. Een belangrijke verandering na het in werking treden van de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot directe en indirecte lozingen. Alle indirecte lozingen vallen onder het bevoegde gezag voor de Wet Milieubeheer (gemeente en provincie). Alle directe lozingen vallen onder het gezag van de Waterwet (waterschappen voor de regionale wateren en Rijkswaterstaat voor de rijkswateren). Een Watervergunning is nodig voor:
Keur
Een deel van het beleid van het waterschap ligt vast in de Keur (01-04-2019). De regels in de Keur hebben betrekking op het lozen, afvoeren, onttrekken of aanvoeren van grondwater en water uit beken en andere wateren. Ook kent de Keur gebods- en verbodsbepalingen over zaken die niet mogen in of om watergangen, dijken en lijnvormige elementen. Iedereen die werkzaamheden uitvoert of activiteiten plant in en om water of dijken, heeft met de Keur te maken. Bij afvoer en lozing van hemelwater afkomstig van nieuw aangelegd verhard oppervlak wordt het stand-still beginsel (waterneutraal bouwen) gehanteerd. Dit wil zeggen dat bij een toename van het verhard oppervlak het debiet van de lozing uit een gebied niet toe mag nemen. Ook bij kleine ontwikkelingen vangt de initiatiefnemer zijn eigen water op. Waterschap Limburg hanteert geen ondergrens. Dynamische bergings-/infiltratievoorzieningen dienen minimaal gedimensioneerd te worden op met een inhoud van 100 mm. Als infiltreren aantoonbaar niet of nauwelijks mogelijk is, kan een dynamische bergings-/infiltratievoorziening aangelegd worden met leegloopvoorziening. Om afwenteling naar benedenstrooms te voorkomen, mag hiermee in Limburg maximaal 2 l/s/ha geloosd worden. Er dient boven de inhoud van de dynamische berging een waking gehanteerd te worden van minimaal 25 cm. Geadviseerd wordt een waking van 50 cm te hanteren.
Provinciaal en gemeentelijk waterbeleid
Het beleid van de provincie en de gemeente met betrekking tot waterhuishouding is verder toegelicht in Hoofdstuk 3 (paragraaf 3.2.1 provinciaal beleid en 3.5.3 gemeentelijke beleid).
Analyse
Toename verharding
Door de uitbreiding van het HS-station neemt de verharding op de locatie toe. In het plangebied (circa oppervlak van 9.000 m2) is momenteel geen verharding aanwezig. In de uitbreiding van het HS-station worden er in totaal drie transformatoren bijgeplaatst en vier E-houses. Omdat de E-houses op poeren worden geplaatst, worden deze niet meegenomen in de toename in verharding. Hemelwater dat op deze E-houses valt, kan oppervlakkig afwateren naar de ondergrond onder het E-house. De toename in verharding omvat daarmee enkel de transformatoren binnen het plangebied, het loop- en transportpad (zie tabel 4).
Tabel 4: Verharding huidige situatie en toekomstige situatie
De ligging van de looppaden en transportweg is globaal weergegeven in figuur 12. De toename aan verharding bedraagt in totaal 623 m2, zijnde de transformatoren 269 m2, het loop- en transportpad 354 m2.
Figuur 12: Globale weergave van de toekomstige situatie van de uitbreiding.
Bergingsopgave
Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater naar watergangen. Hierom dient de toename in verharding gecompenseerd te worden. De volgende eisen uit de Keur van waterschap Limburg zijn relevant voor het bepalen van de bergingsopgave en de inpassing daarvan:
De bergingsopgave, vanuit de Keur, waaraan voldaan moet worden bij ontwikkeling van de uitbreiding van het HS-station is weergegeven in tabel 5.
Tabel 5: Bergingseis
Gezien bovengronds voldoende ruimte beschikbaar is, wordt de volgende uitwerkingen geadviseerd:
Indien bovengronds bergen niet wenselijk is, kan er gedacht worden aan ondergrondse voorzieningen, zoals kratjes of infiltratiekoffers. Voor zowel bovengronds als ondergronds bergen geldt dat de doorlatendheid van het veld moet worden bepaald, om vast te stellen of infiltratie mogelijk is.
(Afval)waterketen
In het bestaande HS-station is de afwatering van de transformatoren via een OBAS (olie/benzine afscheider), aangesloten op het gemengde stelsel van de gemeente. Voor de te plaatsen transformatoren wordt hetzelfde systeem geadviseerd.
Waterkwaliteit
In de waterparagraaf wordt geadviseerd om gebruik te maken van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.
Conclusie
Voor het realiseren van de uitbreiding van het HS-station dient 63 m³ waterberging te worden gerealiseerd. In het uit te werken ontwerp voor de ontwikkeling wordt er rekening gehouden met deze bergingsopgave. De berging zal meegenomen worden in het ontwerp. De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
De huidige functie van het HS-station zal in het voorgenomen plan niet veranderen, het station wordt in bepaalde mate uitgebreid. Deze uitbreiding heeft geen gevolgen voor de verkeerssituatie, omdat het niet zal leiden tot een toename in verkeersdruk.
Aanleiding
De kwaliteit van zowel de bodem als het (grond)water, zijn van invloed op de kwaliteit van het woon- en leefklimaat. Wanneer er sprake is van verontreiniging kan dit de volksgezondheid negatief beïnvloeden. Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 onder d van het Besluit ruimtelijke ordening is een beoordeling van de haalbaarheid verplicht. Het bodemonderzoek, en dan met name onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging.
In het kader van de voorgenomen uitbreiding is in opdracht van Enexis Netbeheer B.V. door Arcadis in augustus 2020 een verkennend bodemonderzoek (zie Bijlage 6) uitgevoerd aan de Keizersveld 26 te Venray, ten westen van het station. Voorafgaand aan het onderzoek is een beperkt vooronderzoek uitgevoerd doormiddel van een QuickScan. Deze QuickScan is uitgevoerd aan de hand van de richtlijnen van de NEN 5725:2017. Hierbij is onder andere gekeken naar de in het verleden op locatie uitgevoerde activiteiten en de resultaten van de in het verleden (in de omgeving) uitgevoerde bodemonderzoeken. Op basis van de resultaten uit de QuickScan is een onderzoekshypothese geformuleerd welke vervolgens aan de hand van de onderzoeksresultaten uit het veld- en laboratoriumonderzoek is getoetst.
Resultaat QuickScan
Uit de QuickScan blijkt dat de locatie onverdacht is op het voorkomen van verontreinigingen. Voor het verkennend milieuhygiënisch bodemonderzoek is daarom uitgegaan van de strategie ‘Onverdachte niet lijnvormige locatie’ (ONV-NL) volgens de NEN 5740:2009+A1:2016.
Resultaat verkennend bodemonderzoek
Het veldwerk is uitgevoerd op 13 en 20 augustus 2020. In combinatie met het veldwerk is een terreininspectie uitgevoerd. In het veld is de vrijgekomen grond beoordeeld op de bodemkundige samenstelling. De uitgeboorde grond van elke boring is per bodemlaag bemonsterd. De grondmonsters zijn ook geanalyseerd op PFAS. Tevens zijn er grondwatermonsters van de geplaatste peilbuizen genomen.
Uit de uitgevoerde boringen valt af te leiden dat de lokale bodemopbouw tussen 0 en ca 5 meter diepte bestaat uit matig fijn, matig siltig, niet tot zwak humeus zand. Tevens zijn er plaatselijk lensjes leem aanwezig. De bij de boring vrijkomende grond is in het veld onderzocht op (zintuiglijk) waarneembare verontreinigingskenmerken, deze zijn echter niet waargenomen. Tevens zijn er geen olie-water reacties waargenomen.
De zuurgraad en het geleidingsvermogen van het grondwater zijn normaal te noemen voor dit type bodem. Afwijkende waarden kunnen een indicatie zijn voor bodemverontreiniging. De gemeten waarden geven geen aanleiding aan te nemen dat sprake is van een dergelijke situatie.
Toetsing van de analyseresultaten van grond- en grondwater heeft plaatsgevonden aan het toetsingskader zoals gedefinieerd in de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013 en de Regeling
bodemkwaliteit van 13 december 2007. Hierbij is gekeken of er sprake is van bodemverontreiniging door te onderzoeken of de gemeten waarden boven de achtergrondwaarde (voor bodem) of de streefwaarde (voor grondwater) uitkomt. Uit de toetsingsresultaten van zowel de grondmonsters (tabel 6) als het grondwater (tabel 7) blijkt dat er geen verhoogde waarden boven de achtergrondwaarden of streefwaarden zijn aangetoond.
Tabel 6: Samenvatting toetsingsresultaten grond.
Tabel 7: Samenvatting toetsingsresultaten grondwater.
De analyseresultaten van PFAS zijn getoetst aan de toepassingsnormen van het tijdelijk handelingskader. De resultaten daarvan zijn samengevat in tabel 9.
Tabel 9: Samenvatting getoetste analyseresultaten PFAS (concentraties in ìg/kg ds).
Conclusie
Uit de resultaten blijkt dat er geen verontreinigingen in de grond en het grondwater zijn aangetoond die boven de achtergrond- of streefwaarde uitkomen. De bodem voldoet indicatief aan de bodemkwaliteitsklasse ‘Altijd toepasbaar’. De vooraf opgestelde hypothese ‘onverdacht’ is met dit verkennend bodemonderzoek bevestigd. De resultaten van dit onderzoek geven daarmee aan dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de voorgenomen uitbreiding van het HS-station.
Aanleiding
In opdracht van Enexis Netbeheer B.V. heeft Peutz een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 7) in verband met de voorgenomen uitbreidingen van het 150 kV HS-station in Venray. Het gaat hierbij om een uitbreiding met een vierde 150 kV transformator (fase 1). Deze transformator heeft een vermogen van 100 MVA. In deze eerste fase zal verder de huidige transformator 3 (70 MVA) worden vervangen door een zwaardere transformator (100 MVA). In het akoestisch onderzoek wordt uitgegaan van het eindbeeld, waarbij er een vijfde en zesde transformator (elk 100 MVA) bij worden geplaatst (fase 2).
Op basis van door Enexis verstrekte gegevens met betrekking tot de nieuwe transformatoren is het bestaande akoestische rekenmodel aangepast en uitgebreid. Met behulp van het rekenmodel is de vanwege het 150 kV station in de omgeving optredende geluidbelasting berekend voor de beide toekomstige situaties (fase 1 en 2). Na realisatie van de uitbreiding met een 4e transformator zal het totale, gelijktijdig in te schakelen, elektrische vermogen van de transformatoren hoger worden dan 200 MVA. De inrichting van Enexis moet dan worden aangemerkt als een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Resultaat
Met behulp van het (aangepaste) rekenmodel zijn de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus LAr,LT ter plaatse van de meest nabij gesitueerde woningen (de posities 01, 02, 03 en 04) berekend (zie figuur 13). Voor verdere uitgangspunten van de berekening wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek (Bijlage 7).
Figuur 13: Situering rekenposities 01 t/m 04 bij woningen in de omgeving
Fase 1
In tabel 8 zijn de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus LAr,LT weergegeven, inclusief toeslag voor het tonale karakter van het geluid (K1), voor de 'representatieve bedrijfssituatie' van de inrichting van Enexis, na uitbreiding met de 4e transformator en het vervangen van transformator 3, weergegeven. Het worstcase scenario voor het langtijdgemiddelde (LAr,LT) is ook berekend, hierbij is er sprake van een storing of onderhoud van een transformator en dient transformator 3 in bedrijf te worden genomen, dit is berekend in tabel 9.
Tabel 8: Langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus LAr,LT en etmaalwaarden Letmaal , inclusief toeslag voor tonaal geluid, representatieve bedrijfssituatie, na uitbreiding met transformator 4
Tabel 9: Langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus LAr,LT en etmaalwaarden Letmaal , inclusief toeslag voor tonaal geluid, incidentele bedrijfssituatie, na uitbreiding met transformator 4
Fase 2
In tabel 10 zijn de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus LAr,LT weergegeven, inclusief toeslag voor het tonale karakter van het geluid (K1), voor de 'representatieve bedrijfssituatie' van de inrichting van Enexis, na de toekomstige uitbreiding met de vijfde en zesde transformator. Het worstcase scenario voor het langtijdgemiddelde (LAr,LT) is ook berekend, hierbij is er sprake van een storing of onderhoud van een transformator en dient transformator 3 in bedrijf te word en genomen, dit is berekend in tabel 11.
Tabel 10: Langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus LAr,LT en etmaalwaarden Letmaal , inclusief toeslag voor tonaal geluid, representatieve bedrijfssituatie, na uitbreiding met transformator 5 en 6.
Tabel 11: Langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus LAr,LT en etmaalwaarden Letmaal , inclusief toeslag voor tonaal geluid, incidentele bedrijfssituatie, na uitbreiding met transformator 5 en 6
Conclusie
Uit de berekeningen is gebleken dat bij alle gevoelige bestemmingen ruimschoots aan de voorwaarde van 'stap 1' (uit de VNG richtlijn 'Bedrijven en milieuzonering') wordt voldaan (afstand minimaal 200 meter). Feitelijk kan om die reden al worden gesproken van een ruimtelijk inpasbare situatie.
Uit de rekenresultaten is gebleken dat zowel in de nu aan te vragen bedrijfssituatie (fase 1: met uitbreiding transformator 4) als in de toekomstige situatie (fase 2: met uitbreiding transformator 5 en transformator 6) de geluidbelasting bij woningen in de omgeving beperkt zal blijven tot maximaal 41 dB(A) etmaalwaarde, inclusief toeslag voor het tonale karakter van het geluid. Hierbij kan nog worden opgemerkt dat bij de berekeningen geen rekening is gehouden met de afschermende werking van de (bedrijfs)gebouwen buiten het terrein van Enexis. Deze benadering kan daarom worden gezien als 'worst case' benadering. Vastgesteld kan worden dat ook ruimschoots aan de voorwaarde volgens 'stap 2' (VNG richtlijn) wordt voldaan.
Er kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling ruimschoots voldoet aan de 'standaard grenswaarden' uit het Activiteitenbesluit (gesteld voor inrichtingen type A en B). Hiermee wordt ook ruimschoots voldaan de richtlijnen voor Bedrijven en milieuzonering (type C) uit het VNG. Echter doordat na realisatie van de uitbreiding het totale, gelijktijdig in te schakelen, elektrische vermogen van de transformatoren hoger wordt dan 200 MVA, zal het station milieuvergunningplichtig worden en worden aangemerkt als “categorie inrichting als bedoeld in artikel 41, derde lid van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken”. Het terrein van het HS-station wordt daarom voorzien van een geluidzone in het kader van de Wet geluidhinder. In het akoestisch onderzoek (Bijlage 7) is een voorstel voor de vast te stellen geluidzone gedaan. Dit advies is opgevolgd en middels voorliggend bestemmingsplan wordt de geluidszone planologisch vastgelegd.
Het aspect geluid staat de uitbreiding van het HS-station, die mogelijk wordt gemaakt middels dit bestemmingsplan, niet in de weg.
Vanaf 15 november 2007 is de wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit gewijzigd. Deze wetswijziging is sindsdien opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Deze wijziging wordt ook wel kortweg de Wet Luchtkwaliteit 2007 genoemd. In artikel 5.16 van de gewijzigde Wet milieubeheer is vastgelegd onder welke voorwaarden bestuursorganen de bevoegdheden uit lid 2 mogen uitoefenen. Als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen
geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
In de Regeling NIBM (niet in betekende mate bijdragen) is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dit betekent dat ontwikkelingen op dit gebied zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.
Conclusie
De uitbreiding van het hoogspanningsstation draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging omdat er geen sprake is van een substantiële toename van het aantal verkeersbewegingen of toename van relevante emissies vanuit het station. De luchtkwaliteitsaspecten vormen daarmee geen belemmering voor het project.
Bij Externe Veiligheid gaat het om de risico's voor de directe omgeving in het geval dat er iets mis gaat tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De verbonden risico's moeten binnen de perken blijven. Hiervoor worden twee soorten risico's gehanteerd:
Voor het plaatsgebonden risico PR zijn risicocontouren (10-6) vastgesteld waarbinnen kwetsbare of beperkt kwetsbare bebouwing niet is toegestaan. Deze contouren liggen:
Gevaarlijke stoffen die worden vervoerd over de weg, het spoor, het water of per buisleiding leiden tot knelpunten voor het plaatsgebonden risico indien er langs de transportassen een 10-6 contour ligt.
Analyse
Op basis van de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van de voorgenomen ontwikkeling zich enkele kwetsbare objecten, namelijk een kantoor en andere objecten (zie figuur 14), bevinden. De voorgenomen ontwikkeling is echter geen categoriale inrichting vanuit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
In de nabije omgeving van het plangebied vinden geen risicovolle bedrijfsactiviteiten plaats. Tevens zijn er ook geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen waar rekening mee dient te worden gehouden.
Figuur 14: Risicokaart. Uitbreidingslocatie rood omlijnd.
Conclusie
Met de uitbreiding van het HS-station zal geen sprake zijn van gevaarlijke inrichting in de zin van het Bevi. Daarnaast is er geen risico voor de externe veiligheid, omdat er op of rondom het plangebied geen gevaarlijke inrichtingen of transportroutes aanwezig zijn. Externe veiligheid vormt daarmee geen belemmering om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies (zoals bijvoorbeeld woningen):
Een (buitenwettelijk) toetsingskader voor milieuzonering wordt geboden door de uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlands Gemeenten. Op basis van deze uitgave kan worden bepaald in hoeverre de inrichtingen en bedrijven gelegen op het bedrijventerrein beperkend zijn voor het tot stand brengen van een goed woon- en leefmilieu in de omgeving van dit terrein. In deze uitgave zijn per (milieu)categorie bedrijvigheid richtafstanden genoemd welke kunnen worden aangehouden ten einde de hinderlijke invloed van bedrijfsactiviteiten op gevoelige functies te beperken.
Een wettelijk kader wordt gevormd door geluidszones op grond van de Wet geluidhinder en de afstandseisen op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Bij de voorgenomen ontwikkeling krijgt het HS-station na uitbreiding een elektrisch vermogen van meer dan 200 MVA. Het 150 kV-station wordt daarmee milieuvergunningplichtig en bovendien dient er een geluidzone ex artikel 40 van de Wet geluidhinder te worden vastgesteld (zie ook paragraaf 4.7 Geluid). Het terrein van het HS-station wordt daarom voorzien van een geluidzone in het kader van de Wet geluidhinder. In het akoestisch onderzoek (Bijlage 7) is een voorstel voor de vast te stellen geluidzone gedaan. Dit advies is opgevolgd en middels voorliggend bestemmingsplan wordt de geluidszone planologisch vastgelegd.
Hoewel het 150 kV-station (na realisatie van de uitbreidingen) moet worden aangemerkt als een type C inrichting ('milieuvergunningplichtig'), zijn de berekende geluidniveaus in eerste aanleg getoetst aan de 'standaard grenswaarden' uit het Activiteitenbesluit (welke formeel alleen van toepassing zijn op de niet-vergunningplichtige type A en type B inrichtingen).
Vastgesteld is dat ruimschoots wordt voldaan aan deze grenswaarden.
In Nederland zijn voor elektromagnetische gevaren alleen adviezen uitgebracht voor bovengrondse hoogspanningslijnen. In de provincie Limburg hebben de hoogspanningslijnen een nominale spanning van 150 kV. De genoemde adviezen hangen samen met de effecten op de gezondheid van magnetische velden afkomstig van deze hoogspanningslijnen.
Voor de regionale distributiebedrijven, die een bedrijfsspanning hebben van 10/20 kV, is een dergelijk advies niet gegeven. De waarden van veldsterktes voor de regionale distributiebedrijven zijn significant lager dan bij hoogspanningslijnen. De installaties van de distributiebedrijven (omgeven door een eigen geïsoleerde omkasting) bevinden zich bovendien, in tegenstelling tot hoogspanningslijnen, binnen een gesloten bedrijfsruimte is die de intensiteit van de straling reduceert.
De internationale norm is dat voorkomen moet worden dat burgers worden blootgesteld aan magneetvelden van meer dan 100 microTesla (µT). Deze norm wordt in Nederland op maaiveldniveau nergens overschreden.
Voor bovengrondse hoogspanningslijnen heeft het Ministerie van VROM in 2015 (nader verduidelijkt in 2008) een voorzorgbeleid geformuleerd met als norm 0,4 ìT (microtesla) voor gevoelige bestemmingen (kinderdagverblijven, woningen). Dit voorzorgprincipe is niet van toepassing op hoogspanningstations. Voor publiekstoegankelijke locaties geldt een norm van 100 ìT en voor werknemers binnen locaties geldt een norm van 500 ìT.
Voor E-houses geldt dat de 0,4 µT contour niet verder reikt dan circa 8 meter vanaf de buitenzijde van de gebouwen. Voor transformatoren geldt dat deze afstand circa 3 meter bedraagt. In onderstaande afbeelding zijn de 0,4 µT contouren voor zowel de E-houses als de transformatoren van de voorgenomen uitbreiding weergegeven.
Figuur 15: Magneetveldcontour van 0,4 µT rondom de voorgenomen E-houses en transformatoren.
Conclusie
De magneetveldcontour van 0,4 µT ligt bij de voorgenomen uitbreiding binnen het plangebied. Binnen deze contour liggen geen gevoelige bestemmingen. De Rijksnorm voor de toegestane elektromagnetische velden wordt daarmee niet overschreden.
Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers, granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Het gehele grondgebied van de gemeente Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen in het besluitgebied, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE). Met behulp van het explosievenonderzoek worden de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart gebracht. De gemeente Venray adviseert bij grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen een detectieonderzoek uit te (laten) voeren.
Dit onderzoek dient plaats te vinden in het kader van de Arbowetgeving en is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet juridisch afdwingbaar. Het is echter te allen tijde de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de grond om bij grondwerkzaamheden te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving.
In de voorgaande hoofdstukken van deze toelichting zijn de aan het bestemmingsplan ten grondslag liggende uitgangspunten en randvoorwaarden geschetst. Onderhavig hoofdstuk bevat een nadere toelichting op de planvorm en planregels.
Met het bestemmingsplan 'Keizersveld 26 Venray (HZBPCO20210013)' wordt in de eerste plaats de uitbreiding van het 150 kV Hoogspanningsstation mogelijk gemaakt. In het vigerende bestemmingsplan 'Keizersveld' was aan deze locatie nog een generieke bedrijvenbestemming toegekend. Nu is ervoor gekozen om een specifieke bestemming 'Bedrijf - Nutsbedrijf' toe te kennen. Omdat het Hoogspanningsstation door de uitbreiding tevens moet worden aangemerkt als een Wet geluidhinder-inrichting, is de inrichting in het bestemmingsplan tevens aangewezen als 'geluidgezoneerd industrieterrein'. Vanuit deze geluidzonering vloeit voort dat er ook een geluidzone is opgenomen. In de planregels is vermeld wat de beperkingen van deze geluidzone zijn. Verder blijven de regels en verbeelding van de vigerende bestemmingsplannen op deze locatie van kracht.
In de regels van dit plan zijn bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen opgenomen, welke het toegestane gebruik van de in het plangebied gelegen gronden regelen: middels een bestemmingsvlak wordt op de planverbeelding aangegeven welke hoofdbestemming op de betreffende gronden rust. Voor deze bestemmingen gelden de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden zoals deze zijn opgenomen in de regels van de betreffende bestemming. Middels een op de planverbeelding aangegeven dubbelbestemming en / of aanduiding kunnen nadere eisen worden gesteld aan de ter plekke geldende gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden. Aan dubbelbestemmingen kan behoefte bestaan wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoeleinden die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijke relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet voldoende in de hoofdbestemmingen kunnen worden gewaarborgd. Aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of de bouwregels. Verschillende type aanduidingen kunnen worden onderscheiden, zoals bijvoorbeeld gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen en bouwaanduidingen.
De planregels en planverbeelding zijn, met het oog op de digitale uitwisselbaarheid van bestemmingsplannen die vanaf 1 januari 2010 verplicht is, opgesteld conform de bepalingen van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Uitgangspunt hierbij is, door middel van het hanteren van heldere planregels en een duidelijke planverbeelding, te komen tot een zo goed mogelijk toepasbaar en handhaafbaar plan.
Het bestemmingsplan 'Keizersveld 26 Venray (HZBPCO20210013)' van de gemeente Venray is naast deze plantoelichting vervat in de volgende planstukken:
De planverbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond. De analoge planverbeeldingen zijn afgedrukt op een schaal van 1:2.000. Voor de benaming van de verschillende bestemmingen en de kleuren van de bestemmingen zijn de huidige richtlijnen voor digitalisering en standaardisering van bestemmingsplannen overgenomen (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP2012).
Het belangrijkste doel van de planregels is om de bouw- en gebruiksregels van de verschillende bestemmingen aan te geven. De regels behorende bij het bestemmingsplan 'Keizersveld 26 Venray (HZBPCO20210013)' zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
Hoofdstuk 1: 'Inleidende regels';
Hoofdstuk 2: 'Bestemmingsregels';
Hoofdstuk 3: 'Algemene regels';
Hoofdstuk 4: 'Overgangs- en slotregels'.
Conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) wordt de volgende bestemming gehanteerd:
Daarnaast komen de volgende dubbelbestemmingen voor:
De algemene en bestemmingsregels worden in het hierna volgende deel van deze paragraaf nader toegelicht.
Inleidende regels
In hoofdstuk 1 ‘Inleidende regels’ zijn twee artikelen te onderscheiden:
Begrippen (artikel 1)
Artikel 1 van de planregels bevat beschrijvingen van begrippen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschil in interpretatie mogelijk is.
Wijze van meten (artikel 2)
In artikel 2 wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/percelen gemeten moet worden.
Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2: 'Bestemmingsregels' omvat regels die betrekking hebben op het gebruiksdoel van de gronden. Ten behoeve van een logische en eenduidige opbouw wordt conform de SVBP2012 het navolgende stramien voor de bestemmingsregelingen aangehouden:
Hierin wordt een omschrijving van de bestemming gegeven, alsmede welk gebruik binnen deze bestemming is toegestaan.
Hierin wordt bepaald aan welke voorwaarden de gebouwen en bouwwerken moeten voldoen.
Geeft aan dat het college van Burgemeester en Wethouders nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is indien zulks in verband met een of meer van de volgende aspecten:
Geeft aan van welke bouwregels, en binnen welke grenzen, door het college van Burgemeester en Wethouders middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken.
Geeft aan welk gebruik van de gronden of de daarop aanwezige gebouwen of bouwwerken in ieder geval als strijdig gebruik moet worden aangemerkt.
Ten einde specifieke belangen te beschermen kan in de bestemmingsregels worden bepaald dat voor de uitvoering van bepaald dat voor de uitvoering van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunning benodigd is. Een omgevingsvergunning kan verplicht gesteld worden om te voorkomen dat een terrein minder geschikt wordt voor de realisering van de desbetreffende bestemming of ter handhaving en bescherming van bepaalde belangen. De bestemmingsregels geven aan onder welke voorwaarden de omgevingsvergunning kan worden verleend.
De in het plan opgenomen bestemmingen en dubbelbestemmingen worden hierna nader beknopt toegelicht:
Bestemming Bedrijf - Nutsbedrijf (artikel 3)
Deze bestemming voorziet op het bestaande 150 kV hoogspanningsstation waarvoor met het voorliggende bestemmingsplan uitbreidingsmogelijkheden worden geboden die noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de energietransitie. Het hoogspanningsstation is specifiek bestemd.
De toegestane gebouwen dienen binnen het op de verbeelding ingetekende bouwvlak te worden gesitueerd.
Dubbelbestemming Leiding Hoogspanning en Leidingsstrook (artikelen 4 en 5)
Ter plaatse van het directe ruimtebeslag van de ondergrondse of bovengrondse transportleidingen zijn activiteiten die het bedrijfszeker en veilig functioneren van deze leidingen kunnen schaden niet toegestaan. Ook hier worden derhalve beperkingen opgelegd aan de mogelijkheden tot bebouwing en gebruik van de grond, die tot beschadigingen van de leidingen kunnen leiden.
Deze beperkingen worden middels een bouw- en aanlegverbod gereguleerd.
Algemene regels
Hoofdstuk 3: ‘Algemene regels’ omvat regels en bepalingen die betrekking hebben op het gehele plangebied.
Anti-dubbeltelbepaling (artikel 6)
Dit artikel geeft aan dat grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan niet nog eens mag worden meegeteld bij een nieuwe bouwaanvraag.
Algemene bouwregels (artikel 7)
In de algemene bouwregels zijn regels gesteld die gelden voor alle bestemmingen uit hoofdstuk 2. In dit geval zijn dit regels met betrekking betaande maatvoeringen die afwijken van voorgeschreven maatvoeringen. Voor zover bestaande maatvoeringen afwijken, mogen deze gehandhaafd blijven.
Algemene gebruiksregels (artikel 8)
In deze algemene gebruiksregels wordt gebruik in strijd met het bestemmingsplan als strijdig gebruik aangemerkt.
Algemene aanduidingsregels (artikel 9)
In de algemene aanduidingsregels zijn regels met betrekking tot algemeen geldende gebiedsaanduidingen opgenomen, waarin wordt aangegeven onder welke voorwaarden ontwikkelingen binnen deze zones mogelijk zijn. Het betreft de aanduidingen 'geluidzone - gezoneerd industrieterrein' en 'geluidzone - industrie'.
Algemene afwijkingsregels (artikel 10)
In deze regels zijn algemene afwijkingsbepalingen opgenomen. Zo is opgenomen dat binnen alle bestemmingen kan worden afgeweken van opgenomen maten tot een maximum van 10%. Ook kan met 10% van het bouwvlak worden afgeweken. Tevens zijn afwijkingsregels opgenomen die het mogelijk maken bij meetverschillen ontwikkelingen toe te staan.
Algemene procedureregels (artikel 11)
In de algemene procedureregels zijn de procedures opgenomen die dienen te worden doorlopen bij het stellen van nadere eisen.
Overige regels (artikel 12)
In deze regels zijn de voorrangsbepalingen voor bestemmingen opgenomen. Verder wordt duidelijk gemaakt hoe overige wettelijke regelingen in relatie staan tot de regels in dit bestemmingsplan. Ten slotte is de parkeerregeling hier ondergebracht.
Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 ‘Overgangs- en slotregels’ bevat onder andere de bepalingen die betrekking hebben op:
Overgangsrecht (artikel 13)
Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd), mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de planregels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd blijven.
Slotregel (artikel 14)
Dit artikel geeft de citeertitel van de planregels aan.
Exploitatie
Op grond van artikel 3.1.6 onder 1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in het kader van de bestemmingsplanprocedure de economische uitvoerbaarheid van het plan te worden onderzocht. Enexis Netbeheer B.V. is al eigenaar van het perceel waarop de uitbreiding plaats vindt.
Er is bij dit plan geen sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Er hoeft daarom geen anterieure overeenkomst te worden afgesloten. Er is tussen de gemeente Venray en Enexis wel een planschade overeenkomst afgesloten.
Enexis is eigenaar van de grond waarop de ontwikkeling plaats gaat vinden en daarbij is er sprake van een uitbreiding van een bestaande inrichting, waarvan de aanlegkosten door Enexis worden gedragen. Tevens neemt Enexis de kosten op zich voor het opstellen van het bestemmingsplan, de bijbehorende onderzoeken. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van voorliggend plan voldoende aangetoond.
Handhaving
Een van de uitgangspunten bij het ontwikkelen van een bestemmingsplan is dat het plan handhaafbaar dient te zijn. Handhaving van het ruimtelijk beleid is een voorwaarde voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Handhaving op het gebied van ruimtelijke ordening spitst zich toe op het gebruik van de gronden en opstallen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden waarvoor een vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig is.
De handhaving van de regelgeving van het bestemmingsplan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bevat hiervoor de wettelijke grondslag. Het gaat daarbij met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. De Wabo bevat een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op de gebruiksactiviteiten.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
Gronden binnen het plangebied zijn in eigendom van Enexis zodat de uitvoering van het plan feitelijk gerealiseerd kan worden.
Vooroverleg
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3.1.6 Bro bepaalt daarnaast dat in de toelichting de uitkomsten van dit overleg worden beschreven. De binnengekomen vooroverlegreacties worden samengevat en beantwoord in een Reactienota.
Participatieproces
Voorafgaand aan het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan is de directe omgeving geïnformeerd (volgens de Handreiking omgevingsdialoog gemeente Venray 2019) middels een informatieve brief en een informatiebijeenkomst. De informatiebijeenkomst heeft digitaal plaatsgevonden (in verband met de Covid-19 maatregelen) op 14 december 2020 van 10 tot 12 uur gehouden. Tijdens de informatiebijeenkomst hebben Enexis en Arcadis een presentatie (zie Bijlage 8) gegeven over de plannen van Enexis, de uitgevoerde onderzoeken en de planologische procedure. Tijdens en na afloop van de presentatie was er de gelegenheid voor het stellen van vragen. Er zijn verschillende vragen gestelde, de meest voorkomende vragen hadden betrekking op de thema's geluid en de landschappelijke inpassing. Het verslag van de informatiebijeenkomst is opgenomen in Bijlage 9. Na afloop zijn contactgegevens gedeeld en is aangegeven dat bedrijven met aanvullende vragen contact op kunnen nemen met het projectteam. Met de directe 'buur bedrijven' aan de westzijde heeft nog een aanvullend gesprek plaatsgevonden op 11 januari 2021 over de mogelijke geluidshinder en de groenafscheiding bij de perceelgrens. In dit gesprek zijn afspraken gemaakt over de groenstrook die door Enexis langs de perceelgrens wordt aangebracht zodat de bedrijven hun 'groene uitzicht' behouden.
Vastellingsprocedure
Nadat alle vooroverlegreacties bekend zijn, is het ontwerp bestemmingsplan opgesteld. Dit ontwerp bestemmingsplan is ter inzage gelegd. Het bestemmingsplan Keizersveld 26 Venray heeft tot donderdag 3 juni 2021 in ontwerp ter inzage gelegen. In de periode heeft het ontwerp bestemmingsplan ter voldoening aan artikel 3.8. van de Wet op de ruimtelijke ordening voor een ieder ter inzage gelegen. Daarnaast is het ontwerp digitaal raadpleegbaar geweest via www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze termijn kon een ieder naar keuze schriftelijk of mondeling een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan kenbaar maken aan de raad van de gemeente Venray. Er zijn hierop geen zienswijzen binnengekomen. Het bestemmingsplan is op 28 september 2021 vastgesteld door de gemeenteraad van Venray.
Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.