Plan: | Lollebeekweg 75 en 77, Castenray |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.BP22008-va01 |
Op de locatie Lollebeekweg 75-79 in Castenray is momenteel sprake van één bedrijfslocatie met drie bedrijfspanden in een bebouwingslint waar overwegend wordt gewoond. De bedrijfslocatie wordt momenteel niet intensief gebruikt en initiatiefnemer is daarom voornemens om de bedrijfslocatie te transformeren tot een woon-werklocatie.
De herontwikkeling bestaat uit het voornemen om de twee hoofdgebouwen te behouden, waarbij beide gebouwen worden gerenoveerd. De Lollebeekweg 77 wordt getransformeerd tot woning en krijgt in de nieuwe situatie zijn eigen oprit. De locatie Lollebeekweg 75 wordt eveneens behouden en krijgt een woon- en kantoorfunctie. De herontwikkeling gaat gepaard met de sloop van het bedrijfsgebouw Lollebeekweg 79.
Om het planvoornemen mogelijk te maken, is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. De gemeente Venray heeft principemedewerking verleend voor een herziening van het bestemmingsplan. Deze toelichting voorziet in de ruimtelijke onderbouwing behorend bij deze herziening, waaronder het beschrijven van het voornemen en de landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing en de toetsing aan geldende beleids- en milieukaders.
Het plangebied ligt aan de Lollebeekweg in Castenray, gemeente Venray en betreft de percelen 469, 1129 en 1130, sectie P, kadastrale gemeente Venray. Het plangebied heeft een oppervlakte van 3.970 m2.
Luchtfoto met de ligging van het plangebied
Het bestemmingsplan 'Castenray' (vastgesteld op 28 oktober 2014) is op de locatie het geldend bestemmingsplan. De planlocatie is bestemd als 'Bedrijf' met een bouwvlak met een oppervlakte van 2.026 m2. Voor dit bouwvlak geldt een maximum bebouwingspercentage van 60% en een maximum goothoogte van 4 m.
Daarnaast zijn er in het geldend bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen opgenomen ten behoeve van de borging van archeologische waarden en/of verwachtingen. Aan de noordzijde van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Aan de zuidzijde geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.
Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Castenray' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 het plangebied en planvoornemen nader beschreven. Dit planvoornemen wordt vervolgens in Hoofdstuk 3 getoetst aan de geldende beleidskaders en in Hoofdstuk 4 aan de milieu- en omgevingsaspecten. Vervolgens komen in Hoofdstuk 5 de relevante juridische aspecten aan bod. In Hoofdstuk 6 wordt de economische haalbaarheid van het planvoornemen besproken. Hoofdstuk 7 bestaat uit de omschrijving van overleg met de omgeving, inspraak en de formele procedure.
Castenray is één van de dertien nog bestaande kerkdorpen van de gemeente Venray. Uit veldverkenningen en archeologisch onderzoek is op enkele locaties in Castenray gebleken dat er al heel vroeg menselijke activiteiten in de kern hebben plaatsgebonden. Op Castenrays grondgebied zijn tal van artefacten gevonden, de vroegste dateren uit het Neolithicum.
Het dorp is opgebouwd rondom de Sint-Mathiaskerk, die met zijn locatie op de kruising tussen de Lollebeekweg en de Horsterweg een centrale plek inneemt in het dorp. De Lollebeekweg vormt van deze twee wegen de voornaamste laanstructuur waarlangs het kerkdorp is ontstaan. In de loop van de jaren '80 is aan de oostzijde van het centrum, de snelweg A73 aangelegd. De Horsterweg vormt de doorgaande noord-zuid verbinding door Castenray.
Het plangebied ligt aan de rand van het kerkdorp Castenray in de gemeente Venray. Ten zuiden van Castenray liggen de Castenraysche Vennen, die samen met de Lollebeek de zuidbegrenzing van de gemeente Venray vormen. Castenray is ontstaan langs de verbinding tussen Venray en Horst op het kruispunt van de Horsterweg en de Lollebeekweeg. Direct ten oosten van de kern ligt de rijksweg A73. De Horsterweg (N553) vormt de hoofdontsluiting van Castenray richting Horst en Venray.
Aan de westzijde van Castenray vormt de Lollebeekweg een uitloper van de kern. Dicht bij de kern wordt de Lollebeekweg overwegend gekenmerkt door locaties met een woonfunctie. Tussen deze woonfuncties liggen enkele bedrijfslocaties, waaronder de locatie Lollebeekweg 75-79. Naar mate de afstand tot de kern groter wordt, wordt het straat- en bebouwingsbeeld meer bepaald door veehouderijen en agrarische bedrijven.
Het plangebied Lollebeekweg 75-79 wordt aan beide kanten begrensd door woonpercelen met vrijstaande woningen. Tegenover de planlocatie is een autohandelbedrijf gevestigd. Het plangebied ligt aan de rand van de kern van Castenray. De achterzijde van het plangebied grenst aan het buitengebied. Tussen Lollebeekweg 79 en 81 ligt een nutsvoorziening.
Luchtfoto met globale ligging plangebied
De huidige situatie van het plangebied wordt bepaald door drie aanwezige bedrijfsgebouwen en omliggende verhardingen. De verharding beslaat een groot gedeelte van het plangebied en bepaalt grotendeels het aanzicht vanaf de Lollebeekweg. De twee hoofdgebouwen worden van elkaar gescheiden door een ingang met hekwerk.
In totaal bestaat de locatie uit:
Luchtfoto van het plangebied, omlijnd door rode stippellijn (bron: Slagboom en Peeters Luchtfotografie)
Aanzicht van het plangebied vanaf de Lollebeekweg (bron: Google Street View)
Het planvoornemen ziet toe op de transformatie van de voormalige bedrijfslocatie naar een woon-werklocatie. De bestaande bedrijfsbebouwing aan Lollebeekweg 77 wordt hierbij getransformeerd tot levensloopbestendige woning. De bestaande bedrijfsbebouwing aan Lollebeekweg 75 wordt getransformeerd tot een kantoorgebouw dat tevens kan worden gebruikt voor een woonfunctie. Het kantoorpand wordt in beginsel gebruikt voor de administratieve werkzaamheden van een handelsonderneming in agrarische werktuigen met een aantal medewerkers. In het gebouw kan flexibel worden ingezet voor de woon- en kantoorfunctie, afhankelijk van de behoefte. Aan de achterzijde van de kantoorlocatie Lollebeekweg 75 wordt voorzien in ruim voldoende parkeergelegenheid voor de kantoorfunctie in de vorm van een parkeerplaats met 17 plaatsen.
De bestaande ontsluiting tussen de Lollebeekweg 75 en 77 wordt behouden en ingezet voor de woon-werklocatie Lollebeekweg 75. De woning Lollebeekweg 77 krijgt een eigen ontsluiting en parkeervoorziening op eigen terrein. Daarvoor wordt het bedrijfsgebouw Lollebeekweg 79 gesloopt. De bestaande kadastrale grens vormt de begrenzing tussen de locaties Lollebeekweg 75 en Lollebeekweg 77.
De verhardingen aan de voorzijde van de bedrijfsgebouwen wordt sterk teruggebracht, waardoor het aanzicht vanaf de Lollebeekweg verbetert. De ruimte aan de voorzijde van de woon-werklocatie wordt landschappelijk ingericht (zie onderstaand schetsontwerp) met onder andere heesters en fruitbomen. Aan de achterzijde wordt een solitaire fruitboom aangeplant.
Schetsplan van de ontwikkeling aan de Lollebeekweg 75 en 77
Hittegolven, hoosbuien en droogte zijn inmiddels bekende gevolgen van de niet meer te ontkennen klimaatverandering en gaan vaak gepaard met aanzienlijke schade en risico’s voor economie, gezondheid en veiligheid. Om schadelijke gevolgen van klimaatverandering zoveel mogelijk tegen te gaan, wordt in het voornemen een groot gedeelte van de aanwezige oppervlakteverharding weggenomen. De verwijdering van verhardingen kan worden gezien als een eenvoudig toepasbare klimaatadaptatiemaatregel, die bijdraagt aan de duurzaamheidsambities van de gemeente Venray. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de bestaande gebouwen bij de herontwikkeling.
In het huidige bestemmingsplan 'Castenray' is voor het gehele plangebied de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. Binnen deze bestemming is de gewenste herontwikkeling tot een woon-werklocatie niet mogelijk. Om het planvoornemen mogelijk te maken is een herziening van het geldend bestemmingsplan noodzakelijk.
In de volgende hoofdstukken wordt het transformeren van de bedrijfslocatie getoetst aan de geldende beleids-, milieu- en omgevingskaders.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. Deze visie is door het Rijk opgesteld in het kader van de nieuwe Omgevingswet, die per 1 juli 2022 in werking treedt. Aan de hand van een toekomstperspectief is hierin de langetermijnsvisie in beeld gebracht. Aan de hand van een toekomstperspectief is hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen een richting geven.
Samengevat zijn binnen de NOVI de opgaven die voortkomen uit de nationale belangen van het Rijk vertaald in vier integrale prioriteiten:
Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het Rijk de volgende drie afwegingsprincipes:
De aard en omvang van het planvoornemen is dusdanig gering, dat de kaders geschetst in het NOVI hiermee niet botsen. Met het realiseren van het planvoornemen is er sprake van een toekomstbestendige ontwikkeling van de kern van Castenray, waarbij de kenmerken en de identiteit van het gebied behouden blijven. Hiermee ligt het plan in lijn met de NOVI.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Deze ontwikkeling ligt niet in of nabij een gebied waar het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen. Daarom heeft het Barro geen consequenties voor het voorliggend plan.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per 1 oktober 2012 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'motivering duurzame verstedelijking' (voormalige ladder) opgenomen. Dit stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken.
De motivering duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.
Per 1 juli 2017 zijn een aantal wijzigingen op de eerdere ladder van kracht geworden. Op basis van deze gewijzigde tekst geldt in het geval dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dat de toelichting een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.
Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen.
Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen’.
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Het gaat hierbij zowel om fysiek ruimtebeslag als de wijziging of toevoeging van functies. Wel wordt voor woonontwikkelingen in jurisprudentie een grens aangehouden van 12 woningen voordat er gesproken wordt van een stedelijke ontwikkeling. Het planvoornemen maakt de transformatie van een bedrijfslocatie mogelijk naar een woon-werk locatie. Hierbij worden twee woningen toegevoegd aan de locatie. Er is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling.
Er is sprake van hergebruik van een bestaande locatie. Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat een nadere motivering aan de ladder voor duurzame verstedelijking achterwege kan blijven.
De Omgevingsvisie Limburg vervangt het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014) en is in een interactief proces met overheden, semioverheden, belangenvertegenwoordigers, andere partnerorganisaties en inwoners opgesteld. Deze visie bouwt deels voort op eerder gemaakte beleidskeuzes, op andere onderdelen hebben heeft de provincie Limburg nieuwe keuzes gemaakt.
De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijn (2030-2050) visie op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid en een gezonde leefomgeving in de Omgevingsvisie meegenomen.
Toekomstvisie Noord-Limburg: In het toekomstbeeld voor Noord-Limburg draagt de regio significant bij aan het bruto nationaal inkomen van Nederland. Inwoners en ondernemers verdienen een goed inkomen. De karakteristiek van de Maas en de Peel geeft richting én ruimte om ontwikkelingen mogelijk te maken. Hierbij wordt aangesloten op het Limburgse principe ‘zorgvuldig omgaan met onze ruimte en voorraden bovengronds en ondergronds’. Het samenspel tussen de ambities uit het regionale beleid, het toekomstperspectief van de locatie én het ontwikkelingsperspectief van de omgeving spelen hierbij een rol.
De steden en dorpen ontwikkelen zich verder tot veilige, gezonde en vitale gemeenschappen, met een sterke sociale structuur en identiteit, een aantrekkelijk cultureel klimaat en voldoende voorzieningen. Het is ook een veilige regio: de economische- en wooncentra in de regio zijn afdoende beveiligd tegen de toenemende hoogwaterrisico’s. Hierbij zijn de landschappelijke kwaliteiten alleen daar waar dat absoluut noodzakelijk is aangetast. Het zorgt ervoor dat mensen in de regio willen blijven wonen of zich er willen vestigen. Noord-Limburg bereidt zich voor op klimaatveranderingen. De ambitie is dat alle gemeenten in 2020 klimaatbestendig handelen en in 2050 zo goed als mogelijk klimaatbestendig zijn. Deze goede balans tussen mens, omgeving en welvaart is de randvoorwaarde voor de doorontwikkeling van de regio.
Wonen en Leefomgeving: In hoofdstuk 5 van de Provinciale Omgevingsvisie is de toekomstvisie voor ‘Wonen en leefomgeving’ beschreven. De provincie Limburg bekijkt woningbouwontwikkelingen vanuit een brede maatschappelijke context. Dat vraagt om een integrale aanpak, waarbij veiligheid en leefbaarheid altijd worden meegenomen. Daarnaast stimuleert de provincie verduurzaming en het levensloop bestendig maken van bestaande en nieuwe woningen.
Het is van belang dat eerst de kwaliteit van het bebouwd gebied op orde wordt gemaakt. Via het principe van de Ladder voor duurzame verstedelijking benutten de provincie de ruimte in bebouwd gebied optimaal. Dat betekent dat eerst leegstaand vastgoed hergebruikt en herbestemd wordt. Wonen is in principe alleen toegestaan in daarvoor bestemde woongebieden, hierop kunnen – tijdelijke – uitzonderingen worden gemaakt in de vorm van een flexibele schil.
De POVI is het richtinggevende kader op hoofdlijnen. Omdat de woonbehoeften snel veranderen en omdat er lokale en regionale verschillen zijn in de opgaven wat betreft wonen en leefomgeving, zijn meer gerichte uitwerkingen in provinciale, regionale en/of gemeentelijke programma’s, agenda’s en instrumenten noodzakelijk.
Met het planvoornemen wordt een bestaande verouderde bedrijfslocatie ingezet om te transformeren naar een woon-werklocatie. Hiermee wordt een inbreidingslocatie benut en een versteende locatie aan de rand (en ingang) van de kern Castenray landschappelijk ingepast en kwalitatief opgewaardeerd. Hiermee voldoet het planvoornemen aan de uitgangspunten die de Provincie Limburg stelt aan woningbouwprojecten en bedrijfslocaties.
Naast het POL2014 is ook de Omgevingsverordening Limburg 2014 op 12 december 2014 vastgesteld. Hierin staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL2014 juridische binding te geven.
Het POL 2014 zet sterk in op het zoveel mogelijk concentreren van nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied. In de omgevingsverordening komt dit tot uiting in de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 2). Daarin wordt gesteld dat een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, rekening houdt met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
Uit de kaarten behorende bij de Omgevingsverordening Limburg 2014 blijkt dat het plangebied ligt binnen de zone 'Bebouwd gebied'. Dit betekent dat de ontwikkeling in lijn is met de wens nieuwe stedelijke ontwikkelingen plaats te laten vinden binnen het bestaand stedelijk gebied.
Verder blijkt uit de kaarten dat het plangebied niet ligt binnen milieubeschermingsgebieden of beschermingszones ten behoeve van natuur en landschap. Het plangebied valt tevens niet binnen een Natura2000-gebied.
De Omgevingsverordening Limburg 2014 leidt niet tot beperkingen voor het planvoornemen.
In het Provinciaal Waterplan Limburg 2016-2021 staat het provinciale waterbeleid voor de komende jaren. Het provinciaal waterbeleid heeft betrekking op:
In stedelijk gebied zijn toekomstige problemen te verwachten als gevolg van watertekort en wateroverlast door hevige neerslag. Door het grote aandeel verharding en het bouwen in o.a. (droog)-dalen is het stedelijke gebied extra gevoelig geworden voor wateroverlast. Gemeenten dienen bij nieuwbouw en herstructurering 100% af te koppelen en bij bestaande bebouwing ‘maximale afkoppeling binnen grenzen van doelmatigheid’ als beleidslijn te hanteren. In het plangebied wordt zorgvuldig omgegaan met hemelwater en vuilwater (zie paragraaf 4.13). Daarmee past het plan binnen de ambities van de provincie.
De Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024 is opgezet om de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray en Peel en Maas en de provincie Limburg sturing geven aan de regionale woningmarkt. De regionale visie is bekrachtigd door de gemeenteraad van de gemeente Venray in de raadsvergadering van 22 september 2020. In de regionale visie wordt nadrukkelijk de link gelegd tussen de (toekomstige) bevolkingssamenstelling en de bestaande woningvoorraad in de regio.
De regio geeft aan voor twee grote opgaven te staan als het gaat om de woningmarkt:
Doordat er verschuivingen plaatsvinden in de demografische samenstelling van de bevolking, verandert de woonbehoefte kwalitatief. Door de veranderende samenstelling van huishoudens ontstaat een stijgende woonbehoefte aan nultredenwoningen en appartementen. In de regio wordt een afnemende woonbehoefte aan reguliere grondgebonden woningen geconstateerd, zowel in de huur- als de koopsector. Er zal met name ingezet moeten worden op de realisering van levensloopbestendige grondgebonden woningen.
In de Regionale Woonvisie wordt de nadruk gelegd op een goede leefbaarheid. Dit is mede belangrijk omdat er zoveel verschillende doelgroepen zijn, die allemaal hun plekje moeten zien te vinden in de regionale woningvoorraad. De regio streeft daarmee naar een inclusieve samenleving voor iedereen.
Het planvoornemen betreft de transformatie van een verouderde bedrijfslocatie naar een woon-werklocatie, waarbij twee nieuwe woningen mogelijk gemaakt worden. Deze woningen worden gerealiseerd in de bestaande bedrijfslocaties. De woonontwikkeling is kleinschalig en is afgestemd op een particuliere wens. Hiermee past het plan ruim binnen de bestaande planvoorraden die vastgesteld zijn in de Regionale Woonvisie Noord-Limburg.
De gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Peel en Maas, Venlo en Venray hebben de woningbehoefte voor de periode 2015-2025 in beeld gebracht met als doel om de woningbouwplannen af te stemmen, zodat een gezonde regionale woningmarkt ontstaat. Het aantal huishoudens in de regio Noord-Limburg zal naar verwachting verder stijgen in de periode 2015-2025. De meeste woningbehoefte wordt verwacht in de gemeenten Horst aan de Maas, Peel en Maas, Venlo en Venray. Wel is er in vrijwel alle kernen in Noord-Limburg sprake van meer plancapaciteit dan vraag. De bestaande plannen dienen daarom zorgvuldig te worden afgewogen. In het behoefteonderzoek wordt onder andere aangegeven dat een grote vraag is naar appartementen, vanwege de grotere hoeveelheid huishoudens ouder dan 55 jaar.
Het rapport 'Woningbehoefte Noord-Limburg 2015-2025' is meegenomen met het opstellen van de Woonvisie Venray 2017. Het planvoornemen maakt onderdeel uit van de plancapaciteit voor de gemeente Venray en wordt behandeld in deze visie. Het planvoornemen sluit aan bij de regionale woningbehoefte.
De gemeenteraad van Venray heeft op 2 november 2021 de Omgevingsvisie Venray vastgesteld. In de Omgevingsvisie laat de gemeente Venray zien voor welke uitdagingen ze staat en waar ze als gemeente naar toe wil in de toekomst. De Omgevingsvisie vormt de ruimtelijke vertaling van de strategische toekomstvisie (zie paragraaf 3.4.2 voor een korte omschrijving van de ambities uit de Toekomstvisie).
In de Omgevingsvisie wordt onderscheid gemaakt tussen het Centrumgebied, de Woongebieden, Werkgebieden, Agrarische gebieden en Natuurgebieden. De planlocatie Lollebeekweg 75-79 ligt in het 'Woongebied' van de kern Castenray (zie navolgende afbeelding).
Uitsnede Omgevingsvisie Venray met ligging van de planlocatie
Het planvoornemen voor de Lollebeekweg 75-79 is een inbreidinglocatie, die aansluit bij de bestaande behoefte en de wens van de gemeente om het grootste gedeelte van de woningbouwopgave binnen de bestaande stedelijke contouren te laten plaatsvinden. In de kern Castenray zet de gemeente in op de concentratie van woonfuncties. Dit kan onder andere worden bereikt door de transformatie van leegstaande locaties. De transformatie van de bedrijfslocatie Lollebeekweg 75-79 naar een woonlocatie kan hier een goede bijdrage aan leveren.
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het initiatief past binnen de ambities van de gemeente Venray, zoals deze zijn vastgesteld in de Omgevingsvisie Venray.
De gemeente Venray heeft samen met 1.500 inwoners de Toekomstvisie Venray opgesteld. Samen zijn vijf concrete ambities geformuleerd voor het Venray van 2030. In het Venray van 2030:
Het realiseren van nieuwe woningen binnen bestaand stedelijk gebied sluit aan bij de tweede ambitie (groen en sociaal wonen). Door een bestaand bedrijfsgebouw te gebruiken als wordt niet alleen (indirect) de doorstroom van de woningmarkt binnen de gemeente Venray bevorderd, maar wordt een verouderde bedrijfslocatie opgewaardeerd en groen ingepast. Er is bovendien binnen de Woonvisie Venray voldoende planvoorraad om te voorzien in de realisatie van de woning. Hiermee vormt de Toekomstvisie Venray geen belemmeringen voor het planvoornemen.
Het voornemen draagt bij aan de kwalitatieve ontwikkeling van Castenray. De Toekomstvisie Venray heeft geen verdere consequenties voor het planvoornemen.
De gemeente Venray heeft het kwaliteitsmenu uitgewerkt in de 'Structuurvisie Bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling gemeente Venray', vastgesteld op 20 december 2011.
Deze is gebaseerd op de gedachte dat ruimtelijke ontwikkelingen (bouwactiviteiten) leiden tot een verlies aan ruimtelijke kwaliteit en dat dit verlies moet worden gecompenseerd. Achterliggend doel is het behoud en waar mogelijk versterking van de (groene) kwaliteiten van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied. Het stedelijke gebied is in principe de plek waar stedelijke ontwikkelingen (woningbouw, bedrijvigheid etc.) thuis horen.
Met de voorgenomen ontwikkeling is sprake van een stedelijke ontwikkeling binnen de kern. Met de sanering van de voormalige fabriekslocatie is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Omdat het plan bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit binnen de kern van Venray, sluit het plan aan bij de Structuurvisie Bijdrage Ruimtelijke Ontwikkelingen. Het kwaliteitsmenu vereist geen extra investeringen in de ruimtelijke kwaliteit.
De netwerkennota formuleert een nieuw kader voor de inrichting van een goede en verkeersveilige infrastructuur en is daarmee de nieuwe basis voor een uitvoeringsprogramma van infrastructurele projecten. In de netwerkennota is uitwerking gegeven aan de hoogst scorende subdoelstelling “Hoogwaardig en compleet fietsnetwerk”. Binnen concrete projecten waar aan de infrastructuur wordt gewerkt, is de nota uitgangspunt voor functie, vorm en gebruik van de betreffende weg. Binnen een project wordt vervolgens de afstemming gezocht met andere beleidsvelden om de meest optimale oplossing te vinden. De netwerkkaarten zijn, hoewel uitgangspunt, dus niet per definitie in beton gegoten.
Binnen de kern van Castenray is de Lollebeekweg niet opgenomen als stroomweg, gebiedsontsluitingsweg, wijkontsluitingsweg of dorpverbindingsweg. De kern van Castenray wordt ontsloten via de Horsterweg (dorpverbindingsweg) en de A73 (stroomweg). Met het voornemen wordt één nieuwe inrit gerealiseerd op de Lollebeekweg. Het verkeer kan zich goed afwikkelen naar de Horsterweg (die als dorpverbindingweg fungeert). Hiermee is sprake van een gunstige verkeerskundige afwikkeling. Het planvoornemen past binnen de Netwerkennota.
In het gemeentelijke programma Koers op Wonen uit het voorjaar van 2021 zijn de ambities en uitgangspunten voor met name de kwantitatieve bouwopgave vastgelegd. De kwalitatieve opgave is daarin onderbelicht gebleven en is uitgewerkt in het Omgevingsprogramma Wonen. Zo zijn de eerdere vier actielijnen (versnellen, vergroten, veranderen en verduurzamen) aangevuld en vertaald naar vijf centrale thema’s:
Het voorliggend intiatief leidt tot een vergroting van de woningvoorraad en de leefbaarheid van de kern Castenray. Daarmee draagt het voornemen bij aan de doelen van het Omgevingsprogramma Wonen.
In het Gemeentelijk RioleringsPlan 2022-2025 heeft de gemeente Venray het beleid met betrekking tot de riolering en het (hemel)water vastgelegd. Verder wordt aangegeven welke investeringsprojecten en onderhoudsmaatregelen er voor de planperiode noodzakelijk zijn om de benoemde doelen te behalen.
In dit beleid is onder andere opgenomen dat bij een toename aan verharding een infiltratie- en/of hemelwatervoorziening moet worden aangelegd waarbij een bui van 60 mm kan worden verwerkt. In het voorliggend plan is sprake van een afname van oppervlakteverharding, waardoor vanuit het GRP van de gemeente Venray geen noodzaak bestaat om een infiltratievoorziening aan te leggen.
In het VTH-beleidsplan beschrijft de gemeente Venray het vergunning-, toezicht- en handhavingsbeleid van de gemeente Venray. Daarin worden prioriteiten gesteld en wordt beschreven welke strategieën worden gebruikt voor het uitvoeren van de werkzaamheden.
Venray gaat voor een gezonde veilige en duurzame leefomgeving. Toezicht en handhaving zijn instrumenten om de kwaliteit van de leefomgeving te vergroten en te waarborgen. Het beleid omvat vier stappen:
Het voorliggend bestemmingsplan is onderdeel van stap 1, waarin de gemeente Venray eenduidige publiekrechtelijke afspraken maakt met betrekking tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functies krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
Kenmerken planvoornemen
Het voorliggend bestemmingsplan ziet toe op de transformatie van een voormalige bedrijfslocatie naar een woon-werklocatie. De bestaande bebouwing aan Lollebeekweg 77 wordt hierbij getransformeerd tot levensloopbestendige woning. De bestaande bebouwing aan Lollebeekweg 75 wordt getransformeerd tot een woning met inpandig kantoor. Het kantoorpand dient ter ondersteuning van een handelsonderneming in agrarische werktuigen.
Een kantoor wordt aangemerkt als hinderveroorzakend (zij het in beperkte mate) en kent daarom een milieuzonering. Woningen worden niet aangemerkt als hinderveroorzakende functie en kennen daarom geen milieuzonering. Daarentegen geldt dat woningen wel worden aangemerkt als hindergevoelige functie.
Ten aanzien van de beoordeling van het aspect 'Bedrijven en milieuzonering' dient rekening te worden gehouden met enerzijds de milieuzonering binnen het plangebied (kantoorfunctie vs. woningen) en anderzijds de milieuzonering buiten het plangebied (effecten op de omgeving vanaf het plangebied en effecten op het plangebied vanaf de omgeving). In navolgende paragrafen wordt hier nader op ingegaan.
Milieuzonering binnen plangebied
Ten aanzien van de milieuzonering binnen het plangebied geldt dat met dit planvoornemen zowel hindergevoelige functies (woningen) als een hinderveroorzakende functie (kantoor) worden toegevoegd. Ter plaatse van Lollebeekweg 75 wordt voorzien in een kantoorpand met inpandige bedrijfswoning. Gezien het feit dat de inpandige woning onderdeel uitmaakt van het kantoor (c.q. de inrichting), geldt dat deze woning niet als hindergevoelige functie voor het kantoor wordt beschouwd. Voor de beoogde levensloopbestendige woning ter plaatse van Lollebeekweg 77 is dit wel het geval: de aanwezigheid van het kantoor op Lollebeekweg 75 mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de toekomstige woning aan Lollebeekweg 77.
Op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor een kantoor een grootste richtafstand van 10 meter voor geluid. De afstand tussen het bouwvlak van de woning Lollebeekweg 77 en het bouwvlak waarbinnen dienstverlening mogelijk wordt gemaakt bedraagt 13 meter. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand van 10 meter.
Verbeelding bestemmingsplan 'Lollebeekweg 75 en 77, Castenray' met ligging van de bestemmingen 'Wonen' en 'Dienstverlening'
In de toekomstige situatie zal de strook grond tussen het kantoorpand aan Lollebeekweg 75 en het woonperceel Lollebeekweg 77 worden gebruikt als inrit voor het kantoor. Tussen de twee gebouwen is slechts sprake van een beperkt aantal verkeersbewegingen ten gevolge van het bezoeken en verlaten van het kantoor. Aangezien sprake is van een kleinschalig kantoor is het aantal verkeersbewegingen van en naar het kantoor beperkt. Er wordt dan ook geen geluidshinder ten gevolge van het kantoor verwacht. De milieuzonering binnen het plangebied zal dan ook niet tot belemmeringen voor het planvoornemen leiden.
Effecten vanuit het plangebied op omgeving
In de toekomstige situatie zal de strook grond tussen het kantoorpand aan Lollebeekweg 75 en het woonperceel Lollebeekweg 77 worden gebruikt als inrit. Er vinden hier geen bedrijfsactiviteiten plaats. Ter plaatse van de inrit is enkel sprake van een aantal verkeersbewegingen ten gevolge van het bezoeken en verlaten van het kantoor. Aangezien sprake is van een kleinschalig kantoor is het aantal verkeersbewegingen van en naar het kantoor beperkt. Er wordt dan ook geen indirecte geluidshinder ten gevolge van het kantoor verwacht.
De dienstverlenende activeiten zullen inpandig plaatsvinden. Het kantoor leidt niet tot een negatief effect op het woon- en leefklimaat voor de naastgelegen woning Lollebeekweg 73. Daarbij geldt bovendien dat met dit planvoornemen de binnen het plangebied toegestane bedrijfsactiviteiten worden beperkt ten opzichte van de huidige mogelijkheden. In de bestaande situatie kan de bedrijfslocatie worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2, terwijl dienstverlening kan worden beschouwd als milieucategorie 1. Het plan leidt tot een verbetering ten opzichte van de huidige situatie, door het inperken van de bestaande toegestane bedrijfsactiviteiten. Hiermee wordt bijgedragen aan de verbetering van het woon- en leefklimaat aan de Lollebeekweg.
Effecten vanuit de omgeving op het plangebied
Binnen het plangebied wordt een nieuwe hindergevoelige functie (wonen) mogelijk gemaakt. Om die reden dienen hinderveroorzakende functies in de omgeving en de afstand tot de beoogde woningen te worden beoordeeld. In dit kader is de bedrijfslocatie Lollebeekweg 54a en 54b aan de overzijde van de weg het meest relevant. Op basis van het geldend bestemmingsplan zijn ter plaatse van deze bedrijfslocatie bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 1 en 2 toegestaan. De grootste richtafstand voor bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 2 bedraagt 30 meter. Formeel dient deze afstand gemeten te worden vanaf de grens van de inrichting tot aan de dichtstbij gelegen gevel van de hindergevoelige functie. In dit geval zou dit de afstand zijn tussen de grens van het bedrijfsperceel en de beoogde woonbebouwing binnen het plangebied.
Voor beide bedrijven op Lollebeekweg 54a en 54b geldt dat de bedrijfsactiviteiten uitsluitend plaatsvinden binnen de bedrijfsbebouwing, waarbij geldt dat aan de voorzijde (zijde Lollebeekweg) kantoren zijn gesitueerd. De buitenruimte aan de voorzijde is ingericht als parkeerterrein en groenzone. Hier vinden geen bedrijfsactiviteiten plaats. Ook is hier geen bouwvlak opgenomen, waardoor er ter plaatse geen mogelijkheden zijn voor de eventuele oprichting van nieuwe bedrijfsbebouwing.
Voor het uitvoeren van de bedrijfsactiviteiten moet in de huidige situatie reeds rekening worden gehouden met de aanwezigheid van de burgerwoningen Lollebeekweg 54 en Lollebeekweg 56. Gezien het feit dat in onderhavige situatie enkel sprake is van een parkeerterrein waar geen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden en de mogelijkheden om bedrijfsactiviteiten aan de voorzijde uit te breiden beperkt en niet gewenst zijn, wordt de richtafstand in het kader van de voorgenomen ontwikkeling gemeten vanaf de locatie waar daadwerkelijk de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden: de bedrijfsbebouwing die op de bedrijfslocatie aanwezig is.
De afstand tussen de bedrijfsbebouwing waar de bedrijfsactiviteiten van Lollebeekweg 54a en 54b plaatsvinden en de bouwvlakken van de toekomstige (woon)bebouwing binnen het plangebied bedraagt ca. 42 tot 48 meter (zie onderstaand figuur). Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand van 30 meter en kan worden aangenomen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat binnen het plangebied.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Castenray met afstanden tot bedrijfslocatie Lollebeekweg 54a en 54b
Andersom geldt dat de oprichting van gevoelige functies binnen het plangebied niet leidt tot beperkingen in de duurzame bedrijfsvoering van de bedrijven aan Lollebeekweg 54a en 54b. Deze bedrijven worden in hun bedrijfsvoering reeds beperkt door de woningen aan Lollebeekweg 54 en 56. Deze woningen grenzen direct aan het bedrijfsperceel. Indien één van de bedrijven een uitbreidingswens heeft, zijn de bestaande woningen aan Lollebeekweg 54 en 56 maatgevend. Zo geldt bijvoorbeeld dat bij een gewenste uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten in noordelijke richting (ter plaatse van de gronden die nu zijn ingericht als parkeerplaats), deze uitbreiding niet mag leiden tot hinder voor de bestaande omliggende woningen. Gezien het feit dat uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten in noordelijke richting rekening moet worden gehouden met de nabijheid van de omliggende woningen, kan worden gesteld dat de aanwijzing van twee nieuwe woningen op Lollebeekweg 75 en 77 niet leidt tot een nieuwe belemmering voor de bedrijven aan Lollebeekweg 54a en 54b verwacht.
Conclusie
Hiermee kan geconcludeerd worden dat met uitvoering van het planvoornemen voldaan wordt aan een goede inpassing met betrekking tot bedrijven- en milieuzonering. In de navolgende paragrafen zal nader ingegaan worden op individuele milieuaspecten.
Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden onderzocht of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Het plan voorziet in een bestemmingswijziging van 'Bedrijf' naar 'Wonen'. Om inzicht te krijgen of de bodem ter plaatse geschikt is voor een woonfunctie is door Archimil B.V. bodemonderzoek uitgevoerd.
Om een inschatting te kunnen maken van de bodemsituatie ter plekke, is door Archimil B.V. een historisch bodemonderzoek conform NEN 5725 uitgevoerd. Het onderzoek is toegevoegd als Bijlage 1 bij deze toelichting (rapportnr. C218132.008/PHE, d.d. 14 oktober 2021).
Uit dit vooronderzoek is bij locatie-inspectie van onderzoek onder de asfaltverharding een dunne slakkenlaag aangetroffen. Een boring heeft bevestigd dat er in de bodemlaag onder de asfaltverharding geen sprake is van bodemvreemde bijmengingen. Ter plaatse van het onverharde terrein is een zwakke bijmenging met puin en asfalt waargenomen.
Uit het historisch bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet volledig kan worden aangemerkt als 'onverdacht', waardoor een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 noodzakelijk is. Daarnaast geeft de aangetroffen zwakke tot sterke bijmenging met puin ter plaatse van het onverharde terrein geeft aanleiding tot een verkennend onderzoek naar asbest conform NEN 5707.
Naar aanleiding van de resultaten uit het historisch bodemonderzoek is door Archimil B.V. een verkennend bodem- en asbestonderzoek (NEN- 5740 en NEN-5707) en asfalstonderzoek (CROW210) uitgevoerd. Het onderzoek is toegevoegd als Bijlage 2 bij deze toelichting (rapportnr. C218132.001.008/PHE, d.d. 24 januari 2022).
Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat:
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de voorgenomen herziening van het bestemmingsplan.
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van gezoneerde industrieterreinen en/of spoorwegen. In paragraaf 4.1 Bedrijven en milieuzonering wordt omschreven op welke wijze wordt omgegaan met de ligging van de bedrijfslocatie Lollebeekweg 54a en 54b op korte afstand van de planlocatie. Er wordt geen geluidhinder verwacht op de planlocatie. Vanuit het aspect industrielawaai kan worden gesteld dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Omliggende bedrijven worden niet belemmerd in de bedrijfsvoering.
Vanwege de oprichting van twee nieuwe woningen (in bestaande bebouwing) moet het aspect wegverkeerslawaai worden beschouwd. Om deze reden is door Econsultancy een onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd (rapportnummer 17160.002, d.d. 18 oktober 2021). Dit onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 3 bij deze toelichting.
In het onderzoek is de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer bepaald voor beide nieuwe woningen. Hieruit blijkt dat voor beide locaties de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden.
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de Wet geurhinder en veehouderij geldt één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderij in de gehele gemeente. Voor niet vergunningverplichte veehouderijen en overige agrarische niet-vergunningplichtige bedrijven is het Activiteitenbesluit het toetsingskader.
De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Daarnaast geeft de Wet geurhinder en veehouderij gemeenten de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijk inrichting.
Met het voornemen worden binnen het plangebied twee nieuwe geurgevoelige objecten opgericht binnen de bebouwde kom. Gelet op het feit dat de locatie wordt omringd door geurgevoelige objecten in de vorm van burgerwoningen, vormt de ontwikkeling geen belemmering voor omliggende veehouderen. Voor de nieuwe geurgevoelige objecten dient daarnaast sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat. Uit de gemeentelijke basiskaart voor de achtergrondbelasting (zie onderstaande afbeelding) blijkt dat de achtergrondbelasting ter plekke kan worden geclassificeerd als 'redelijk goed'.
Kaart indicatieve achtergrondbelasting 2018 (bron: Kaartenbak Venray Open data) met ligging planlocatie
Op basis van de gemeentelijke beleidsregel van de gemeente Venray kan worden gesteld dat een maximale cumulatieve geurbelasting van veehouderijen (achtergrondbelasting) van 20 ouE/m3 wordt gehanteerd voor het bebouwd gebied van de kern Castenray. Aangezien op basis van de bovenstaande kaart kan worden gesteld dat sprake is van een maximale achtergrondbelasting van 13 ouE/m3, is sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plekke van de planlocatie Lollebeekweg 75 en 77.
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geur geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico's:
Omdat het planvoornemen bestaat uit het toevoegen van twee nieuwe kwetsbare objecten is de risicokaart beschouwd.
Uitsnede risicokaart met blauw omlijnd het plangebied (bron: risicokaart.nl)
Het plangebied is niet gelegen binnen de invloedsfeer van risicovolle inrichtingen, buisleidingen of transportroutes. Dichtstbijzijnde transportroute waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd is de A73. Deze is gelegen op ca. 500 meter afstand van het plangebied en biedt dus geen relevantie tot de hindergevoelige functie die opgericht wordt in het plangebied.
Dichtstbijzijnde risicovolle inrichting is gelegen op 310 meter van het plangebied. Ook dit is buiten de gestelde richtafstanden voor externe veiligheid. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is ter plekke van het plangebied hiermee niet aan de orde. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
In de Wet milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. Deze wet maakt onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er twee aspecten in beeld gebracht worden. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat. Ten tweede moet bekeken worden of het plan de luchtkwaliteit ‘niet in betekenende mate’ verslechtert. Indien het plan wel ‘in betekenende mate’ bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit, is het van belang om te toetsen of de grenswaarden niet overschreden worden. Indien geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt, kan het plan alsnog gerealiseerd worden.
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 % bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) (1,2 ìg/m³) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 % bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 woningen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen'.
Ingevulde NIBM-tool
Uit de bovenstaand ingevulde NIBM-tool blijkt dat het planvoornemen aangemerkt kan worden als NIBM, waardoor verdere toetsing op het aspect van luchtkwaliteit niet noodzakelijk is.
Naast een indicatie dat het planvoornemen niet voorziet in een betekenende mate van verslechtering van luchtkwaliteit, dient inzichtelijk gemaakt te worden dat er ter plekke van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Voor fijnstof (PM10) is in de Europese richtlijn luchtkwaliteit (2008/50/EG) als grenswaarde onder andere een dagnorm vastgelegd van 50 µg/m3 die niet meer dan 35 keer per jaar overschreden mag worden.
Uitsnede van de kaart van de NSL-monitoringstool, met concentraties op het dichtstbijzijnde rekenpunt t.o.v. het plangebied
Uit de kaart van de NSL-monitoringstool blijkt dat het dichtstbijzijnde rekenpunt ten opzichte van het plangebied (aan de Horsterweg, rekenpunt 230311) in totaal 10,385 normoverschrijdingsdagen op jaarbasis bevat (> 50 µg/m3). Hiermee blijft het plangebied ruim onder de vastgestelde Europese richtlijn luchtkwaliteit, en kan aangenomen worden dat er ter plekke van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. Per 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming van kracht. Deze wet vormt het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming en regelt de bescherming van flora en fauna, gebieden en bossen. Ook geeft de wet invulling aan de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn via de aanwijzing van Natura 2000- gebieden.
In deze paragraaf worden het aspect gebiedsbescherming en soortenbescherming los van elkaar beschouwd. In de subparagraaf gebiedsbescherming wordt ingegaan op de mogelijke aanwezigheid van soorten beschermd door de Wet natuurbescherming. In de subparagraaf soortenbescherming wordt ingegaan op de (mogelijke) aanwezigheid van soorten beschermd door de Wet natuurbescherming.
Er dient aannemelijk te worden gemaakt dat het plan geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Europees beschermde Natura2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura 2000: Het plangebied ligt op circa 5,9 km ten zuiden van het Natura 2000-gebied 'Boschhuizerbergen'. Andere Natura 2000-gebieden in de omgeving zijn de 'Maasduinen' (8,5 km) en de 'Deurnsche Peel en Mariapeel' (8,7 km). Gezien de afstand tot het plangebied zijn negatieve effecten met betrekking tot licht, trillingen en geluid op Natura 2000-gebieden uit te sluiten. Een negatief effect van het planvoornemen met betrekking tot het aspect stikstof is op voorhand echter niet uit te sluiten. Om deze reden is het aspect stikstof nader beschouwd met behulp van de AERIUS-calculator. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de (tijdelijke) emissie van stikstof in de aanlegfase (ook wel: realisatiefase) en de vaste stikstofemissie van het planvoornemen na ingebruikname (ook wel: gebruiksfase). Een notitie stikstofdepositie is bijgevoegd als Bijlage 4 bij deze toelichting. Uit deze notitie stikstofdepositie blijkt dat er ten aanzien van het planvoornemen geen significante stikstofdepositie op omliggend Natura 2000-gebied te verwachten is (>0,00 mol/ha/jaar). Gelet op dit is het voornemen niet vergunningplichtig aan de Wet natuurbescherming met betrekking tot stikstofdepositie.
Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden
Natuurnetwerk Nederland: Het plangebied is op circa 230 m gelegen van gronden die beschermd zijn binnen 'goudgroene natuurzone'. Deze goudgroene natuurzone vormt het Limburgse deel van het Nationale Natuurnetwerk (NNN). Binnen de goudgroene zone streeft de provincie naar behoud en beheer van de reeds aanwezige natuur, en de ontwikkeling van nieuwe natuur.
Aangezien het plangebied op redelijke afstand gelegen is van de goudgroene natuurzone, zijn er geen negatieve effecten van het planvoornemen op de instandhoudingsdoelen van de goudgroene natuurzone te verwachten.
Ligging plangebied ten opzichte van Natuurnetwerk Nederland (groene vlakken: goudgroene natuurzone)
Naast dat er onderbouwd moet worden dat het planvoornemen geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden veroorzaakt, is het aspect soortenbescherming ook relevant voor het aspect natuurbescherming. Aangetoond dient te worden dat er geen habitats aangetast worden van soorten beschermd door de Wet natuurbescherming.
Om het aspect soortenbescherming nader te onderzoeken, is door Econsultancy een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (rapportnr. 17160.001.D1, d.d. 14 oktober 2021). Deze quickscan is bijgevoegd als Bijlage 5 bij deze toelichting.
In de quickscan wordt geconcludeerd dat voor de geplande sloop en overige werkzaamheden aan de opstallen middels aanvullend onderzoek duidelijkheid te worden verkregen omtrent de aan- of afwezigheid van verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger.
Omdat de aanwezigheid van vleermuizen in de quickscan door de betreffende ecoloog niet kan worden uitgesloten, is het van belang dat de beoogde werkzaamheden goed in beeld zijn gebracht en wat de eventuele gevolgen kunnen zijn van de werkzaamheden voor de instandhouding van de beschermde soort. Per bestaand gebouw is nader beschouwd wat nodig is om er voor te zorgen dat geen sprake is van een overtreding van de Wet natuurbescherming.
De ingrepen aan de verschillende bedrijfsgebouwen kunnen als volgt worden omschreven:
Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het voornemen geen negatief effect heeft op beschermde soorten.
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect natuur geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
In Europees verband is als wettelijk toetsingskader het zogenaamde "Verdrag van Malta" tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.
In de Erfgoedwet van 2016 is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen, en hierin staat vastgelegd wat onder cultureel erfgoed (waar archeologie onder valt) wordt verstaan.
Om de bescherming op gemeentelijk niveau te borgen heeft de gemeente Venray een gemeentelijk archeologiebeleid opgesteld. Dit beleid wordt doorvertaald in de nieuwe bestemmingsplannen. Onderstaand is een uitsnede weergegeven van de archologische beleidskaart van de gemeente Venray met de ligging van het plangebied.
Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Venray met ligging plangebied
Het plangebied is gelegen binnen categorie 2 en 4 van de archeologische beleidskaart. Categorie 2 is geldend voor het lint van Castenray en betreft monumenten die betrekking hebben op historische kernen. Categorie 4 is geldend aan de noordzijde vanhet plangebied en betreft droge en natte gebieden met een hoge verwachting.
De categorieën zoals vastgesteld in de archeologische beleidskaart zijn doorvertaald in het geldende bestemmingsplan 'Castenray' onder de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 2'. Met het planvoornemen worden geen nieuwe gebouwen opgericht en vinden geen werkzaamheden plaats dieper dan 50 cm onder het maaiveld. Een archeologisch onderzoek kan daarom achterwege blijven.
Hiermee kan worden geconcludeerd dat het aspect archeologie geen belemmeringen vormt voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
Per 1 september 2017 is de Erfgoedwet in werking getreden. In een bestemmingsplan dient op grond van het Bro artikel 3.1.6 een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren. Om de cultuurhistorische waarden in het gebied en haar omgeving te beschouwen, is de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeenten Venray beschouwd.
Ter plekke van het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het aspect cultuurhistorie levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen.
Voor een goede infrastructurele inpassing van het planvoornemen is het belangrijk om de toekomstige verkeerskundige situatie ter plekke van het plangebied goed in beeld te brengen. Hierbij relevant is de verkeersgeneratie in de nieuwe situatie en het voldoen aan de gestelde parkeernormen van de gemeente Venray.
De gemeente Venray heeft haar beleid met betrekking tot parkeernormen vastgelegd in de Beleidsnota Parkeernormen. Deze beleidsnota is gebaseerd op de kencijfers uit de CROW-publicatie 'Toekomstbestendig parkeren: van parkeerkencijfers naar parkeernormen'. De gemeente Venray wordt aangemerkt als matig stedelijke gemeente conform CBS-gegevens. In de beleidsnota wordt het kerkdorp Castenray in zijn geheel aangemerkt als 'rest bebouwde kom'.
Het plangebied is gelegen aan de Lollebeekseweg, één van de doorgaande wegen binnen de kern Castenray. Hoewel het één van de wegen is waarlangs het lint van het kerkdorp is ontstaan, is de Lollebeekseweg geen hoofdweg betreffende verkeerskundige ontsluiting en geldt er een maximum snelheid van 30 km/u. De Lollebeekseweg ter hoogte van het plangebied naar de doorgaande Horsterweg, die een dorpontsluitingsweg vormt (zie 3.4.4 Netwerkennota).
Rekening houdend met de kencijfers van het CROW waarop de Beleidsnota Parkeernormen is gebaseerd, kan een inschatting gemaakt worden van de nieuwe situatie met betrekking tot verkeersgeneratie. Deze verkeersgeneratie kan in de nieuwe situatie uitgesplitst worden over het bedrijfsperceel Lollebeekweg 75 en het woonperceel Lollebeekweg 77. Voor de Lollebeekweg 75 wordt uitgegaan van de CROW-categorie 'Commerciële dienstverlening (kantoor met baliefunctie)', met een bvo van ca. 500 m2. Voor de Lollebeekweg 77 wordt uitgegaan van de CROW-categorie 'koop, woning, vrijstaand'. Uitgaande van de eerder benoemde parameters wordt (worst-case) uitgegaan van de volgende verkeersgeneratie:
In de nieuwe situatie is hiermee sprake van een verkeersgeneratie van 83 mvt/etmaal. Gezien er één vast kengetal is voor commerciële dienstverlening en het type bedrijfsvoering dat beoogd wordt voor de Lollebeekweg 75 niche van aard is (handelsonderneming op het gebied van agrarische machines) is het te veronderstellen dat dit een hoge inschatting van de werkelijke nieuwe situatie is.
In de nieuwe situatie is sprake van twee afzonderlijke opritten voor de Lollebeekweg 75 en 77. Hiermee wordt verkeerskundig de bedrijfslocatie afgesplitst van de woonfunctie en verdwijnt de gezamenlijke oprit. De Lollebeekweg sluit aan op de doorgaande Horsterweg; daarmee is sprake van een goede verkeerskundige afwikkeling.
Met het afscheiden van de opritten van de Lollebeekweg 75 en de Lollebeekweg 77 worden ook de parkeervoorzieningen afzonderlijk van elkaar gerealiseerd. Ten aanzien van het aspect parkeren dient voldaan te worden aan de vastgestelde parkeernormen in de beleidsnota. Voor de Lollebeekweg 77 geldt dat er in beginsel voldaan dient te worden aan de parkeernorm op eigen terrein. Bij deze woning kan op de oprit voldaan worden aan twee parkeerplaatsen.
Voor de locatie Lollebeekweg 75 worden in totaal 17 parkeerplaatsen voorzien aan de achterzijde van het perceel (zie 2.4). Voor een kantoor met baliefunctie geldt een parkeernorm van 2,9 pp per 100 m2. Uitgaande van een bvo van ca. 500 m2 dient het voornemen in ieder geval te voorzien in een parkeerbalans van 5 * 2,9 = 15 parkeerplaatsen. Met 17 parkeerplaatsen wordt hiermee voldaan aan de geldende normering.
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de aspecten verkeer en parkeren geen belemmeringen vormen voor het planvoornemen.
Door het plangebied lopen geen planologisch relevante leidingen. Ook worden er met het planvoornemen geen grondroerende werkzaamheden voorzien. Het aspect leidingen vormt daarom geen relevantie tot de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
Op veel locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers, granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Het gehele grondgebied van de gemeente Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, dient uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE). Met behulp van het explosievenonderzoek worden de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart gebracht. De gemeente Venray adviseert bij grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen een detectieonderzoek uit te (laten) voeren. Dit onderzoek dient plaats te vinden in het kader van de Arbowetgeving en is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet juridisch afdwingbaar. Het is echter te allen tijden de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de grond om bij grondwerkzaamheden te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding.
De waterparagraaf geeft een beschrijving van de beleidsuitgangspunten, waterhuishoudkundige situatie en wateropgaven in het plangebied, (motivatie van) meest geschikte oplossingen en ruimtelijke consequenties daarvan. Indien aan de orde, is tevens het advies van het waterschap in de waterparagraaf verwerkt.
Bodemopbouw en grondwater: Het plangebied is gelegen op een hoge zwarte enkeerdgrond met lemig fijn zand (BIS-codering zEZ23). Op het plangebied is sprake van een grondwatertrap VII (GHG 80-140 cm, GLG > 120 cm). Het maaiveld van het plangebied ligt op een hoogte van 24,0 tot 24,4 m + N.A.P.
Oppervlaktewater: Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Ook ligt het plangebied niet in beschermde zones voor waterkeringen.
Uitsnede legger wateren Waterschap Limburg
Hemelwater: Momenteel is er op het plangebied sprake van een sterk versteend maaiveld. Een groot gedeelte (ca. 2.360 m2) van het plangebied is verhard. Deze verharding betreft bebouwing, maar ook de gezamenlijke op- en afrit.
Natuurwaarden: Het plangebied is niet gelegen binnen beschermde natuurzones of hydrologische beschermingszones.
Waterbeheerplan 2016-2021: Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benutten bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Het waterschap vraagt bij een watertoets specifiek aandacht voor de volgende punten:
Keur Waterschap Limburg: In de Keur Waterschap Limburg staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels. In de navolgende paragraaf 5.16.4 worden de gevolgen van de plannen op de waterhuishouding omschreven en de wijze waarop met de Keur wordt omgegaan. Voor de vergunningplichtige werkzaamheden wordt bij het Waterschap Rivierenland een watervergunning aangevraagd.
Wateradvies Waterschap Limburg: Gemeenten zijn verplicht een wateradvies in te winnen bij plannen voor nieuwbouw of herstructurering in de gemeente. Het waterschap heeft een aantal toetsingspunten opgesteld waar ruimtelijke plannen aan worden getoetst.
Gemeentelijk Rioleringsplan Venray: De gemeenteraad van de gemeente Venray heeft op 14 december 2021 het Gemeentelijk Rioleringsplan Venray 2022-2025 vastgesteld. In het GRP is onder andere een handreiking opgenomen voor het hemelwaterbeleid (zie navolgende figuur). Voor nieuwbouw, uitbreiding, herbouw en inbreiding met een oppervlakte groter dan 50 m2 geldt volgens het gemeentelijk beleid een waterbergingseis van 60 mm per m2 verhard oppervlak.
Handreiking Hemelwaterbeleid (Uit: Gemeentelijk Rioleringsplan Venray 2022-2025)
Met het planvoornemen worden geen nieuwe bouwwerken geplaatst. De locatie Lollebeekweg 79 wordt gesloopt om een nieuwe oprit te realiseren voor de locatie Lollebeekweg 77. De voorzijde van het plangebied is in de huidige situatie volledig verhard en wordt met het plan vergroend. Netto neemt met uitvoeren van het planvoornemen de verharding ter plekke van het plangebied af. Op de navolgende afbeelding is een vergelijking weergegeven tussen de huidige en toekomstige situatie, waaruit blijkt dat de oppervlakteverharding op de locatie sterk afneemt. Ook blijven in beginsel de bestaande aansluitingen op het riool behouden.
Vergelijking planvoornemen (links) en huidige situatie (rechts)
Er is voldoende ruimte aanwezig op het terrein om te voorzien in een waterberging van 100 mm in 24 uur. De twee gebouwen hebben samen een oppervlakte van circa 890 m2. Daarnaast is terreinverharding aanwezig. De totale bergingsopgave voor de bebouwing bedraagt 0,1 m3/m2 * 890 m3 = 89 m3. Daarnaast is sprake van een opgave van de verhardingen. Wanneer wordt gewerkt met halfverhardingen kan deze opgave worden beperkt. Het hemelwater kan maximaal worden afgekoppeld en worden geïnfiltreerd in de bodem. Daarnaast zijn er mogelijkheden om een groen dak aan te leggen. De exacte dimensies van de waterberging en voorzieningen wordt nader uitgewerkt. Het plan kan voldoen aan alle voorwaarden van de gemeente (vanuit het GRP) en het waterschap (vanuit het wateradvies) en is daarmee uitvoerbaar.
Ten aanzien van het aspect waterhuishouding is een digitale watertoets uitgevoerd. Een samenvatting van deze watertoets is bijgevoegd als Bijlage 7 bij deze toelichting. Uit deze watertoets blijkt dat er geen belangen van het waterschap geraakt wordt met het uitvoeren van het planvoornemen. Wel wordt het Waterschap Limburg geïnformeerd over het voornemen en meegenomen in de verdere planprocedure. Gelet op dit levert het aspect waterhuishouding geen belemmeringen op voor het planvoornemen.
In een duurzame leefomgeving wordt bewust omgegaan met energie, klimaat, grondstoffen, ruimte, water en groen. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn een logisch moment om de verschillende aspecten van duurzame stedenbouw vanaf het begin in de planvorming mee te nemen.
Dit betekent dat in een stedenbouwkunidg ontwerp reeds rekening gehouden kan worden met ruimte voor dubbel functiegebruik, zoals duurzame energieopwekking in de openbare ruimte (rekening houdend met de architectuur), of aan eventuele ruimtereservering en invulling voor toekomstige verdeelstations voor energie in een gebied en/of buurt.
In de voorgaande paragraaf (4.13 Waterhuishouding) is omschreven op welke wijze dient te worden omgegaan met een klimaatadaptatieve waterhuishouding. Het is belangrijk dat bij intensieve regenbuien geen wateroverlast ontstaat. Hemelwater moet op zorgvuldige wijze worden verwerkt. Een groot gedeelte van de bestaande oppervlakteverharding
In Europa is afgesproken dat gebouweigenaren bij een grondige renovatie van een gebouw ook verduurzamingsmaatregelen moeten nemen, zoals de installatie van een warmtepomp of zonnepanelen. Een renovatie is ingrijpend als van de buitenzijde 25 procent of meer wordt vernieuwd, veranderd of vergroot én de verwarmings- of koelinstallatie wordt aangepast. Na renovatie moet de energie die de pandeigenaren gebruiken voor een deel afkomstig zijn uit duurzame bronnen.
Voor de herontwikkeling van de Lollebeekweg 75 en 77 worden diverse verduurzamingsmaatregelen genomen. Muren, vloeren en plafond zullen worden geïsoleerd. De gebouwen worden zodanig geïsoleerd dat deze met een warmtepomp kunnen worden verwarmd. De elektriciteit voor een of meerdere warmtepompen zullen worden geleverd door zonnepanelen die op het platte dak komen te liggen. Daarnaast wordt een zonneboiler geïnstalleerd, waarmee water kan worden opgewarmd. Met de genoemde maatregelen is sprake van een forse verduurzamingsslag.
Het plan wordt klimaatadaptatief ingericht en draagt met de hierboven genoemde maatregelen bij aan de verduurzaming van de woningvoorraad van de gemeente Venray.
Op de verbeelding is met behulp van de methode uit SVBP 2012 de bestemming van de gronden aangegeven. De bijbehorende bepalingen zijn vervolgens opgenomen in de planregels. De verbeelding brengt de planregels in beeld. De planregels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels
Dit hoofdstuk bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft het artikel 'begripsbepalingen' waarin is toegelicht wat onder bepaalde begrippen wordt verstaan. Het tweede artikel is 'Wijze van meten', waarin is aangegeven hoe de benoemde maatvoering moet worden gemeten.
2. Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk betreft een nadere verklaring van de bestemmingen die op de verbeelding zijn aangegeven. De gehanteerde bestemmingen zijn in paragraaf 5.2 kort toegelicht.
3. Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regelingen opgenomen die zijn bedoeld voor meer dan één bestemming. De gehanteerde algemene bepalingen zijn kort toegelicht in paragraaf 5.4
4. Overgangs- en slotregels
Binnen de overgangsbepalingen is geregeld dat bouwwerken en plannen die (legaal) bestaan op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt, maar die in strijd zijn met het bestemmingsplan, mogen worden herbouwd mits er geen veranderingen plaatsvinden in aard en omvang. In de slotregel is de officiële naam van het bestemmingplan genoemd. Deze naam moet worden gebruikt om te verwijzen naar het plan.
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat het gebruik van de gronden voor de verschillende toegestane functies direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning hebben verleend, welke dient te voldoen aan onder meer de bouwregels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hierna een korte toelichting.
Bestemmingsomschrijving
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden ‘met daaraan ondergeschikt’. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.
De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat, met het oog op de raadpleegbaarheid, ook inrichtingsaspecten. Zo kan er worden bepaald dat de betreffende gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van de toegestane functies. Daarnaast kan in de bestemmingsomschrijving worden aangegeven dat het behoud van bepaalde karakteristieken of waarden wordt nagestreefd. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan cultuurhistorische waarden.
Bouwregels
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels weergegeven. Hierbij wordt in ieder geval een onderscheid gemaakt tussen de regeling van (hoofd)gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen.
Nadere eisen
Nadere eisen kunnen worden gesteld ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de omgevingsvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.
Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de toegestane bouwregelingen. Deze vergunning is niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvoor een vergunning wordt verleend, welke maximale afwijking kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder vergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien de afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (de algemene regels).
Specifieke gebruiksregels
Het is verboden gronden te gebruiken en/of te laten gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. In specifieke gebruiksregels kunnen bepaalde functies, in aanvulling op de bestemmingsomschrijving, nog expliciet worden genoemd als zijnde verboden gebruik.
Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel vergunning kan worden verleend ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via afwijkingsbevoegdheden geen ‘nieuwe’ functies kunnen worden toegestaan. De afwijking dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of bestemmingsplanherziening.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Met een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een werk of werkzaamheid worden verbonden. Onder deze inrichtingsactiviteiten valt niet het bouwen en het gebruiken. Een vergunningenstelsel wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden, ecologische waarden of de groen- en/of waterstructuur. Een vergunningenstelsel kan in specifieke en bijzondere situaties worden opgenomen in verband met bijvoorbeeld het verwijderen van waardevolle boombeplanting.
Binnen dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen:
Wonen: De locatie Lollebeekweg 77 wordt in het bestemmingsplan 'Lollebeekweg 75 en 77, Castenray' bestemd als 'Wonen'. Hierbij vormt het bestaande bedrijfsgebouw de begrenzing voor het bouwvlak. De maximum goothoogte wordt vastgelegd op basis van de hoogte van de bestaande bebouwing.
Dienstverlening: De locatie Lollebeekweg 75 wordt in het bestemmingsplan 'Lollebeekweg 75 en 77, Castenray' bestemd als 'Dienstverlening'. Ter plekke van deze aanduiding is het gebruik voor dienstverlening in de vorm van een kantoor toegestaan. Daarnaast kan het gebouw ook worden gebruikt als woning.
Waarde - Archeologie 2 en 4: De bestaande archeologische dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4' worden in dit bestemmingsplan 'Lollebeekweg 75 en 77, Castenray' overgenomen uit het geldende bestemmingsplan 'Castenray'.
De algemene regels omvatten de standaardregels zoals de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemen aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en overige regels.De algemene regels zijn overgenomen uit het bestemmingsplan 'Castenray'. Daarnaast zijn de standaard overgangs- en slotregels opgenomen.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Er is geen sprake van een bouwplan conform artikel 6.12 van de Wro; het is niet noodzakelijk om een anterieure overeenkomst op te stellen. Wel is een planschadeovereenkomst gesloten tussen intiatiefnemer en gemeente. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventuele kosten niet voor rekening van de gemeente komen, maar voor rekening van de intitiatiefnemer. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de economische en financiele uitvoerbaarheid van het project voldende is gegarandeerd.
In het bestemmingsplanproces bestaan diverse mogelijkheden tot communicatie met de omgeving. In het kader van de haalbaarheid heeft initiatiefnemer de omwonenden geïnformeerd over de plannen.
Hiervan is een verslag toegevoegd als Bijlage 8 bij de toelichting.
In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen, en met de besturen van de provincie en het Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.
In het kader van het vooroverleg is het plan toegezonden aan de provincie Limburg en het waterschap Limburg.
Provincie Limburg: De provincie heeft op 27 juni 2022 een vooroverlegreactie toegezonden. De provincie geeft aan dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Het provinciaal beleid werkt adequaat door in het voorliggend bestemmingsplan.
Waterschap Limburg: Het waterschap heeft op 27 juni 2022 een vooroverlegreactie toegezonden. Het waterschap adviseert het plan zodanig aan te passen, dat hemelwater kan worden geborgen tot minimaal 100 mm in 24 uur. Het advies van het waterschap is verwerkt in de waterparagraaf. Het waterschapsbelang is daarmee voldoende geborgd.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode wordt eenieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Er is één zienswijze ingediend. De zienswijze is samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie in Bijlage 9.
Het planvoornemen zal gezien het bovenstaande recht doen aan een goede ruimtelijke ordening, als bedoeld in artikel 3.1 Wro. De bestemmingswijziging betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.